| |
| |
| |
B.
Zesde Prijsvraag.
Men vraagt eene volledige Kunst- en Vakwoordenlijst over het ambacht van den ‘Metselaar’. Zooveel mogelijk met bijvoeging van de afbeelding der voorwerpen en werken.
N.B. - In het antwoord zullen de Mededingers ook zooveel mogelijk de Fransche, Hoogduitsche en Engelsche benamingen mededeelen.
Verslag van den heer Th. Coopman, Eersten verslaggever.
Drie antwoorden. - Kenspreuken:
1o | Voor Taal en Volk; |
2o | In alle Metsery, Past op u Loot en Ry; |
3o | Vakmanswelzijn. |
Van deze drie ingezonden stukken, zijn er blijkbaar twee herkomstig uit het werkzame West-Vlaanderen: nr 1 en nr 3.
Reeds een vluchtige oogslag is voldoende om tusschen beide te beslissen.
Voor Taal en Volk bevat enkel 118 weinig beduidende schetsen of potloodteekeningen, waarvan vele, om niet te zeggen de meeste, niets te stellen hebben met het eigenlijk metselaarsambacht.
| |
| |
Taal en spelling zijn in 't geheel niet verzorgd, en de Hoogduitsche benamingen dikwijls onnauwkeurig. Tegen het geslacht der nw. wordt erg gezondigd.
Voor het overige, is Voor Taal en Volk eene zeer beknopte samenvatting van uitleggingen, geput uit woordenboeken, en klaarblijkend bewerkt zonder kennis van het vak. Verscheidene hoofdzaken worden niet eens behandeld: ik noem slechts hoek of muurhoek. Aan het rijke woord boog worden maar twee regels gewijd. Schrijver geeft niet meer dan zes benamingen van baksteen op. Het artikel gewelf is teenemaal onvolledig. Al te dikwerf wordt het algemeen Nederlandsch woord niet vermeld. Kortom, de Samensteller van Voor Taal en Volk heeft gepoogd eene woordenlijst op te maken zonder voorafgaande behoorlijke studie van het ambacht, en is daarbij niet eens bedacht geweest op het gevaar, dat het gebruik van woordenboeken en idioticons, - die in het opzicht van de vak- en kunstwoorden soms niet zeer nauwkeurig zijn, - voor minder bevoegden oplevert. Dit blijkt uit menige bladzijde, en b.v. uit:
‘Benthemsteen, ook Kalksteen.’
Zoo iets blindelings naschrijven is geene kunst. Bentheimsteen of Bentheimsche steen is eene soort Duitsche kalksteen.
Vakmanswelzijn is dubbel rijk in woorden en vollediger als uitlegging dezer. Ook de schetsen
| |
| |
zijn beter gekozen en, over het algemeen, beter geteekend.
Na zorgvuldig overzicht, noodige aanvulling en wijziging, zal Vakmanswelzijn een verdienstelijk werk worden.
Op enkele uitzonderingen na, is de stijl overal bondig en duidelijk. De samenstellers schrijven goed Nederlandsch.
Hoe jammer dat zij, in hunne opgaven uit Idioticons, zich niet bepalen bij het aanhalen van gewestwoorden! - Waarom ook deze niet uitgelegd in de algemeene Nederlandsche taal? En waarom, bij menig gewestwoord niet verwezen naar het echt Nederlandsch woord?
Aan Fransche, Hoogduitsche en Engelsche woorden is, ook hier, groot gebrek. Vele aangehaalde zijn uit algemeene woordenboeken genomen, en dit is doorgaans niet aanbevelenswaardig. Vooral de Fransche mogen niet ontbreken; immers, een van de doeleinden, beoogd met het samenstellen en uitgeven van vak- en kunstwoordenlijsten, is: den baas en den werkman goede Nederlandsche uitdrukkingen in den mond te leggen, en daarmede de Fransche termen en bastaardwoorden te weren, die zij, vooral in onze steden, maar al te veel gebruiken, tengevolge van hunnen omgang met Waalsche ingenieurs en Franschsprekende bouwmeesters. Dit blijkt trouwens, uit de vele bastaardwoorden, welke de Verzamelaars aanteekenen.
Derhalve is het noodig eerst het algemeen
| |
| |
Nederlandsche woord op te geven; daarna het gewestwoord en het bastaardwoord.
Vakmanswelzijn is niet synthetisch genoeg bewerkt. Bij artikelen als boog, gewelf, steen enz., dienden, duidelijkheidshalve, al de woorden opgegeven, welke daarmede in verband staan. Dus doende, is het verschil van beteekenis dadelijk merkbaar. Het spreekt vanzelf, dat in zulk geval, die onderscheidene uitdrukkingen, op hare plaats, A.B. C-wijze herhaald worden, met verwijzing naar het hoofdwoord.
In hun voorbericht, zeggen de Schrijvers dat hun werk vooralsnu onvolledig is. Zij beloven het te zullen bijwerken. Daarom meen ik hunne aandacht te mogen vestigen op eenige bijzonderheden.
Aanmetselen. Van de drieërlei beteekenis van dit woord wordt maar eene enkele in 't Fransch vermeld. Evenzoo bij.
Aanpleisteren. Het Fransche crépir is verkeerd. Aanpleisteren beteekent: Réfection des enduits.
Aardboog is goed; edoch de ‘omgekeerde’ aardboog ontbreekt.
Baskamer. WVI. - Volgens de Bo: beer, aal, Fr. gadoue. Of wordt baskamer hier vermeld als eene verbastering van bestekamer?
Basterdtrassoorten. - Waarom niets gezegd over de samenstelling van slappe of sterke basterdtras? - Het Fransch ontbreekt.
Bekleedingsmuur. - Het Fransch is: mur de revêtement.
| |
| |
Beton verwijst naar Steenmortel. Dit laatste woord is niet zeer nauwkeurig meer, en wordt nu doorgaans afgekeurd door de mannen van het vak, in weerwil van het Hoogduitsche Steinmörtel.
Blusscher. - Het Fransche woord is incuit.
Boegspijker. Het echte woord is voegspijker.
Boog. - Uiterst onvolledig.
Boogrib. - Het Engelsche nerve en het Hoogduitsche Rippe ontbreken.
Bordes is eveneens het algemeen woord voor het Fransche palier. - Met traprust heb ik geen vrede; 't komt mij al te gesmeed voor, of te letterlijk vertaald. In 't Fransch zegt men, immers, ook: escalier à repos.
Borst - Naar de Bo. - Waarom niet barst?
Breuksteen. - Met de Fransche benamingen zijn de samenstellers geheel en al mis. Zij begaan die fout naar Harres en Van Ghendt, hetgeen mij nogmaals bewijst, dat zij niet bijzonder te huis zijn in het vak.
Het 1o heet in 't Fransch: maçonnerie en moëllons bruts; |
Het 2o heet in 't Fransch: maçonnerie en moëllons débrutis; |
Het 3o heet in 't Fransch: maçonnerie en moëllons piqués. |
Broeikas en Broeibak mogen gerust achterwege blijven, evenals eenige andere woorden, die weinig of niets te maken hebben met het vak.
| |
| |
Gedrukt Gewelf = voûte surbaissée; niet voûte en anse de panier; want dat is de korfboog.
* * * De schets 71 mag geschrapt worden.
Gevelspits is niet poinçon; wel pointe de pignon; soms kortweg gezegd pignon, alhoewel dit minder juist is. -
* * * Schets 72 maakt mij niet duidelijk genoeg wat de gevelspits is.
Gewelfsteen heet in Hoogduitsch Gewölbstein, niet Schluss-stein en nog veel minder Schlufstein(?). - Schluss-stein beteekent clef de voûte.
* * * Goot is in alle opzichten een bijzonder goed artikel.
Grondsteen en Eerste Steen is, naar mij dunkt, hetzelfde niet.
Houwhamer verwijst naar fig. 98. - Die schetst ontbreekt. Ik zoek te vergeefs naar het woord Huis en de daarmede samengestelde woorden. Ik lees Hydraulische kalk = Waterkalk.
Waarom tref ik niet aan
Hydraulische Mortel, Watermortel?
Blz. 49: hier, en ook elders, zijn de schetsen niet duidelijk genoeg. Men wijze hier den eigenlijken impost met eene letter aan. Edoch wat de teekenaar mij als een impost voorstelt, is niets anders dan een ankersteen.
Bij Kelderwinde (blz. 58) is cric à vis de forte dimension onjuist.
Klamplaag en Stroomlaag zijn goede woorden. Edoch, ik meen te weten dat die wijze
| |
| |
van werken in Zuid-Nederland niet of althans weinig gevolgd wordt; wel in Noord-Nederland. Ten onzent is ze niet toegelaten voor de werken uitgevoerd voor Staats rekening.
OEil de boeuf. - Weeral een Fransch woord als hoofdwoord aangeteekend! Ter loops zij gezegd dat oeil de boeuf niet noodzakelijk een rond dakvenster hoeft te zijn.
Patroon der metselaars. - Dit opstel is niet zeer nauwkeurig. Ook het wapen of schild der metselaarsneering komt mij vreemd voor. In het ingezonden werk nr 2 staat het goed afgebeeld. Wat de Opstellers van nr 3 geven is veeleer, indien ik mij niet vergis, het wapen der vier gekroonde ambachten.
Plattengrond. - Men schrijft plattegrond.
Pomp. - De schets verbeeldt eene hoospomp.
Pompelijf. - Wat leelijk woord! het is, immers, eene letterlijke vertaling uit het Fransch: corps de pompe. - Te oordeelen naar de schets, geeft nr 3 wat in Noord- Nederland genoemd wordt: de bemetseling eener pomp.
Portugaal (zie Schuermans, bijvoegsel, blz. 249) mag achterwege olijven. Ik weet niet meer waar ik ergens gehoord of gelezen heb, dat portugaal, in de aangemerkte beteekenis, eene Mechelsche uitdrukking is. Ik acht het nutteloos aan te stippen waaraan zij aldaar haar ontstaan te danken heeft gehad. Met het oog op het hier besproken werk, is dat, overigens, waaideloos.
| |
| |
Cementatie wordt alleen gebruikt als er spraak is van metaal, en in dit geval, is harding hel echte woord.
Cement is een onvolledig artikel.
Snel verhardend cement is de Nederlandsche uitdrukking.
Ceramiek. - De Nederlandsche benaming van Jurbise is Jurbeke.
Chambranle. - Zoo iets als hoofdwoord aanteekenen is niet veroorloofd. - Men schrijve Deur- of Vensteromi ijstinc.
Dakkeel of eenvoudig Keel is goed voor noue; maar de teekening (schets 55) is geene dakkeel. Op blz. 87 ontbreekt eene aanduidingsletter; want een oningewijde zal uit de schets niet wijs worden; de verlangde letter wijze hem de eigenlijke muurkeel aan.
Daktegel. - In strijd met de bewering der Schrijvers, worden die tegels nogwel gebakken, inzonderheid in Frankrijk.
Ezelsrug (blz. 23) wordt ook gezegd voor Arc en Accolade.
Foyer is, natuurlijk, geen Nederlandsch, en moet, als hoofdwoord, verdwijnen.
Gat is niet slecht (blz. 28); doch Opening is beter.
Geboorte is goed; Aanloop insgelijks; maar Bocht in 't geheel niet, al verwijzen de Verzamelaars naar Kramers. - De bocht van een gewelf is la voussure.
| |
| |
Portaal. - Schets 205 is mislukt. Zoo een portaal valt overeind.
Scheren is een goed woord. De uitlegging (de Bo) zou echter laten onderstellen dat het West-Vlaamsch is. - Het is algemeen Nederlandsch. Zie o.a. van Dale.
Steen. - Uit de vakwoordenlijst over de Steenbakkerij nemen de Verzamelaars al te veel over. Zij vergeten dat de metselaar hoofdzakelijk dient vertrouwd te zijn met de afkomst, de soort, de hoedanigheden en gebreken van de baksteenen, ook met de prijzen en de afmetingen. Het overige behoort niet tot zijn vak. - Zulks is mede het geval wat betreft de natuursteenen, het hout enz - In het werk nr 2 is dit alles veel beter begrepen. Voor de dakpannen geven de Verzamelaars insgelijks te veel en te weinig. Ik koester de hoop, dat een daklegger ons eene volledige woordenlijst over zijn ambacht schenken zal.
Tand noem ik een goed artikel.
Spouwmuur. - Het Fransch double mur of mur gouttereau ontbreekt.
Venster. - Schets 244 is een tweelingvenster. Dit hoeft vermeld, om alle verwarring te vermijden.
Voorzicht, - Achterzicht zijn kreupele uitdrukkingen. Men schrijve Vooraanzicht, Achteraanzicht. De aanteekeningen bij de schetsen mogen gewijzigd worden.
Vergaarbak is niet goed opgesteld. De schrijvers kunnen beter.
| |
| |
Versnij is m.i. een gepaster woord dan intrekking voor het Fransch retrait: ‘De muren versnijden om de drie lagen een halven steen.’
Naar het mij toeschijnt is het artikel verband geheel en al op zijn Hollandsch bewerkt, zonder acht te geven op de in België gebruikte wijzen van verband.
Verdiep. Waarom verdieping niet vermeld?
Met spijt vestig ik nogmaals de aandacht der Schrijvers op vele Fransche woorden, die zij halvelings, als hoofdwoorden aanteekenen: chèvre, citerne, colonne, crépie, jambage, rampe enz. - Dat, te Brugge, evenals te Brussel, Vlaamsche ambachtslieden, die geen woord Fransch machtig zijn, niettemin zulke woorden, welke zij slecht uitspreken, gebruiken, pleit eens te meer voor het nut van de prijsvragen der Kon. V. Academie; doch juist om die reden dient met nadruk gewezen op de echte Nederlandsche uitdrukkingen.
Nog éen woord, en wel over Muurdikte.
Wat de Schrijvers daarover zeggen is geheel onvolledig. Muurdikte is niet alleen het Fr. jouée; maar insgelijks de dikte of de zwaarte van den muur. Dit is zeer gewichtig in de bouwkunde; want ter berekening van de dikte of zwaarte van den muur komen vele factoren in aanmerking: de aard van den grond, de hoogte van den muur, of van het gebouw, de aard van den steen, de drukking van den wind of van de aanaarding enz., enz.
| |
| |
In de uitlegging betreffende Pilaster en in andere opstellen komen spelfouten voor. Ook wordt niet geschreven metsersrei wel -rij. Blz. 28, 5e regel, staat een echten in stede van een hechten. Waarom mortel en moortel?
Heiblok is onz., niet mn.; Penant (zie art. impost) onz., niet vr.. Blz. 23 en 58 zie ik herhaaldelijk cement vr.; blz. 29, het kalk. In het art. Gips staat 1e regel, het gips, 7e regel, de gips. Kortom, spelling en geslachten vergen verbetering.
Het onderscheid tusschen nr 3, Vakmanswelzijn, en nr 2, In alle Metsery, Past op u Loot en Ry, springt dadelijk in het oog. Het bijzonderste kenmerk van nr 3 is het gewestwoord; dat van nr 2 het algemeen Nederlandsch woord. Vakmanswelzijn is de, in menig opzicht, gelukkige uitslag van de verduldige lezing en nasporing, tot dewelke twee of meer werkers zich hebben ingespannen, zonder geene of althans met zeer beperkte kennis van het ambacht. In alle Metsery is niet alleen, in zijnen aard, eene rijke verzameling; doch eene merkwaardige studie tevens.
In technisch opzicht, is er, in de verste verte, geene vergelijking mogelijk. Zelfs in de onderstelling, dat nr 3 zou opgesteld zijn door eenen West-Vlaamschen vakman, zou zijne verzameling zoover beneden nr 2 staan als het werk van eenen ervaren ambachtsman tegenover dat van eenen bouw- | |
| |
meester of van eenen theoretisch en practisch ontwikkelden ingenieur. Dit kan wel niet anders, te oordeelen naar de opvatting en de bewerking.
In alle Metsery, Past op u Loot en Ry is de eenige verzameling, die oogenschijnlijk samengesteld werd naar een bepaald plan. Wat dit plan is, kan ik, natuurlijk, niet met zekerheid opmaken uit de woordenlijst; doch uit alles, zelfs uit het geringste, stralen de kunde en de kunst van den bouwmeester zoo helder door, dat ik mij het gevolgde plan, het eenig mogelijke, het eenig doeltreffende, zonder moeite voorstellen kan. Hier werd, naar mijne meening, niet begonnen met het opzoeken van woorden; wel met het maken van de teekeningen of schetsen van een huis, eene brug, eene kaai, een toren enz., enz. Volgens deze, werden bestekken voor het metselwerk opgemaakt, of talrijke bestaande bestekken geraadpleegd, en daaruit de woorden genomen. Elk woord werd daarna toegelicht; ook de uitlegging door een voorbeeld opgehelderd, waar het nuttig bleek.
Het spreekt vanzelfs dat zulke wijze van werken veel kennis vergt en veel tijd. Tevens is het licht te begrijpen, waarom de Schrijver, in zijn Woord vooraf zegt, dat het lastig valt met juistheid te bepalen, waar het metselaarsvak begint, en meer nog, waar het eindigt. Immers, hij geeft ons niet alleen wat de metselaar, practisch, kent; doch wat deze, theoretisch, zou moeten kennen.
| |
| |
Hij behandelt het ambacht en alles wat daarmede in verband staat, zooals een bouwkundige het begrijpt. Hij schenkt den werkman, opdat deze zich in zijn vak bekwame, een voortreffelijk handboek, en biedt tevens den Vlaamschen bouwmeester en ingenieur, die in het Fransch zijn opgeleid en de Nederlandsche vaktaal niet of niet genoegzaam machtig zijn, een uitstekend Nederlandsch leerboek.
In alle Metsery, Past op u Loot en Ry, bevat 2470 behandelde woorden, en 423 schetsen.
Door den Schrijver werden de volgende werken geraadpleegd:
Adeline J. - Lexique des termes d'Art. Paris. Libr. Quantin. |
Berghuis F. - Beknopt handboek voor Burgerlijke Bouwkunde. Groningen, J.-B. Wolters, 1884. |
Bosc. - Dictionnaire raisonné de l'Architecture. Paris. |
Boudin. - Technologie des professions élémentaires. De Vestel, Gand. |
Cloquet. - Cours d'Architecture civile professé à l'Ecole spéciale du Génie Civil. Gand, 1894. |
Coopman Th. - Vak- en Kunstwoorden, nr 1. Steenbakkerij. Siffer, Gent. |
De Vigne. - Métiers et corporations de la ville de Gand. |
Gilles A. - Le Ciment Portland artificiel etc. Anvers, 1895. |
Harres B. - J.-W. Van Ghendt Jgz. De behandeling en zamenstelling der voornaamste metselwerken. Gouda, 1862. |
Hartman. - Handboek voor den ambachtsman. Amsterdam. |
Haefer. - Fransch-Nederlandsch Militair woordenboek. Arnhem, 1881. |
Kramers. - Nieuw woordenboek. 2de uitgave. Gouda. |
Lexton. - Lexton's price book. |
Minard-Van Hoorebeke. - Description de méreaux, etc. des gildes et métiers. Gand, 1877. |
Molesworth. - Pocket-book of engineering formulae. |
| |
| |
Pauli. - Cours d'Architecture civile, professé à l'Ecole spéciale du Génie Civil. Gand, (niet uitgegeven), 1880. |
Röhrig. - Dictionnaire technologique français-allemandanglais. Wiesbaden, 1887. |
Van den Hane. - Keuren ende Costumen, enz. van den Lande van den Vryen. Gendt, 1767. |
Van Houcke A. en Langerock P. - Oude Bouwwerken in Vlaanderen. Gent. |
Van Houcke A. - Eléments de l'Histoire de l'Architecture, Gand. |
Winkler Prins A. - Geïllustreerde Encyclopoedic, woordenboek voor wetenschap en kunst, beschaving en nijverheid. Amsterdam, 1870. |
Wolters. - Cours de construction professé à l'Ecole spéciale du Génie Civil. Gand, 1880. (Niet uitgegeven.) |
Webster. - Webster's Condensed Dictionary of the English language. |
Walker J. - Brickwork: a practical treatise, embodying the general and higher principles of bricklaying, cutting and setting. London, Crosby Lockwood and Son, 1891. |
Bestekken en voorwaarden voor aannemingen van werken (Noord-Nederland). |
Lastkohieren voor aannemingen van werken voor het Ministerie van Spoorwegen, Posterijen en Telegrafen (Zuid-Nederland). |
Woordenboeken van Van Dale, Callewaert, Heremans. enz., enz. |
Die keuze pleit reeds gunstig voor den ernst van het werk. Alhoewel geene Idioticons werden benuttigd, komen niettemin in de verzameling een aantal volksuitdrukkingen voor, welke grootendeels tot het Gentsche of Oost-Vlaamsche taaleigen behooren, en welke tot heden in geene woordenboeken of-lijsten werden opgenomen.
Voor mij is het duidelijk, dat de geleerde Vakman niet alleen beschikt heeft over eene volledige verza- | |
| |
meling der tweetalige lastkohieren van het Belgisch Ministerie van Spoorwegen, Posterijen en Telegrafen; maar tevens over de plans, waarvan de opschriften en aanwijzingen, sedert een viertal jaren, insgelijks in het Fransch en in het Nederlandsch worden opgesteld, en wel krachtens eene beschikking van den heer Minister J. van den Peereboom, die daardoor den dank van alle Vlaamsche aannemers verworven heeft.
Edoch, uit geen der voornoemde werken werd iets slaafsch nagevolgd. De uitleggingen zijn eigen werk; uit eigen ondervinding putte de Samensteller zijne welgepaste voorbeelden en belangwekkende bijzonderheden. Kortom, zijn arbeid is teenemaal oorspronkelijk, zelfs zijne nette schetsen.
Tot de beste stukken van het werk, behooren de medegedeelde wetenswaardigheden over:
Beton - samenstelling, bewerking, gebruik, weerstandsvermogen enz.;
Bok - volledige beschrijving;
Boog - de meest gebruikte vormen van bogen; practische wijze om ze te trekken;
Bouwgrond - verdeeling;
Bouworde - eene (leerrijke) algemeene beschrijving;
Cement - verdeeling, samenstelling, bewerking, gebruik enz.;
Formeel - beschrijving en schetsen;
Fundeering - kapstander - keldervijs
| |
| |
- onderschraging - onderzoek van den bouwgrond - schietlood - stelling - steunboog - venster - verband - voegijzer - waterpas - zuil - beschrijving en schetsen;
Gewelf - soorten en beschrijving;
Grondteekening - wijze om eenen gewonen muur af te teekenen;
Grondslag - wijze van aanleg;
Huis - beschrijving;
Kalk - soorten, samenstellingen en kenmerken, gebruik;
Katrol - soorten, beschrijving, gebruik;
Mortel - soorten, beschrijving;
Plan - velerlei plans, uitlegging;
Put - bouwwijzen, schetsen;
Schoorsteen - vereischte, beschrijving, soorten;
Voeg - soorten;
Meesterlijk wordt gehandeld over het soms zeer moeilijk vraagstuk der hoekverbindingen.
Waar zooveel degelijks gegeven wordt, mag de beoordeelaar den Woordenverzamelaar, den Schrijver en den Vakman hoogere eischen stellen, niet tot beknibbeling of afkeuring; wel tot hoogere waardeering, en wellicht tot mogelijke volmaking.
Wanneer ik, van het standpunt uit, dat de bouwmeester gekozen heeft, zijn omvangrijken arbeid in oogenschouw neem en ontleed, bespeur ik enkele
| |
| |
leemten, welke kunnen aangevuld worden. Om deze mijne zienswijze te staven, zal ik in geene bijzonderheden treden, daar het mij nuttiger toeschijnt den vakgeleerde, tot aandachtige vergelijking, te verwijzen naar het nieuw en in alle opzichten kostelijk werk: ‘Maçonnerie, par J. Denfer, architecte, professeur de l'Ecole centrale. Paris; 2 boekdeelen in 8o, met 794 teekeningen in den tekst.’
De taal is over het algemeen zuiver.
Alhoewel de stijl goed is, verzoek ik den Schrijver daaraan nog meer zorg te besteden. Ik zag hem graag vaster en gespierder. In de uitleggingen is niet altijd het juiste woord getroffen. Eenvoud mag niet ontaarden in alledaagschheid, allerminst waar een onderwerp behandeld wordt, dat uitnemend rijk is aan schilderachtige zegswijzen en beeldelijke uitdrukkingen, welke, met smaak en kennis aangewend, de taal zwieriger maken, den stijl kleuren en de duidelijkheid bevorderen.
Ik houd mij voor overtuigd dat de Schrijver mijne wenken vatten zal, en zich toeleggen, met geduld en ijver, op het volledigen en verbeteren van zijn werk, dat alsdan niet alleen eene kostbare bijdrage tot het beoogde ‘Algemeen Vak- en Kunstwoordenboek’ worden zal, doch tevens een boek, dat alleszins aanspraak maken mag op eene plaats in de vaklessen over de kleinere ambachten, of in het Nederlandsch hooger onderwijs in de burgerlijke bouwkunde, dat met klimmende belangstelling wordt te gemoet gezien door allen, die in de gelegenheid
| |
| |
gesteld of in staat zijn te beseffen van hoeveel gewicht het is, dat de t.k. Rijksingenieurs, die eene aanstelling in de Vlaamsche gewesten verlangen, in de Nederlandsche technologie worden ingewijd.
Het uitmuntend werk nr 2 verdient meer dan den uitgeloofden prijs. Derhalve neem ik de vrijheid aan de Koninklijke Vlaamsche Academie voor te stellen:
1o | eenen prijs van 500 frank te verleenen aan In alle Metsery, Past op u Loot en Ry; |
2o | den prijs van 300 frank aan Vakmanswelzijn; |
en 3o | beide werken: nr 2 na vollediging, nr 3 na ernstige overwerking, te laten drukken en, daar van versmelting geen sprake kan zijn, afzonderlijk uit te geven onder toezicht van de Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. |
Brussel, 6 Mei 1896.
| |
Verslag van den heer Dr AM. DE VOS, tweeden verslaggever.
Ons achtbaar medelid, Heer Coopman, heeft, naar gewoonte, zulk breedvoerig en doorwerkt verslag, nopens de mededingende woordenlijsten van metsel- en timmerwerk geleverd, dat ik niet waan daar iets aan te moeten toevoegen of erop te mogen afdingen.
Om dergelijke woordenlijsten met volle bevoegd- | |
| |
heid te kunnen keuren, wat het zakelijk deel betreft, ware grondige kennis van en ervaring in elk bijzonder vaknoodzakelijk; ofwel, bij gebreke hieraan,een ruime voorraad verhandelingen en leerschriften, aangaande de stielen en bedrijven in quaestie; en wel vooral. dunkt me, volkomen vertrouwdheid, althans met onze bijzonderste gewestspraken. En hiertoe zijn de middelen aan eenieder niet gegeven.
Als puur letterkundige, nochtans, den meerderen of minderen overvloed van opgegeven woorden, de hoedanigheden van vorm en stijl der mededingers, de verdienste der afbeeldingen kunnende nagaan; en toch ook in staat om de ingekomen handschriften, zelfs in opzicht van den inhoud, met elkander te vergelijken en er, zooniet de volstrekte, dan toch de betrekkelijke waarde van te schatten; - zoo deel ik in de zienwijze van den eersten beoordeelaar en sluit mij bij zijne beslissingen aan, wat de belooningen en de rangorde dezer, voor beide wedstrijden aangaat.
Een paar bedenkingen wensch ik, bij gelegenheid van deze prijskampen te berde te brengen.
Vooreerst zou ik oorbaar achten, dat bij elke jury ter beoordeeling van vakwoordenlijsten, een vakgeleerde, - desnoods van buiten de Academie, - zou aangesteld worden.
Ten tweede, roep ik de aandacht mijner geachte medeleden op de beperking, welke, mijns inziens, in dezen uit het oog niet zou mogen verloren worden. Ik meen, dat wij geene volledige, zuiver
| |
| |
Nederlandsche woordenlijsten mogen eischen. Zeer schoone, compleete leerboeken bestaan er, die beantwoorden aan die vraag; wij hoeven die zeker niet meer te herschrijven of te verbeteren. Maar wat mij, voor ons, vooral belangwekkend schijnt, is het opsporen van eigenaardige Vlaamsche vaknamen en uitdrukkingen, in de gezamenlijke taal nog weinig of niet gekend en bekend, en welker gemeenmaking den taalschat van Zuid en Noord mdt betrekking tot bedrijf en ambacht, meer gepastheid, afwisseling en uitbreiding zou geven.
|
|