Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1898
(1898)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Verslag van den heer Th. Coopman, eersten beoordeelaar.Drie antwoorden: Nr 1 met kenspreuk: Kinderen, speelt; Nr 2 kenspreuk: o Kindren, ik zie u zoo gaarne spelen; 't Spelen, dat staat u nog zoo wel. Pr. van Duyse.
Nr 3: Uit de kennisse komt die minne. Van de drie verzamelingen is nr 3 verreweg de rijkste; tevens de voornaamste in het opzicht der verscheidenheid. Zij bevat:
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||
In de A-B-C-wijze opgemaakte lijst der vermelde en beschreven spelen komen niet minder dan 788 benamingen voor, en daaronder zijn de nrs van hoofdstuk XIII niet eens begrepen. Voorwaar, eene aanzienlijke hoeveelheid! Op de waarde van de m.i. redematige indeeling valt er niet bijzonder veel af te dingen. Edoch, de vraag is veroorloofd of het misschien niet beter geweest ware eene andere te volgen, en wel zulk eene die tot gemakkelijk gebruik van dergelijke verzameling wellicht geschikter is: b.v. per plaats en per Jaargetijde; - spelen van lichaamsoefening en spelen van vaardigheid; - spelen tot nabootsing van groote menschen daden, als ambachten, kluchten enz.; - spelen van dierenbedrijf of met dierenverbeelding: koetjes koopen, paarden beslaan, de kat en de muis enz.; - huisspelen: ganzenbord, kaarten, popjes, koken-eten, schaduwen op den wand, zingen enz., enz. Oogenschijnlijk is nr 3 het werk van verscheidene personen. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Een der vlijtige Bijdragers munt bovenal uit door de schilderachtige beschrijving der spelen, welke hij opgeeft. Hierdoor wint de verzameling zeer aan belangrijkheid. Ongelukkig genoeg, laten andere bladzijden, met het oog op de heldere voorstelling, te wenschen over. Het muzikaal gedeelte is te verbeteren: de noteering is onduidelijk en de becijfering ziet er, ronduit gesproken, insgelijks onbeholpen uit. Ik ben zoo vrij daarop de gansch bijzondere aandacht der Verzamelaars te vestigen, opdat zij dit alles met zorg zouden overzien. Evenmin geldt ten voordeele van de Opstellers, dat zij meer dan een lied hebben overgenomen uit het werk van Lootens en Feys: zij vonden hier de taak goed voorbereid. Zij zeggen dat zij al de kinderliederen, welke niet met spelen gepaard gaan, hebben ter zijde gelaten. Mijns erachtens is dat te bejammeren. Trouwens, de scheiding tusschen de spel-liedjes en de andere is nauwelijks te bepalen. Of is het zingen, in menig geval, ook al geen spel voor de kinderen? - Natuurlijk hangt bij het verzamelen veel, indien niet alles, van de goede keuze af. Eindelijk is er aan te merken dat het aangeboden handschrift maar handelt over éene streek: West-Vlaanderen. Die wijze van zanten is geenszins af te keuren, daar zij instaat voor de zekerheid en de getrouwheid. Maar de gestelde prijsvraag vergt | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||
ten minste dat er, bij vergelijking, gesproken wordt over andere gewesten en plaatsen; dat ook de varianten van menig spel en lied opgegeven en inzonderheid de verschillende benamingen, onder dewelke sommige spelen elders in Zuid-Nederland bekend zijn, aangestipt worden. Een blik op de lijst der werken, welke de Schrijvers geraadpleegd hebben, levert dadelijk het bewijs dat zij verscheidene schriften, die reeds over de stof bestaan, en die te vinden zijn in Zuid- en Noordnederlandsche tijdschriften, hebben verwaarloosd. En waarom ter loops en als het past geen uitstapje gewaagd op het gebied der Duitsche, Fransche, Engelsche of Waalsche Folklore? Volgens de letter van de prijsvraag hoeft dat niet; maar vluchtige aanteekeningen en zeer beknopte vergelijkingen blijken hier zóo nuttig, dat ze tot het opbouwen van een volledig en tevens aantrekkelijk werk, in meer dan een geval noodzakelijk mogen heeten.
Het handschrift Nr 1 bevat 120 spelen; Nr 2 weinig minder dan de helft van Nr 3. Nr 2 verdeelt zijne verzameling als volgt:
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Hij geeft tevens iets over het tellen, waarmede elk spel gewoonlijk begint, en over het pand verbeuren, dat sommige spelen besluit. Nr 1 biedt geene indeeling; ook geen muzikaal gedeelte. Dat van Nr 2 is zeer gering. In beide handschriften worden de spelen op duidelijke wijze uitgelegd. De Schrijver van Nr 1 is zelfs een aangenaam verteller. Eene bijzondere vermelding verdient Nr 2: de Verzamelaar beproefde sommige deelen van zijn werk met penteekeningen van het speelgerief op te helderen. Dat is, ontegensprekelijk, eene gelukkige gedachte en eene navolgenswaardige poging. Ik betreur dat geen der aangeboden handschriften voor den uitgeloofden prijs in aanmerking kan genomen worden; maar ik vlei mij met de hoop dat de Koninklijke Vlaamsche Academie, uit hoofde van den veelbelovenden en aanzienlijken arbeid, welken de werkzame Mededingers reeds volbracht hebben, de prijsvraag tot het jaar 1900 zal aanhouden. Brussel, 14 Maart 1898. | |||||||||||||||||||||||||||||
Verslag van den heer J. Broeckaert. tweeden beoordeelaar.Met mijn geacht medelid, den heer Coopman, druk ik mijn spijt uit dat geen der drie ingezondene handschriften zóó volkomen aan de gestelde prijsvraag beantwoordt om te kunnen bekroond worden. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||
De verzamelaar van No 3 heeft zich ontzaglijk veel moeite gegeven en verdient eene zeer eervolle melding Op volledigheid mag zijn werk evenwel geene aanspraak maken. Het is blijkbaar dat hij buiten West-Vlaanderen op het veld der kinderspelen al niet veel meer geoogst heeft dan wat er in een drietal tijdschriften: Volk en taal, Ons Volksleven en 't Daghet in den Oosten, is aan te treffen. De vergelijking van zijn handschrift met die zijner mededingers levert het bewijs dat hij zijne verzameling aanmerkelijk hadde kunnen verrijken. Zoo beschrijft No 2 een aantal kinderspelen, welke door No 3 zijn voorbij gegaan of op eene geheel andere wijze worden voorgesteld, als: boschken schieten, fletsen, flikkeren, hillepillen, kartetsen, kegelen, klepperen, of klakkeren, kletsen, loteren, netten breien, pimpeeren, rekkerekketijzer, den ring doen rollen, rommelpot, op stelten loopen, slef onder door, schalmei, tuimelingen maken, uitklossen, de verkeerde wereld, zelderen, enz., terwijl de volgende spelen, behandeld door No 1: ameretsen, achternadoen, baardje scheren, bottemaat leggen, dretsen, frullen, keperen, knopken tukkelen, koekoppen, kruiskampen, keele kuile, lijnen, naaldeken door den draad, nonnen, ruiteren, rijrij, schoentje, sieken, schaalke springen, steene, steene van staken, uurjagen, wijzerken loopen en enkele andere, eveneens bij No 3 gemist worden. De taal van No 3 is daarbij ook te West- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Vlaamsch, wat door de Academie niet mag worden geduld. Eene niet onbelangrijke bijdrage is No 2. Zuiverder van taal dan de voorgaande worden de spelen er alleszins aantrekkelijk afgeschetst. hoezeer het te betreuren valt dat er van de liederen, welke met de spelen gepaard gaan, zoo weinig rekening is gehouden. De verzameling is, ongelukkiglijk, maar half zoo groot als die van No 3. De schrijver van No 1 heeft gemeend verschillige spelen, welke, volgens hem, tot de eigenlijke Vlaamsche kinderspelen niet behooren, zooals die met de kaart, het lotospel, het dominospel, het ganzekens- en arlekijnspel, het damspel, het kiemspel, enz., te mogen onverlet laten. Zijne bijdrage is, voor het overige, geenszins onverdienstelijk. Ik vereenig mij bij het voorstel van den heer Coopman om de prijsvraag opnieuw uit te schrijven. | |||||||||||||||||||||||||||||
Verslag van den heer J. Bols, derden beoordeelaar.Nr 1. De 120 spelen van deze verzameling zijn levendig en aantrekkelijk beschreven, en hier en daar door kleine teekeningen aanschouwelijk gemaakt. Spijtig is't dat nr 1 volstrekt geen muziek geeft: zoo ontbreekt een noodzakelijk deel van hetgeen bij de spelende kinderen gehoord wordt. Ook wenschte ik orde in het aanhalen der spe- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||
len; eene goede inhoudstafel hadde dit gebrek eenigszins kunnen verhelpen; maar die ook ontbreekt. Nr 2. Rond de 300 spelen worden ons hier aangeboden: een zeer aanzienlijk getal! En zoo keurig zijn de twee derden der spelen opgesteld (ik bedoel vooral de ongeveer 200 spelen door eenen der twee verzamelaars ingezonden), zoo netjes staan ze daar afgeschetst, dat ze mij haast drukveerdig voorkomen: 't is een waar leesboek. In dit opzicht geven bedoelde stukken meer dan in de prijsvraag vereischt werd: een bondige maar juiste uitleg was voldoende, alhoewel ik hier het quod abundat non vitiat met dankbaar herte toepas. De muziek, bij 26 spelen gevoegd, de klare teekeningskens en de gemakkelijke volgorde der stukken verhoogen merkelijk de weerde van deze zeer verdienstelijke verzameling. Nr 3 geeft ons - en ik sta er verbaasd van - bij de 700 spelen (zonder die te tellen, welke uit de Bo's Idioticon, uit Gezelle's Loquela, en uit de folkloristische tijdschriften Volk en Taal, Ons Volksleven en 't Daghet in den Oosten werden overgenomen), en, onder die 700 spelen, een honderdtal met muziek, - de uit Lootens en Feys verzamelde niet medegerekend. Eene heerlijke verzameling! Voegt daarbij eene goede indeeling, de verscheidene namen der spelen met zorg aangestipt, de aanduiding der plaatsen waar de spelen werden opgeteekend, eene doorgaans sobere en toch nauw- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||
keurige beschrijving, eene menigte teekeningen ter opheldering, hier en daar vergelijkende nota's met verwijzingen naar oudere en nieuwere schrijvers over het vak, en dit alles met eene alphabetische inhoudstafel voltooid. Is op nr 3 nogal iets af te keuren? Ja wel: De opstellen der verschillige personen, die er aan gearbeid hebben, zijn volstrekt niet van gelijke gehalte, en een paar stukjes in cijfermuziek werden met te groote haast en daardoor min duidelijk afgekribbeld. Ook klinkt de taal somtijds wat te zeer naar den Westvlaamschen tongval. Men versta mij wel: de algemeene taal wensch ik, ook in folkloristische werken als deze, gebruikt te zien voor het deel van de beschrijving der spelen, waar men eenvoudig verhaalt hoe de kinderen handelen; doch waar men de kinderen sprekend of zingend opvoert, zal men volstrekt niet angstvallig te werk gaan, en hun naïet gesnap, hunne schilderachtige uitroepen, zelfs hunne dikwijls wondere verminkingen en geradbraakte woorden uit vreemde talen (b.v. in de aftelwijzen) zoo getrouw als het kan met al de eigenaardigheden van den tongval wedergeven: men schrijve echter in de aangenomene spelling en met de mogelijke inachtneming der spraakleerregels. Zoo wordt er gehandeld in de folkloristische schriften en liederverzamelingen. In het onlangs verschenen Deutsches Kinderlied und Kinderspiel, een nieuw gewrocht van professor Böhme, dat voor het 2de deel | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||
(Kinderspiel), als model, zoo dunkt mij, voor een door onze prijsvraag bedoeld werk dienen kan, wordt hetzelfde stelsel aangenomen. Zelfs geeft Böhme de liedjes veelal geheel - ook voor de spelling - in den tongval der streek waar ze vandaan komen. Het besluit van mijn onderzoek der drij ingezonden werken is dees: Drij kostelijke bijdragen zijn het, niet alleen om tot eene volledige verzameling te geraken van de kinderspelen in Vlaamsch-België, maar ook om, door de menigte schilderachtige nog ongeboekte uitdrukkingen, ter verrijking te dienen van onzen woordenschat. Te belangrijker zijn deze verzamelingen, dat zij ingeoogst werden in drij verschillende Vlaamsche gouwen, nr 1 in Oost-Vlaanderen, nr 2 in de Kempen, en nr 3 in West-Vlaanderen. Ik moet het bekennen: zoozeer ben ik met den uitslag van deze prijsvraag ingenomen, dat ik, min streng dan mijne geachte medeleden MM. Coopman en Broeckaert, de volgende onderscheidingen door de Academie zou willen zien toestaan: den prijs aan nr 3, eene zeer eervolle melding aan nr 2, en eene eervolle melding aan nr 1.
De vergadering beslist, geen der ingezonden verhandelingen te bekronen. |
|