van liefde en dankbaarheid, het beeld verrees van haren edelen weldoener.
Mij past het niet, hier in het licht te stellen, wat baron de Maere voor de stoffelijke welvaart van zijne medeburgers, met ongeëvenaarde krachtinspanning heeft verwezenlijkt; evenmin zijne alom erkende bekwaamheid als ingenieur te roemen, die o.a. in 1870 door een de Lesseps, twee jaar later door het hooge Bondsgerecht van Zwitserland, en menigmaal door het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, te 's Gravenhage, tot wiens medestichters hij behoorde, werd gewaardeerd.
Mij is eene bescheidener, maar daarom niet te minder schoone taak opgedragen.
Baron de Maere d'Aertrycke was een Vlaming, die zijn volk liefhad in dezes taal; een edelman die, door hoogere drijfveeren aangespoord, de kloof tusschen zijnen stand en de groote massa, door middel van die taal trachtte te overbruggen, om, dus doende, ook het zijne bij te dragen tot de verstandelijke en de geestelijke welvaart van zijn vaderland.
Zijne Vlaamschgezindheid was geene louter gevoelszaak; wel, in de eerste plaats, de vrucht der studie van ons verleden en van de nieuwere maatschappelijke toestanden; dit getuigt, o.a. zijne redevoering, welke hij, ten jare 1868, in de Wetgevende Kamer uitsprak, en waarin hij, met wezenlijke manhaftigheid, de zaak van taal en volk blootlegde en welsprekend verdedigde. Te recht