Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1898
(1898)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
Zitting van 16 Maart 1898.Aanwezig de heeren Alberdingk Thijm, bestuurder; van Even, onderbestuurder; de Potter, bestendige secretaris; de heeren Claeys, jhr. de Pauw, Gailliard, Gezelle, Hiel, Daems, Obrie, Coopman, de Vos, Broeckaert, Sermon, Bols, de Flou, baron de Maere van Aertryke, Claes, Arnold, werkende leden; de heeren de Ceuleneer, jhr. de Gheldere en de Vreese, briefwisselende leden. Door de heeren Janssens, Segers en Muyldermans is bericht gezonden dat zij verhinderd zijn de zitting bij te wonen. Na lezing van het verslag over de voorgaande zitting, hetwelk goedgekeurd wordt, deelt de bestendige Secretaris de titels mede der | |
Aangeboden boeken.Door de Regeering: Bulletin de l'Agriculture, 14e jaar, nr 1. Compte rendu des séances de la Commission royale d'Histoire, 1897, nr 5. Bulletin de l'Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts, 1898, nr 1. Revue sociale catholique, 1897-1898, nrs 4 en 5. Bibliographie de Belgique 1897, nrs 1, 2, 3. | |
[pagina 40]
| |
Door den heer J. Broeckaert: Nog iets over onze oude liedjeszangers. 1898.
Door het Historisch Genootschap van Utrecht: Documents concernant les relations entre le Duc d'Anjou et les Pays-Bas. Tome IV.
Door den heer Dr. Graevell: Die vlämesche Bewegung vom alldeutschen Standpunkt aus dargestelt vom Harold Arjuna. Berlijn, 1897. Klassisch oder Volksthümlich? Leipzig, 1896. Dr. Graevell versus Mr. Prayon.
Door den heer J. Bouchery: Gedichten en Gezangen, 1897.
Door den heer Arseen van der Schelden: Kleine Nederduitsche Spraekkunst, door J. V(an) B(iesbrouck). Ieperen, 1844. Nederduytsche Spraekkunst, door J.-A. ter Bruggen. Antwerpen, 1830. Nieuwe Nederduytsche Spraek-konst, door J. des Roches. Gent, 1827. Kleyne Fransche Spraekkunst, door P. Behaegel. Brugge, 1836.
Door den heer A. de Schacht, te Ieperen: Heibloemen. Dicht- en prozastukken uitgegeven door de Rederijkkamer ‘Trouw en Broeder liefde’ te Turnhout. 1840. | |
[pagina 41]
| |
Door de Uitgevers van Biekorf: De 5e en 6e afleveringen, 9e jaar.
Door den heer A. Siffer: Het Belfort, 1898, nr 3. | |
Briefwisseling.Mededeeling wordt gedaan van het overlijden des heeren P. Willems, werkend lid. - Het Bestuur heeft aan de familie des ontslapenen eenen brief van rouwbeklag gezonden. De heer Bestuurder staat recht en doet lezing van de redevoering, welke hij namens de Academie in het sterfhuis, vóór de begraving, heeft uitgesproken:
Als bestuurder der Koninklijke Vlaamsche Academie wensch ook ik, in naam dier Academie, een afscheidsgroet uit te spreken, ter eere van ons afgestorven hooggeacht medelid. De vereerde overledene toch was het, die de eerste hand aan 't werk sloeg, om de nieuwe stichting in 1887 te helpen opbouwen. Hij was daarvan de eerste bestuurder, en sedert dien tijd heeft hij niet stil gezeten door woord en daad den bloei der instelling te bevorderen. Blonken andere leden uit door dichtkunst of redenaarstalent, Willems was het middenpunt der | |
[pagina 42]
| |
groep die zich bijzonder met de taalwetenschap in 't algemeen, en met die der oudste Nederlandsche dialecten in 't bijzonder bezig hield. In deze eigenlijke philologie was hij een meester. Deswege ook verkoos men hem tot voorzitter der afdeeling ter verspreiding van oude, nog in 't stof der archieven berustende handschriften. De waarschuwing van zijnen in 1846 gestorven naamgenoot, door dezen in den Messager des sciences historiques uitgesproken - ‘Les étrangers emportent les trésors de nos ancêtres’ - moest meer en meer overbodig gemaakt worden. België zou zijne aloude schatten van letterkunde voortaan op geene wijs meer prijs geven, maar die zelf opdelven en aan 't licht brengen. Door Willems opgewekt, zetten zich de mannen zijner onmiddellijke omgeving met vlijt en geestdrift aan het werk. Eene statige rij van boekdeelen prijkt heden reeds als de vrucht van dien arbeid. Vervolgens bewijzen de tien jaren Verslagen en mededeelingen der Academie hoezeer hij ook werkzaam was als mede-verslaggever der ingezonden antwoorden bij den jaarlijkschen wedstrijd. Steeds was hij met een paar andere leden der Academie de aangewezen persoon om de studiën te bevorderen betreffende de taal, welke in onze gewesten geschreven en gesproken werd, van den tijd af dat het Nederlandsch, of liever het Dietsch, zich van de andere Germaansche spraken duidelijk laat onderscheiden. | |
[pagina 43]
| |
Hij hechtte, zoowel uit overtuiging als uit lokaal-patriotismus, zeer sterk aan de oude Limburgsche taal en meende niet, gelijk J.-F. Willems en anderen voorheen, dat het oudste Dietsch zich van de tegenwoordige Fransche grenzen in West-Vlaanderen naar andere provinciën had uitgebreid, maar wel, dat de taal der Maasoevers veel ouder Dietsch laat onderscheiden; eene meening, welke (niet onnatuurlijk) door vele Duitsche geleerden van onzen tijd wordt bestreden, die in de Nederlansche spraak van omtrent 900 meer de elementen van het tegenwoordig Hoogduitsch, dan van ons Nederlandsch willen terugvinden. Wat er ook van zij - het handhaven der oudheid onzer landstaal strekt in elk geval den geleerde tot eer. En wat nu verder zijne werking in de Academie zelve betreft - hij was het ook die den geest van samenwerking, zonder aanzien van uiteenloopende meeningen, in de Academie zocht te handhaven. Alle partijzucht moest hier uitgesloten blijven, elke overtuiging geëerbiedigd; want men verstond de spreuk van het wapen: ‘Eendracht is macht’ en ‘Concordiâ parvae res crescunt’. Voor die deugden - voor de ernst zijner wetenschap, voor zijnen onvermoeiden arbeid zij zijne nagedachtenis in eere gehouden, en roepen wij hem toe: ‘Requiescat in pace’ - ‘Tot wederziens!’ De teraardbestelling werd bijgewoond door drie | |
[pagina 44]
| |
leden van het bureel: de heeren Alberdingk Thijm, van Even en de Potter, en door de heeren Claeys, Daems, Bols, Claes, Gailliard, Muyldermans, de Ceuleneer, Segers, jhr. de Gheldere en Janssens.
Door de heeren Coopman, Daems, baron de Maere d'Aertrycke, de Pauw, de Potter en Hiel wordt voorgesteld, dat het bestuur der Academie de Regeering zou verzoeken het portret te laten schilderen van den heer Willems, als hulde aan haren betreurden eersten bestuurder, om in het lokaal der Academie te plaatsen. - Aangenomen. De heer de Ceuleneer belast zich met het schrijven der levensschets van P. Willems voor het eerst te verschijnen Jaarboek.
Door den heer Alberdingk Thijm wordt, namens de schrijvers, de derde aflevering aangeboden van het Wörterbuch der Elsässischen Mundarten bearbeitet von E. Martin und H. Lienhart. Deze aflevering bevat de woorden Hud-Kur en blijkt even merkwaardig te zijn als de vorige. |
|