| |
Academische wedstrijden. - verslagen.
Vierde prijsvraag.
Eene volledige Nederlandsch-Fransche en Fransch-Nederlandsche Woordenlijst over de Veeartsenijkunde. (Met bijvoeging van de gewestelijke woorden en uitdrukkingen, en teekeningen waar het past.
In het antwoord zullen de Mededingers ook zooveel mogelijk de Fransche, Hoogduitsche en Engelsche benamingen mededeelen).
Verslag van den heer Th. Coopman, eersten verslaggever.
Uit de Voorrede van het eenig ingezonden antwoord (kenspreuk: Pro linguâ et Scientiâ, - 290 bladzijden) blijkt, dat de Schrijver de beteekenis van
| |
| |
de gestelde vraag begrepen heeft. Dat hij het beoogde doel niet bereikt heeft is te wijten aan zijn stelselloos plan, of laat ik liever zeggen aan zijn gebrek aan methode.
Een paar voorbeelden onder tientallen bewijzen, dat zijne kwalijk opgevatte indeeling het werk onbruikbaar maakt.
Aldus geeft hij op:
- ‘Tot...... Tot poeder gestampte linzen: Lentilles broyées en poudre. - Tot poeder gestampte Spaansche vliegen: Cantharides broyées en poudre.’
- ‘Uit...... Hors de. - Uit de melk geraken enz.’
- ‘Voorste......Antérieur. - De devant. - Voorste schenkelspier: Muscle fémoral antérieur.’
De hoofdwoorden Schenkelspier, Linzen, Spaansche vliegen zoekt men te vergeefs onder L, S of V.
In eene ernstige vak- en kunstwoordenlijst kan geene plaats worden ingeruimd aan woorden als:
Kwaad... Mauvais, Dangereux. - Doof... Sourd. - Goed... Bon. - Hooren... Entendre. - Onecht... Non véritable. - Over... Par dessus. - Ouderdom... Age. - Scherp... Aigu, Fort. - Twee... Deux. - Periodisch... Périodique. - Paleis... Paleis enz., enz.
Waar zooveel onkruid woekert, is het dubbel te betreuren, dat onontbeerlijke woorden als de volgende, welke ik, bij de eerste lezing, in de vlucht aanteekende, ontbreken:
| |
| |
Afhalen (de vrucht); afjagen, afrijden, afvoeren.
Balg, beslag, beslaghamer, bespringen, bol (bul), bollen, brullen (burlen), breidel- of toomtand, blinden, blindberd, blindlap, bles (blaar of kol), bekken.
Dekken, dempig, dooretig, droog (van koeien), dul, dulle hoorn, hoorndol.
Fokken, fokkerij, fokstier, fokvee.
Gebit (drenkgebit of watergebit, kauwgebit), gewad, grasbeest, grashoest.
Halfbloedpaard, harddraver, hengstezel, hengstveulen, (hengstkachtel), hengstkeuring, hoefijzer, hoefstal (travalje).
Jaarling, jachtpaard (Eng.: hunter).
Kachtel, kachtelen, kalf, kalven of het Vlaandersche kippen, kalverkoorts, kies, koe, korthoornvee, kortstraat, kruising.
Maand: achttienmaander enz., melkkoe, melktand, melkvee, merrie, mesten, mestvee, mondstuk.
Oogklep, opvoeding (Eng.: training).
Plaag, muilplaag, pootplaag, pink, paardenstamboek (Eng.: stud-book), paardenmeester, paardensmid, paardenfokkerij, paardenras, ploegpaard.
Ruin, rund, runderteelt, renpaard, rijpaard.
Snijtand, stier, springstier, springen, snuit (onbehaarde), snijtand, schedel, slachtvee, stoeterij.
Tepel, teen.
Volbloedpaard, vaars, veefokkerij, vel, voeder, verharing enz., enz.
| |
| |
Van het paardentuig geeft Schrijver op: haam, halster, zadel. 't Is bitter weinig; want tot de onderdeelen van het haam behooren: de wrong, het kussen, of de romp, de kop, de strotvrijheid, de bindriem, de draagbeugel, de schaaflappen enz. Met den halster gaan gepaard: de frontriem, de neusriem, het lange stuk met gesp, de dwarsstukken, de keelriem, de keelriemlis, het ijzeroog, de kettingstoot, de knevel, het werveloog, de verkortingen, enz. Waar spraak is van den zadel, dringen woorden als de volgende zich op: de zitting, de knop, de zijbladen, de boven- en onderbezetsels, de ophanglis, de stijgbeugeldragers, de schaaflappen, de stootranden enz. Voor de onderdeelen van den zadelboom bestaan ten minste twaalf namen; een zestal voor die van den stijgbeugel. Voor zoover ik weet, is het trektuig een dik honderdtal woorden rijk, zonder de gewestelijke uitdrukkingen, welke in onze Idiotica al of niet voorkomen.
Van dit alles geeft Linguâ et Scientiâ weinig of niets. Ik neem het den Schrijver in het geheel niet euvel op, daar de enkele woorden betreffende het paardentuig, die hij aangeteekend en de zeer vele die hij verwaarloosd heeft, best plaats kunnen vinden in eene woordenlijst over het ambacht van den gareelmaker.
In het aangeboden werk is er geen spoor te ontdekken van eenige woordverklaring, zonder dewelke eene met oordeel en kennis aangelegde en bewerkte verzameling mij ondenkbaar toeschijnt.
| |
| |
Aldus, om enkel éen eenvoudig voorbeeld aan te halen, kan het aangeteekende betreffende schaving (blz. 111) zelfs den ingewijde van weinig nut wezen.
‘Schaving: Oppervlakkige wond. - Blessure externe. - Égratignure.’
Waarom het woord en zijne beteekenis niet duidelijker toegelicht en er niet bijgevoegd:
‘Om het haam goed te sluiten en het schaven van de schouders der paarden te beletten, bezigt men de haamkussentjes. Schaven, schaving (ook schuren, schuring) Fr. Écorcher, écorchure légère.’
In wetenschappelijk opzicht wordt de zaak nog bedenkelijker, en het ware nutteloos werk 'Schrijvers aandacht op menige onnauwkeurigheid te vestigen, daar zijne verzameling al te onvolledig is. Het valt te betwijfelen of hij wel een cursus over topographische of chirurgische dierenontleedkunde heeft ingezien, of een der cursussen over natuur-, weefsel-, ziekte- of gezondheidsleer. Wat hij over verloskunde heeft geëxcerpeerd maakt, - alhoewel het m.i. den vakmannen niet bevredigen zou, - het beste deel van zijn werk uit. Uitermate veel ontbreekt met het oog op de leer der paarden- en veeziekten, de runderheelkunde, de artsenijkunde of practische artsenijbereiding enz. Onze paardenen runderrassen worden niet eens vermeld, ofschoon de verzamelaar desaangaande veel wetenswaardigs had kunnen ontleenen aan programma's van ten- | |
| |
toonstellingen, keuringen en wedstrijden, niet het minst aan de verslagen van bevoegde jury's.
Het spijt mij waarlijk dit ongunstig oordeel te moeten uitbrengen; want, mijns erachtens, is eene degelijke vakwoordenlijst als door de Koninklijke Vlaamsche Academie verlangd wordt, de sleutel, welke onze Moedertaal toegang zal verleenen tot het onderwijs in onze nog steeds Fransche Rijks-veeartsenijschool.
Ik besluit derhalve met den wensch, dat de vraag aangehouden worde voor het jaar 1903.
Th. Coopman.
Brussel, 20 April 1900.
| |
Verslag van Dr. Amand de Vos
Het eenig ingezonden antwoord op de prijsvraag betrekkelijk de vaktermen der veeartsenijkunde, getuigt van overhaasting en groote zorgeloosheid.
Op de 291 bl., die het opstel behelst, zijn de eigenlijke vakwoorden, behoorende tot de geneesen heelkunde van het vee, vrij dun gezaaid, ja, als het ware verloren.
Mijns dunkens, dient eene werkelijke, ware vakwoordenverzameling niets te bevatten, dat van algemeene beteekenis en toepassing is, ten ware deze gewijzigd werden door hare betrekking met het bijzonder vak, waarvoor die woorden gekozen zijn.
| |
| |
Zoo, bij v., zijn de woorden droes, bloe, bof, en tal van andere inderdaad eigen aan kwalen van het beestiaal. Daarnevens wordt bij v. snot, een soort slijm beduidend, een vakwoord, wijl het bij uitbreiding wordt gebruikt om eene paardenziekte te kenschetsen.
Maar, waar zou eene vakwoordenlijst beginnen en ophouden, moest zij, in dit geval, namelijk, al de eigene benamingen inhouden van algemeene ontleedkunde en levensleer, artsenij- en scheikunde, heel-, genees- en verloskunde voor mensch en dier; daarenboven de wetenschappelijke taal van de kruiden delfstotkunde? Wel, dan moest elk vakboek alle wetenschappen omvatten; tot zelfs de stielen en bedrijven: zooals hierde hoefsmeding, de gareelmakerij en de rijschool, nevens de kennis van den veearts.
Nu, zulke oneigen vakwoorden beslaan veel plaats in het hier beschouwde schrift. Maar nog veel meer gewone, buiten alle wetenschap staande woorden vullen er de papiervellen van op.
Bij de letter G, toevallig nageteld, vind ik er 19 van dit laatste soort op een totaal van 32, min of meer bij het vak passende. Uit voorbeelden met volle handgrepen, haal ik aan: gewoon, gevlekt, getakt, gestoken, gescheurd, gerst, geroost, geronnen, geraspt, geraamte, gezegend, gezuiverd, goed, goedaardig, groen, groot.
Wilt ge er nog eene massa van links en rechts? Welnu, ziehier: aangeboren, aanstekend, achtbladerig, achterblijven, afbreken, afdampen, afkoelen,
| |
| |
afkooksel, bier, bijtend, bedenkelijk, bederf, besmettelijk, ouderdom, over, zout, zwaar, zwarten, poeier (met 28 poeiersoorten erbij), wild, wortel (en alle soort van wortels), zand, zeep, ziekte - der oogen, - der ooren, - van den staart, enz. enz.; plant, pleister, brood, roode wijn, rotachtig, samengesteld, sap, schaap, smart, spijs, spits, staal, steek, sterk, stil, teer, twee, valsch, verloren, vleesch, vlek, voet vochtig, voorste, vrijwillig, vurig, enz., enz., enz.
Kortom, eene echte spotternij! Dit kan volstrekt niet ernstig opgenomen worden.
Midden dat alles, onnauwkeurige uitdrukkingen, zooals in de vertaling van sommige gezegden: zuur worden der melk = le lait qui s'aigrit; - het vetsmelten = la graisse qui se fond, - weeën = douleurs de l'enfantement (van dieren gesproken).
Groote onbeholpenheid ontmoet ik in de scheikundige benamingen, alzoo: zwavelzure atropine wordt weergegeven door het ongehoorde atropine sulfurique, instee van sulfate d'atropine; zwavelzure strychnine, op dezelfde wijs; zwavelzure potasch heet hier in het Fransch: potasse vitriolique; en zwavelzuur ijzer, fer vitriolique, voor sulfate de potasse en sulfate de fer!
Ik stip nog enkele onjuiste geneeskundige bewoordingen aan: hefboom in de verloskunde, wordt nu eens omgedoopt in forceps (hetgeen de verlostang is), ofschoon elders door den waren naam levier aangeduid.
Aanloopen voor opzwellen, in plaats van oploopen, heb ik nergens gehoord.
| |
| |
Tétanos (de klem) krijgt hier den naam van hartziekte.
Bevangenheid wordt voor Eng. stiffness, stijfte genomen.
Verrekking is entorse, geene luxation, wat ontwrichting beduidt.
Verzwering is geen suppuration (ettering, etterloop), maar wel ulcération.
Naar mijne meening dus ook, is onderhavig werk onbetrouwbaar en vol gebreken en voldoet geenszins aan de eischen van den prijskamp.
De derde verslaggever, jhr. Dr de Gheldere, verklaart in te stemmen met het oordeel van de twee eerste verslaggevers en drukt insgelijks den wensch uit dat de prijsvraag aangehouden worde voor het jaar 1903.
De vergadering, geraadpleegd, neemt het voorstel tot nietbekroning der heeren beoordeelaars aan en beslist dat de prijsvraag voor een volgend jaar zal aangehouden worden.
Thans wordt overgegaan tot de kiezing van vier briefwisselende en vier buitenlandsche eereleden.
Worden gekozen als briefwisselende leden:
ter vervanging van jhr. de Gheldere, die werkend lid is geworden, de heer Ridder de Corswarem, te Hasselt, hoofdopsteller van het Vlaamsch Bestuur;
| |
| |
ter vervanging van den heer Prayon-van Zuylen, ook benoemd tot werkend lid, de heer Dr. J. Mac Leod, hoogleeraar te Gent;
ter vervanging van den heer Dr. Simons, insgelijks benoemd tot werkend lid, de heer Isidoor Teirlinck, letterkundige te Brussel;
ter vervanging van den heer Ad. de Ceuleneer, ook benoemd tot werkend lid, de heer Waltman van Spilbeeck, geschiedschrijver te Tongerloo.
Worden gekozen als buitenlandsche eereleden:
ter vervanging van wijlen Dr. Klaus Groth, de eerw. heer Alex. Baumgartner, S.J., te Luxemburg;
ter vervanging van wijlen Dr. P.-J. Cosyn, de heer Dr. J.W. Muller, mede-opsteller van het Woordenboek der Nederlandsche Taal;
ter vervanging van wijlen Dr. Burgersdijk, de heer Dr. A. Beets, ook medewerker aan gezegd Woordenboek;
ter vervanging van wijlen den heer Bonvarlet, de heer Dr. Boekenoogen, insgelijks medewerker aan het Woordenboek.
De heer Bestuurder legt op het bureel de redevoering neder, welke hij voornemens is te houden op de jaarlijksche openbare vergadering, die zal plaats hebben op woensdag 27 Juni.
Te 4 uren verklaart hij de zitting geheven.
|
|