Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1900
(1900)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 145]
| |
Zitting van 18 April 1900.Aanwezig de heeren Daems, bestuurder, Coopman, onderbestuurder, de Potter, bestendige secretaris; de heeren Claeys, jhr. de Pauw, Gailliard, Snieders, Alberdingk Thijm, Obrie, van Droogenbroeck, de Vos, Broeckaert, van Even, Sermon, Coremans, Bols, de Flou, baron de Maere d'Aertrycke, Claes, Janssens, jhr. de Gheldere, Prayon-van Zuylen, Simons en de Ceuleneer, werkende leden; de heer Segers, briefwisselend lid. Na lezing van het verslag over de vorige zitting, hetwelk goedgekeurd wordt, legt de bestendige secretaris de lijst neder der | |
Ontvangen boeken.Vanwege de Regeering: Arbeidsblad, Maart 1900. Bibliographie de Belgique, 1900, nrs 5 en 6 en de tafels voor 1899. Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, 1900, nr 2. Bulletin de l'Agriculture, 1900, nr 1. Revue sociale catholique, 1900, nr 6. Wallonia, 1900, nr 3. Leuvensche Bijdragen, 1899, 2e aflev. Door den heer S. Daems: Iets voor Landbouwers, door Dr. A. Numan, 1827. | |
[pagina 146]
| |
Vee-artsenijkundig Magazijn, door Dr. A. Numan, 1827.
Door den heer J. Bouchery: De Vlaamsche Kunstbode, 1899.
Door de Redactie van het Woordenboek der Nederlandsche Taal, de 14e aflev. van het 2e deel: Besmeuren-beter.
Door de Société royale de Numismatique de Belgique: De tot heden gedrukte inhoudstafels van het Bulletin dier Vereeniging.
Door Het Kersouwken, van Loven: Letterkundige Bijdragen.
Door de Société belge de Bibliographie: Revue bibliographique belge, 1900, nr 3.
Door den heer Dr. Severin Robinski: Operiren oder Nichtoperiren bei Krebs-Erkrankungen. Berlijn, 1898.
De laatste afleveringen van de Taalstrijd, Dietsche Warande en Belfort, Biekorf, St.-Cassianusblad, de Vlaamsche Kunstbode, Bijdragen voor vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde ('s Gravenhage). | |
Briefwisseling.Bij brief van 2 April 1900 bericht de heer Minister van Landbouw en Schoone Kunsten dat | |
[pagina 147]
| |
hij het graveeren der portretten van wijlen de heeren Génard, Arnold, Hiel en Gezelle, bestemd voor het Jaarboek der Koninklijke Vlaamsche Academie, heeft toevertrouwd aan de heeren Lauwers, Van der Veken, Peeters en Montenez.
De heer Bestuurder verzoekt den heeren Leden, die nog eene levensschets voor het Jaarboek in te zenden hebben, dit te doen in den kortst mogelijken tijd, opdat de uitgave er van niet langer vertraagd worde.
De heer Coopman, secretaris van de Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde, brengt verslag uit over de door die Commissie gehouden morgen-zitting. Zij stelt voor, onder dankbetuiging aan den heer Mr. L. Willems, (uit Gent), en op verslag van den heeren Dr. W. de Vreese en Dr. A. de Vos, de door hem ingezonden verhandeling over de Uitgaven van 1626 en 1638 der Sinnebeelden van Zevecote, in de Verslagen en Mededeelingen der Academie te laten drukken. Zij stelt insgelijks voor, de door de heeren Mr. Prayon-van Zuylen, Dr. de Vos en Mr. J. Obrie uitgebrachte verslagen over het werk van Dr. R.-A. Kollewijn: Opstellen over Spelling en Verbuiging, in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen. | |
[pagina 148]
| |
Beide voorstellen worden, na toelichting van den heer Coopman, door de Academie goedgekeurd.
Door den heer de Flou wordt, namens de Commissie voor Middelnederlandsche letteren, verslag gegeven over het verhandelde in dezer zitting. De Commissie had eenen voorzitter te kiezen ter vervanging van wijlen den heer P. Willems. De heer Gailliard, voorheen secretaris, wordt voorzitter, en in zijne plaats de heer de Flou benoemd tot secretaris der Commissie. Door den heer de Potter wordt lezing gedaan van een schrijven, uitgaande van het Bureel der Academie, waarbij wordt gewezen op het deel van de werkzaamheden der Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Letteren, bepaald bij artikel 14 onzer Wetten, namelijk wat betreft de studie der Gewestspraken, waarvan tot heden door de Academie nog maar weinig werd in 't licht gebracht, hoewel die studie ongetwijfeld van het hoogste belang is te achten. Ook verlangt het Bureel te weten, wat er geworden is van Prof. Willems' handschrift betrekkelijk de phonetiek onzer dialecten, en of de Commissie voor Middelnederlandsche Letteren dat handschrift niet zou kunnen in bezit krijgen, of nopens dat punt een voorstel aan de Academie overleggen? De heer Van Droogenbroeck treedt in uitleggingen over het materiaal, door wijlen Professor P. Willems nagelaten. Er zijn een groot getal | |
[pagina 149]
| |
cahiers met bescheiden voorhanden. Spreker meent zich te herinneren, dat het Staatsbestuur reeds voorop een hulpgeld voor dat werk zou verleend hebben. Er zou dienen gezorgd te worden dat de Commissie de door Willems nagelaten materialen ter inzage kunne bekomen. De heer Gailliard meent dat de heer Alberdingk Thijm wellicht best in de gelegenheid is om te Loven, bij de erven van Prof. Willems, al de verlangde inlichtingen te nemen. Na verdere bespreking van de mogelijke waarde en den omvang van het onderbleven werk; van de verplichting, die aan de Academie zou kunnen opgelegd worden tot het volledigen en uitgeven ervan; van het mogelijke eigendomsrecht van den Staat, en wat dies meer zij, wordt er besloten den heer Alberdingk Thijm, die zulks aanneemt, last te geven om zich over dit een en ander met de erven Willems te verstaan.
De vergadering gaat over tot het kiezen van drie Leden, welke, samen met het bestuur, candidaten zullen voorstellen voor de opene plaatsen. Worden gekozen: de heeren Sermon, Janssens en Van Droogenbroeck.
Na bespreking eeniger quaestiën van huishoudelijk belang verklaart de heer Bestuurder de zitting geheven. |
|