Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1895
(1895)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
Zitting van 20 Maart 1895.Tegenwoordig: de heeren Hansen, bestuurder, de Potter, bestendige secretaris; de heeren Claeys, jhr. de Pauw, Génard, Gezelle, Hiel, P. Willems, Daems, Mathot, Micheels, Obrie, Coopman, de Vos, Broeckaert, van Even, Sermon, Bols, Coremans, de Flou en jhr. de Maere, werkende leden; de heeren Simons en Segers, briefwisselende leden. Bericht is gezonden door de heeren van Droogenbroeck en Janssens, dat zij verhinderd zijn de zitting bij te wonen. Na lezing, door den bestendigen secretaris, van het verslag over de vorige zitting, hetwelk de vergadering goedkeurt, wordt de lijst medegedeeld der | |
Aangeboden boeken.Door de Regeering: Ons Volksleven, 1894. Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle, 1894. De Vlaamsche Kunstbode, 1894. Correspondance du cardinal de Granvelle, 12e deel. Bulletijn von den Geschied- en Oudheidkundigen Kring van Gent, 2e jaar, nr 6. | |
[pagina 22]
| |
Bulletijn de l'Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1895, nr 1. Bibliographie de Belgique, 1895, nr 3.
Door den heer E. Gailliard: Aendachtighe vermanighen op de vier Wttersten. Brugge, 1648.
Door den heer J. Broeckaert: Dendermondiana, III.
Door den heer A. Siffer: Hartegalmen, van Alex. Stoops. Het Belfort, 1895, nr 3.
Door den heer Edm. de Geest: Fabelen en Gedichten, 1894.
Door den heer W. de Vreese: Taalpolitie. (Overdruk.) Beoordeeling van Die niederländischen Volksmundarten, door Hermann Jellinghaus. (Idem.) Fragment van eene XVIe eeuwsche uitgave van het volksboek van den Ridder metter Zwane. (Idem.)
Door den Oudheidkundigen Kring van Dendermonde: Annalen. 5e deel, 4e afl.
Door de Redactie van Biekorf: De 4e afl. des 6n jaars (Febr. 1895.) | |
[pagina 23]
| |
De heer bestuurder staat recht, opent de zitting en wenscht den heer Snieders geluk met zijn 50jarig jubilaeum als hoofdopsteller van Het Handelsblad, te Antwerpen, een dagblad dat altoos de Vlaamsche Zaak trouw en warm verdedigd heeft, - alsook met zijne bevordering tot officier der Leopoldsorde, welke hem tevens voor zijne der vaderlandsche letterkunde bewezene diensten te beurt gevallen is. (Toejuichingen.)
De bestendige secretaris deelt der vergadering een schrijven mede van den heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs, aangaande de vraag, hem door de Academie gedaan, met betrekking tot de uitgave van de op zijn verzoek opgestelde verslagen over de jongstverschenen afleveringen van het Woordenboek der Nederlandsche taal Een tweede brief van den heer Minister laat weten, dat hij den heer G. Kasteleyn, beeldhouwer te Gent, gelast heeft met de vervaardiging des marmeren borstbeelds van wijlen Jan-Frans Willems, en dit beeld bestemd is voor de Koninklijke Vlaamsche Academie. - Bedankingen.
De bestendige secretaris deelt mede, dat de Commissie voor Middelnederlandsche Letteren besloten had het verslag der heeren de Flou en Gailliard, over hun onderzoek in de openbare boekverzame- | |
[pagina 24]
| |
lingen van Londen, vooralsnog niet in druk te geven; nu, echter, vernomen hebbende dat een dergelijk verslag ter perse is gelegd door een Duitsch geleerde, den heer Dr. Priebsch, acht hij het noodig zonder vertoef het uitgebreide werk der genoemde Academieleden in het licht te zenden. - De vergadering beaamt dit gevoelen en spoort de heeren de Flou en Gailliard aan, het hs. onmiddellijk drukvaardig te maken.
Een schrijven uit Eekloo, onderteekend door de heeren de Wachter, voorzitter, Aug. van Acker en F. Ryffranck, secretarissen van het aldaar ingerichte Comiteit om den dichter K.-L. Ledeganck een standbeeld op te richten, vraagt een hulpgeld aan de Academie. - Aan gezegd Comiteit zal worden geantwoord dat de Wetten der Academie niet veroorloven dergelijke vraag in te willigen.
Een der mededingers in de letterkundige wedstrijden voor 1895 meldt in een niet-onderteekend schrijven, dat zijn onvoltooid ingezonden werk volledig zal zijn den 18 April e.k., en dat hij het dien dag naar de Academie zal sturen. - Er wordt besloten geene rekening te houden van deze vollediging, de tijd voor het inzenden der naar prijs dingende gewrochten sedert Februari verstreken zijnde. | |
[pagina 25]
| |
Dagorde.De heer Hiel, ongesteld zijnde, legt op het bureel neder zijn gedicht: de Meester-Zangers, hetwelk hij voornemens was te lezen. - De vergadering beslist, dat het stuk in de Verslagen en Mededeelingen zal worden opgenomen.
Door den heer Willems wordt, namens den heer Simons, briefwisselend lid, een hs. aangeboden, getiteld: Beowulf. Angelsaksisch volksepos in stafrijm, vertaald en met inleiding en aanteekeningen voorzien. - Dit gewrocht zal medegedeeld worden aan de Commissie voor Middelnederlandsche letteren.
De heer Simons deelt eenige uittrekselen mede uit zijn werk, met betrekking tot de geschiedenis der beschaving en der zeden van de Angelsaksen. De heer Bestuurder dankt hem voor deze belangrijke mededeeling, alsmede voor den grooten arbeid, welken hij ondernomen en aan de Academie opgedragen heeft. Het is wenschelijk (zegt hij), dat voordrachten van onderscheiden aard de eentonigheid der bespreking over huishoudelijke belangen afwisselen. Verbindt nu collega Hiel door zijn ingeleverd gewrocht als dichter ons aan het tegenwoordige, - collega Simons voert ons dichterlijk terug naar het verre verleden, waarin onze wiege ligt, naar eene bevolking van stamverwanten, die met ons eene zelfde grondspraak deelden, met ons dezelfde goden aanbaden. | |
[pagina 26]
| |
Hunne rechtstreeksche nakomelingen stichteden het machtigste rijk der aarde, en de zooeven hernieuwde kennismaking met hunne zedelijke begrippen roert ons, hunne naneven, nog gevoelig het hart. (Toejuichingen.)
Een brief van den heer W. de Vreese, aangaande de uitgave van zijne verhandeling: Werkwoorden, op buitengewone wijze samengesteld, wordt, ten onderzoeke, verzonden naar het bestuur.
Op voorstel der Commissie van Nieuwere Taal- en Letterkunde beslist de Academie het werk des heeren Meert: Onkruid onder de tarwe, in druk te geven. De verschillige punten der dagorde verhandeld zijnde, wordt de zitting te 4 uren geheven. |
|