[Hulde aan Mathilda Ramboux, door den heer Th. Coopman]
Den 12n Juli ll., te middernacht, ontsliep te Antwerpen Mej. Mathilda Ramboux.
Als bestuurder der Academie heb ik het mijn plicht geacht de begrafenisplechtigheid der betreurde dichteres bij te wonen, met de heeren leden Daems, Janssens, Segers, Muyldermans en de la Montagne.
Een der hoeken van het baarkleed werd gehouden door onzen geachten oud-bestuurder Daems, den vertrouwden vriend der beproefde familie.
Het verlies van Hilda Ram is een gevoelige slag voor onze vaderlandsche letteren, die haar menig stuk lieve, frissche poëzie danken. Haar ‘Klaverken uit 's levens akker,’ bewees dat zij eene geboren dichteres was. Met hare Gedichten won zij het eeregoud in den vijfjaarlijkschen wedstrijd voor het 8e tijdvak (1885-1889).
Als verslaggever van den Academischen keurraad is het mij destijds een geluk geweest hare verdiensten in 't licht te mogen stellen. Sedertdien verrijkte zij onze letterkunde met nog vele lezenswaardige gedichten en novellen Onze jeugd schonk zij het Wonderland, dat zij met hare taal- en kunstlievende vriendin, Mej. Belpaire bewerkte.
Ons volk heeft Hilda Ram bewonderd tijdens haar kortstondig leven. Het zal hare gedachtenis vereeren en de te vroeg ontslapene blijven liefhebben in hare werken, in de bloemen van haar rein gevoelig hart en van haren fijnen, edelen geest. (Algemeene instemming.)