luidt: ‘Onze Zeilvischsloepen; eene beschrijving van de zeilvischsloep, zooals die te Blankenberghe, te Oostende en op de Panne in gebruik is, door Piscator II.’
Dat werk is onderverdeeld als volgt:
‘Beschrijving eener Oostendsche sloep (bl. 1-40);
‘Beschrijving eener Blankenbergsche sloep (bl. 41-55);
‘Beschrijving eener Pannesloep (bl. 55-66);
‘Naamlijst der deelen van eene sloep en van de voorwerpen op die vaartuigen in gebruik, met vertaling in 't Fransch, Engelsch en Hoogduitsch (bl. 66-112);
‘Het Stoomspil (bl. 112-118).
De schrijver geeft aldus de nauwkeurige beschrijving der drie soorten van zeilvischsloepen, die op elke onzer drie voornaamste zeevisschersplaatsen in gebruik zijn. Die beschrijving is methodisch opgevat en wordt vaak door nadere beredeneering nog verduidelijkt: zij heeft veel weg van Krook's Molenboek en Berghuis' grooter werk over Water- en Burgerlijke Bouwkunde. Het spreekt echter vanzelf, dat het hier behandelde onderwerp niet den omvang van een dier evengenoemde werken hebben kon; dat mocht ook te min van iemand gevergd worden, daar het hier hoofdzakelijk te doen was om den woordenschat van een bepaald slag van constructie. Die woordenschat nu is verre van onbelangrijk gebleken.
Gaarne hadden wij, in stede van de dorre viertalige opgave van vaktermen, die volgt op de drie