| |
[Over de Middelbare en Normaalafdeelingen voor meisjes, door de heeren Claes, Janssens, Segers, De Ceuleneer en Prayon-van Zuylen]
De heer Claes vraagt en bekomt het woord.
‘Uit goede bron - zegt hij - verneem ik, dat het Ministerie zich bezighoudt met het herinrichten van de middelbare normaalafdeelingen voor meisjes, en dat die herinrichting binnen korten tijd zal tot stand komen.
Tot heden toe bezit de Staat eigenlijk maar eene enkele middelbare afdeeling, namelijk die van
| |
| |
Luik, hetgeen voor de aanwerving van regentessen voor de Vlaamsche middelbare scholen, ik zal maar zeggen, noodlottig is, daar de leerlingen der Luiksche school, hoe knap zij anders mogen wezen, de moedertaal onzer Vlaamsche dochterkens niet of maar gebrekkig kennen: daar kunnen mijne achtbare collega's zich gemakkelijk van overtuigen. Buiten de regentes, die met den leergang van Nederlandsche taal in onze middelbare scholen belast is, bestaan er schier geene, die bekwaam zijn om in die taal behoorlijk hunne lessen te geven. En daarom geven ze die in 't Fransch; en wij zouden ongelijk hebben met hun dat kwalijk te nemen.
In zijn verslag aan den Minister zegde wijlen de heer Ad. Prins, Opziener van 't middelbaar onderwijs, in 1886: “De uitvoering der wet van 15 Juni 1883 zal onmogelijk zijn, zoolang er geene Vlaamsche regentessen bestaan.”
Hij bedoelde regentessen, die aan eene Vlaamsche middelbare afdeeling gevormd zijn geworden.
Welnu de gelegenheid is gunstig, en het Staatsbestuur schijnt ons uit te noodigen om zulk eene afdeeling te vragen.
Ik stel dus voor, dat het bestuur der Academie bij den heer Minister van 't Openbaar Onderwijs aandringe, opdat de gewijzigde middelbare normaalafdeeling voor meisjes, die zeer waarschijnlijk te Brussel zal behouden worden, eene Vlaamsche normaalafdeeling zij, en leerlingen vorme, die in onze Vlaamsche gestichten op hunne plaats zullen zijn,
| |
| |
gelijk de leerlingen der Luiksche normaalschool in de Waalsche.’
De heer Janssens deelt mede, dat hij vernomen heeft, dat een der heeren Opzieners der Normaalscholen, tijdens een bezoek in de Normaalschool van St.-Nicolaas, bewezen had onze taal onmachtig te zijn.
Door den heer Segers wordt bevestigd dat het feit, door den heer Janssens aangehaald, ook vastgesteld werd in de Normaalschool van Lier. Men diene te weten, dat de wet van 1883 op de Normaalscholen niet toepasselijk is. De Bestuurders en Bestuursters beslissen, op hun eigen gezag, in welke taal de vakken onderwezen worden. Aldus heeft men Normaalscholen, waar schier al de vakken in de Fransche taal worden onderwezen. Dit is des te meer te betreuren, daar deze scholen niet alleen onderwijsgestichten, maar tevens opvoedkundige gestichten zijn. De toekomstige onderwijzers en onderwijzeressen moeten er kennissen opdoen: zij moeten er ook het programma der lagere school leeren onderwijzen. Daartoe is het van 't hoogste gewicht, dat hun dit in dezelfde taal worde aangeleerd, die hun later, bij het onderricht, tot voertuig zal dienen. Hier dient bijgevoegd, dat de studie der tweede taal in het lager onderwijs niet verplichtend is.
De Staats- en de aangenomen Normaalscholen hebben hetzelfde programma, en zijn aan de Inspecteurs van den Staat onderworpen. De in- | |
| |
en uitgangsexamens hebben plaats voor eene jury, bestaande uit de Leeraars der school, voorgezeten door een der Inspecteurs der Normaalscholen of door een Hoofdopziener van het Lager Onderwijs. Deze wordt telkens door den Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs benoemd.
De heer Minister heeft dus het recht, zoo in Aangenomen als in Staatsnormaalscholen, vaste regels voor te schrijven.
Ik wensch (zegt spreker verder) aan de Koninklijke Vlaamsche Academie eenige ophelderingen te geven over het voorstel, dat door ons achtbaar medelid, den heer Claes, werd ontwikkeld.
Er zijn in het land twee soorten van normale gestichten: Middelbare afdeelingen en Lagere Normaalscholen. De eerste dienen tot het vormen van regenten en regentessen voor het Middelbaar Onderwijs. Zij zijn aan de Lagere Normaalscholen gehecht. De Middelbare afdeeling van Luik bereidt de regentessen voor geheel het land voor, ook voor de de Vlaamsche provinciën. Geen enkel vak wordt aldaar in onze taal onderwezen! De leerlingen komen deels uit de Middelbare scholen, deels uit de Lagere Normaalscholen van de Vlaamsche en Waalsche provinciën. Zij, die verlangen later in de eerste geplaatst te worden, moeten een bijzonder examen in onze taal afleggen; doch het is stellig, dat de leerlingen, die het Nederlandsch niet kennen vóór zij in de afdeeling komen, daar weinig of
| |
| |
hoegenaamd niets van leeren. Er dient bijgevoegd, dat de toestand in de aangenomen Middelbare afdeelingen evenveel te wenschen overlaat.
Wat de Middelbare afdeelingen voor Jongens aangaat, de Staat bezit er twee: te Nijvel en te Gent. In de eerste is het onderwijs geheel Fransch; in de tweede is de toestand bijna bevredigend. Een zeker aantaal vakken worden in de Fransche taal onderwezen.
De heer de Ceuleneer treedt de denkwijze van den heer Claes geheel en al bij. Daar ik (zegt spreker) de eer heb lid te zijn van den Verbeteringsraad van het Middelbaar Onderwijs, denk ik het niet overbodig, eenige woorden over dit vraagpunt te zeggen. De Verbeteringsraad heeft reeds een viertal zittingen aan de bespreking over de hervorming der Normaalscholen voor Regenten en Regentessen gewijd; ik denk dat wij in 't kort met dit onderzoek klaar zullen zijn en dat de hervorming vóor de maand October e.k. ingericht zal kunnen worden.
Om de wet van 1883 wezenlijk te kunnen uitvoeren, is het volstrekt noodig eene Vlaamsche normaalschool te bezitten zoowel voor Regentessen als voor Regenten. Heden bestaat zulks enkel voor deze laatsten, namelijk te Gent. Alhoewel in de Gentsche normaalschool niet al de leergangen in het Vlaamsch gegeven worden, - en onder pedagogisch oogpunt ben ik vijandig aan het tweetalig stelsel, - moeten wij toch bekennen,
| |
| |
dat de toestand er als voldoende mag beschouwd worden. Eene uitsluitelijk Vlaamsche school zou maar kunnen ingericht worden, indien de Regeering tot het besluit kwam, in de middelbare scholen bijzondere professors voor het onderwijs der Fransche taal te benoemen, en dit zou het best, het redelijkst en het meest pedagogisch wezen. In alle geval zou het, in de huidige toestanden, reeds een oprechte vooruitgang zijn, voor de Regentessen eene normaalschool te bezitten, gelijk er eene te Gent voor de Regenten bestaat. Indien ik goed ingelicht ben, zou de Regeering de normaalafdeeling van Brussel willen vervlaamschen: ik acht het dringend noodzakelijk aan de Regeering te laten weten dat de Academie dit voornemen krachtig ondersteunt, om alzoo de tegenkanting, die door hooggeplaatste ambtenaars zou kunnen gedaan worden, te belemmeren. Eenieder weet dat niet slechts de opziener, van wien de heer Janssens daareven gewaagde, onze taal onkundig is, maar dat de meerderheid der opzieners geen woord Vlaamsch kennen en door en door franschgezind zijn: het Vlaamsche volk kan derhalve geen vertrouwen in hen stellen. Eene Vlaamsche normaalschool in eene andere stad zullen wij zeker niet kunnen bekomen. Dat men aldus vervlaamsche degene, die reeds te Brussel bestaat.
Nog éen woord: de Regeering wil eene bijzondere afdeeling voor Germaansche talen bij eene normaalafdeeling voor Regenten en bij eene voor
| |
| |
Regentessen inrichten. Voor de Regenten is men het eens aan de school van Gent de voorkeur te geven; maar voor de Regentessen zijn er die voorstellen deze nieuwe afdeeling tot stand te brengen in de school van Fragnée, onder voorwendsel dat er te Brussel geene kostschool bestaat. Wordt aan dit verlangen voldoening gegeven, zoo is het buiten kijf dat die Germaansche afdeeling te Fragnée heel en al op Franschen leest geschoeid zal worden.
Wil men ernstig handelen, zoo is het volstrekt noodig deze Germaansche afdeeling aan een Vlaamsch gesticht te hechten. Ik stel dus voor, den wensch van den heer Claes te volledigen, met er bij te voegen, dat de Academie vraagt de Germaansche afdeeling bij de vervlaamschte normaalschool van Brussel in te richten.
Het is hier niet ongepast te herhalen dat het Vlaamsch in de vrije normaalscholen voor meisjes grootendeels verwaarloosd wordt. Het zou dus wenschelijk zijn dat de Regeering aan de Voorzitters der jaarlijksche jurys zou herinneren hunne bijzondere aandacht daarop te vestigen en een bijzonder verslag over het onderwijs der Vlaamsche taal, volgens de uitslagen van de examens, op te maken. Dit is een natuurlijk gevolg van het verslag, hetwelk ieder voorzitter verplicht is, na het afloopen der examens, aan de Regeering op te zenden. Het spreekt van zelf, dat om zoo iets te doen het volstrekt noodig is dat de voorzitter onze taal machtig weze: hetgeen tot nu toe
| |
| |
voor de meisjesgestichten altoos eene uitzondering is geweest.
Jhr. de Pauw ondersteunt met kracht de voorstellen der heeren Claes en de Ceuleneer. Zijns inziens is het de plicht der Academie al hare krachten in te spannen, en haren invloed te doen gelden bij het Hoogere Bestuur, om te bekomen dat het onderwijs der Vlaamsche meisjes echt vaderlandsch weze.
De heer Prayon-van Zuylen legt het volgende voorstel neder:
‘De Academie zal bij de Regeering pogingen aanwenden om de inrichting te bekomen van een volledig normaal onderwijs voor jongens en meisjes uit de Vlaamsche gewesten, vooral, opdat in de Normaalscholen van Vlaanderen het Vlaamsch tot voertaal zou dienen in geheel het onderwijs.’
Als onmiddellijke toepassing hiervan stelt de heer Claes voor:
‘Dat de Academie den heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs zou verzoeken, bij de herinrichting der Normaalafdeelingen voor regentessen in het Middelbaar onderwijs, de Normaalafdeeling te Brussel Vlaamsch te maken, gelijk die te Luik Fransch zou blijven.’
De heer de Ceuleneer wenscht er bij te voegen: ‘dat de nieuw in te richten afdeeling van Germaansche talen bij de vervlaamschte Normaalafdeeling te Brussel zou worden ingericht.’
De heer Coremans ondersteunt het voorstel der
| |
| |
heeren Claes en de Ceuleneer, maar vraagt dat er bij de Regeering zou worden aangedrongen om de bedoelde Vlaamsche Normaalafdeeling voor regentessen niet te Brussel, maar te Brugge in te richten.
De vergadering, geraadpleegd, sluit zich eenparig bij deze voorstellen en wenschen aan.
| |
Dagorde.
Het voorstel des Bureels om de maandelijksche vergadering van Juni te houden den 12, en de jaarlijksche openbare zitting den 20 dier maand, te 11 uren voormiddag, wordt aangenomen.
Wordt ook aangenomen het voorstel des Bureels, strekkende om voortaan, in het Jaarboek der Academie, bij den Kalender te voegen:
a. | Herinnering, voor elken dag des jaars, aan een merkwaardig feit uit de geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde en uit die der Vlaamsche Beweging. |
b. | Lijst van Middelnederlandsche Doopnamen.
(Zooveel mogelijk zullen in den Kalender Vlaamsche of Germaansche naamvormen voorkomen.) |
Thans wordt lezing gedaan van eenen brief van den heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs, gedagteekend 21 Februari 1900, naar aanleiding van een schrijven aan de Regeering, door het Willems-Fonds, nopens het nemen van maat- | |
| |
regelen om in de inrichtingen van lager en middelbaar onderwijs eene zuivere van dialectischen invloed vrije uitspraak der Nederlandsche taal, te doen aanleeren. Gemeld schrijven wees op het groote belang van dergelijke uitspraakleer en drukte insgelijks het verlangen uit, de aandacht van het onderwijzend personeel op dit gewichtig punt te zien vestigen, en de werken, die de regels eener beschaafde uitspraak bevatten, te zien opgeven. Tevens werden tot raadpleging aanbevolen:
1o | De klankleer en hare practische toepassingen, door P. Roorda; |
2o | Spreken en zingen, in verband gebracht met de Nederlandsche taal, door A.M. Elder (Anna Fles); |
3o | (Vooral, met het oog op België): Nederlandsche Spraakkunst voor de Athenaeën, Colleges en Normaalscholen, door J. Vercouillie. |
De heer Minister drukt in zijnen brief de meening uit dat de Koninklijke Vlaamsche Academie best bevoegd is over zulke zaak te oordeelen, en gaarne zou hij vernemen, wat er, haars inziens, op dit gebied dient gedaan, en welk haar gevoelen is ten opzichte van den door 't Beheer van het Lager en het toezicht van het Middelbaar Onderwijs uitgebrachten wensch, eene Belgische Commissie te doen benoemen, bestaande voor een deel uit Leden van het onderwijzend personeel, om de regels der uitspraak bijeen te brengen en vast te stellen.
| |
| |
De heer Bestuurder meldt aan de vergadering, dat het Bureel, den heer Minister ontvangst meldende van zijn geëerd schrijven, bericht heeft dat de Koninklijke Vlaamsche Academie de quaestie eener goede uitspraak onzer taal niet uit het oog heeft verloren, maar bereids eenen wedstrijd heeft uitgeschreven over het nut van de zuivere uitspraak der Nederlandsche taal, tevens over de ten onzent aan te wenden middelen, en inzonderheid over de in te voeren leerwijzen, om daarin het spoedigst en het best te slagen.
De heer Bestuurder legt het punt in bespreking. De meening der vergadering is, dat de Academie den uitslag van haren wedstrijd zal afwachten; wordt een bekronenswaardig opstel ingezonden, dan zullen na onderzoek en bespreking daarvan, aan de Regeering bepaalde voorstellen worden gedaan om het beoogde doel te kunnen bereiken.
Nadat der vergadering kennis is gegeven van eene vraag van den heer Meert, om zijn antwoord op het opstel des heeren Claes in de Verslagen op te nemen, welke vraag niet kan ingewilligd worden, verklaart de heer Bestuurder de zitting gesloten.
|
|