| |
| |
| |
Buitengewone prijskamp.
Vijfde prijsvraag.
A.
Men vraagt eene volledige Kunst- en Vakwoordenlijst over het ambacht van den Timmerman, zooveel mogelijk met bijvoeging van de afbeelding der opgegeven voorwerpen.
In het antwoord zullen de Mededingers zooveel mogelijk de Fransche, Hoogduitsche en Engelsche benamingen mededeelen.
Verslag van den heer Th. Coopman, eersten verslaggever.
Drie antwoorden, Kenspreuken: { |
1o Studie baart kennis; |
Drie antwoorden, Kenspreuken: { |
2o Werken is leeren; |
Drie antwoorden, Kenspreuken: { |
3o Niets is verloren. Alles is verspreid. |
Ik meen elke verzameling te mogen vergelijken met eenen zwerm bijen om den bloeienden boom van het timmermansambacht.
Zonder honigzoete. woorden huldig ik de ongemeene vlijt der vervaardigers, wier werk de korven onzer taal wellicht verrijken zal met menigen vakterm, die in geene woordenboeken voorkomt, of ten onzent in het ongereede geraakt of minder bekend is.
| |
| |
Bij het volbrengen van hunne lastige taak, zijn zij, - evenals de drie Mededingers naar den ook al te geringen prijs uitgeloofd voor het metselaarsambacht, - ongetwijfeld werkzaam geweest volgens het wijze voorschrift van vader Cats:
Waar reeds zoo velen zich inspannen om, van wijd en zijd, het hunne bij te dragen tot het vermeerderen en louteren van den schat der Nederlandsche vak- en kunsttaal in het tegen verfransching worstelend Vlaamsch-België, mogen wij beginnen te berekenen, - zonder eenige vrees voor verijdeling onzer wiskundige en zedelijke hoop, - dat het werk door de Koninklijke Vlaamsche Academie ondernomen, stilaan, doch zeker worden zal.
Tot haarfijn onderzoek van de honderden schetsen en de duizenden woorden met hunnen uitleg, welke de aangeboden verzamelingen bevatten, zouden er, natuurlijk, geene weinige weken, maar maanden tijds noodig zijn.
Om die reden, en ter behartiging van ieders belang, ben ik zoo vrij te verzoeken, dat de dag, bepaald voor het inzenden van de begeerde vakwoordenlijsten, voortaan vervroegd worde, en wèl zonder eenige verkorting van den tijd, welke den
| |
| |
Mededingers vergund wordt tot het samenstellen van hunne prijsverhandeling.
Om tot de zaak te komen, is vooreerst eene algemeene aanmerking niet overbodig, daar zij van toepassing is op de drie te beoordeelen stukken: mijne drie vrienden zijn, in hunnen ijver, ook aan het timmeren geraakt op eens andermans erf, tot licht begrijpelijk ongenoegen van den man van den lijmpot en lijmkwast, dat is de SCHRIJN-WERKER; tot verbolgenheid van hem, die uit de hoogte neerziet op de bedrevendste timmerlui: ik bedoel den kunstenaar, den echten, onvervalschten Trapmaker.
Ik bid beiden de daad, door hunne gezellen gepleegd, niet uit te krijten als eene onhandigheid, alhoewel ze niet bijzonder pleit voor hunne vakkennis. Om bestwil zij gezegd, dat eene prijsvraag voor den Meubelmaker reeds uitgeschreven is. Ik voeg erbij, dat de Kon. Vl. Academie, die het Vlaamsch huis opbouwt, eerlang een beroep zal doen op de verlichte medewerking van den Trapmaker, die over zijn ambacht vollediger en feilloozer werk schenken zal dan hetgeen ik daarover aantref, als toemaat, in de drie vóor mij liggende lijsten te zamen.
Nr 2, Werken is leeren, heeft mij eene hoofdbrekende taak opgelegd. In een afzonderlijk boek geeft hij zijne woorden op; in een ander, den uitleg,
| |
| |
en, in een lijvig album, de schetsen. Deze zijn met veel zorg nageteekend. Daaraan werden meer tijd en geduld besteed dan aan de woorden en dezer uitleg. In dit dubbel opzicht laat het werk veel te wenschen over. Onnoemlijk veel Nederlandsche, en nog meer Fransche, Hoogduitsche en Engelsche termen ontbreken. Naar ik bespeur, werden door den Samensteller weinig of geene vakwerken geraadpleegd. Hij heeft er ook geen enkel vermeld.
Nr 3, Niets is verloren. Alles is verspreid, schrijft over het algemeen eene zuivere Nederlandsche taal. Dit is niet het geval met nr 1, Studie baart kennis; doch beide handelen verkeerd met al te veel uitleggingen letterlijk over te nemen uit Idioticons. Zoodat de eigenlijke tekst van hun werk, inzonderheid die van nr 1, eene kakelbonte mengeling is van goed en minder goed Nederlandsch en West-Vlaamsch. Wel is waar zal de ‘taalkundige’ daar geen bezwaar tegen hebben; doch dit volslagen gemis aan eenheid maakt nr 1 bijna ongeschikt tot zelfoaderricht voor hem, die niet vertrouwd is met gewestelijke eigenaardigheden.
Studie baart kennis is op geen goeden voet met de spelling; ook niet met het geslacht van vele zelfstandige naamwoorden: Balk, m., komt voor als v.; Bank, v., als m.; Draaibank, als v. en m; het o. Blok wordt m; Boor, v., het boor. Lijm, v., is goed; doch op de eerstvolgende bladzijde
| |
| |
staat het lijm. Dit is insgelijks het geval met vele andere woorden: het Slotschuif enz., enz..
Schrijver vergeet dat Trap = éene trede, m is en Trap = eene reeks treden of al de treden te zamen, v.
Het zou mij, waarlijk, al te ver leiden, indien ik hier mijne menigvuldige aanteekeningen betreffende woorden, uitleg en schetsen wilde overschrijven. Ik zou dit graag doen; edoch, de tijd, den verslaggever toegestaan, is kort, en reeds merkelijk overschreden. Derhalve is beperking wet geworden.
Op nr 1 valt oneindig meer af te dingen dan op nr 3.
Aaneennagelen - zegt nr 1, twee stukken aan malkander vestigen. - Beter is het woord: bevestigen.
Aaneenkoppelen is goed. Koppelen mocht niet ontbreken, aangezien er gekoppelde balken zijn. Fransch: moises.
De in deze lijst overbodige woorden, welke behooren tot het ambacht van den trapmaker, laat ik onverlet. Zij zijn, overigens, meestal onvoldoende of niet genoegzaam toegelicht. Nr 1 geelt op b.v.:
Aantrede; vergeet echter Treebreedte, en deze verwart hij met aantrede; want de treêbreedte is de breedte van de trede tusschen de beide wangen of boomen.
Aanzetsels, Aanzetstuk, Lengsel tref ik aan. Het bijna algemeen Zuidnederlandsch en tevens Noordbrabantsch Verleng niet.
| |
| |
Bij Afnemen, komt het Hoogduitsch abhobeln mij minder juist voor, wanneer de besproken bewerking met de zaag geschiedt.
Afroefelen werd, ten onrechte, in stede van Afroffelen als hoofdwoord aangeteekend. Schrijver geeft, trouwens, Roffelschaaf.
Dit geldt insgelijks voor
Roefelaar: het algemeen Nederlandsch woord is Roffel of Roffelzaag.
Balkband. - De balkband van schets nr 14 kan onmogelijk crampon zijn; wel wat men in het Fransch noemt étrier of molle-bande.
Balkverbinding is eigenlijk assemblage de poutres. Wat Schrijver hier bedoelt is eene raveeling, een woord dat hij niet opgeeft. Nu is, wel is waar, eene raveeling ook eene balkverbinding; doch alle balkverbindingen zijn geene raveelingen.
Band. De uitlegging is teenemaal mis: aa van schets nr 15 zijn steekbanden of steekschoren.
Bandijzer is ook, in het Fransch, fer plat; in het Engelsch flat iron.
Schrijver vermeldt
Bankvijs; niet het algemeen Nederlandsch Bankschroef. Het Hoogduitsche Schraubstock, dat hij wèl aanteekent, gaf hem nochtans eenen wenk.
Bij bekleeden = bedekken [hier past beter het Fransch revêtir] wordt weeral een algemeene term met een bijzonderen term verward. De Schrijnwerker zal wel meer over bekleeden zeggen.
| |
| |
Bij Beleggen dient gevoegd beslaan; want beslagen balken [poutres armées] zijn overal bekend. Belegde balken kan misschien goed zijn; maar die uitdrukking heb ik tot heden niet gehoord of nergens aangetroffen.
Belegriggel is ongetwijfeld West-Vlaamsch. Of bedoelt Schrijver het algemeen Nederlandsche Deurstijl? dat hij niet geeft.
Berd heet in 't Fransch volige.
Berst, ook Borst, zegt Schrijver. - 't Zal wel Barst zijn?
Over Bindhout ben ik het niet eens met nr 1. - Een kalf is een bindhout, alhoewel alle bindhouten geene kalven zijn. Het kalf is, naar ik meen, het waterpas aangebrachte bindhout tusschen de stijlen van venster of deur.
Ik herhaal dat, in de uitleggingen, de West-Vlaamsche of gewestelijke vormen doorgaans gebezigd worden, in stede van de Nederlandsche. Dat daarmede niet zeer bedachtzaam is te werk gegaan, wordt, om éen voorbeeld aan te halen, bewezen door het volgende: Veurst verwijst naar Vorst, wat goed is; maar overal waar de nok of vorst te pas komt, staat veust geschreven.
Nokbalk is niet vermeld als vorst of vorstbalk; maar verwijst naar dakstoel, waarbij de nokbalk wèl afgeteekend, doch niet vernoemd is.
Bij Vorst staat hier ten onrechte het Fransch woord arêtier, wat heel wat anders is als faitage. - L'arêtier is eigenlijk de hoekbalk of hoekkeper.
| |
| |
Ik zoek te vergeefs naar den Duiveljager of de Gerfschaaf.
Waarom Boeibord als hoofdwoord opgeven, en niet Boeiplank? - In België heet dit ook, in het Fransch, planche de pied.
Sommige schetsen zijn niet al te best gelukt: zoo zie ik in de schets nr 260 wel het schaafblok, doch geen schaafijzer, de hoofdzaak.
In de schetsen nr 263-269 zijn verscheidene schaafijzers of -beitels afgebeeld. Daarbij zou ik graag òf de afzonderlijke benaming òf de bestemming van elk ijzer vermeld zien. Want, zooals het nu is, geraakt men er niet wijs uit, tenzij met moeite.
Asterval zal ongetwijfeld eene verbastering zijn van Astragale.
Bij Blok komt niets voor over blokschijf enz.: poulie, mouffle. De timmerman gebruikt die ook, al ware het maar tot het zolderen van hout.
Bij Boor staat opruimer als fraise. Dit is het niet. De opruimer dient tot het afscheren van de binnenvlakte van buizen enz., niet tot het maken van kegelvormige gaten.
Borst. Goede uitlegging. Teekening mis. De borsten zijn de deelen, die ik de vrijheid neem met de letters e f te merken op het handschrift. Zie schets nr 41.
Bossing is wellicht goed als uitlegging. Niet wat Fransch en Engelsch betreft. Het Fransch is hier m.i. tenon; de gleuf, waarin die zoogenaamde
| |
| |
bossing steekt, heet la mortaise. - Assemblage à tenon et mortaise.
Bovendorpel is vergeten. Bij Bovendrempel wordt verwezen naar Bovenzulle, Bovenzille. Zulle is nog, wel is waar, bijna algemeen Zuidnederlandsch.
Dakluik. - Dakvenster. - Er bestaat een zeer groot verschil tusschen Lucarne en Tabatière. Het dakvenster, hoofdwoord, (schets nr 56) is tabatière of plat dakvenster. Lucarne is een staand dakvenster.
Duivel, - Koveinnagel. Schrijver bedoelt Konvijnagel?
Diesel zal zeker Dissel zijn?
Met bloc à scellement - Dook, zal Schrijver ongetwijfeld willen zeggen: doguet, doc de scellement.
Dwarshout. - Het Fransch is traverse en het hier opgegeven dwarshout is geen kalf.
Dwarsvezelig... is niet bois rebours. Naar ik meen, is de Fransche benaming bois retord.
Dakstoel is niet hetzelfde als de kap. Dakstoel is ferme; en kap = la charpente.
Bij Gootbodem ontbreekt het Fransch: fond de chenal.
Greep verwijst naar Kavel; en kavel is, indien ik het goed voorheb, niets anders dan het algemeen Nederlandsch Keep.
Het artikel Hamer komt mij teenemaal onvoldoende voor.
Hout. - Pitch-Pine is eigenlijk Ameri- | |
| |
kaansch grenenhout, pek pijn (hout). Grenenhout, als algemeene term vertalen door pitch-pine is, derhalve, glad verkeerd. Het Engelsch is read-deel. Teakhout, dat uit Oost-Indië wordt aangevoerd, heet Djattihout.
Schrijver teekent Haaklasch, Liplasch aan, niet Lasch; en lasch is toch de algemeene term voor verbinding.
Kleinhout = houten of ijzeren lijstjes’? - Dit begrijp ik niet.
Kloet is West-Vlaamsch. Het algemeen Nederlandsch woord, dat schrijver niet opgeeft, is Klos.
Knoop. - Hoe of waardoor de kwasten ontstaan, diende uitgelegd. Dat moet de timmerman kennen.
Zaagsnede, Fransch: trait de scie ontbreekt. 't Is van belang. Zoo wordt o.a. in de spoorweglastkohieren (België), niet zelden bepaald, ‘dat de stukken hout op twee-, driemaal de verlangde lengte mogen geleverd worden, doch mits eene overlengte van ten minste 5 c.M. per zaagsnede’.
Kruk. - Er bestaat verschil tusschen een appel en eene kruk. - Schets n r 189 is een appel (Fransch: crosse.) - Schets n r 190 is eene halve kruk. De ware kruk (Fransch: béquille) heeft nagenoeg dezen vorm:
Ladder - Er zijn enkele en dubbele ladders, staande, liggende, vaste, beweegbare ladders.
Lade. - Schof. Laten wij nu maar zeggen en schrijven Schuif; want schof heeft reeds zooveel andere beteekenissen.
| |
| |
Inhangen wordt ook gezegd voor placer.
Dakgeraamte ontbreekt. - Ook Juk; juffer insgelijks.
Kassijn, kazijn, kozijn beteekent eigenlijk cadre dormant
Kijkdeurken heet in het Fransch guichet (winket), niet vasistas (kijkruitje).
Kist. - De uitlegging ‘een langwerpig vierkant ruim’ komt me tamelijk gewaagd voor.
Daarbij is het Engelsche trunk minder goed; want dit woord wordt hoofdzakelijk gebezigd voor malle.
Lijmschroef. - Mogelijk wordt de sergeant (Fransch: serre-joint) ergens zoo genoemd; doch het algemeen Nederlandsch woord is het hier ontbrekende lijmtang. - (Zie Van Dale: Lijmtang, v (-en), klemhaak der schrijnwerkers.)
- Ik lees Losvijzen, niet losschroeven.
- De luwer of luier wordt hier, en indien ik mij niet vergis, soms in Noord-Nederland, ook Spinnekop geheeten, wanneer hij dezen vorm heeft:
Makelaar, (in België verfranscht als mauclaire) tref ik niet aan in deze lijst.
Mazegat. Schrijver bedoelt ongetwijfeld het
| |
| |
Maasgat, d.i. het gat, waarin de maashouten gestoken worden.
Mesvierkantte. Wat leelijk woord!... Ik heb het nooit gedrukt gezien, tenzij bij De Bo, Idioticon, bl. 602. Het Nederlandsche, algemeen gebruikt woord is Meskant.
Neep. - Het Fransch is tourne-à-gauche, niet tourne-gauche.
Passer. - De dansmeester mocht er wel bij zijn.
Plaat is niet planche; maar doorgaans madrier.
Reven; de algemeene beteekenis is inhalen (b.v.: de zeilen inhalen, vastmaken). Ik meen dat het echte woord, dat Schrijver bedoelt, maar niet opgeeft, Ritsen is.
Scheef is goed. Scheefgetrokken bleef achterwege.
Tang en trektang zijn aangeteekend. Nijptang is mij wellicht ontsnapt: ik heb ze bij de ontbrekende woorden aangemerkt.
Sergeant (verbastering van het Fransche serrejoint) wordt in België algemeen gebruikt. Om die reden begrijp ik, dat Schrijver sergeant als hoofdwoord voorstelt. Minder vat ik waarom hij sergent als Fransche term opgeeft.
De Schoudering is verkeerd aangewezen op de schets. - Nr 3 begaat die feil niet.
Over het zagen of klieven van het hout mocht datgene gezegd worden, wat de timmerman weten moet, daar de hoedanigheid van het hout ook in
| |
| |
verband staat met die bewerkingen. Beknoptheidshalve en zonder eenige inbreuk te maken op de rechten van de hand- of stoomzagerij, die vele eigene vak woorden bezit, had Schrijver de gebruikelijke wijzen tot het zagen van den boom door een drietal kleine schetsen kunnen toelichten.
Ook betreur ik dat nr 1 er niet op bedacht is geweest eene duidelijke teekening te maken van de voornaamste timmerwerken, als b.v. van eene kap, eene roostering enz., met aanwijzing van de deelen waaruit elk geheel bestaat. Dit zou de onduidelijke, ondoeltreffende en vaak verkeerde uitleggingen verholpen hebben.
Doch genoeg. - Studie baart kennis zal van mij niet vergen, dat ik alles neerschrijf wat in het werk ontbreekt, en wat mij niet of minder goed toeschijnt; ook niet. dat ik de hulp van eenen teekenaar inroepe om mijne zienswijze door middel van schetsen op te helderen.
Ik mag echter den samensteller niet ontmoedigen. Hij verzamelde ± 1030 woorden en leverde 353 schetsen.
Alhoewel zijn werk ook veel goeds bevat, kan het niet gedrukt worden. Het verdient niettemin eene eervolle vermelding.
Over nr 3, Niets is verloren. Alles is verspreid, heb ik reeds een woord gezegd. Het komt insgelijks uit West-Vlaanderen, en heeft derhalve dezelfde hoedanigheden en gebreken als nr 1;
| |
| |
doch deze in mindere en gene in hoogere mate.
De geraadpleegde boeken en schriften zijn vrij talrijk, en lieten een deugdelijk werk te gemoet zien, alhoewel ook uit deze lijst blijkt, dat geene Engelsche of Hoogduitsche vakwerken werden benuttigd.
Voor het Nederlandsch vestig ik de aandacht van nr 3: op De practische Timmerman van Scholten (G.A.) Handboek voor timmerlieden, onderbazen, opzichters en aanstaande architecten; met atlas); voor het Fransch, en over het algemeen voor het ambacht, op het nieuw en hoogst belangrijk werk: Charpente en bois et menuiserie par J. Denfer.
Nr 3 bevat meer woorden dan nr 1 en minder schetsen: 216; doch deze zijn netjes afgewerkt en beter gekozen. Te zamen genomen, geven zij eene nauwkeuriger gedachte van den stiel. Edoch, zij mogen ook al niet bogen op oorspronkelijkheid. Vooralsnu mag men echter niet te streng of te veeleischend zijn.
De ontwikkelde vakman zal, evengoed als hij eenen cirkel beschrijft, de grens van dit ambacht bepalen, en, derhalve, niet instemmen met de meening van nr 3, ‘dat het vak van den timmerman om zoo te zeggen oneindig is’, daar hij het juist onderscheid kent tusschen betimmering, in den breedsten zin, en schrijnwerk, en omdat hij, gesteld dat van hem eene woordenlijst werd verlangd, daarin niet opnemen zou: aalkar,
| |
| |
kandelaar, kalkbad, kansel en meer andere termen van dien aard, welke nr 3, naar ik hoop, zich verhaasten zal te schrabben.
Niet alleen ontbreken in Niets is verloren, Alles is verspreid, evenals in Studie baart kennis, vele Engelsche er Duitsche woorden, maar ook vele Fransche.
Ik noem er eenige op:
Aanpunten. - Fr.: affûter.
Aanslag, aanslagsteen. - Fr.: Heurtoir.
Afdisselen. - Couper avec un asseau, zegt nr 3. Dat Fransch woord is mij niet onbekend. Sleeckx geeft het op: Asseau = schaliedekkershamer of dissel. - Bij dissel vermeldt nr 3 enkel het Fr.: doloire; niet eens herminette.
Afsnuiten. - Zou het Fransch hier niet heeten moucher?
Avegaar. - Het Fr.: tarrière à cuiller zie ik niet vermeld.
Boor. - Het opgegeven bière is onjuist.
De Verzamelaar heeft ongetwijfeld tarière willen schrijven.
Bij Band is het woord Contrefiche overbodig; want contrefiche is eigenlijk Schoor.
Kalfstand heet in het Fransch Denticule.
Lint- en lijstenschaafmachine. - De Fransche benaming is fraiseuse. Maar of dit weeral tot het vak van den timmerman behoort is eene andere vraag, die eveneens van toepassing is op de regelen, waarin het woord Loopmand voorkomt (blz. 159).
| |
| |
De loopmand is niet hetzelfde als de loopwagen of de leibaan. Het eerste is niets anders dan eene wisschen mand, heel breed langs onder en smal toeloopende langs boven, waarin het kind tot onder de armen vastzit.
Ongetwijfeld een lapsus calami wat volgt:
Bij abeelenhout: Espe, espenboom: abeel. Fr.: peuplier blanc (populus nigra).
Het artikel over hoekverbindingen is zuiver overgeschreven. Nr 3 had echter practischer gehandeld met die verschillende soorten van verbindingen te vergelijken met die, welke b.v. in Roret staan. Uit die vergelijking had hij zonder eenige moeite, de Fransche benamingen kunnen afleiden.
Het opstel Hout is niet zóo volledig als in nr 1. Verscheidene mijner vluchtige aanmerkingen op dezes werk gelden insgelijks voor nr 3. Zoo is het noodzakelijk, dat hij zich gestrenger aanstelle tegenover de geslachten der zelfst. nw.; ook tegenover de uit Idioticons letterlijk overgenomen uitleggingen, die soms onvolledig zijn en niet duidelijk genoeg. Hij versmade dezer gewestwoorden niet; doch legge ze zelf uit ter bevordering der eenheid in zijn werk, en in goed Nederlandsch. Dat nr 3 dit kan, blijkt uit zijnen stijl en uit de overvoldoende beschrijving van menig voorwerp.
Mag ik hem verzoeken, bij het schiften, aanvullen en verbeteren, de laatste, vermeerderde druk
| |
| |
van J.-H. van Dale's voortreffelijk Woordenboek der Nederlandsche taal te bezigen, en sommige aangehaalde woorden nauwkeuriger te toetsen? - Zoo, b.v., blz. 98: Herdaken. Of bestaat er wellicht, in 't West-Vlaamsch, nevens de ww. dekken, bedekken, dus herdekken, of het z. nw. dekker, een ww. daken en een z. nw. daker? - Hij vrage zich af of voegprang (voor Sergeant geeft van Dale ook lijmtang) geene slaafsche vertaling is van serre-joint? - Mochten voegprang en dergelijke woorden te Brugge en elders in 't West-Vlaandersche inheemsch zijn, dan heb ik er natuurlijk niets tegen dat zij vermeld worden.
Ik besluit: om nr 1 bruikbaar te maken, ware eene algeheele omwerking noodig. Dit hoeft niet voor nr 3: na zorgvuldige schifting en vollediging zal het werk kunnen bogen op menige verdienste.
Derhalve verzoek ik de Koninklijke Vlaamsche Academie dat zij aan het werk: Niets is verloren. Alles is verspreid, den prijs (300 fr.) toekenne; aan Studie baart kennis eene eervolle vermelding (150 fr.), en dat zij het eerste, na bewerking en vollediging, uitgeve onder toezicht van hare Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde.
Brussel, 8 April 1896.
| |
| |
| |
Verslag van den heer A. Janssens, tweeden verslaggever.
De Academie mag zich verheugen in het welgelukken van den nieuwen prijskamp, uitgeschreven voor de kunst- en vakwoordenlijst van den Timmerman.
De drie mededingers geven blijken van ongemeene vlijt.
Nr 2, Werken en leeren, deelt een overgroot getal afbeeldingen en woorden mede. De benamingen zijn niet altijd juist. Ik lees er bedane voor bec d'âne en fer moorbeitel voor kapbeitel. Men zou zeggen dat Schrijver zijne woorden heelt geleerd veeleer in eenen winkel van timmermansgerief dan in het werkhuis van eenen timmerman, en in de bestaande vakwerken. Vandaar die commercieele benamingen en die overvloed van afbeeldingen, al de verschillende nummers gevende van een en 't zelfde gereedschap. Die overvloed zou niet schaden ware het gebruik van elk gereedschap even goed weergegeven, en ware er meer orde in de rangschikking van al deze opgaven. Nu is het den lezer onmogelijk te vinden, wat hij zoeken wil.
Nr 1, Studie baart kennis, en nr 3, Niets is verloren, alles is verspreid, zijn met meer orde en kennis van zaken opgesteld. Ik zal ze niet in al hunne bijzonderheden onderzoeken.
't Weze genoeg dat ik verklaren mag, na rijp onderzoek, de besluitselen van den heer Coopman te kunnen bijtreden.
| |
| |
Ontegensprekelijk is Nr 3 het beste geschikt om een juist en volledig begrip te geven van den timmermansstiel.
Voor hetgeen de uitgestrektheid van den kampstrijd aangaat, zal ik mij de vraag veroorloven of het den mededingers duidelijk genoeg was bekend gemaakt dat zij niet op het gebied van den trapmaker noch op dat van den meubelmaker hoefden te hazen. Mochten zij de woorden opgeven van den kuiper, van den scheepstimmerman, van den wagenmaker, van den molenmaker enz? Al die stielen loopen ineen, en het gereedschap, hetzelfde in den grond, scheelt weinig van naam en van vorm.
Is het uit vrees van het vak eenigszins te buiten te gaan dat Nr 1 en Nr 3 de bijl verzwijgen? 't Is bijna anders niet uit te leggen. Nochtans gebruikt de timmerman de bijl. Nr 2 geeft er een tiental verschillende soorten op, en nog is de lijst niet volledig: ik zoek er vruchteloos naar de Lieve-Vrouwbijl en naar de grauwbijl, en ook naar de onderdeelen der bijl: het blad, den steel en het huis.
Wat ook de reden van dit verzwijgen zij, treed ik gansch de meening van den heer Coopman bij, wanneer hij zegt dat Nr 3, om uitgegeven te worden, zou moeten bijgewerkt en volledigd worden.
Met het oog op die vollediging zij het mij geoorloofd de aandacht van den Schrijver en van de Commissie van Nieuwere Taal- en Letterkunde in te roepen op de noodwendigheid van de volks- | |
| |
taal te raadplegen, door plaatselijke opzoekingen, in de streken, die nog geen Idioticon bezitten. Indien zulks niet gedaan wordt, zullen de prijskampen voor vakwoorden maar half werk zijn. De algemeene Vlaamsche taalschat zal onbekend blijven, en de woordenboekmakers zullen menige woorden, wendingen en geslachten blijven verzwijgen, die bij het grootste deel der Vlaamschsprekende Belgen in gebruik, en bijgevolg, zoo goed zijn, als geijkt Nederlandsch en voor den Vlaming boven anderen verkiesbaar.
| |
Verslag van den heer Fr. de Potter, derden verslaggever,
(ter vervanging van jhr de Gheldere.)
Daar mij slechts een drietal dagen werd gelaten om de handschriften over het timmerwerk te beoordeelen, hel ik mij moeten bepalen bij een vluchtig onderz k. Met de meeste voldoening stel ik vast, dat de ragen der Koninklijke Vlaamsche Academie, met betrekking tot de Vakwoorden, door ernstige mannen worden beantwoord, en alzoo het groote nut, bij het stellen der onderwerpen beoogd, bereikt wordt. Overigens komt het mij voor, dat het verslag van den achtbaren heer Coopman, in zijn geheel, door de Academie kan aangenomen worden, en de Opsteller der Woordenlijst, onder nr 3, den lof verdient, hem nog al breed toegemeten.
| |
| |
Eéne opmerking.
De teekeningen, die het bestgekeurde werk versieren, zijn met potlood vervaardigd; al de afbeeldingen in het nabeste, insgelijks. In het vervolg zal de Academie wel doen, als voorwaarde tot het bekomen van den prijs, te bepalen, dat de teekeningen in zwarten inkt moeten zijn. Immers om ze te kunnen drukken, moeten ze eerst gephotographiëerd en dan op zink overgebracht worden, wat bezwaarlijk te doen is met potloodteekeningen, tenzij die bijzonder klaar en duidelijk zouden zijn.
In het huidige geval zal de Schrijver van bedoeld handschrift - beslist de Academie, dit in druk te geven - moeten verzocht worden de teekeningen in inkt te stellen, gelijk door den verzamelaar van den bundel Werken is leeren gedaan is.
|
|