| |
| |
| |
Lezingen.
‘Het Nederlandsch geene rechtstaal?’
door Fr. de Potter.
Wat al dwalingen en vooroordeelen er omtrent de Nederlandsche taal nog, als gangbare munt, bij zekere lieden van tel zijn, is haast niet te gelooven. Na eenen zes en zestigjarigen kamp tot het herwinnen van het taalrecht onzes volks; na de uitgave van honderde vlugschriften en van honderde bijdragen in literarische tijdschriften en gazetten van allen aard; na honderde voordrachten, niet alleen in de grootste onzer steden, maar ook in tal van onaanzienlijke landelijke gemeenten, waar doorgaans ook gehandeld werd over de voortreffelijkheid, de kracht, de welluidendheid, de buigzaamheid, de duidelijkheid en den rijkdom der Nederlandsche taal, heeft men, in de laatste dagen, tot ons aller verbazing, beweringen vooruitgezet, welke ineens al het vroeger geschrevene en gesprokene - we meenen te mogen verzekeren, al het herhaaldelijk bewezene en nooit weerlegde - trachten den bodem in te slaan. Volgens onze tegenstanders zou het derhalve onzin geweest zijn wat men vroeger onderwees, en zou het bekend versje van ANSLO:
‘O Nederland! wie is aan U in spraak gelijk?
Zoo kort, zoo net, zoo zin-, zoo woordenrijk?’
maar voorgoed uit de bloemlezing van Neder- | |
| |
lands dichterschat moeten verdwijnen Ja, wat men vroeger nooit loochende, namelijk den rijkdom van het Nederlandsch, heeft men thans aangedurfd, wel is waar met eene lichtzinnigheid zonder weerga, maar met zooveel vastheid en schijn van gezag - en, waarom het niet gezegd? ook in zulke eerbiedwaardige vergadering - dat er mogelijk wel iets van die versmading zou overblijven indien niet eene stem opginge om het bewijs te leveren dat er een oordeel is uitgebracht zonder de minste bevoegdheid....
Inderdaad, onze tegenstanders staan algemeen bekend als lieden, die, op elk ander gebied dan dat der Nederlandsche taal en letterkunde, groote verdiensten kunnen hebben, maar die, niet gewoon het Nederlandsch te bezigen in spraak of schrift, of in 't geheel er niet mede vertrouwd, op dàt gebied niet te erkennen zijn als verkondigers van een Evangelie. Bovendien, zij, die de duidelijkheid en den rijkdom, de geschiktheid onzer taal tot het uitdrukken van alle mogelijke wets- of rechtsbepalingen betwijfelen, toonen een volslagen gemis aan kennis van onze historie, welke zij misschien slechts kennen uit in 't Fransch geschreven boeken, waar veelal weinig anders te vinden is dan de geschiedenis van vorsten, 't relaas van ridderlijke avonturen of van groote veldslagen, schier niets van het innige leven onzer voorgeslachten. Ware onzen tegenstanders het verledene van het Nederlandsche volk, ook maar oppervlakkig, bekend - zouden zij niet weten
| |
| |
dat onze taal reeds in de XIIIe eeuw, evenals die van onze naburen, reeds eene letterkunde bezat, zóó beschaafd dat een denker en dichter, als Jacob van Maerlant, benevens nog anderen, haar beoefenden met eere en bezigden met roem tot verspreiding van wijsheid en wetenschap? zouden zij niet weten dat reeds in de XIIIe eeuw stadskeuren - dus wel degelijk wetten! - in het Nederlansch werden afgekondigd? dat in de XIVe eeuw, en later, al onze groote gemeenten verordeningen of voorgeboden te schrift stelden, en dat onze rederijkers- en schuttersgilden, alsook al de ambachten en godsdienstige broederschappen hunne eigene wetten bezaten, uitsluitelijk in het Nederlandsch opgesteld? En kunnen wij ook niet wijzen op een groot getal keuren van kastelnijen, landambachten en steden, deze laatste bekend onder den naam van Costuymen, en die in de XVIe, XVIIe en XVIIIe eeuwen of eerst te schrift gesteld, of gewijzigd of vernieuwd werden?
Maar misschien is deze omstandigheid wèl bekend aan onze tegenstanders, en is 't hun voorgekomen dat de oude Nederlandsche wetteksten, als gebrekkig, onduidelijk aangeklaagd, in de praktijk onvoldoende bleken, zoodat men er toe besluiten moest, Fransche teksten er bij te voegen en de oorspronkelijke bepaald ter zijde te laten. In dat geval zou het noodig zijn, feiten aan te halen, en de beweringen door afdoende bewijzen te staven. Ongelukkiglijk voor de tegensprekers is geen zulkdanig
| |
| |
betoog geleverd, eenvoudig omdat het niet te doen is!
Derhalve hebben wij het recht de oude, zeker niet verouderde, stelling te herhalen, namelijk dat onze taal, uit wier eigen zuivere bron de beteekenis der woorden opwelt; die hare eigen wortelwoorden heeft, waardoor zij alle denkbeelden bondig en duidelijk vermag uit te drukken zonder bij andere talen te leen te moeten gaan, en welke, door gemakkelijke woordkoppeling, veelvuldige gedachten in één enkel woord besluit, - dat het Nederlandsch, zeggen wij, ten minste eene even groote geschiktheid bezit als welke andere, en genoeg ontwikkeld is om te dienen tot mededeeling van gedachten in allerlei orde en onder alle vormen, zeker niet het minst op rechterlijk terrein.
Men zou dit betwijfelen?Ga naar voetnoot(1) Maar dan is men hoegenaamd niet bekend met wat, sedert drie honderd jaren, op de studietafel ligt van den Nederlandschen rechts- en taalgeleerde. Hebben zij nooit hooren gewagen van Huig de Groot's menigmaal herdrukt meesterwerk: Inleydingh tot de Hollandtsche rechts-geleertheyt? geschreven met het opzet ‘onze Duitsche moederstale te vereeren, ende te toonen dat oock deze (rechtsgeleerde) wetenschap in deselve tale wel kan verhandelt worden’; verder ‘om aan de Hollandsche rechtstaal vastheid
| |
| |
en gestalte te geven.’ - Hoe voortreffelijk Huig de Groot daarin slaagde, weet eenieder, die geen vreemdeling is op ons literarisch gebied. ‘De vorm van dit schrift’, zegt Vissering - een alleszins bevoegd beoordeelaar - ‘is meesterlijk’; het is, in 't opzicht van ontvouwing der rechtsleer, verre boven de Instituten; de voordracht is helder, scherp en pittig’. De Groot wilde den rijkdom van het Nederlandsch in het heldere licht stellen, en heeft zelfs daarin, door overdreven gekuischtheid en zucht naar taalzuivering, gezondigd. Alzoo, in plaats van woorden en zegswijzen, algemeen gekend en gebruikelijk, kiest hij zulke, die zonder verklaring niet verstaanbaar zijn, b.v. voorspraeck voor advocaat, volmacht voor procureur, gerechtschrijver voor griffier, stadtschrijver voor secretaris, beampteschrijver voor notaris, dezes protocol voor Kladtboeck, den factoor eens koopmansbewindhebber, enz.
Talrijk zijn de woorden, die reeds bij De Groot voorkomen en nu nog in onze wetteksten aangetroffen worden; nog talrijker zijn wellicht die woorden, termen en uitdrukkingen, die de groote geleerde gebruikte en welke wij nu noode missen. Zoo, onder meer, geeft hij verzetting van eisch voor dilatoire exceptien, en afzetting van eisch voor declinatoire exceptiën enz.Ga naar voetnoot(1).
| |
| |
Onzen jongen rechtsgeleerden durven wij aanraden de taal van H. de Groot ernstig te bestudeeren. Vissering zegt ervan: ‘Bij haast elke bladzijde moeten wij de getuigenis geven: juist, dat is het rechte woord! dat is de gepaste term, de natuurlijke verbinding, de nauwkeurige omschrijving: geen woord te veel, geen woord te weinig, geen woord misplaatst’.
Maar 't is geheel en al overbodig, dunkt ons, hierover uit te weiden. Terwijl geleerde Franschen zelven met de armoede hunner taal den draak staken, en Voltaire, zeker wel te recht! haar noemde la fière mendiante, hebben geleerde pennen, welsprekende redenaren, sedert lang, de groote hoedanigheden van het Nederlandsch doen uitschijnen. Is er ooit een bevoegd man opgestaan om dit oordeel tegen te spreken? Overigens - al degenen, die Nederlandsch kennen, zijn genoeg overtuigd van de gegrondheid onzer stelling, terwijl onder degenen, die onze taal onkundig zijn, mogelijk eenigen moedwillig de oogen sluiten voor het onloochenbare licht.
Toch zal het nuttig wezen een, om zoo te zeggen, tastbaar bewijs te leveren niet alleen van de geschiktheid onzer taal, maar ook van den rijkdom onzer literatuur in rechtskundig opzicht; en te laten zien, dat die weelde niet dagteekent van gister, maar geworteld is in het lang verledene van ons zelfstandig volkswezen.
Om dit wit te treffen, zal het volstaan de
| |
| |
Nederlandsche bibliographie te raadplegen, en eene keus te doen uit het vele, dat daar voorhanden ligt, ons bepalende slechts de voornaamste rechtsbronnen aan te dudenGa naar voetnoot(1). Wie oogen heeft om te zien zal er dadelijk uit leeren, dat het onzin is, te beweren dat het Fransch ten onzent, op het gebied van wet en justitie, geene vreemde taal, maar reeds volop zou gebezigd zijn van de instelling af der regelmatige rechtbanken ten onzent (XVe eeuw).
Onze lijst behelst Noord- en Zuidnederlandsche schriften, en bewijst voldingend, dat het ons vaderland te geenen tijde heeft ontbroken aan ervarene, geleerde beoefenaren der Nederlandsche rechtsliteratuur. Het spreekt van zelf, dat wij al deze boeken niet opgeven als meesterwerken, in taalkundig opzicht: overigens, dat zijn al de Fransche wetten ook niet; maar zal er iemand beweren dat tekortkomingen, in dien zin, niet lichtelijk te verbeteren, dat geen wetteksten zouden te leveren zijn, ten volle beantwoordende aan de eischen van het genie der Nederlandsche taal en voor eenieder verstaanbaar? Toen het nieuwe Wetboek van Strafrecht bij onze Noorderbroeders, in 1883, werd ingevoerd, heeft men, om overal goede termen te
| |
| |
gebruiken, vooraf raad gevraagd aan Mathias de Vries, zoodat alles daarin wel goed in den haak zal zitten.
Zal men opwerpen dat de hier bekend gemaakte schriften buiten Nederland niet verspreid zijn? Voor de meeste, ja, is dit wel het geval, maar voor Nederland bleken zij ruimschoots voldoende te wezen; overigens weet men er te noemen, die in Duitschland door befaamde rechtsgeleerden hoog gewaardeerd zijn, tot zoo verre, dat een van hen opzettelijk onze taal heeft aangeleerd om de Nederlandsche rechtsbronnen te beter te kunnen bestudeeren. Laat ons hierbij voegen dat asser's Schets van het internationale Privaat Recht eene Europeesche vermaardheid verwierf en, o.a., in het Rumeensch is overgezet.
Over weinige dagen werd ook beweerd, dat de Nederlandsche rechtsgeleerden zich bedienen van de Fransche taal. Inlichtingen hieromtrent in Holland gevraagd, geven ons het recht daarop met één enkel woord te antwoorden: dit is geheel en al onwaar! Eene vreemde taal werd vroeger, ja, in Nederland (meer nochtans in 't Noorden dan in 't Zuiden), gedurende eenen tamelijk langen tijd door vele rechtsgeleerden gebezigd, maar 't was het Fransch niet! Bij het behandelen der rechtswetenschap nam men veelal, tot het einde der XVIIIe eeuw, toevlucht tot het Latijn.
Wij vleien ons met de hoop dat, na lezing dezer bladzijden, niemand zich nog verstouten zal
| |
| |
te zeggen, dat het Nederlandsch niet dienen kan tot rechtstaal, dat er geene Nederlandsche rechtsliteratuur bestaatGa naar voetnoot(1). Maar wellicht zal men eene andere tegenwerping herhalen, deze namelijk, dat de meeste der door ons aangeduide schriften ‘Hollandsch’ en niet of weinig verstaanbaar zijn voor den Vlaming. In de laatste weken immers is zulke bewering nog vooruitgezet, met bijvoeging, dat onze taal van provincie tot provincie verschilt... Bij voorbaat zullen wij ook hierop antwoord geven.
De taal, in welke de Hollandsche en Vlaamsche rechtsgeleerde boeken opgesteld zijn, is het beschaafd, letterkundig Nederlandsch, dat onderwezen wordt in al de scholen van Noord en Zuid, van Groningen tot Nieuwpoort, overal zelfs met dezelfde spelling - namelijk die van het Woordenboek der Nederlandsche taal. De Hollandsche boeken en tijdschriften worden gelezen in Vlaanderen en Brabant; de in Zuid-Nederland gedrukte schriften zijn in handen van de Hollanders. Het Belfort heeft lezers tot in Friesland; Eigen Haard vindt men op de tafel te Hasselt en te Ieperen.
In de Volksbibliotheken te Gent, welke we bijwijlen bezoeken, zien wij, overigens, hoe onjuist gemelde bewering te noemen is: de boeken van Jacob van Lennep en van Bilderdijk (Noord-Holland), van Tollens (Zuid-Holland); van Feith (Over-IJsel); van
| |
| |
Bellami (Zeeland); van Spandaw (Drente); van Elias-Annas Borger (Friesland), worden evenzeer gelust en met evenveel smaak en voldoening gelezen als de dichtwerken van Ledeganck (Oost-Vlaanderen), Maria Doolaeghe (West-Vlaanderen), Dautzenberg (Limburg) en van Beers (Antwerpen). Nog nooit, verklaren ons de bewaarders der verschillige volksbibliotheken, bracht een werkman een boek terug, met de klacht, dat hij den schrijver niet heelemaal had kunnen verstaan. In alle Nederlandsche schriften vinden Vlamingen en Hollanders de eigene spraak, de eigene uitdrukkingen en zegswijzen, dagelijks in gebruik, den eigen tolk van allerlei gedachten en gevoelens. - En Hollandsch en Vlaamsch zouden twee verschillige talen zijn?
Maar genoeg! Alles, wat wij nog zouden kunnen aanvoeren ter verdediging van onze taal, en van ons taalrecht, is reeds meer door eene halve eeuw, ja tot vervelens toe, gezegdGa naar voetnoot(1). Wij sluiten met een bemoedigend en, laat ons hopen, profetisch woord van wijlen ons zoo even genoemd medelid, Mathias de Vries, gericht tot de Vlamingen en zinspelende op hunnen taalstrijd: ‘Gij behoeft de mededinging van het Fransch niet langer te duchten: de innerlijke waarde Uwer eigene landstaal zal zich wreken op iedere miskenning van haar onbetwistbaar recht.’
| |
| |
| |
Lijst van rechtsgeleerde boeken en tijdschriften in Nederlandsche taal.
d'Ablaing (W.-M.). Recht en Rechtswetenschap. Haarlem, 8o. |
Aller. Tractaat van testamenten, legaten enz. Rotterdam, 1656. |
Anselmus (A.). Codex Belgicus, ofte de Nederlandtsche, nieuwe soo gheestelycke als wereltlycke rechten, ghetrocken uit de vier placcaetboeken tot Gendt ende Antwerpen. Antwerpen, 1662, in-folio. |
Asser (T.-M.-C.). Schets van het internationale Privaatrecht. |
- Het eerste ontwerp van het Nederlandsch Wetboek van Koophandel (1809). Amsterdam, 1866. |
- Het bestuur der buitenlandsche betrekkingen volgens het Nederlandsch staatsrecht. Amsterdam, 1860. |
- Schets van het Nederlandsch Handelsregt. Haarlem, 1877. |
- Studiën op het gebied van Recht en Staat, 1858-1888. Haarlem, 1889. |
Asser (C.) en van Heusde (Mr.). Handleiding tot de beoefening van het Burgerlijk Recht in Nederland. 3 deelen. |
- Het Nederlandsch Burgerlijk Wetboek vergeleken met het Wetboek Napoleon. 's Gravenhage, 1838. |
Backeljau (F.). Handboek voor kantonniers en politie-verordeningen van de staatssteenwegen. Turnhout, 1872. (Twee uitgaven.) |
Barels (J.-M.). Aanmerkingen over het enkel en dubbel verband. Amsterdam, 1772. |
- Advijsen over Koophandel en Zeevaart. Amsterdam, 1780, 2 deelen, 4o. |
- Advijsen (Crimineele) der voornaamste Nederlandsche Rechtsgeleerden. Amsterdam, 1778, 4o. |
- Aloude gebruiken in de rechtsoefening, de statutaire gemeenschap, de pandingen in Amsterdam. 1780. |
Bax. Successieregt. 1818. |
Beheer van Staatsspoorwegen. Reglement voor den dienst op den spoorweg. Brussel, 1889. |
Bepalingen (Wettelijke) over het gebruik en onderwijs der Nederlandsche taal in België. Gent, 1882. |
Bent (J.). Het Jagtrecht der West-Friezen. Hoorn, 1761, 4o. |
Bernolet (P.). Handboek van gerechtelijke en gemeentelijke politie ten gebruike van burgemeesters, schepenen, gemeenteraads- |
| |
| |
leden en secretarissen, politie-commissarissen, officieren en bevelhebbers der gendarmerie, veldwachters, commissarissen van het Zeewezen, opzieners van ijzeren wegen, enz. met bijzondere onderrichtingen voor de jacht- en boschwachters. Brugge, 1875. (Twee uitgaven.) |
Besluiten (Koninglijke), al de modellen tot het opmaken van processen-verbaal; wet betrekkelyk den tol der barieren, en de onderrigtingen ten gebruike der bedienden van het bestuer der bruggen en wegen. Gent. |
Beynen. Staatsregeling van ons vaderland. 1891 (Zeven uitgaven). |
Bivort (J.-B.). Wet op het lager onderwijs verklaard en uitgebreid. (Naar het Fransch.) Brussel, 1845. |
Blok (P.-J.). Leidsche rechtsbronnen uit de middeleeuwen. 's Gravenhage, 1884. |
Bloys van Treslong (C.-J.). Verzameling van stukken aangaande het jagtregt. Amsterdam, 1784. |
Boer en Six. Handboek voor plaatselijke besturen. Utrecht, 1851, 2 deelen. |
Boey (Th.). Woordentolk, of verklaring der voornaamste onduitsche en andere woorden, in de rechtspleginge voorkomende. 's Gravenhage, 1773, 2 deelen. |
Boogaerd (J.-F.). Wetten op den Waterstaat in Nederland. 1669-1892. 's Hage, 1858-1893, 31 deelen. |
Bool (J.). De Politie, haar wezen, enz. 1887. |
Bort (P.). Van de Hollantsche leenen. 's Gravenhage, 1655, 4o. |
- Het gebruyck van appel in Holland ende West-Friesland. 's Gravenhage, 1652. |
- Observatiën, advijsen, regulen van rechten enz. Utrecht, 1745, in-folio. |
Bosschaerts (A.-J.). Verhandeling op de protesten, wisselbrieven, order-biljetten en het boekhouden, met dezelfde voorschriften, overeenkomstig de bestaande wetten in België. Gent, 1843. |
Bottelgier (Jan). Summe rurael, sprekende van allen rechten. Antwerpen, 1542, in-folio. |
Bouman (J.-C.). Het recht betreffende onroerende goederen in Nederland. 1890. |
Brasser (J.-J.). Het recht der bloedverwanten in het stuk van versterf. Leiden. 1778. |
Broeckaert (J.). De vrijheerlijkheid van Moorsel, Gevergem en Wieze en hare costumen. Dendermonde, 1894. |
Buddingh (S.-A.). Verhandeling over de doodstraf. Batavia, 1846. Buurtwegen. (België) Reglement van den 22 July 1854. |
| |
| |
Buys (J.-T.). De Grondwet. Toelichting en kritiek. Arnhem, 1883-1888, drie deelen. |
Campens (Ed.). Over de koopvernietigende gebreken en de waarborging in het verkoopen en verwisselen van huisdieren, volgens de grondregels van het Burgerlyk Wetboek en de wyzigende wet van den 28 January 1850. Gent. |
Cannaert (J.-B.). Bydragen tot de kennis van het oude strafrecht in Vlaenderen, verrykt met vele tot dus verre onuitgegevene stukken. Derde vermeerderde uitgave. Gent, 1835. |
Carpentiers (L.) en de Jongh (J.). Handleiding voor de toepassing der wet van den 14en Maart 1876, op de Bijstandswoonst. Lier. 1884. |
Citters en van Roosendaal. Verzameling van wetten, besluiten enz. betreffende de spoorwegen in Nederland. 1886. |
Claeys (G.). De wet-Coremans betrekkelijk het gebruik der Vlaamsche taal in strafzaken, 3n Mei 1889. Brugge, 1890. |
Collée (Mathias). Uitlegging der gemeentewet van België, van 30 Maart 1836, veranderd door de wetten van 1842 en 1848. Tongeren, 1855. |
Coryn (Gust). Wet op het geheim der stemming en het kiesbedrog (van 9 Juli 1877). Officiëele (Fransche) tekst met de Nederlandsche vertaling. Gent, 1877. |
Cos (J.). Over het huwelyk, huwelykse voorwaarden, etc. 3e druk, 's Gravenhage, 1754. (Vier uitgaven.) |
Cremers. Aanteekeningen op de Nederlandsche Wetboeken. 1870-1893. Zeven deelen. |
Damhouder (J.). Practycke in civile saecken. Rotterdam, 1649, 4o. |
De Baets (Herman). Het Belgisch herziene wetboek van Koophandel vertaald door... Gent, 1880. |
- Wetboek van rechtspleging in strafzaken. Voorafgaande titel. Wet van 17 April 1878, met de Nederlandsche vertaling. Gent, 1878. |
De Baets (Pieter). Herzieningswet over het hypothekenstelsel van 16 December 1851. Uit het Fransch vertaeld en uitgelegd door... Gent, 1852. |
De Beauffort (L.-F.). Van de vrijheid in den burgerstaat. Middelburg, 1738, 2 deelen. 8o. |
De Bock (Edm.). Handleiding tot de kiesverrichtingen. Gent, 1895. Elfde uitgaaf. |
De Bosch Kemper (J.). Wetboek van strafvordering. Amsterdam, 1838-1840, 3 deelen. |
| |
| |
De Brune (J.). De grond-steenen van een vaste Regeeringe. Middelburg, 1621. |
De Coeur (J.). De styl der notarissen. 2e druk. 's Gravenhage, 1744. |
De Corswarem (A.). Uitlegging der Militiewet. Hasselt, 1890. |
- Uitlegging der wetten en dekreten over de Kerkfabrieken. |
- Uitlegging der wetten en der koninklijke besluiten over het Lager onderwijs en over de pensioenen der gemeente-onderwijzers. |
De Groot (H.). In-leydingh tot de Hollandtsche rechts-geleertheyt. Rotterdam, 1631. (Talrijke uitgaven). |
De Groot (W.). Isagoge: Inleyding tot de Praktyck van den hove van Holland. 's Gravenhage, 1656. |
De Hondt (L.). Burgerlyk wetboek. Uit het Fransch vertaeld en beknoptelyk uitgelegd door... Met byvoeging en beknopte uitlegging van de Belgische wetten, welke aen het burgerlyk wetboek tot heden wyzigingen hebben toegebracht. 1o De wet over de koopvernietigende gebreken en de koninglyke besluiten van 29 Januari 1850 en 18 Februari 1862. - 2o De herziening van het hypothekenstelsel. - 3o De wet op de gedwongene onteigening. - 4o De wet over de inbeslagneming der renten, op byzonderen gevestigd. - 5o De wet over den lyfsdwang. Gent, 1862. |
- Wetboek van rechtspleging in strafzaken, met de wijzigingen tot op 20 April 1874, in België er aan toegebracht, en de officiëele Nederlandsche vertaling door.... Gent, 1874. |
De Hoon. Grondbeginselen van het Belgisch Strafrecht. Aalst, 1896. |
- Grondbeginselen van de Belgische Strafvordering. Ibid. 1896. |
De Jongh en Oudeman. Handboek van den kantonregter en den ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij het kantongerecht, voor de behandeling van strafzaken. Groningen, 1865. (Twee uitgaven). |
De la Bassecour Caan (J.-J.). De regeeringsvorm van Nederland. 1515-1880. - 1889. (Drie uitgaven). |
Delaruye (L.) en Van Boekel (K.-H.). Het Pachtersregt en de land- en hofbouwpryzer. Handboek voor het kennen en bewerken van alle landbouw- en hoveniers-schattingen. Gent, 1855. |
De Martini (G.-J.). De Nederlandsche wetgeving. Met bijlagen. Amsterdam, 1840, 2 deelen. |
| |
| |
Den Beer Portugaal (J.-C.-C.). Het Oorlogsrecht. Breda, 1882. (Twee uitgaven). |
Den Tex en Van Hal. Bijdregen voor Regtsgeleerdheid en Wetgeving. Amsterdam, 1826-1831. 17 deelen. |
- Nieuwe Bijdragen. Ibidem, 2 deelen. |
- Nederlandsche Jaarboeken voor Regtsgeleerdheid. 1839-1850. 12 deelen. |
De Pauw (N.). De Voorgeboden der stad Gent in de XIVe eeuw. Gent, 1885. |
De Pinto (A.). Het Burgerlijk Wetboek verklaard. |
- Het Wetboek van Koophandel verklaard. 2 deelen. |
- Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. 2 deelen. |
- Het herziene Wetboek van Strafvordering. 2 deelen. |
- Handleiding tot het Wetboek der burgerlijke Regtsvordering. 's Gravenhage, 1845. 3 deelen. (Twee uitgaven). |
De Potter. Patentboek. Amsterdam, 1842. |
Derestia (F.-J.). Grondwettelijke rechten en plichten der Belgen, gevolgd van een kortbondig vertoog der inrichting van provincie, arrondissement en gemeente, en van een hoofdstuk over de rechterlijke macht. Handboek ten dienste der lagere scholen opgesteld. Brussel, 1866. |
De Vigne (J.). Wet op de Riviervischvangst van 19 Januari 1883, gevolgd van de besluiten van 20 en 21 Januari 1883. Gent, 1884. |
- Wet op de Jacht van 29 Maart 1873 en het reglement op de insectenvretende vogels, met de officiëele Vlaamsche vertaling. Gent, 1874. |
- Wet op de Jacht van 28 Februari 1882, gevolgd van de besluiten en reglementeu op de jachtbrieven en de insectvretende vogels van 1 Maart 1882, met ministeriëele onderrichtingen. 1882. |
- Grondwet van België, met de Nederlandsche vertaling. Gent, 1882. |
De Vries (G.). De wetgevende macht der plaatselijke besturen. Haarlem, 1846. |
De Vries (J.-F.). Het kennelijk onvermogen (burgerlijk faillissement) volgens Nederl. recht en buitengewone wetgevingen. Amsterdam. 1870. |
De Vries en Molster. Magazijn van Handelsregt. Uitgegeven door... Amsterdam, 1859-1868, 10 deelen. |
De Vriese (Lod.). Wet op de Onderstandswoonst van 14 Maart 1876. Officiëele (Fransche) tekst met de Nederlandsche vertaling. Gent, 1877. (Twee uitgaven.) |
| |
| |
De Wal (G.). Inleiding tot de wetenschap van het Europeesch volkenregt. Groningen, 1846. |
De Wit Hamer (J.G.). Handboek voor de kanton-geregten. Schoonhoven, 1848. |
D'Huygelaere (H.) en Van Boekel. (K.-H.). Handboek van den werkregter, bevattende: 1o Geschiedkundige oogslag op de instelling der raden van Werkregters of Prud'hommes; 2o Grondslagen en geest der nieuwe wet; 3o De Fransche en Vlaemsche tekst der wet, opgehelderd en in verband gebragt met de andere daerop betrek hebbende wettelyke verordeningen; en 4o De wetgevende schikkingen en bevoegdheden der werkregtersraden op de fabriekmerken en teekeningen, en op de werkboekjes. Gent, 1859. |
Diephuis (G.). Handboek voor het Nederlandsch Handelsregt. Groningen, 1865-1867, 3 deelen. (Tweede uitgave). |
- Het Nederl. burgerlijk regt. Groningen, 1869-90. 22 deelen. |
Donkersloot (N.-B). Psychologische beschouwing der doodstraf. Tiel, 1864. |
Dozy (G.-J.). De oudste stadsrechten van Zwolle. 1867. |
Dumont (Christiaan-Pieter). Beknopte verhandeling voor het volk over de minderjarigheid, de voogdy en de zelfmaking. Antwerpen, 1856. |
- Een blik in de geschiedenis van het Regt, sinds de eerste tyden tot op onze dagen. Antwerpen, 1857. |
- Verhandeling voor het volk over de kontrakten van verhuring. Antwerpen, 1861. |
Enschedé (H.-J.-D.). De hoofdbegrippen van het Zee-Assurantierecht historisch toegelicht. Haarlem, 1886. |
Eyssell. De regtsmagt over vreemdelingen, in Nederland. 's Gravenhage, 1864. |
Feith (H.-O.). Het Groninger beklemregt. Groningen, 1828. |
- Aanleiding tot de eerste beginselen der Groningen regtskennis. Groningen 1778. (Derde uitgave.) |
Frédericq (Alb.). Het wetboek van rechtspleging in strafzaken voor het landleger van 1814. Gent, 1874. |
Fruin (J.-A.). De oudste rechten der stad Dordrecht en van het baljuwschap van Zuid-Holland. 's Gravenhage, 1882. |
- Bijdragen tot de kennis van het staats-, provinciaal- en gemeentebestuur. Nederland. Utrecht, 1864-1889. |
- De Nederlandsche Wetboeken. Utrecht, 1876-1883, drie deelen. |
| |
| |
Gailliard (Edw.). De Keure van Hazebroek van 1336. Uitgegeven op last der Kon. Vl. Academie. Gent, 1894-1897, 3 deelen. |
Gewin (J.-Chr.). Het recht van oorlog en vrede. Breda, 1880. |
Goblerus (J.). Den Spieghele der Rechten: Wt den natuerlycken, bewezenen, gheestelycken, wereltlycken en anderen rechten... Antwerpen, 1540, in-folio. |
Goudsmit (M.-Th.). Geschiedenis van het Nederlandsch Zeerecht. 's Hage, 1882. |
Groen van Prinsterer (G.). Beschouwingen over staats- en volkenregt. Leiden, 1834. |
- Grondwetherziening. 1849. |
- Verscheidenheden over staatsrecht en politiek. Amsterdam, 1850, 2 deelen. |
Grootjans (Aug.). Wet van den 19 Mei 1867 op het kiesbedrog. Dendermonde, 1868. |
Gyselynk (C.L.). Wet op de Jagt, inhoudende: 1o de wet van 26 february 1846 voor Belgenland; met de veranderingen die er sedert aen toegebragt zijn; 2o de ordonnantie van 13 Augustus 1669, tit. XXX; - de wetten van 28 April 1790; - 28 Vendémiaire, jaar V; - het decreet van 4 Mei 1812, voor Frankryk; 3o de wet van 3 Mei 1844, onder de regeering van Lodewyk-Philip, 1n koning der Franschen, en 4o de wetten van 18 Augustus, 22 September 1814; 19 Augustus, 16 November 1818; 21 February 1822; 5 July 1823; 26 December 1826 en 24 November 1827, voor het koningryk der Nederlanden. Twee uitgaven, bijeenverzameld, vertaald en uitgegeven door C.L. Gyselynk. Gent. |
Hamerster (D.). Nauwkeurige verklaring van de statuten van Frieslandt. Leeuwarden, 1741, 2 deelen, 4o. |
Handboek voor voogden. Over het werk der Voogdijen. Amsterdam, 1792. |
Handelingen der Nederlandsche Juristenvereeniging. 's Gravenhage, sedert 1870. |
Heemskerk (J.). De praktijk onzer Grondwet. Utrecht, 1881. 2 deelen. |
Heyligers (J. C). Het Politiewezen in Nederland. 1883. |
- Dronkenschap uit een strafrechterlijk oogpunt. 1874. |
Holtius (A.-C.). Nederlandsch Faillitenregt. Met aanteekeningen van De Geer. Utrecht, 1878. |
- Geschied- en regtsgeleerde verhandelingen. Utrecht, 1851, 8o. |
Hoogerbeets (Rombout). Korte inleydinghe tot de Practycke van 't aenvanghen der processen.... 1641. |
| |
| |
Huber (U.). Heedendaegse rechts-geleertheyt. soo elders, als in Frieslandt gebruikelyk. Amsterdam, 1742, 4o. |
Jedema (P.-L.). Gulden spiegel der Friesche regten, ofte een algemeene klene Corpus juris. Leeuwarden, 1791. 4o. |
Jurisprudentia Frisica, of Friesche regtskennis. Hs. uit de 15e eeuw, uitgegeven door De Haan Hettema. Leeuwarden, 1834-35, 3 deelen. |
Kersteman (F.-L.). Hollandsch rechtsgeleert Woordenboek. Amsterdam, 1768-73, 3 deelen. (Twee uitgaven.) |
- Rechtsgeleerde catechismus. Amsterdam. 1790. |
- Praeceptor der jonge notarissen. Amsterdam, 1790. |
- De pleitende practisijn of manier van procedeeren in Holland en West-Friesland gebruikelijk. Amsterdam, 1792. |
Kieswetboek. Officiëele (Fransche) tekst, met de Vlaamsche vertaling door Gustaaf Coryn en L. de Vriese. St.-Amandsberg. 1872. |
Kinker (J.). Brieven over het natuurlijk recht... naar aanleiding van W. Bilderdijk's Gronden van het natuurrecht. Amsterdam, 1823. |
Kist (J.-G.). Beginselen van handelsregt. Amsterdam, 1874-77, 6 deelen. |
- Handelsverbintenissen met schrift. Amsterdam, 1874. |
Kluit (A.). Historie der Hollandsche Staatsregeering tot 1795. Amsterdam, 1892, 5 deelen. |
Krabbe (H.). De burgerlijke staatsdienst in Nederland. Leiden, 1883. |
Kros (C.). Instructie in 't Notaris-ambt. Hoorn, 1686, 4o. |
Krom (C.-C.-N.). Oud-Nederlandsch Erfenisrecht. Nijmegen, 1878. |
Lamquet (J.-C.-C.). Algemeene oogslag op het Strafrecht der laetste voorgaende eeuwen. Aalst, 1864. |
Land (Prof. N.-K.-S.). Het Burgerlijk Wetboek. 5 deelen. |
- Hedendaagsch Wisselrecht. Leiden, 1881. |
- De verbindtenis uit onrechtmatige daad. |
Laurillard (I.-J.-M.). Het devolutieregt in het hertogdom Brabant. Leiden, 1855. |
Ledeganck. Het Burgerlijk Wetboek uit het Fransch vertaald en beknoptelijk uitgelegd. Gent, 1841. |
Levy (J.). Antirevolutionnair Staatsrecht. 's Gravenhage, 1886. |
Luyster (Den) en de glorie van het hertogdom Brabant herstelt. Brussel, (1699), in-folio. |
Lybreghts (A.). Redenerende practycq over 't oeffenen van 't Notaris-ampt. Amsterdam, 1769, 2 deelen, 4o. |
| |
| |
- Redenerend vertoog over 't Notaris-ampt. Amsterdam, 1736, 2 deelen. (Drie uitgaven.) |
Matthaens (A.). Over de opveilingen, verhuring, enz. Utrecht, 1802. |
Mathijssen (J.). Het Rechtboek van den Briel, beschreven in vijf tractaten... Opnieuw uitgegeven door J.-A. Fruin en M.-S. Pols. 's Gravenhage, 1880. |
Mees (W.-A.). Wisselverjaring. Leiden, 1884. |
Merula (P.). Maniere van procedeeren in dese provinciën Hollandt, Zeelandt ende West-Frieslandt, belangende civiele zaken, 1592. |
Mesot (L.). Nationaal woordenboek van het Belgisch regt der eigenaers, ambtenaren, kooplieden, fabriekanten, nyveraers, huerders, landbouwers en werklieden; inhoudende alle tot heden uitgevaerdigde wetten, uitgelegd en in het bereik gesteld van een ieder, onmisbaer voor alle klassen der maetschappy. Brussel, 1864. |
Modderman (W.). De wettelijke bewijsleer in strafzaken. Utrecht, 1867. |
Molengraaff (W.-L.-P.-A.). Leiddraad tot de beoefening van het Handelsrecht. 4 deelen. |
Muller (S.). De middeleeuwsche rechtsbronnen der stad Utrecht. 's Gravenhage, 1883, 4 deelen. |
Nienhuis (H.). Akademische voorlezingen over het Nederlandsch burgerlyk regt. Groningen, 1849. |
Nieustad en Kooren. Hollandse praktyk in rechten, bestaende in vonnissen, observatiën van oordeelen en consultatiën, Rotterdam, 1655, 4o. |
Noordervier (M-J.). Nederduitsche regtsoudheden. Utrecht, 1853. |
Obrie (J.). Wet op de verzekeringen van 11 Juni 1874 (Xe en XIe titel, eerste boek, van het nieuw wetboek van Koophandel). In het Nederlandsch vertaald. Gent, 1879. |
- Wet van 25 Maart 1876 op de bevoegdheid in betwistbare zaken (Ie titel van het voorafgaande boek van het nieuw wetboek van Burgerlijke Rechtspleging). In het Nederlandsch vertaald. Gent, 1879. |
- De Nederlandsche Rechtstaal. Gent, 1880. |
Onghena (J.-L.). Het plaetselyk wetboek der steden van Oost-Vlaenderen, bevattende in de beide talen (met aanduiding der officiëel en niet officiëele teksten) de volledige verzameling der verschillige politie-reglementen, bestaende in de steden Gent, St.-Nicolaes, Aelst, Lokeren, Ronsse, Geeraerds- |
| |
| |
bergen, Eecloo, Dendermonde, Audenaerde, Ninove en Deynze. Verrykt met uitleggende aenteekeningen betrekkelyk de wezenlyke waerde dier stuks in zake van hedendaegsch recht, door... eenen raed van rechtsgeleerden. |
Opzoomer (C.-W.). De grenzen der Staatsmacht. Amsterdam, 1873. |
- Het burgerlijk Wetboek verklaard. 's Gravenhage 1874-92. 12 deelen. |
Ordonnantie van de wildernisse ende houtvesterije van Brederode. Amsterdam, 1670. |
Oudeman en Diephuis. Opmerkingen en mededeelingen betreffende het Nederlandsch Regt. Groningen, 1845-54, 10 deelen. |
Pijnacker Hordijk (C.). Rechtsbronnen der stad Zutphen, van het begin der XIVe tot de tweede helft der XVIe eeuw. 's Gravenhage, 1881. |
- De taak van den beoefenaar der Nederlandsche rechtsgeschiedenis. Utrecht, 1881. |
Peters (Harry). Pleidooi tegen de doodstraf. Antwerpen, 1863. |
Piron (C.-F.). Handboek voor veld- en boschwachters, bevattende de wetten op de jagt en buertwegen, met dezelver uitleggingen en aenmerkingen, nuttig aen allen, die met de politie belast zyn. Dendermonde, 1847. (Twee uitgaven.) |
Placcaetboeck van Vlaenderen. Gent-Brussel, 1639-1786, 13 deelen, in-folio. |
Placcaetboek (Groot) van de Staten Generaal en van de Staten van Holland en Zeeland. 's Gravenhage en Amsterdam, 1658-1801. 10 deelen, in-folio. |
Placcaetboek (Groot) der Staten 's Lands van Utrecht. 1528-1728. Utrecht, 1729, 3 deelen, in-folio. |
Pliester (G.). Notariële wetenschap. 1864. 2 deelen. |
Prayon-Van Zuylen. De Belgische Taalwetten, toegelicht door... Gent, 1892-1897 3 deelen. |
Quack (H.-P.-G.). Het Staatswezen in de 14e eeuw historisch ontwikkeld. Amsterdam, 1859. |
Reglement (Echt) over de steden, landen, etc. van den Prince van Oranje in Brabandt. 's Gravenhage, 1636, 4o. |
Rodenbach (F.). Handboek der rechten van successie en van overgang, gevolgd van formulen en eene tabel voor de verschillende termijnen. Assche, 1877. |
Rolin (G.). Voordrachten over de Grondwet. Het grondgebied. De grondwettelijke vrijheden. Gent, 1867. |
Rommens. Huiswet, Gent, 1891. |
| |
| |
Saey (V.). Inleiding tot het borgerlyk leven, of iedereen is zyn eygen zaekwaernemer. St.-Nicolaas, 1841. |
Scheltema (J.). Geschiedenis der Heksenprocessen. Haarlem, 1828. |
Schicks (A.). Beginselen van Strafrecht, of uitlegging van het Strafrecht. Loven, 1892. |
Schoolhouder (J.). Oeffenschole der notarissen. Derde druk. 's Gravenhage, 1750. |
- Periodiek Woordenboek van administratie en gerechte beslissingen in zake registratie, zegel, hypotheken, vermogens belasting enz. 1839-1896, 121 dln. |
Schorer (W.). Aanteekeningen over de Hollandsche rechtsgeleerdheid van H. de Groot. Middelburg, 1797. 2 dln. |
Schreuder. Plaatselijke strafwetgeving en politie. Utrecht, 1875. |
Simons (D.). Commentaar op het Wetboek van Strafvordering. |
Sloet (L.-A.-J.-W.). Oorkondenboek der graafschappen Gelre en Zutfen, uitgegeven door.... 's Gravenhage, 1872-1876. |
Smidt (H.-J.). Geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht. Haarlem, 1881-1886, 5 deelen. |
Smidt (H.-J. en E.-A.). Wetboek van Strafvordering, met de geschiedenis der wijzigingen. Haarlem, 1886, 2 deelen. |
Staats Evers (J.-W.). Bijdragen tot de geschiedenis der Regtspleging in Gelderland, bijzonder te Arnhem. Arnhem, 1865. |
Stallaert (K.). Glossarium van verouderde rechtstermen uit Vlaamsche, Brabantsche en Limburgsche oorkonden. Leiden. |
Stolk (L.-A.). De Nederl. militaire wetboeken van het krijgsvolk te lande. |
Telting (A.). Het oud-Friesche stad-recht. 's Gravenhage, 1882. |
- De Friesche stadrechten. Ibidem, 1883. |
Therssen (Em.). De Belastingen. Handboek ten dienste en gerieve van alle lastbetalers. Brugge, 1889. |
Thorbecke (J.-R.) Aanteekeningen op de Grondwet. Amsterdam, 2 uitgaven. |
- Bijdrage tot de herziening der Grondwet. Leiden, 1848. |
Tollius. Staatkundige schriften. 's Gravenhage, 1816, 3 deelen. |
- Over de veranderingen van het algemeen Statenstelsel van Europa, 1789-1793. Leiden, 1831. |
Trotz (C.-H.). Verklaring der Grondwetten der Vereenigde Nederlanden. Haarlem, 1778. |
Valk (C.-A.). De Wisselschuld in het faillissement. Leiden, 1881. |
Van Andel (H.-M.). De onteigening ten algemeenen nutte. Amsterdam, 1841. |
| |
| |
Van Assche (J.). De minderjarigheid in haer gansch tydvak voorgedragen. Beredeneerde verhandeling... Gent, 1855. |
- Handboek van den notaris. 4 deelen. Gent. (Twee uitgaven). |
Van Assen. Leiddraad voor het burgerlijk Wetboek. Leiden, 1854. |
Van Boneval Faure (R.). Het Nederlandsche burgerlijke Procesrecht. Leiden, 1879-1896, 4 deelen. |
Van Bemmelen (P.). De bedenkingen van J.-L. de Bruyn Kops, tegen de afschaffing der doodstraf, bestreden. Alkmaar, 1865. |
Van Bynkershoek (C.). Verhandeling over burgerlijke rechts-zaken. Amsterdam, 1740-1747, 4 deelen. |
Van Deinze (A.-J.). Strafwetten. Opgave van speciale wetten en koninkl. besluiten, waarop strafbepalingen zijn vastgesteld. Middelburg, 1857. |
Van den Berg (J.). Nederlandsch advysboek van regtsgeleerden. Amsterdam, 1693-1709, 5 deelen, 4o. |
Van den Bergh (L.-Ph.-C.). Oorkondenboek van Holland en Zeeland. 700-1299. 's Gravenhage, 1868-1873, 4o, 2 deelen. |
Van den Berg (L.-Th.). Verhandeling over de oude wijze van strafvordering in Gelderland, Holland en Zeeland, voornamelijk in de 13e en 14e eeuw. Leiden, 1842. |
Van den Hane (L.). Vlaemsch Regt d.i. Costumen ende wetten gedecreteerd by de graven en gravinnen van Vlaenderen, met de interpretatiën door.... Gent, 1673. 3 deelen in-folio. (Drie uitgaven.) |
Van den Honert (J.). Formulierboek der acten van burgerlijke Regtsvordering. 's Gravenhage, 1881 (Derde druk). |
- Handboek der burgerlijke Regtsvordering. Amsterdam, 1839. |
- Geschiedenis en beginselen der Nederlandsche wetgeving op het Notarisambt. Amsterdam, 1842, 2 deelen. |
- Geschiedenis en beginselen der wetgeving op de Boedelscheidingen; Heemraadschappen; Onteigening; Krankzinnigengestichten. 's Gravenhage 1841-1845, 4 deelen. |
- Het wetboek van Strafregt toegelicht. Amsterdam, 1848. |
- De Nederlandsche wetgeving op de onteigening ten algemeenen nutte. Amsterdam, 1841. |
Van den Mast (D.-H.). Praticque des Notarisschaps. Delft, 1649. (Derde druk). |
Van den Spiegel (L.-P.). De oorsprong en de historie der vaderl. rechten, inzonderheid over Holland en Zeeland. Goes, 1769. |
Van den Vorm. Versterfrecht. 1774. |
| |
| |
Van den Wal (P.-H.). Handvesten, privilegien enz. van Dordrecht. Dordrecht, 1790, 3 deelen in-folio. |
Van der Aa (P.-J.-B.-C.). Inleiding tot de hedendaagsche Hollandsche regtsgeleerdheid. Amsterdam, 1809, 2 deelen. |
Van der Linden (J.). Regtsgeleerd, practicaal en Koopmanshandboek. Amsterdam, 1806. |
Van der Tooren. Zuid- en Noord-Hollandsch versterfrecht. Amsterdam, 1793. |
Van Eeckhoutte (P.-J.). Handleiding der gemeeente-secretarissen, met alle slach van voorschriften tot het opmaken van bestierings-akten. Roeselare, 1839. (Drie uitgaven). |
Van Hall (M.-C.). Regtsgeleerde verhandelingen en losse geschriften. Amsterdam, 1838. |
Van Hamelsveld (W.). Nederlandsche Pandecten. Delft en Amsterdam, 1827-1844, 10 deelen. |
- Verzameling van gewijsden van het Hoog Geregtshof, Delft, 1826-1830, 5 deelen. |
Van Hasselt (J.-J.). Rechtsgeleerde verhandeling over de noodzakelijkheid van het schouwen der doode ligchamen, en wat daaromtrent moet in acht genomen worden. Amsterdam, 1772. |
Van Hasselt (W.-J.C.). Nederlandsche Wetgeving op de Scheepvaart. Amsterdam, 1842. 3 deelen. |
Van Hees van Berkel (J.-J.). Nederlandsch Staatsrecht onder de Franken en Graven. 1836. |
- Iets over de wetgeving betrekkelijk het Tweegevecht en de beleedigingen. 's Gravenhage, 1842. |
Van Heusden (C.-J.). Handleiding tot de kennis van het Burgerlijk Wetboek, inhoudende de wetsbepalingen, welker toepassing in het dagelijksch leven meest voorkomt. Breda, 1840. |
Van Heusden (C.-J. en A-.J.-M.). Regtskundige opmerkingen en geneeskundige proeve ter beoordeeling der strafbaarheid van verwondingen. Breda, 1822. |
Van Houten (B.-A.). De Nederlandsche burgerlijke wetgeving. Amsterdam, 1837, 2 deelen. |
Van Idsinga (S.-H.). Het Staatsrecht der Vereenigde Nederlanden. Leeuwarden, 1758, 2 deelen in-folio. |
van Leeuwen (S.). Nederlandsche practyk ende oefening der notarissen. Amsterdam, 1670. |
Van Loon (J.). Aloude regeeringwyze van Holland. 1744, 5 deelen. |
Van Maanen (C.-F.). Het Wetboek van Strafregt. (Fr. en Nederl.) Alkmaar, 1854. |
| |
| |
Van Mieris (F.). Groot charterboek der graven van Holland, van Zeeland en Heeren van Friesland. 723-1426. Leiden, 1753. 4 deelen in-folio. |
Van Mieris. Over de Leenroerigheid van Holland. |
Van Ryn (L.-J.). De doodstraf verdedigd. Utrecht, 1870. |
Van Swinderen (Th.). Schoolboek der strafwetten van ons vaderland. Groningen, 1810. |
Van Swinden (O.-Q.). Het hedendaagsch Strafrecht. Groningen, 1889. |
Van Zurck (Ed.). Codex Batavus, waarin het algemeen Kerk- en Burgerlijk recht van Hollant, Zeelant en het ressort der Generaliteit, verklaart. Delft, 1711, 4o. |
Van Zutphen (B.). Pratycke der Nederlandsche rechten, soo civiele als crimineele. Utrecht, 1636. (Drie uitgaven.) |
Velthuysen (L.). Ondersoeck of de christelycke overheydt eenigh quaedt in haer ghebiedt mach toelaeten. Middelburg, 1660. |
Versluysen (Th.). Handboek voor de Kerkfabrieken. Loven, 1877. (Twee uitgaven.) |
Verzameling van de Politie-reglementen der stad Gent. Gent, 1859. |
Verzameling van wetten, reglementen en onderrichtingen ten gebruike der koopvaardij-kapiteinen. Antwerpen, 1854. |
Vissering (S.). Het Wisselregt der 19e eeuw. 1850. |
- De Rechts-taal van H. de Groot's ‘Inleiding tot de Hollandsche Rechtsgeleerdheid’. Z.j. |
Voorduin (J.-C.). Geschiedenis en beginselen der Nederlandsche Wetboeken. Utrecht, 1837-1840, 12 deelen. |
Wet houdende bepalingen omtrent de huishouding en tucht op Koopvaardijschepen. Amsterdam, 1856. |
Wet op de vergunning der Academische graden. Loven, 1890. |
Wet van den 3 juny 1830, houdende nadere regeling van de regten op den koffy, zout, buitenlandschen wyn, binnenlandsche gedistilleerde, binnenlandsche bieren en azynen, suiker en personeele belastingen. Gent, 1830. |
Wet op de Jacht van 28 February 1882. Verordeningen. - Onderrichtingen. Brussel, 1882. |
Wet betreffende de Werkmanswoningen en de instellingen van Beschermingscomiteiten. Gent, 1890. |
Wet over het in failliet voorkomend accoord. Gent, 1887. |
Wet op de Militie van 3 Juni 1870, 18 September 1873, 19 Mei 1888 en 30 Juli 1881. Gent, 1881. |
Wet van den 25 Augustus 1885, houdende herziening der wetgeving in zake van koopvernietigende gebreken. Gent, 1886. |
| |
| |
Wet (Organieke) op het lager onderwys in België. Gent, 1842. |
Wet (Organieke) op het lager onderwijs van 20 September 1884, gevolgd door de schoolverordening en het studiënprogramma, volgens ministeriëel besluit van 25 December 1884. Gent, 1885. |
Wet (Organieke) op de Werkrechtersraden. Brussel. |
Wet (Provintiale) afgekondigt den 30 april 1836. Gent, 1836. |
Wet (Nieuwe) op de Burgerwacht, zoo als de zelve is gestemd in de Kamer der volksvertegenwoordigers, den 17 April 1848. Gent, 1848. |
Wetboek der Burgerwacht. Inhoudende de wet van inrigting, gewyzigd door degene van 18 July 1852, met aenteekeningen uit de koninglyke besluiten, ministeriëele omzendbrieven, beslissingen over het grondstelsel, arresten van het Hof van Cassatie, de reglementen over den rekendienst, en de bewaring van wapen- en uitrusting; algemeene onderrigting voor de tuchtraden. Brussel, 1859. |
Wetboek der civiele regtsvordering. Officiëele uitgave. Brussel, 1844. |
Wetboek van Koophandel met aanteekeningen door Asser, Berg, enz. Amsterdam, 1845. |
Wet (Nieuwe) van den 25n Augustus 1858, op de koopvernietigende ziekten en gebreken, voor landbouwers, met voorbeelden toegelicht. Landbouwersvoordracht. Gent, 1886. |
Wet van 16 Mei 1878. Handleiding tot de kiesverrichtingen. Tijdsorde der kieswerkingen, gevolgd door samenvattende tafels ten gebruike van voorzitters der hoofd- en afdeelingsbureelen, van stemopnemers, getuigen en kiezers. Gent, 1881. |
Wielandt (Ph.). Practijcke criminele. Naar het eenig bekende handschrift uitgegeven door Aug. Orts. Gent, 1878. |
- Practyke civile. |
- Tractaet van den Leenrechten. Antwerpen, 1576. |
Willeumier (C.-M.-J.). Het Telegraafrecht. Amsterdam, 1867. |
Wiselius (S.). Proeve over de verschillende regeeringsvormen, in derzelver betrekking tot het maatschappelijk geluk. Leiden, 1831. |
Wyvekens (H.). Eenvoudige verhandeling over de Belgische grondwet en de schikkende wetten; ten gebruike der scholen, alsmede voor die welke zich tot de administratieve bedieningen bestemmen. Uit het Fransch vertaeld. Brussel, 1860. (Twee uitgaven.) |
Zee-rechten, inhoudende dat oudste en hoogste Waterrecht, dat de gemeene kooplieden en schippers hebben gemaakt in Wisbuy. Amsterdam, 1695. |
Zubli (A.-J.). Het Nederlandsch Wisselregt. Amsterdam, 1850. |
| |
| |
| |
Rechtsgeleerde Tijdschriften.
Bestuur (Het Vlaamsch). Maandelijksch tijdschrift voor gemeenten, kerk- en armbesturen, 1890 tot heden. |
Bijdragen (Nieuwe) voor Rechtsgeleerdheid en Wetgeving. Sedert 1874. |
Bijdragen (Rechtsgeleerde). Amsterdam, onder redactie van R.-M.-J.-K. Weijer Wiersma, E. van Lier en D. Simons, voor Noord-Nederland, en J. Obrie, voor België. Groningen, 26 jaargangen. |
Handelingen van de Nederlandsche Juristenvereeniging. 's Gravenhage, 1872 en volgende jaren. |
Magazijn van Handelsregt, uitgegeven door A. de Vries en J.-A. Moltzer. Amsterdam, 1859-1875, 17 deelen. |
Magazijn (Rechtsgeleerd). Tijdschrift voor binnen en buitenlandsche Rechtstudie. Haarlem. |
Notariële Nieuwsbode. Rotterdam, 1862 en volgende jaren. |
Paleis (Het) van Justitie. Populair weekklad voor binnen en buitenlandsche wetgeving. Sedert 1872. |
Pasicrisie (Nederlandsche). |
Recht en Wet. Tijdschrift voor het Notarisambt (sedert 1846). |
Regt (Het) in Nederland. Amsterdam, 1839 en volg. jaren. |
Tijdschrift gewijd aan Rechtsgeleerdheid, Notariaat en Registratie. Amsterdam, sedert 1874. |
Themis. Regtskundig tijdschrift. 's Hage, sedert 1839. |
Tijdschrift voor Strafrecht. |
Tijdschrift (Rechtskundig) voor Vlaamsch België. Brussel. 1897. |
Tijdschrift voor het Nederlandsch recht. |
Tijdschrift voor Notarissen. 1883-1896. |
Tijdschrift ter beoefening van het bestuurlijk Recht. Goes, sedert 1885. |
Weekblad van het Recht. 's Gravenhage, 1839 en volgende jaren. |
Weekblad voor de administratie der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnsen. Leeuwarden, 1873 en later. |
Weekblad (Rechtskundig) voor het Notarisambt en Registratie. 's Gravenhage, 1869 en volgende jaren. |
|
-
voetnoot(1)
- ‘Il n'existe pas dans la langue flamande une fixité suffisante, une terminologie assez complète pour l'employer dans les textes officiels des lois.’
Baron Surmont de Volsberghe.
-
voetnoot(1)
- Zie, aan 't einde van Vissering's opstel, eene lange lijst van Nederlandsche rechtstermen uit de Inleyding van H. de Groot.
-
voetnoot(1)
- De lijst van Nederlandsche rechtsgeleerde schriften, voorkomende in de Catalogus van boeken (nr 202), verkrijgbaar bij Martinus Nijhoff, te Amsterdam (December 1887), behelst niet minder dan 65 blz., 8o, kleine letter. Deze boekhandelaarslijst geeft nog het tiende gedeelte niet van hetgeen de Nederlandsche rechtsliteratuur bezit!
-
voetnoot(1)
- Zie, aan het einde van Vissering's opstel, eene lange lijst van Nederlandsche rechtstermen uit H. de Groot's Inleyding.
-
voetnoot(1)
- Zie o.a. de artikelen in de Nederduitsche Letteroefeningen (1834), van Ph. Blommaert: Aenmerkingen over de verwaerloozing der Nederduitsche tael. - Landstael van België, enz.
|