van het Conservatorium volgen, het Fransch niet voldoende machtig zijn om met nut Fransche lessen te volgen, en dat het bijgevolg van het grootste gewicht is dat de professoren eene voldoende kennis van onze taal bezitten.
De Commissie van onderwijs Mijnheeren, denkt dat de Academie bevoegd is om de Vlaamsche belangen op het gebied van het onderwijs te handhaven en te verdedigen, en zij houdt zich overtuigd dat de bovengemelde feiten door den achtbaren heer Minister, de heer Baron van der Brugghen, niet klaar voor oogen zijn gelegd geworden. Hij is een Gentenaar, onze taal aangekleefd, en weet, zoo goed als wie ook, welke de taaltoestand in onze stad is. Uwe Commissie heeft, bijgevolg, de eer aan de Academie voor te stellen dat het Bestuur aan genoemden heer Minister eenen brief zou schrijven om hem kennis van deze feiten te geven, en er op aan te dringen dat, in het belang van de kunst en van onze bevolking, ons Conservatorium niet verfranscht worde. Ik zal er bijvoegen dat het wellicht van groot nut zou zijn dien brief aan den heer Minister persoonlijk te overhandigen, anders zou het kunnen gebeuren dat hij enkel te recht zou komen bij de ambtenaren, die de bovengemelde maatregelen hebben voorgesteld...
De vergadering, door den heer Bestuurder geraadpleegd, neemt eenstemmig het voorstel van de Commissie van onderwijs aan.