Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1895
(1895)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdZitting, gehouden door de vereenigde Commissiën, den 15 Mei 1895.Voorzitter: de heer Prof. P. Willems; Secretaris: de heer Th. Coopman. De zitting wordt geopend ten 1 uur. Veertien leden zijn aanwezig. - De heeren Bestuurder, Onderbestuurder en bestendige Secretaris der Academie hebben zich doen verontschuldigen, daar zij op dit uur bestuurszitting houden. De heer Voorzitter leest het te bespreken voorstel voor: | |
[pagina 394]
| |
‘De Commissie voor Nieuwere Taal en Letterkunde drukt den wensch uit dat de benaming Vlaamsche Taal in België ‘voortaan vervangen worde door de benaming Nederlandsche Taal.’
Hij verleent het woord aan den heer Secretaris om het voorstel toe te lichten. De heer Coopman meent het voorstel best te zullen toelichten met voorlezing van het uitgebreid verslag over de bespreking, welke door de Commissie van Nieuwere Taal- en Letterkunde, op zijn voorstel, aan dat vraagstuk gewijd werd. Na dat verslag leest hij insgelijks de brieven, waarin de Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie, en de Commissie voor Middelnederlandsche Letterkunde hare instemming met het voorstel betuigen. Na eenige beschouwingen van taalkundigen en historischen aard, welke, volgens Spreker, voor eene gunstige oplossing pleiten, meent hij de aandacht der vergadering inzonderheid te moeten vestigen op de velerlei pogingen, welke heden meer dan ooit worden aangewend om het Vlaamsch te doen doorgaan ‘voor een samenraapsel van onderscheiden dialecten, welke doorgaans geene grootere beteekenis hebben dan de Waalsche patois.’ - Spreker haalt feiten aan en zegt dat het doel, door onze tegenstrevers beoogd, klaarblijkelijk niets anders is dan de taal van drie millioen en half Vlamingen te | |
[pagina 395]
| |
doen minachten door het volk, hoofdzakelijk door de burgerij of de begoede standen, om aldus het aanleeren van onze Moedertaal tegen te werken, en het Fransch als eenige officiëele taal, als de taal van bestuur, hooger onderwijs en beschaving, in Vlaamsch-België op den voorrang te houden. Naar het inzicht der vereerde Stichters der Koninklijke Vlaamsche Academie, behoort het tot hare roeping, dat zij wake en werke voor het behoud onzer taal, hare versterking, veredeling en uitbreiding Dat zij, door de stemming van het voorstel, daartoe zal bijdragen, lijdt geen twijfel. Ik vlei mij met de gedachte dat hare uitspraak afdoende zal wezen, en houd mij voor overtuigd dat onderwijzers en leeraars, ambtenaars en letterkundigen, steunende op uwe bevoegdheid, de benaming Nederlandsche taal overal, in Vlaamsch-België, al ware het dan ook langzamerhand, door het gebruik zullen ijken.
De heer Voorzitter verklaart de bespreking geopend en verleent het woord aan den heer Edward van Even.
‘Naar mijn inzien’ - zegt het achtbaar lid, - moet de benaming Vlaamsch behouden worden. Zij heeft eene hooge, te hooge historische waarde om ze door eene andere te vervangen. Waarom heet onze Moederspraak de Vlaamsche taal? - De vraag is gemakkelijk te beantwoorden. | |
[pagina 396]
| |
Reeds in de XIIe eeuw vormde Vlaanderen het bloeiendste en tevens het rijkste deel der Nederlanden. Gent, Brugge en Ieperen waren de machtigste steden niet alleen van België, maar van gansch het vasteland. Nijverheid en handel hadden er de welvaart doen ontstaan en de welvaart had er de beschaving met reuzenschreden doen vooruitstreven. Door zijne hooge beschaving gaf Vlaanderen dan ook, in alles, den toon aan al de Nederlanden. Het valt dus licht te beseffen waarom de taal, die er gesproken en beoefend werd, door geheel het land den naam van Vlaamsche taal verwierf en behield. Guicciardini, in zijne beschrijving der Nederlanden, ten jare 1567 verschenen, verklaart ons dat reeds toen de in de Dietsche gouwen van België gesproken taal, door de vreemdelingen gelijk door de inboorlingen, Vlaamsche taal genoemd werdGa naar voetnoot(1). In de roemrijke dagen der groote Vlaamsche Gemeenten, in de dagen van Pieter de Coninck en Jan Breidel, telde Vlaanderen, niet alleen werkers en krijgers, maar denkers en kunstenaars. De Reinaert werd er geschreven en Maerlant, de groote Maerlant, was er fier op, zich Vlaming te noemen. Gij, Mijne Heeren, die uwe beste stonden wijdt aan het nasporen en in het licht brengen van onze voorvaderlijke letterschatten, weet ten overvloede | |
[pagina 397]
| |
dat onze letterkunde eene vrucht van Vlaanderen s bodem is. Bilderdijk, in zijn voortreffelijk gedicht: Aan de stad Brugge, heeft gezegd: Ons Holland, dat zijn bloei, met vrijheid zelv' en weelde
Aan Vlaandren danken moet, wiens roof het gaadren mocht,
Ontzegg' den vruchtbren grond uit wien het oogsten teelde,
Geen roem voor 't heerlijk zand, dat onze schatten wrocht!
En zinspelende op Cats, zegt nog de onvergelijkelijke meester: .... En gij met grijze hairen
Beschaduwd Hofpoëet waar Zeeland roem op draagt,
Wie leerde uw hand den greep der echte dichtersnaren,
Dan Zuiderlandsche kunst uit Vlaamsche kim gedaagd?
Ja, prijkt, mijn bakermat, op Vondels volgelingen,
Roemt dichters, Pindus trots, bij 't Nageslacht vergood:
De hoerbron moge alom in duizend bochten springen;
't Is Vlaandren dat den wel op Neêrlands grond ontslootGa naar voetnoot(1).
Dit voor onze letterkunde. En onze schilderschool dan, vond zij ook niet hare bakermat in Vlaanderen? En die school, de hoogste kunstroem des lands, heet zij niet in den vreemde gelijk bij ons de Vlaamsche School? De benaming van Koninklijke Vlaamsche Academie aan onze instelling, bij hare inrichting gegeven, is als 't ware eene bestendige verheerlijking van Vlaanderen's ouden kunst- en letterroem. Zij | |
[pagina 398]
| |
heeft eene door de geschiedenis gewettigde beteekenis en moet behouden worden.’
De heer Julius Obrie drukt zijne verwondering uit over dat pleidooi ten voordeele dier benaming. Dat de oude benaming onzer taal de Vlaamsche zou geweest zijn, is, volgens hem, niet bewezen; want eenige maanden geleden las hij, in het West-Vlaamsch tijdschrift De Biekorf, een citaat uit Maerlant, waaruit bleek ‘dat Vlaamsch de benaming was van onze gewestspraken, en Dietsch de algemeene benaming van onze taal’. - Vlaamsche Beweging, Vlaamsche Schilderschool, zijn locale benamingen. De Vlaamsche Schilderschool is de verzameling der schilders uit het Vlaamsche land. De Vlaamsche Academie is de Academie gesticht in en voor de Vlaamsche gewesten. Zelfs het hooger bestuur des lands, hoe ongunstig ook gestemd tegenover de Vlaamsche Beweging, gebruikt het woord Nederlandsch. Op den officiëelen Reisgids prijkt het woord Nederlandsch. Het achtbaar lid leest eene aanhaling uit Les Pandectes Belges, eene uitgave, welke bestuurd wordt door den heer advocaat Edm. Picard, en waarin de benaming Vlaamsch beschouwd wordt als gewestelijk en Nederlandsch als de algemeene benaming van de taal, welke in Noord en Zuid-Nederland, door Hollanders en Vlamingen gesproken wordt. De heer Obrie hoopt dat het gewichtig voorstel zal gestemd worden. | |
[pagina 399]
| |
De heer Daems huldigt de vaderlandsche gevoelens en de goede inzichten van den heer van Even. Doch de tijd verandert veel, en wij moeten met den tijd mede, al vergt hij ook de opoffering van veel wat ons eenmaal dierbaar was. De oude benaming Dietsch is verloren. Wel heeft zij voor ons nog eene zekere waarde; maar deze is enkel eene historische. De benaming Nederduitsch reikt te ver en Vlaamsch reikt niet ver genoeg. Geen twijfel of de wetenschappelijke naam onzer taal is heden: de Nederlandsche taal. Het woord Vlaamsch beduidt voor de vijanden onzer taal: patois. En dat patois heeft voor hen geene grootere beteekenis of waarde dan het Luiksch of het Namensch of het Doorniksch patois. Welnu, tegen die verguizers onzer taal moeten wij op en stand houden; wij moeten verklaren en bewijzen dat wij geen patois, maar de gemeenschappelijke taal der Nederlanders, en dit zijn ook wij, spreken en schrijven.
De heer Jhr Napoleon de Pauw zegt dat er, sedert dertig jaren, sedert het koninklijk besluit, dat de spelling der Nederlandsche taal in België regelde, geen sprake meer is of zijn kan van Vlaamsche taal. Sedert zeshonderd jaren pogen al de bewoners der Nederlandsche gewesten éene taal te hebben. Voorheen heette die éene taal het Dietsch. Maerlant zei: Er is éene Dietsche taal: | |
[pagina 400]
| |
Ende omdat ic Vlaminc ben
die dit Dietsche sullen lesen!
Volgens Boendale werden er, in de Christenheid, twee talen gesproken: de Dietsche taal en de Romaansche taal. Heden is de ware naam, de wetenschappelijke naam onzer taal: het Nederlandsch. Twijfel daaromtrent is niet veroorloofd. De heer Dr. Claeys zegt: ‘Niemand vergt dat het woord Vlaamsch uit onze woordenboeken geschrabd worde. Wij zullen altijd zeggen en schrijven: ‘Vlaamsche volk’, ‘Vlaamsche land’, ‘Vlaamsche Beweging’, ‘Vlaamsche taalstrijd’; omdat ons volk het Vlaamsche is; ons land het Vlaamsche land; onze strijd gestreden wordt in het Vlaamsche land en voor het Vlaamsche volk. Maar hier is de vraag: Vlaamsch - is dat de juiste benaming onzer taal?... De eenheid onzer taal is en blijft een punt van ons taalkundig geloof. En, vaststellende die eenheid, vragen wij: Welk is de eigennaam dier éene taal van Noord en Zuid? De naam, die tevens hare eenheid bevestigt en uitspreekt? De bewijsredenen werden opgegeven die besluiten - Nederlandsch. Laten wij dus onze algemeene taal noemen de ‘Nederlandsche taal.’ Daarom verloochenen wij geenszins ons duurbaar woord ‘Vlaamsch.’
Aangezien niemand het woord meer verlangt, verzoekt de heer Voorzitter elk lid zijne stem uit te brengen over het voorstel. | |
[pagina 401]
| |
Het wordt aangenomen met schier algemeenheid van stemmen; waarna de heer Voorzitter de vergadering dank zegt voor hare leerrijke en gewichtige bespreking.
Aldus voorgelezen, goedgekeurd en onderteekend in zitting van den 19 Juni 1895.
De Secretaris,
De Voorzitter,
Namens de Academie, betuigt de heer Bestuurder den heer Coopman dank voor zijn beknopt maar zaakrijk verslag. (Toejuichingen.) - Vooraleer de Academie hare stem uitbrenge, drukt hij, op zijne beurt, op de belangrijkheid van de te nemen beslissing en vraagt daarna het oordeel der vergadering over het voorstel, door de drie vereenigde Commissiën schier eenparig bijgetreden. Daar geen der Leden het woord verlangt, verklaart de heer Bestuurder het voorstel: ‘de benaming Vlaamsche Taal zij in België voortaan vervangen door de benaming Nederlandsche Taal’ door de Koninklijke Vlaamsche Academie aangenomen. (Toejuichingen.) De heer Bestuurder geeft daarop het woord aan den heer G. Segers, die eene lezing doet over ‘De Jongste Richting in onze Letterkunde’, welk stuk, volgens beslissing der vergadering, in de Verslagen en Mededeelingen zal worden opgenomen. Daarna verklaart hij de zitting gesloten. |
|