Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1898

[Opgave der ingezonden verhandelingen over de wedstrijden]

Door den Bestendigen Secretaris worden de handschriften ter tafel gelegd, ingezonden voor de letterkundige wedstrijden dezes jaars:

Tweede prijsvraag.

Taalkundige studie over het middelnederlandsch proza (Oost- en West-Vlaanderen), gelijk het voorkomt in ambtelijke bescheiden en andere opstellen, die geene letterkundige strekking vertoonen.

Eéne verhandeling, met kenspreuk: Wie waren onze voorvaderen?

Derde prijsvraag.

Geschiedenis der Nederlandsche taalkunde in de Zuidelijke Nederlanden, van de XVI^e eeuw tot 1886.

Eéne verhandeling, met kenspreuk: Ecce iterum.

Zesde prijsvraag.

Verzameling en beschrijving van de oude en hedendaagsche kinderspelen in Vlaamsch België.

[p. 10]

Drie verhandelingen.

1^o,	met kenspreuk: Kinderen, speelt.
2^o,	met kenteeken: J.A.K.
3^o,	met kenspreuk: Uit die kennisse komt die minne.

Zevende prijsvraag.

De opvoedkunde, het vaderlandsch en het maatschappelijk belang eischen, dat het kind onderwezen worde door middel zijner moedertaal.

Drie antwoorden:

1^o,	met kenspreuk: Quid leges sine moribus.
2^o,	met kenspreuk: Eene ongekende zaak aanleerend bij middel van eene niet goed gekende taal strijdt rechtstreeks met de gezonde rede.
3^o,	met kenspreuk: De taal is de ziel der natie.

Buitengewone prijskamp.

Idioticon van het Antwerpsch dialect.

Eéne verzameling, met kenspreuk: De volkstaal is eene onuitputtelijke mijn.