| |
| |
| |
De zinnebeeldige taal der oude rederijkers.
door P. Génard.
De tijdschriften, vooral die, aan de Modes toegewijd, vergasten gewoonlijk hunne lezers op een aantal rebussen, welke wekelijks gretig, zelfs voor prijzen, ontcijferd worden. Voor deze raadsels heeft men eene zinnebeeldige taal aangenomen, welke in het Fransch, om zoo te zeggen, eene vastgestelde beteekenis heeft verkregen. Wij kennen personen die, als het ware, een volledig woordenboek hebben opgemaakt van al de teekens, welke in deze beeldtaal worden gebezigd. Ook de Duitschers en Engelschen hebben zulke merken, die men in hunne tijdschriften bij de vleet aantreft. Het zij evenwel vastgesteld dat onze Nederlandsche beeldspraak van in de XVe eeuw reeds op dergelijke teekens mocht wijzen, die alsdan wijd en zijd door al de Rederijkkamers werden gebezigd. Zelfs beoefende men haar bij het uitschrijven van prijskampen, die alsdan bij openbare en letterkundige feesten onder den naam van Poëtelijk punt plaats hadden. Gouden sieraden werden hiervoor uitgeloofd. Voor het Landjuweel in 1561, te Antwerpen gehouden, had men de volgende vraag gesteld:
| |
| |
Punt:
Van vieren tot vijfven (uren) soo behoort te stane,
Sdaechs voor u spel, met een Punct Poëtyckelijck,
Appliceert tot Vrede onbeswijckelijck.
Dat suldij verclaren, met vier Veerthienen.
Den bestdoener zal Sinte-Lucas verdienen,
Twee Once, tweede den Os, een once silver swaer,
Bewijst in U Prologhe Rhetorisienen
Dit wil namelijk zeggen, dat de 1ste prijs bestond in het gouden beeldje van Sint Lucas, den patroon van 't St.-Lucasgilde, hetwelk twee oncen zwaar woog, en de 2e prijs in het afbeeldsel van den os, bijzonder kenteeken onzer schilders, wegende een once.
Wie kent de blazoenen niet van talrijke andere feesten, o.a. van het Groot Landjuweel, te Mechelen in 1620 gevierd, waarvan al de opgevoerde stukken verzameld zijn in de Schadtkiste der Philosophen ende Poëten.Ga naar voetnoot(2)
Het Museum van Antwerpen bezit talrijke schilderijen, door de voornaamste meesters vervaardigd, en welke aan deze wedstrijden hun talent wijdden.Ga naar voetnoot(3)
| |
| |
In ons land had men diensvolgens ook algemeen aangenomen teekens, die, zooals de Egyptische hiëroglyphen, in klanknabootsende of phonetische, en andere, als beeldspraak dienden. B.v. het koppelwoord en, oudtijds ende, werd voorgesteld door eene eend; het woord Rhetorica werd niet door eene klanknabootsing, maar door het beeld der Rhetorica zelf, voorgesteld. Wij twijfelen of thans nog één Woordenboek dezer taal bestaat, en hebben gemeend, dat het belangwekkend zou zijn de voornaamste teekens te verzamelen, welke vroeger als symbolische beeldspraak werden aangewend. Kunnen zij voor het oogenblik niet meer worden gebezigd, dan ten minste zullen zij bijdragen om eene taal te bewaren, die aan onze voorvaderen nog al wat inspanning kostte en welke zij met lust beoefenden.
Waarlijk, indien eenige dezer rebussen, vooral die van 1561, voortreffelijk zijn, moet men bekennen dat verscheidene hoogst gewaagd of belachelijk moeten genoemd worden. Hoe het zij, wij hebben al deze teekens gewetensvol bijeengebracht, zooals zij waren, en men vergete niet, dat eenige dezer rebussen den prijs van het Landjuweel wegdroegen.Ga naar voetnoot(1)
| |
| |
| |
Woordenlijst
A
Akkoord. - Twee mannen, die elkander de hand geven. |
Akkoord. - Door twee of vijf klokken van eenen beiaard. |
Altijd. - Samengesteld woord, verbeeld door eenen hoop schaatsen met eene koord vastgebonden en die al moeten beteekenen; daarbij de figuur des Tijds. |
Appelles. - Een schilder in Grieksche kleedij, die een portret maalt. |
| |
| |
Arend. - Door den vogel van Jupiter. |
| |
B
Baar. - Dit achtervoegsel, zoo veelvuldig gebruikt in het Vlaamsch, wordt steeds afgebeeld door eene lijkbaar. |
Baart (3de persoon enk., aantoonende wijs van het werkwoord baren). - Een baard. |
Banket. - Eene opgedischte tafel. |
Bant (3de persoon enk., aantoonende wijs, van het werkwoord bannen). - Een lederen band. |
| |
| |
Blij. - Een wagentje, ‘blijde’ geheeten. |
Blijde. - Een werpgevaarte, blijde genaamd (baliste). |
Boeien (werkw.). - Twee naast elkander geplaatste hand- of voetboeien. |
Bouwt (3de pers. enkelv., aantoonende wijs, van het werkwoord bouwen). - Een pijlbout. |
| |
| |
Broederlijk. - Twee paters en een lijk. |
Broeders. - Twee broeders of paters. |
Bybel. - Eene bie of bij, en eene bel. |
| |
C
Christus. - De Zaligmaker, houdende in de linker hand een vaantje waarop het kruis, en met de rechter hand zegenende. |
| |
| |
| |
D
Dan. - Dit bijwoord wordt gewoonlijk voorgesteld door de figuur van Dan, kennelijk aan den duivel, die op zijnen rechter arm gezeten is. |
Darmen. - Een rol ingewanden; dit teeken wordt gebezigd voor de armen of noodlijdenden! |
Den (het bepal. lidwoord). - Eene den van eene verzameling duigen. |
Des - 2de naamval van het lidwoord de, wordt voorgesteld door eene soort van tafel. |
Die (voornaamwoord). - Eene dij of een bil. |
Discoord. - Eene tafel of disch, waarop eene koord ligt. |
| |
| |
Dood. - Een menschengeraamte, houdende eenen pijl. |
Draad. - Een draad garen. |
Duivels. - Twee figuren: eene duif en een boom, els genaamd. |
| |
| |
| |
E
E endracht. - De vereenigde pijlen van de Nederlandsche wapens. |
Eendracht. - Eene vrouw, hebbende in de rechter hand de pijlen, voorstellende de vereenigde provinciën en, in de linker, de welvaart, voorgesteld door den vredestaf van Mercurius. |
Eeren. - Twee aarden potten. |
Eeren. - Twee potten (met drij pootjes). |
Eeren. - Vier potten, die allengs kleiner worden. |
| |
| |
Ende (voegwoord). - Eene eend (eend vogel). |
| |
F
Fontein. - Eene fontein, gewoonlijk het kenteeken der oudste en vermaardste Rederijkerskamer van Gent. |
| |
G
Garen. - Eene streng met garen. |
Gebed. - Een gebit van een paard (!) |
Geklaut. - Eene klauw, aan de figuur des Tijds vastgemaakt. |
| |
| |
Geloof. - Het beeld eener vrouw, houdende in hare rechter hand een kruis en in de linker een boek. |
Gildebroeders. - Door twee schilders of gildebroers. |
Goed. - Eene baal met goed of waren. |
Gommarus. - Dit woord wordt ontleed op de zonderlingste wijze: door een stuk gom; een bazuinende engel (maar), en de sylbe us. |
| |
| |
Graven. - Drij nieuwe graftomben. Dit teeken wordt gebezigd voor drij graven (comtes). |
| |
H
Haak (Meervoud haken). - Een volgens de mode bewerkte haak. |
Haat. - Een hond en eene kat. |
Halen. - Twee halen om de potten op te hangen. |
Hantieren. - Eene hand en twee tieren. |
| |
| |
Heer. Een pot met drij pooten. |
Heeren. - Een of twee kanunniken. |
Heeren. - Twee kaarten, heeren voorstellende. |
Hel. - De muil van eenen leeuw of draak. |
Helpen. - Dezelfde figuur, en eene pen. |
Hem (voornaamwoord, 3de persoon). - Een hemd. |
| |
| |
Hemel. - Het gehemelte van een bed of van eenen troon. |
Hij. - Een vogel, misschien wel, volgens Oudemans. Hijken mees, het mannetje van eenen vogel. |
Hoedt (3de persoon enk., aant. wijs, van het werkw. hoeden). - Een hoed. |
Hollandsch. - Wat hol is, waarnaast eene lans. |
Houdt (werkw., 3de persoon enkelv., aant. wijs). - Een stuk hout. |
| |
| |
Haar of Heyr. - Dit teeken wil zeggen har (gond) of duim. Spoorlijn eener deur. |
| |
I
In 't. - Een geïnte boom. |
| |
J
Jongst. - Wordt voorgesteld door de Fortuin, geblinddoekt en houdende in hare hand een geschenk; gewoonlijk staat zij op het Rad van Avonturen. |
Jupiter. - De tronende afgod, hebbende naast hem den arend, en houdende, in de hand, den donder. |
| |
| |
| |
K
Kaarden. - Twee kaarden (chardons). |
Kan of can. - Deze derde persoon van het werkwoord kunnen wordt voorgesteld door eene drinkkan. |
Kerven. - Twee haken of messen. |
| |
| |
Kinnen. - Twee kinnebakken (mentons). |
Kinderen. - Twee kleine jongens en een meisje. |
Komen. - Het werkwoord komen, zoo dikwerf gebezigd, wordt voorgesteld door twee tinnen kommen. |
Klaters. - Twee verschillende klaters. |
Krans. - Eene kroon van bladeren. |
Kronen (werkw.). - Voorgesteld door twee koningskronen. |
| |
| |
| |
L
Laat (3de persoon enk. van het werkw. laten). Eene vrouw, die gelaten wordt. |
Laat. - Een man die zich zelven eene wonde toebrengt. |
Laken. (werkw., in 't Fransch blâmer). - Een stuk laken (drap). |
Laken (ellengoed). - Eene rol laken. |
Lamoen. - Een gaffel (fourche), ook dessel. |
Landen. - Het geometrisch plan van landen. |
| |
| |
Landen. - Het afbeeldsel van een grond. |
Last (poids, fardeau). - Een hoop tonnen. |
Laten. - Dit werkwoord (laisser) wordt voorgesteld door verscheidene dienaren (laten), met honden. |
Laurieren. - Twee bloempotten met laurieren. |
Leer. - Eene ladder of leer. |
Leerbaar. - Samengesteld uit eene leer of ladder en eene lijkbaar. |
| |
| |
Licht. - Eene brandende kaars. |
Lichten (bijv. naamw. voor het hoedanigheidswoord (léger). - Twee kaarsen of fakkels. |
Lidmaat. - Woord samengesteld uit een deel des lichaams. Voorste van een kalf, gevolgd van twee maten (mesures). |
Liefde. - Is immer voorgesteld door eene vrouw met kinderen omringd. |
Liezfn. - Twee liezen (aînes), graisse de porc. |
| |
| |
Lijk-Lijken (einde van vele woorden). - Twee doodkisten of lijken. |
| |
M
Maar. - De maar uitgebazuind door eenen engel. |
Maar - Eene bloem wellicht, zooals Kilianus zegt, ‘maerradys, radis noir, maerwortel, kruijsdijstel.’ |
Maar. - Dit bijwoord wordt voorgesteld door eene trompet, in het Vlaamsch maar of mare. |
| |
| |
Maria. - Het beeld van Onze Lieve Vrouw. |
Mars. - De figuur van den gewapenden afgod Mars. |
Met (voorzetsel). - Eene geit. |
| |
| |
Midas. - De figuur van den met ezelsooren voorzienen koning van Frygië. |
Mild. - Eene lever of eene milt (râte). |
Minnebroeders. - Twee kinderen, die eene kat vasthouden. |
Minnelijk. - Samengesteld woord uit eene kat (minne) en een lijk. |
Mómus. - De god der spotternij wordt afgebeeld door eenen man, in Grieksche kleedij, en hebbende op het hoofd twee ezelsooren. |
| |
| |
| |
N
N - Door deze letter duidde men in de XVIe eeuw aan dat het naamwoord in het meervoud was; ook werd zij gebezigd in de plaats der sylbe ne. |
Net (gelijkstaande met het hoedanigheidswoord schoon). - Een net (filet). |
Nijd. - Het beeld van den Nijd, die haar hart opeet. |
| |
O
Ons. - Een gewicht, ons genaamd. |
| |
| |
Oorbooren. - Dit woord, zoo menigmalen door onze rederijkers gebezigd, werd voorgesteld door eene oor en twee boeren. |
| |
P
Paal. - De paal van eenen bakker. |
Pax. - Door het met laurieren versierde beeld van den Vrede. |
Pax. - Een lam, dragende een vaantje met een kruis. Zie Peis. |
| |
| |
Pegasus. - Het springende paard. |
Plant (3de persoon enk. van het werkw. planten). - Een weelderige plant. |
Poesis. - De prins van een gilde of rederijkkamer |
Peys-Peis. - De figuur van den Vrede. |
| |
R
Rede. - Het beeld dezer godin, eenen draak vertrappende. |
| |
| |
Rede. - De godin de Rede. |
Rederijker. - Een opgesmukt declamator of rederijker, houdend eenen rol papier in de hand. |
Rein. - Een vos, genaamd Reinaart. |
Rhetorica. - De figuur der Rhetorica, die papieren in de hand draagt. |
Riekende. - Dit woord is samengesteld uit eene riek, gevolgd van eene eende. |
Rij. - Eene rij of lineaal. |
| |
| |
Roeren. - Dit werkwoord wordt voorgesteld door twee roeren van een schip. |
Rust. - Een slapend kind. |
Rype. - Dit bijvoegl. naamw. is afgebeeld door eene rij en eene pe, te zamen rijpe. |
| |
S
Sant. - Een korfje met zand. |
Schat. - Een met schatten gevulde koffer of geldkist. |
| |
| |
Scheiden. - Dit werkw., welk dikwerf voorkomt, wordt omschreven door twee scheeden (fourreaux). |
Schof. - Het schof eener poort. |
Schofvieren. - Dit werkwoord wordt verbeeld door een schof en twee vuren. |
Schouwen (werkwoord in den zin van zien, aanschouwen). - Twee schouwen. |
Schouwt (3de persoon van het werkwoord schouwen: éviter). Eene schouw gevolgd van de letter t. |
Serpenten. - Twee serpenten of slangen. |
| |
| |
Simpelijk. - Dit samengesteld woord wordt voorgesteld door eenen aap of sim, eene peen (carotte) en eene baar of liever een lijk. |
Slagen. - Twee muizenvallen. |
Snaarspel. - Dit woord wordt voorgesteld door eene snaar en eene speld. |
Snel. - Een pot, genaamd snel. |
| |
| |
Spinnen. - Eene vrouw, die aan het spinnen is. |
Spinnen. - Twee webben of spinnen. |
Staken (werkw. gebruikt in den zin van ophouden). - Twee staken. |
Stelt. - Een tafelstelsel. |
Stelt (3de pers. enkelv. van het werkw. stellen). - Eene stelt (échasse). |
| |
| |
Stieren of sturen (werkw.). - Twee stieren. |
Subtijl. - Een gazen of neteldoeken hemd. |
| |
T
Teenemaal. - Eene schoof, teen (osier), en eene maal of (malle). |
Teenemaal. - Dit woord wordt phonetisch voorgesteld door eenen teen en eene aalmoesbeurs. |
Ten (voorzetsel). - Eine tinnen telloor of bord. |
| |
| |
Tieren. - (zie Hantieren). |
Tijd. - Door de figuur des Tijds. |
Toogen (werkw.). - Twee toogen. |
Trouw - Het gekende teeken van twee in elkander gevlochten handen. |
Tweedracht. - Het beeld dezer vrouw, houdende in de eene hand een brandend hart, en in de andere eenen schotel, waaruit bloed vloeit. |
Twist. - Een tak van eenen boom, genaamd twist (Twistenhout, zie Kilianus). |
| |
| |
| |
V
Vaart (3de pers. enkelv., aantoonende wijs, van het werkw. varen). - Wordt voorgesteld door eene vaart (canal). |
Vaart. - Eene gegravene vaart. |
Veel. - Eene vedel of viool. |
Vellen (werkw. nederwerpen). - Voorgesteld door twee vellen. |
Venijn. - Eene spin of web. |
| |
| |
Ver. - Een var, veer of stier (wordt gedurig gebruikt). |
Verkauwen. - Werkwoord, voorgesteld door eenen var, en twee kauwen. |
Verkoren (werkw). - Een var en een veld met koren. |
Vieren. - Twee brandende vuren. |
Vieren. - Een brand, soms twee vuren. |
Vlecht (3de persoon enkelv. van het werkw. vlechten). - Eene vlecht haar. |
| |
| |
Vol. - Een welgevuld gewichtjesbakje. |
Voor. - Eene opening op het land, gemaakt met de spade. |
Vorst. - Een dakwerk, vorst geheeten. |
Vorsten. - Door een aantal vorschen. |
Vrede. - De duif met den tak van Noë. |
Vrouwen. - Twee opgetooide vrouwen. |
| |
| |
Vijand. - Twee duivels of saters. |
| |
W
Wagen (werkw.). - Een rollende wagen. |
Wandelen. - Dit werkwoord (promener), is afgebeeld door eene wan of mand en twee stukken hout, delen genaamd. |
Want (voegwoord). - Eene want of handschoen. |
Wantrouwen. - Het voorvoegsel wan door eene wan, en trouw, door twee samengevlochten handen. |
| |
| |
Wild. - Een hert, haas, of ander wild dier. |
Wint (3de pers. enk. van het werkw. winnen). - Eolus, die blaast. |
Wint. - Het hoofd van Eolus. |
Wint (3de persoon. enk. van het werkw. winnen). - Door eenen windhond. |
| |
| |
Wijsheid. - De figuur der Wijsheid, dragende in de rechter hand eenen kelk, en met de linker een serpent pletterend. |
| |
Z
Zal men. - Om dit dubbel woord, waardoor men zalmen wilde beduiden, te verklaren, teekende men twee zalmen (visschen). |
Zelen (werkw.). - Voorgesteld door twee zitbanken. |
Ziel. - Het geraamte eener ledepop. |
| |
| |
Zielen. - Twee ledepoppen, ook genaamd mannequins. |
Zinnen. - Twee declamators, die zich in het voorstellen van zinnen oefenen. |
Zoet. - Een klomp suiker. |
Zoo (bijwoord). - Eene zode. |
Zou of zoo. - Eene plantenzode. |
| |
| |
Zot (nar). - Een nar, hebbende op het hoofd ezelsooren, en dragende, in de rechter hand, eene gekroonde trommel. |
Zullen. - Deze derde persoon meerv. van het werkwoord wordt voorgesteld door twee zuilen. |
Zwermen. - Twee bijenzwermen. |
Zijde. - Een potje, ter zijde gezien. |
| |
[pagina t.o. 53]
[p. t.o. 53] | |
| |
| |
Zij (voornaamwoord). - Eene streng zijde. |
Hier eindigen wij onze lijst. Het spreekt van zelf dat in deze hieroglyphische taal de beelden, ontleend aan den godsdienst, de geschiedenis, de wapenkunde, de fabelleer, het privaat en openbaar levenGa naar voetnoot(1) in menigte voorkomen, maar in onze lijst hebben wij er slechts eenige aangehaald. Om te toonen hoe onze rederijkers hunne rebussen maakten, zullen wij de uitlegging geven van het blazoen dat, in 1561, de Antwerpsche Violieren samenstelden, en dat wij denken tot nu toe niet verklaard te zijn:
|
-
voetnoot(1)
- Zie de spelen van Sinnen van 1561 en Het Landjuweel van 1561, door Edw. van Even, blz. 46.
-
voetnoot(2)
- Herhaaldelijk hebben wij ons dit werk ten nutte gemaakt.
-
voetnoot(3)
- Onder andere het heerlijke blazoen, geschilderd door H. van Balen, Jan (den fluweelen) Breughel, Sebastiaan Vranckx en Frans Francken, den jongere. No 366 der Cataloog van het Antwerpsch Museum.
-
voetnoot(1)
- In wat al vorderingen mag de studie der Middelnederlandsche taal zich in de laatste jaren niet verheugen? In 1854, toen wij in het Antwerpsche St.-Lucasgilde het eerste feest van een Landjuweel hielpen inrichten, had men zelfs de elementairste begrippen vergeten. Ook in 1892, bij het herdenken van het Landjuweel van 1561, meenen wij, dat men de taal der Rederijkers niet op voldoende wijze beheerschte.
-
voetnoot(1)
- Onnoodig te zeggen dat de teekens van het huislijk leven moeilijk verstaan worden.
-
voetnoot(2)
- Een ander rebus, opgesteld ter eere van den prins der Rederijkkamer, Antoon van Stralen, verklaart zich als volgt:
Broeders verblijd den H. Geest (kenteeken van den Olijftak)
Door de liefde Stralen, (wapen van Antoon van Stralen)
Daerom wij Rhetorijkers van Antwerpen halen,
-
voetnoot(3)
- Eene der belangrijkste uitgaven over het Landjuweel van 1561 is het opstel, getiteld: ‘Liederen en andere gedichten gemaakt ter gelegenheid van het Landjuweel van Antwerpen van 1561’ door Alfons Goovaerts, bijgevoegd Rijksarchwaris.
|