Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1897
(1897)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
opmerken dat ik, uit een letterkundig oogpunt, deze eervolle benoeming volkomen onwaardig ben, en het mij niet mogelijk is die te beschouwen als eene belooning voor bewezen diensten of als eene erkenning van verdiensten, die ik niet bezit. Zij is eene bloote gunst van uwentwege, een gevolg van de groote welwillendheid, die ik hier van den beginne af heb ontmoet. Maar daardoor juist wordt mijne verplichting jegens U in eene groote maat vermeerderd en zal mijn ijver voor de behartiging uwer belangen verdubbelen. Ik zal trachten in alles de voetstappen mijner geleerde en ervaren voorgangers te volgen en dat zal mijne redding zijn. Zeer zeker ben ik Uw aller tolk, Mijne Heeren, wanneer ik onzen vriend den heer Gailliard, den afgetreden bestuurder, dank zeg voor de merkwaardige wijze, waarop hij zich, in het afgeloopen jaar, van zijne taak heeft gekweten. Zijne bezorgdheid voor uwe belangen was grenzeloos en hij leidde steeds uwe werkzaamheden met dien helderen geest en die groote onpartijdigheid, welke hem zoo eigen zijn. Het was onder zijn bestuur dat de Academie haar eerste tienjarig bestaan vierde, en de zaal, waarin wij ons bevinden, werd ingewijd. Deze inwijding werd opgeluisterd door de hooge tegenwoordigheid van den Erfprins van België. De ontvangst van zijne Koninklijke Hoogheid was schitterend, en de manhaftige taal, alhier door | |
[pagina 7]
| |
den Prins gevoerd, was zijner en den geheelen Vlaamschen stam waardig. Voorwaar, een heuglijke dag in de geschiedenis onzer Academie! En nu hoop ik, Mijne Heeren, dat uw steun mij niet zal ontbreken en ik op uwe aanblijvende genegenheid zal mogen rekenen. In die hoop verklaar ik het mij aangeboden voorzitterschap te aanvaarden. (Toejuichingen.)
De bestendige Secretaris deelt de lijst mede der | |
Aangeboden boeken.Door de Regeering: Bibliographie de Belgique, 1896, nr 24. Bulletin de l'Agriculture, 1896, nr 5. Bulletijn van den Geschied- en Oudheidkundigen Kring van Gent, 4e jaar, nr 6.
Wallonia, 1896, nr 12. Annuaire de l'Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1897. Bulletin de l'Académie (idem), 1896, nr 11. Recherches historiques sur l'origine des Hospices des Aliénés et des Enfants trouvés à Anvers, par Edm. Geudens. Paysages étrangers, par Conrad de Buisseret.
Door de Académie royale d'Archéologie de Belgique: | |
[pagina 8]
| |
Bulletin, 28e aflevering, en Annales, 10e deel, 1e aflevering. Door den heer Johan Winkler: Het verdronkene Wartena. Friesche namen.
Door den heer de Ceuleneer: De Kerkdeur van Sinte Sabina te Rome.
Door den heer F. Buitenrust Hettema: Taal en Letteren, 6e afl., 6e jaar.
Door de Uitgevers van Biekorf, de 23e en 24e afl., 1896.
Door den heer A. Siffer: Het Belfort, 12e aflev. 1896 en 1e aflev. 1897
Door den heer Splichal: Kempisch Museum, 3e jaargang, nr 6.
Mededeeling wordt gedaan van een afschrift des koninklijken besluits, gedagteekend 14 December 1896, waarbij de kiezingen worden goedgekeurd van den heer baron de Maere tot bestuurder en van den heer Alberdingk Thijm tot onderbestuurder der Koninklijke Vlaamsche Academie voor 1897.
Door den bestendigen secretaris wordt het overlijden medegedeeld van den heer Dr. Joh.-Gerh.-Rijk Acquoy, buitenlandsch eerelid der Academie, den 15 Januari 1897 te Amsterdam overleden. | |
[pagina 9]
| |
Ook wordt ter kennis gebracht het afsterven van den heer I. de Backer, buitenlandsch eerelid der Academie, te Parijs. - Door het bestuur zal een brief van rouwbeklag worden gezonden aan de nagelaten betrekkingen van beide Medeleden.
De heer Coopman brengt verslag uit over de zitting, gehouden door de Commissie van Nieuwere Taal- en Letterkunde. Namens deze afdeeling legt hij navolgend voorstel over: ‘Door de Koninklijke Vlaamsche Academie zal eene bijzondere Commissie van drie leden benoemd en belast worden met de taak, de volgende vraag te onderzoeken: Is het wenschelijk en mogelijk eene Vlaamsche Hoogeschool in te richten? En zoo ja, ware het niet voldoende de hoogeschool te Gent, te beginnen met de faculteit der rechten, trapsgewijze te vervlaamschen, b.v. door het inrichten van Nederlandsche leergangen nevens de bestaande Fransche?’ Deze vraag zal aan de dagorde eener volgende zitting gebracht worden. | |
Dagorde.De rekening over de ontvangsten en uitgaven der Academie in het jaar 1895, door de Commissie | |
[pagina 10]
| |
van Rekendienst aangeboden, wordt zonder opmerkingen goedgekeurd. De vergadering herbenoemt de heeren de Pauw, Micheels en Obrie tot leden van gezegde Commissie, voor het ingetreden jaar.
Daarna verleent de heer bestuurder het woord aan den heer Dr. J. ten Brink, die eene voordracht doet over den oorsprong van den Graal en van de Graalromans.
Op voorstel van den heer bestuurder wordt, onder luide toejuiching der vergadering, besloten, de merkwaardige verhandeling des heeren J. ten Brink in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen.
Namens den heer Génard leest de bestendige secretaris eene korte mededeeling over de zinnebeeldige taal der oude Rederijkers. Ook dit stuk, dat met een groot getal figuren zal verrijkt worden, is bestemd voor genoemde uitgave. Te 4 uren verklaart de heer bestuurder de zitting geheven. |
|