Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1900
(1900)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 426]
| |
Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde(Uit het verslag over de zitting van 12 Juni 1900.)
Aanwezig: de heeren Mr. J. Obrie, ondervoorzitter, dd. voorzitter, Dr. Claeys, Daems, Dr. de Vos, Dr. de Vreese, Mr. Prayon-van Zuylen, Dr. Snieders, leden. Th. Coopman, secretaris.
4o Over het nut en de noodzakelijkheid van eene 4e bestendige commissie, onder den naam van Bestendige Commissie voor het onderwijs in de Nederlandsche Taal. - Algemeen programma van werkzaamheden: a) De studie en de bevordering van het onderwijs in de Nederlandsche taal in de lagere en middelbare school, met inbegrip der kunst- en vakschool, en in de hoogeschool; - b) het uitgeven van boeken en verhandelingen in verband met haar doel. [Evenals de andere bestendige commissïen, zou deze commissie bestaan uit tien (werkende of briefwisselende) Leden, bij voorkeur benoemd onder de al of niet rustende Hoogleeraars en Leeraars; ook onder de Leden, die vroeger tot het leeraarsof onderwijzerskorps hebben behoord. - Hare wetten zouden dezelfde zijn als die van de beide jongste bestendige commissiën]. De Heer dd. Voorzitter verzoekt den heer Secretaris om toelichting van het door hem overgelegde voorstel. | |
[pagina 427]
| |
De heer Th. Coopman drukt zich uit als volgt:
Mijne Heeren.
Niet zonder bekommernis zien wij de Fransche taal gedurig veld winnen in alle takken en vakken van het onderwijs in Vlaamsch-België. Is het wel noodig, dat ik dien alles behalve gunstigen toestand schetse? Daarover zijn, immers, in de laatste jaren, verscheidene statistieken verschenen en verschijnen nog af en toe talrijke opstellen in den Taalstrijd hier en elders en in andere tijdschriften. Zelfs in de lagere school wortelt de verfransching voort, en de vijanden onzer taal werken rusteloos en met inspanning van al hunne krachten om èn de Regeering èn het bestuur van de gemeente èn de ouders en onderwijzers, niet het minst de onderwijzeressen, voor hunne heillooze plannen te winnen. Moet ik wijzen op de bedekte of onbedekte middelen, welke worden aangewend tot het algeheel ontvlaamschen van de normaalscholen; tot het ontzenuwen of verkrachten van de taalwet van 1883, die het gebruik van het Nederlandsch in de inrichtingen van 's Rijks middelbaar onderwijs regelt; tot het bestendigen van den in taalopzicht erbarmelijken toestand in het vrij onderwijs? Met dit alles zijn mijne geachte Medeleden even goed en zelfs beter vertrouwd dan ik, en ook zij beseffen dat, mocht vroeg of laat het onderwijs | |
[pagina 428]
| |
verplicht worden gemaakt zonder de uitdrukkelijke bepaling dat de voertaal van het onderwijs in Vlaamsch-België de Nederlandsche zij, onze taal, in het bijzonder, en de verstandelijke ontwikkeling van ons volk over het algemeen, het erg zouden te verduren hebben. Hoe ongunstig de huidige toestand, hoe onrustbarend de toekomst ook wezen mogen, is alle hoop op beternis ons niet ontzegd: alles kan nog verkeeren, indien allen, die hunne taal liefhebben, willen waken en werken. Velen zien verlangend uit naar de Koninklijke Vlaamsche Academie die, gelukkig, niet lijdelijk laat begaan, daar zij hare plichten begrijpt. Dat haar optreden in zake onderwijs, door de Franschgezinden met leede oogen wordt aanzien, werd o.a. bewezen door het feit dat, toen zij zich onlangs bezig had gehouden met het bespreken van het normaal onderwijs voor regentessen, er tegen haar, uit Gent, dadelijk eene klacht werd ingediend, omdat zij, luidens eenen brief van de Société flamande pour la vulgarisation de la langue française aan de Regeering, zich bemoeide met zaken, die haar niet aangaanGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 429]
| |
Geen twijfel of de Koninklijke Vlaamsche Academie zal dien roekeloozen aanval afslaan met het eenig gepast en harer waardig antwoord: het stichten van eene vierde bestendige Commissie onder den naam van: Bestendige Commissie voor het Onderwijs in de Nederlandsche taal. Welhoe! de studie en de bevordering van dat onderwijs zouden niet tot hare taak behooren! Zij heeft er, Goddank! sedert jaren anders over geoordeeld; men zie enkel hare Verslagen en Mededeelingen in. Reeds op hare zitting van 16 Maart 1887, handelde wijlen J. Micheels over De Leeraars der Nederlandsche taal op een Vlaamsch AthenaeumGa naar voetnoot(1). In | |
[pagina 430]
| |
hare vergadering van 14 Juli 1887 gaf het overleggen, in de Kamer, van het wetsontwerp op het hooger onderwijs, aanleiding tot eene ernstige bespreking en tot het uiten van wenschen, welke door de Academie aan de Regeering werden overgemaakt. Tevens verzocht zij den Heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs om mededeeling van 1o het ontwerp van het nieuw programma voor de Koninklijke Athenaea en 2o het programma der leergangen voor de Vlaamsche normale afdeeling bij de hoogeschool te GentGa naar voetnoot(1). In 1889 schreef zij eene prijsvraag uit over de Geschiedenis van het gebruik der Nederlandsche taal in ons lager, middelbaar en hooger onderwijs, van 1830 tot heden, en twee jaar later benoemde zij, op voorstel van de Afdeeling Nieuwere Taalen Letterkunde, eene Commissie voor de eenheid van de terminologie in de Nederlandsche SpraakleerGa naar voetnoot(2). Eveneens op verzoek dier Afdeeling, wees zij, den 16 Maart 1892, den Heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs op de dringende noodzakelijkheid van de algeheele en stipte uitvoering der taalwet van 1883Ga naar voetnoot(3). In 1895 schreef zij eene prijsvraag uit over De Moedertaal als voertaal in het onderwijs. De verhandelingen van den heer H. Temmerman, be- | |
[pagina 431]
| |
stuurder van 's Rijks Normaalschool te Lier, en van de heeren leeraars Van Heuverswijn, werden door haar met goud bekroond en dadelijk gedrukt. Verleden jaar drong zij bij de Regeering aan op de vervlaamsching van de hoogeschool te GentGa naar voetnoot(1); dit jaar op de herinrichting, in Vlaamschen zin, van het Normaal onderwijs voor regentessen. Voor het jaar 1902 stelde zij eene prijsvraag over de uitspraak van de Nederlandsche taalGa naar voetnoot(2). En de Regeering erkende en bekrachtigde hare bevoegdheid in zaken van onderwijs, daar zij zich gewaardigde den 21 Februari 1900, haar oordeel in te winnen over eene vraag van het Algemeen Bestuur van het Willems-Fonds, betreffende voorgestelde maatregelen tot regeling en loutering van de uitspraak onzer taal. Wat hoeft er meer gezegd of gedaan om die bevoegdheid te bewijzen? Mijne Heeren! Toen ik, twaalf jaren geleden, den 20n Juni 1888, met de welwillende ondersteuning en de hooggewaardeerde medewerking van den Bestendigen Secretaris der Koninklijke Vlaamsche Academie, deze een eerste voorstel overmaakte tot inrichting van de bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde en van die voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie, liet ik, op aanraden van den heer Fr. de Potter, het ontwerp voor | |
[pagina 432]
| |
eene Commissie van Onderwijs voorloopig ter zijde, daar de geachte Secretaris mij destijds afdoende bewees, dat de Academie nog over geene genoegzame elementen daartoe beschikte. Wat toen niet mogelijk was, kan heden geschieden, en wel in de gunstigste voorwaarden: onder onze 35 werkende en briefwisselende Leden tellen wij 5 hoogleeraars, 1 schoolopziener en 1 rustend schoolopziener, 1 rustend leeraar van het Normaal onderwijs, 2 leeraars aan het Middelbaar onderwijs en 2 rustende leeraars, tevens 4 Leden, die vroeger tot het lager, middelbaar of normaal onderwijs hebben behoord, te zamen 16, en, naar alle waarschijnlijkheid, zal dat getal op heden nog versterkt worden met 2 eenheden, zoodat het hooger, normaal, middelbaar en lager officieel en vrij onderwijs in de Koninklijke Vlaamsche Academie zullen vertegenwoordigd zijn door meer dan de helft (18)Ga naar voetnoot(1) harer Leden, waaronder 3 werkende, die tot nog toe van geene bestendige Commissie deel uitmaken. In de wel begrepen verdeeling van den arbeid ligt de kracht. De Koninklijke Vlaamsche Academie zal dan ook, op uw voorstel, niet aarzelen de vlijt en de kunde van die Leden, bevoegde vakmannen, | |
[pagina 433]
| |
te benuttigen, en hunne werkzaamheden op dat gebied te steunen door haren naam en haar gezag. Een ruim veld ligt voor de Commissie ter bearbeiding open; eene verhevene zending is haar weggelegd. Door hare gedrukte verslagen over hare zittingen, over ingezonden boeken en verhandelingen; door het uitgeven van deze laatste en van de opstellen harer Leden; door hare onderwijskundige studiën in verband met het taalonderricht, het stellen en aanbieden van prijsvragen; het zoo mogelijk inrichten van bestendige wedstrijden, het opsporen, bespreken en aanbevelen van verdienstelijke school-, lees- en prijsboeken die hier of elders het licht zien; door het uitgeven van wetenschappelijke werken voor middelbaar en hooger onderwijs, zal zij groote diensten weten te bewijzen en onderwijzers, leeraars en leerlingen aan haar ten zeerste verplichten. Niets belet, en het is ja noodig, dat zij, op hare tweemaandelijksche bijeenkomsten, den toestand van het Nederlandsch taalonderwijs bespreke, de bestaande leemten en de wenschelijke verbeteringen aanduide; wanneer het pas geeft en het haar niet onmogelijk blijkt, statistieken opmake en afkondige in hare verslagen; zelfs jaarlijks of om de twee of drie jaren, telkens wanneer zij het nuttig acht, een algemeen verslag aan de Koninklijke Vlaamsche Academie overlegge over den door haar vastgestelden voor- of achteruitgang van het Nederlandsch in het onderwijs. | |
[pagina 434]
| |
Van onmiddellijk practisch nut beschouw ik het laten drukken, - telkens mits goedkeuring van de stukken door de Academie, - van hare verslagen, verhandelingen enz. in een bijblad van de Academische Verslagen en Mededeelingen, dat, onder den titel van Werkzaamheden der Bestendige Commissie voor het Onderwijs in de Nederlandsche taal, afzonderlijk gepagineerd, ook afzonderlijk verkrijgbaar zou worden gesteld tegen geringen prijs, opdat de Commissie op die wijze en door ruime verspreiding van de uitgave zou kunnen inwerken op den geest van het onderwijzend personeel, tevens den Wetgever en de Regeering onrechtstreeks in- en voorlichten. Het is geenszins mijne bedoeling hier voor de beoogde Afdeeling eene tafel van bepaalde werkzaamheden op te maken. Ik wilde enkel uwe aandacht vestigen op een deel van den arbeid welke, mijns erachtens, binnen den kring van hare bevoegdheid zou liggen, en ik meen deze beknopte toelichting te mogen besluiten met de vaste hoop, dat de Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde het grondbeginsel van het voorstel zal goedkeuren en het voorstel tot het hare maken, daar zij overtuigd is, dat nergens, en allerminst in een tweetalig land, eene taal- en letterkunde mogelijk of denkbaar is, zonder een grondig onderwijs in en door de taal van het volk. | |
[pagina 435]
| |
Bij eenparigheid van stemmen, neemt de Commissie het voorstel aan, en gelast den Secretaris het, in haren naam, aan de Koninklijke Vlaamsche Academie over te maken met den wensch, dat het in de algemeene vergadering van den 18n Juli a.s. besproken en dat de toelichting gedrukt worde. |
|