| |
Vijfde prijsvraag.
Eene volledige Kunst- en Vakwoordenlijst over het ambacht van den ‘Loodgieter en Zinkbewerker’ (met het oog op de bouwkunde), zooveel mogelijk met bijvoeging van de afbeelding der opgegeven voorwerpen en van de Fransche, Hoogduitsche en Engelsche benamingen.
Verslag van den heer Coopman, eersten verslaggever.
Het eenig ingezonden antwoord (kenspreuk: Leer te kunnen wat gij doet) bestaat uit 5576 geheel of gedeeltelijk beschreven bladen (gr. 21 cm × 17 cm). Het bevat 5100 behandelde Nederlandsche vakwoorden, en, behalve talrijke Engelsche en Hoogduitsche, 3350 Fransche benamingen; tevens ongeveer 200 Waalsche.
724 fraaie penteekeningen, - echt kunstwerk, - verklaren woord en tekst.
Daarin zijn het Voorbericht (21 bl.) en een Bijvoegsel (19 bl. en 8 teekeningen) niet begrepen.
| |
| |
Tot de samenstelling van zijn werk, heeft de Verzamelaar 61 Nederlandsche, Fransche, Hoogduitsche en Engelsche vak- en woordenboeken ingezien; ook de Idiotica van de Bo en Schuermans.
Het oudere woord ging nij opzoeken in de stadsrekeningen van Brugge, Gent, Ieperen en elders; het nieuwere vond hij o.a. in de ‘lastkohieren’ van het Ministerie van Spoorwegen, Posterijen en Telegrafen; in de catalogussen en verslagen van de tentoonstellingen der Loodgietersschool te Brussel en der Diderot-ambachtsschool te Parijs; ook in de prijslijsten van Belgische, Nederlandsche, Fransche, Duitsche en Engelsche fabrieken; het nog ongeboekte, het vliegende woord ving hij op in werkhuizen te Antwerpen, Blankenberge, Brugge, Brussel, Dendermonde, Geeraardsbergen, Gent, Loven, Meenen, Middelkerke, Nieuwpoort, Oostende, Sint-Nicolaas, Turnhout enz.
Al die moeite is niet onbeloond gebleven: zijn Benedictijnerwerk dwingt de bewondering af voor het geduld en de vlijt, den tijd en de kennis, welke daaraan ten koste zijn gelegd. Alles getuigt dat de Steller zijne zware taak met liefde aangevat en met geestdrift volbracht heeft.
Leer te kunnen wat gij doet, is niet alleen eene voortreffelijke verzameling van vakwoorden, maar tevens een zeer leerrijk handboek: dank zij gepaste ophelderingen, nuttige wenken en wetenswaardige mededeelingen, zal dit werk den leeraars en leerlingen in onze nijverheids- en ambachtsscholen, ook bouwmeesters en ingenieurs welkom
| |
| |
wezen. Voor het Woordenboek der Nederlandsche taal is het eene goede aanwinst, en eene degelijke bijdrage tot het Algemeen Nederlandsch Vaken Kunstwoordenboek, dat eenmaal komen zal
In deze verzameling zijn vele hoofdzaken breedvoerig behandeld, zoo b.v.: de dakbedekking, de slabbe, het soldeeren, het oudere en het nieuwere gereedschap. Wat de ervaren loodgieter en de zinkbewerker van de bouwkunde kennen moeten, is zorgvuldig aangestipt en uitgelegd.
Van Schuermans en de Bo is niets overgenomen tenzij na wikken en wegen. Zelfs de gewestelijke uitspraak van sommige woorden is niet vergeten.
Jan en aliemans-woordjes heeft de Verzamelaar, volledigheidshalve, niet geweerd. Dat spreekt vanzelf. Van het oogenblik, dat ze tot de taal van het behandelde ambacht behooren, moest hij niet onderzoeken of ze daarbuiten gemeengoed zijn. Een kunstwoordenaar, die enkel geheel onbekende termen geven zou, is wèl denkbaar, misschien wenschelijk in louter philologisch opzicht, maar voor het bedrijfsonderricht geenszins aanbevelenswaardig, allerminst in Vlaamsch-België, waar zelfs het algemeen gekende vatbaar is voor zuivering van uitspraak en schrijfwijze.
Met het oog op de veelzijdige vakkennis van den Schrijver, mag het bevreemden, dat hij uit bestekken van provincie- en gemeentebesturen enkele woorden heeft overgenomen zonder vooraf onder- | |
| |
zocht te hebben of ze wel iets anders zijn dan letterlijke vertalingen uit het Fransch.
Aldus, blz. 5061: Waterkasteel voor Château-d'eau. Het gebruikelijke woord is Waterhalte.
Blz. 835, 837, 4025, 4592: Mannelijk en vrouwelijk uiteinde voor Bout mâle et bout femelle (tuyaux). In stede van mannelijk en vrouwelijk, schrijve hij ingaande en innemend.
Blz. 4456: Terugneming voor reprise de vieux matériaux. Daarmede wordt bedoeld overneming van oud lood of zink tegen geld of nieuwe koopmanschap.
Blz. 5063: Waterkolom voor colonne d'eau. Waterzuil is het beste woord.
Blz. 4457, mag hij terugstoot voor coup de bélier, vervangen door terugstuiting (van 't water).
Van de in 't Nederlandsch gestelde bestekken, plans, voorwaarden en bepalingen van het Ministerie van Spoorwegen enz. heeft de Verzamelaar ruim gebruik gemaakt. Eenige woorden zijn hem echter ontsnapt: b.v.: ‘aftapkraan en sproeibuis’, die deel uitmaken van eene volledige waterleiding; ‘deurkraan en waterinlaat’ die tot de privaattrechters behooren. Verder vertakkingsbuis, luchtzuiger.
In de volgende bepalingen uit die bescheiden, zijn hem nog een paar woorden ontgaan:
a) | De uitloospijpen der goten te voorzien van beweegbare bolle roosters van zink zwaar 927 kg. per M2; |
b) | Het aanbrengen van voetloot, lood voor
|
| |
| |
| afdekkingen van zandsteenen lijsten, voor slabben, zalingen, uitloopen van gooten, voor privaatleidingen, voor giet- en stellood... |
Al de daarin aangehaalde woorden zal hij insgelijks aantreffen in Noordnederlandsche bestekken (hoofdstuk: Loodwerken, Zinkwerken).
Blz. 469 geeft hij op: Bekapping. Er bestaat eenig verschil tusschen bekapping en overkapping, een woord, dat hij niet aanteekent.
Om de afleiding van sommige woorden, gelieve hij zich liefst niet te bekommeren. Etymologische vaardigheid wordt van hem niet gevergd. Met aanwijzing van den Vlaamschen oorsprong van enkele der opgegeven Waalsche woorden zou hij, in dat opzicht, ruimschoots voldoen.
Voor de Alphabetische registers der Nederlandsche. Hoogduitsche, Fransche, Engelsche en Waalsche woorden en uitdrukkingen, die in dit werk voorkomen, kan het Handboek der Mechanische Technologie (Dr. Karl Karmarsch - G. Kuyper Hz.) tot model of tot gids dienen.
Besluit:
Leer te kunnen wat gij doet is een uitmuntend werk; het verdient ten volle den uitgeloofden prijs. De Koninklijke Vlaamsche Academie zal, naar ik hoop, niet aarzelen het ten spoedigste te laten drukken en te verspreiden: het zal veel nut stichten.
Brussel, 4 April 1901.
| |
| |
| |
Verslag van den heer J.-A. van Droogenbroeck, tweeden verslaggever.
‘Leer te kunnen wat gij doet’ is eene prachtige verzameling; het is wel het beste en volledigste der vakwoordenboeken, die mij onder de oogen zijn gekomen. Ik sluit mij dus onvoorwaardelijk aan, bij het voorstel van mijnen geachten collega M. Coopman; de Koninklijke Vlaamsche Academie zal weldoen, den uitgeloofden prijs toe te kennen en hare reeds aanzienlijke en naar waarde geschatte reeks vakwoordenboeken te verrijken met de uitgave van dit gewrocht.
Ik wensch dat zulks zoo spoedig mogelijk geschiede.
Daar, voor mij, geen twijfel bestond, aangaande de uitspraak mijner twee collega's, heb ik op het handschrift reeds een aantal nota's geschreven, in de hoop, dat de steller daaruit eenig nut moge trekken bij het gereedmaken der kopij.
Ook zijn hier en daar kleine ophelderingen verzocht en bij het reeds aanzienlijk getal flink geteekende schetsen er nog eenige meer gevraagd.
In taalkundig opzicht heb ik nu en dan wat verderen uitleg begeerd; zoo b.v. het onderscheid dat bij den loodgieter en zinkbewerker gemaakt wordt in de benamingen kabel, koord, lijn, pingel, streng, touw, zeel, enz.
Wat de lijst der Fransche, Waalsche, Duitsche en Engelsche woorden betreft, zou ik willen, dat de Nederlandsche daarnaast gegeven werden.
| |
| |
Immers, zoo het nuttig is dat de Nederlander in deze tafel verneme hoe de Fransche, Waalsche, Duitsche, Engelsche vertaling van den Nederlandschen naam klinkt, zoo is het niet minder nuttig - en voor de uitbreiding der kennis van onze taal, ja, een goed middel - dat de vreemdeling hier ook vinde hoe wij de zaak noemen.
Daar, nu onder het artikel van het echt Nederlandsch woord, al de gelijkbeteekenende gewestwoorden verzameld staan, zoo zal, door deze regeling, de vreemdeling niet alleen den waren Nederlandschen term, maar ook de volkswoorden leeren kennen voor de vertaling van zijn woord.
Dit is van belang; want, gaan onze ambachtslieden buiten het land, hier komen ook vreemden hun bedrijf uitoefenen en verkeeren met onze mannen van het vak; vooral in groote bouwwerken komt dit geval menigmaal voor.
Sommige uit lastkohieren opgenomen woorden zijn door den Steller onderzocht en niet juist bevonden, en dit met grond; - kleine vergissingen en - zeer weinig - gewaagde gissingen zijn op de proef te verhelpen.
Als woordenboekschrijver wil ik mij volgaarne ten dienst stellen van den bewerker dezes Vakwoordenboeks hetwelk, zooals ik hooger verklaard heb, het volledigste en verdienstelijkste is dat ik tot nog toe heb aangetroffen.
| |
| |
| |
Verslag van den Heer de Vos, derden verslaggever.
Met een gevoel van eerbied aan den schrijver en bewondering voor zijn werk, stem ik het voorstel bij - mijner geachte medeleden, Van Dr. en C., strekkende tot bekroning van het eenig ingezonden hs. voor den wedstrijd, aangaande vak- en kunstwoorden van loodgieter en zinkwerker.
Op voortreffelijke wijs is daarin de prijsvraag beantwoord. Rijk is de woordenschat, helder de verklaring, uiterst nauwgezet de heele bewerking. En de menigvuldige schetsen, dat zijn geene eigenlijke schetsen meer; het is af- en uitbeelding, lijk in betastbare stof gebeiteld en zoo aanschouwelijk uitspringend, alsof de geteekende voorwerpen zoomaar met de hand van het papier waren af te nemen.
Ook vond ik een kostelijk genoegen in het nieuwsgierig en leerzaam onderzoek der lijvige bundels kopij. Ik betreur, dat het uitgestoken prijsgeld zoo laag is. Een loon van 1000 fr. scheen mij nog bijlange na niet evenredig met de waarde van die overschoone woordenlijst.
Eene woordenlijst? Veel meer is het. Zij mag een woordenboek genoemd worden, op zijn Larousse's, en waarin merkelijk meer wordt gegeven dan vereischt werd.
Behalve de onontbeerlijke uitlegging der woorden, bestaat een ruim deel van den inhoud uit
| |
| |
les en leering van zaken en bijzaken, van ver of dicht in betrekking met het behandeld onderwerp; als daar zijn andere ambachten, met lood-, bliken zinkwerk samengaande, wetenschappelijke inlichtingen en practische wenken; aanwijzingen over handel, nijverheid en openbare werken.
Het schrift is dus meer dan een woordenlijst, meer zelfs dan een woordenboek. Het is eene vrij uitgebreide handleiding, een waar leerboek geworden, waartoe niet alleen de schitterendste vakkennis, maar ook meet-, wis-, natuur-, schei- en bouwkunde, met gepasten kunstzin, benuttigd werden.
De degelijkheid van den inhoud spiegelt zich op het eerste zicht reeds af in de orde, de regelmaat en de netheid, waarmede het hs. is opgemaakt.
Nog eene welkome toegifte te meer krijgen wij in de onafzienbare reeks Fransche en Waalsche termen, die het hoofdwerk afzonderlijk vergezelt. Dewijl de milde schrijver toch zoo vrijgevig was, die ongevraagde lijst ons op den hoop te schenken, zal hij denkelijk wel niet euvel nemen, dat ik, in overeenstemming met een N.B. van den Heer van Droogenbroeck, hem verzoek, althans de Nederlandsche woorden ernevens te vermelden. Mijns erachtens, ware 't onnoodig er de Engelsche, Duitsche en Waalsche ook bij te zetten, daar toch de lezer deze gemakkelijk in den loop van het werk opsporen kan. De Waalsche woorden schijnen mij
| |
| |
hierin geenszins overbodig, maar zeer van pas aangebracht.
Mijne lofspraak zou gewis wat zwaarder wegen, waren de perken mijner bevoegdheid niet zoodanig eng, in zake van lood en zink, tinnegieterij en dakgoten.
Wat bijzonder de taal aangaat, ben ik zoo vrij de aandacht van den S. te vestigen op enkele aanstippingen in potlood, welke ik mij op het hs. heb veroorloofd; met name, omtrent de woorden: pezerik, uittreksel, moire, minsel, ruit, spijl (balustre), kimlijn (horiz.), loodziekte, pingel, krang, klod en werk, euze en euzendrup, eemer, bard, boortel; en het Engelsch saw-tooth (zaagtand), mv. saw-teeth; waste-pipe, niet wast-pipe.
Alsmede gelieve 't hem, eventjes na te gaan eenige nota's bij scheikundige benamingen, alsmede hier en daar kleine wijzigingen in spelling en zinbouw.
Na de erkenning van al het uitstekende hier, met zulken ongeëvenaarden ijver, met zooveel schranderheid en toewijding, in zoo groote hoeveelheid saamgebracht, waag ik het den S. en de Academie in bedenking te geven, of er wel geen te veel, geen woekergoedje dezen allerflinksten arbeid overlaadt. Mijns dunkens, wel. Woorden bij de vleet zijn
| |
| |
er ingeslopen, die bepaald eene algemeene beteekenis hebben of die, nevens deze beteekenis, geenen bijzonderen zin deelachtig zijn, waardoor ze tot echte vakwoorden zouden gestempeld worden. Indien dergelijke woorden in ééne vakw.-lijst behouden blijven, bestaat er geene reden om ze telkens niet, en meer andere nog, in alle mogelijke vakwoordenlijsten te herhalen; want zij behooren tot alle vakken, - tot de taal van Jan en Alleman.
Indien, daarentegen, al die woorden wegvielen, het boek zou er in bruikbaarheid en kernigheid bij winnen. Het uitschrappen van die, volgens mij, nuttelooze indringers zou tevens nuttelooze kosten van druk en uitgave voorkomen.
Hier volgt eene onvolledige opsomming ervan, welke ik het aan 't goedvinden van den Schrijver overlaat nog maar een weinig te verlengen; hem tevens den bescheiden raad gevend, dezelfde besnoeiing, op de Fransche woordenlijst ook toe te passen.
A. - Aanbieden, enz., aanblazen, - draaien, - eennagelen, - smeden, - gaan (ondernemen), - geven, - haken, - hameren, - hitsen, - jagen, - kleven, - nagelen, - spijkeren, - nemen, - passen, - scherpen, - schroeven, - slijpen, - smeren - spannen, - steken, - vatten, - vullen, - werven, - wetten, - zetsteen, - zetten; aard, aarde, aardpek, achter, aanzicht, achteraf (huisje), achterste, achterstuk, afboenen, - draaien, - drupping, - flansen, enz. - gietsel, - haken, - hakken, - halen, - knijpen, - nijpen, - knippen, - koelen, - korten, - krabben, - kappen, - krassen, - schrabben, - meten, - nagelen, - nemen, - nommeren,
| |
| |
- plooien, - raspen, - roffelen, - roesten, - ronden, - schaven, - scheuren, - schroeven, - schuimen, - schuren, - smallen, - stempelen, - tappen, - vegen, - val, - vijlen, - vijzen, - vreten, - wateren, - werken, - zagen; alcool, ambacht, ambtenaar, arbeider, as, aschplekken, averechtsch.
B. - Baar, baas, bacht (bocht, bucht), boschkool, bakkers -, balie, bard, barst, bascule, bassijn, beberding, bedaking, bedding, bedrijf, begieten, besproeien, beginneling, begrooting, berekening, behandelen, benagelen, beproeven, beroep, berrie, berst, enz., beschermheilige, bestek, beste kamer, bestrijken, bestrooien, bevijlen, bevlechten, bevriezen, bewerken, besem, bijwerk, binnenwerk, blikwerk, bluschkool, - pot, bondel, borgschap, borgtocht, borstel, borstriem, bos, bouwkundige, bouwstijl, - stof, - trant, - werk, brandspuit, breekijzer, breekhamer, breken, breuk, brievenbus, bril, broddelen, brol, broos, buigen, buigzaamheid, buitenaanzicht, - labeur, bundel.
C. - Centimeter, cirkellijn, commodo en incommodo, concaaf, concept.
D. - Dagdieven, - geld, - huur, - taak, - werk; decagram, decigram, - meter, - maalwaag, defect, degarneeren, dekken, dekker, dekking, deksel, delfstof, dichten, diender, dienling, dikvallen, dun -, doening, donderroede, - spil, - scherm, donk, doodman, doorboren, - eten, - gang, - kappen, - regenen, - snijden, - steken, - vijlen, - vreten, - zagen, - zijpelen: draad, draagbaar, - band, - boom, - mand, - riem, draaien, draaispil, - steen, drijfkunst, - werk, drinkgeld, droesem, druiping, drukking, dwarslijn.
E. - Edel metaal, eed, eemer, eigenschap, eind, enz., eirond, el, emmer, evenaar, evenwijdig (gelijkloopend).
F. - Fabriekmerk, fasceelhout, fateraar, fatsoen, feit (fout), ferneis, festoen, feuter, fijne lijn, - vijl, foefelen, fooi, formule.
G. - Gangviel, gast, gat, gebrek, gebroken lijn, gedoen, gehamer, geheel, gekraak, geknetter, gemak, gemeen, gemeenschappelijke muur, gereedschap, gerei, gerief, geschrei, getand, getrek, gevlochten, gewicht, gewoon, enz, gild, gips, glad,
| |
| |
glans, glijden, gloed, enz., gram, groef, grondvlak, gras, gruismand.
H. - Haal, halaam, halsband, halve gast, handarbeid, - borstel, - eling, - gedoe, - je, - kar, - boom, - werker, enz., - zeel; hanteeren, hecht, handhaaf, hectogram, hefboom, heiblok, hemelwater, herdekken, - gieten, - krabben, - maken, - smelten, - stellen, enz., hette, hitte, hobbeligheid, hoeldje (steenkool), holde, holte, houten hamer, - vijs, houtskool, huisje.
I. - Iemer (emmer), ijns (hengsel), ijzer, enz., inbijten, - boren, - deeling, - draaien, - drijven, - drillen, - drinken, - drukken, - eendrukken, - eenpassen, - eenschuiven, - eenvatten, - eenzetten, - gang, - genieur, - groeven, - pakken, - schrijving, enz., - slaan, - smeren, - vetten, - snede, - springende hoek, - stroelen, inten, intonnen, - vijzen, - vijlen, inzage, jaloesie.
K. - Kaak, kaaf, kaars, enz., kabel, kanalisatie, kaphamer, - mes, karrewei, kastrol, katoen geven, katrol, keep, keerzijde, kenspreuk, keper, enz., kerf, kerktoren, - venster, ketel, enz., keten, ketting, keukenwater, keurdag, keuring, kilogram, kiosk, klei, kleine kraan, kleur, koleur, kliek, klokgat, - kengieter, - spijs, - toren, knaap, knoeier, kolen, kohier (van lasten en voorwaarden), komenschap, kompas, koolschop, - zaadolie, koord, kop (van hamer of nagel), koper, enz., kopnagel, koppermaandag, korten, korteres, koteraar, enz., kraan, enz., krabben, kram, krijt, krimpen, krinkeling, kromme lijn, kruinhout, kubeermaat, kubieke el, kunstgewrocht.
L. - Ladder lap, enz., lastboek, leder, ledigen, leergast, - jongen, leggen, lei, enz., letter, leuning, leuteren, lutsen, leveren, enz., lijnwaad, loon, - bederver, loopende meter, losnagelen, - schroeven, - vijzen, - spijkeren.
M. - Maaksel, maat, mand, mastiek, materiaal, meester, - gast, - knecht, - stuk, - werk merkijzer, mesdag, meter, middagslaapje, monster, mortelbakje, morzelen.
N. - Naamplaat, nachtwerk, nauwe tang, nering, nieuwe maat, nijpen, nijverheidschool, noenslaapje, - tuksken, noesch, normale lijn, nummer.
| |
| |
O. - Olie. omkrommen, - plooien, - steken, once, ondernemen, - baas, - houd, enz., - nemen, enz., ondicht, ondoorzichtbaar, ontginnen, - schroeven, - spijkeren, - vijzen, - werp, onvertind, opbreken, - brengst, - dragen, open buis, open toren, op het werk, opleveren, opperdeel, - vlakte, op scheute komen en - staan, opschriftbord, - schroeven, - trekken, - vijzen, - zichter, ornament, enz., oude maat, overdekte statie, - hangend dak, - loopen, - scheute, - schot, - schoen, - storten, - werk.
P. - Pak, pakaan, pak afval, pakvast, palm, - blad, pas, paslijn, pekkel (pikkel), penseel, petrolie, plaaster, pluim, potaarde, preuve, privilegie, prutsen, puntenlijn, put.
R. - Rakelen, raaklijn, raasmaandag, raderwerk, radhouder, - sleutel, raming, ravegat, rechte lijn, - lijst, - en, - standig, - vallende lijn, reet, regel, regenpomp, - water, reglet, reinigen, reukelen, reukeloos privaat, reut (roet), richtsnoer, ring, roede, roesten, roet, rol, enz., rondte, rookende kool, rookscherm, roosten, ruwe staaf.
S. - Salpeter, sterkwater, schaaf, enz., schaal, schalie, enz., schaard, schacht, schaduwlijn, scharblije, scharnier, schouwing, scheef, scheel, scheerwol, schelp, schermdak, scherpe kant, scherpen, schets, scheur, enz., scheut, schijf, schijngoud, schikking, schilfer, schimmel, schof, schofttijd, schootvel, schort, schouderband, - riem, schraag, schrepen, schroef, enz. schub, schulp, schuifsteen (wetsteen), - venster, schuimen, schuine lijn, scheeve lijn, enz., schuren, enz., secreet, enz., seule, sieraad, sinder, singel, sinter, sister (petrool), sleet, slijp, enz., smeekool, enz., smeer, enz., smelten, enz., smergel, enz., smes, enz., snede, snijtuig, snikheet, spannen, spiegel, spekelboor, spijker, enz., spil, spiritus, spits, spleet, spoorhalle, sport, sprenkelkwast, sproeiborstel, spruiten, spuiten, staal, staande mast, steekkar, steel, steenkool, - olie, steil dak, stetsel, stiel, stippellijn, stoken, enz., stoomwerktuig, stop, streng, streulen, stroelen, struilen, stuiken, stuiten, sulferzuur.
T. - Taai, taakwerk, takel, takkenbos, tand, - raderwerk, - wiel, tang, teekening, teekenschool, teems, teer, teer
| |
| |
lingmeter, tegengewicht, - rekening, - stand, temperen, terpentijn, tertspaan (voettrede), terugneming, - stoot, - vloeiing, tijkvod, tiende, tinlaag, - mijn, tinne, tinwerk, tochtbuis, - pyp, - gat, toddedoos, toebehoorten, - dekken, - loopen, - stel, - ziener, tol, tonrondte, top, - sieraad, toren, kerk -, kasteel -, vuur -, torendak, - naald, - spits, - tje, touw, trachter (trechter, trefter), trapleuning, - stijltje, trapsgewijze, trapvormig, traweel, treem, trekker (van eene pomp), trekzeel, - zaag, tremel, traam (treem), truweel en troffel.
U. - Uiltje (een - vangen), uisel, uitbreken, - breidbaar, - bekken, - dampen, - den ruwe werken, - drogen, - einde, - glijden, - hangbord, - hollen, - kappen, - knippen, - leveren, - loopen, - meten, - passen, - zettingsvrij, - schot, - slijpen, - snijden, - springend lijstwerk, - sprong, - rekken, - tanden, - vijlen, - wateren, - zagen, - zetten.
V. - Vaagsel, vaantje, vaas, vak, val, valling, vaneenspringen, varkensgras, vossenstaart, vaste katrol, vastheid, vasthaken, - zetten, veem, veerkracht, veiligheidskoord, vennootschap, veranderen, verband, verbinding, enz, verdampen, verdeeling, verdunnen, verenging, enz., verf, enz., verfijnen, vergaarbak, vergunning, verkoelen, verloren Maandag, verluchting, vermaken, vernauwen, vernieuwen, - rekening, - roesten, - schalen, - sieringswerk, - sierkunst - siersel, - smallen, - stoppen, - trek, verven, ververschen, - vliegen, - vluchtigen, - warmtoestel, - werken, - wijden, - zachten, vetleder, veust (vorst), viering, vierkante el, - meter, viertijd, vijs, enz., vilt, vioolhars, vitriool, Vlaamsch dakvenster, vlaktemaat, vlechten, vliegwiel, vlieringvenster, vloeibaarheidswarmte, vloeiend worden, vloersteen, vochtwerend, voddedoos, voerwiel, voet, - trede, - plank, volle gast, - lijn, voltooien, vooraanzicht, voorafgaande borgtocht, voorhamer, voorrecht, - schoot, - waarden, vordering, vork, vouwen, vuurketel, - pook, - scherm, - tang.
W. - Waag, weegschaal, waaigat, wangedrocht, wapen, warmen, wasdraad, - rol, - wiek, wasschen, wateraanvoer, - leiding, - bak, - bedeeling, - buis, - pijp,
| |
| |
- dicht, - vrij, - dienst, - houder, - slot, - pas, - pomp, - put, - spoeling, - spruit, - spuger, - spuier, - spuwer, - stand, - steen, - venster, - verdeeler, - closet; weerstand, weerhaan, week, weging, wegvreten, - zagen, - vijlen, welpomp, werk, - beurs, - boekje, - bus, - deur, - en, - getuig, - huis, - winket, - tuig, - uren, - loon, - opzichter, - staking, - teekening, - zaam, wetsteen, wetten, wig, wielboor, wijde tang, wijngeest, wijte, wild leder, windberg, - gat, - haan, - streek, - kap, - roos, - wijzer, wip, wrijving.
Y. - Yatagan.
Z. - Zaagsnede (section de scie), - trek (trait de scie), zeel, zet, zijaanzicht, zuiltje, zwaarte.
Ten slotte, mijne hartelijkste gelukwenschen aan den keurigen, kundigen vakman en geleerde, die voldingend bewees, niet meer te moeten leeren kunnen wat hij doet.
|
|