Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1894
(1894)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVierde prijsvraag.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Frankreich hat es weit gebracht,
Frankreich kann es schaffen,
Dasz so manches Land und Volk
Wird zu seinem Affen.
Nr 1 bevat: 233 bladz. met de Inleiding (11 bladz.) en de Lijst der aangehaalde schrijvers, met aanwijzing der gebruikte uitgaven en afkortingen (3 bladz.), zonder de opgave van den Inhoud (3 bladz.). 206 bladz. zijn maar gedeeltelijk beschreven. Nr 2 bevat 306 bladz., met de Inleiding (12 bl.) en het Nawoord (3 bladz.), zonder de Lijst der opgenomen gallicismen en andere te wraken uitdrukkingen (7 bladz.) en de Lijst der geraadpleegde en aangehaalde schrijvers, werken, tijdschriften, week- en dagbladen enz. (6 bladz.). Als inleiding tot verdere lofspraak zij gezegd, dat de twee verhandelingen, bij de lezing, eene alles behalve streelende gedachte in mij hebben verwekt; veeleer iets, dat zweemt naar onrust en onlust; iets als het onpleizierig gevoel van iemand, die met dokters of heelmeesters te doen heeft. Beurt om beurt hebben zij mij doen griezelen van bekommernis en - waarom het verbloemen? - van wrevel, om den voorbeeldigen ijver, waarmede zij mijnen Flaminganten-trots op het paalhout hebben gespijkerd. Staroogend las en herlas ik die twee opengelegde zondenregisters en herdacht vaak met weemoed, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
erkentelijkheid en berouw tevens, Jonckbloet, Koenen, Van Dale, M. de Vries en andere tegen gallicismen edelmoedige waarschuwers van over den Dijk. Of ze 't wel meenden met den hardhoorigen verloren Zuiderbroeder! die, helaas! nog heden ten dage in den argeloozen waan verkeert, dat hij, zonder verdere inspanning, veel heeft goedgemaakt, als hij op eenig congres of andere feestelijke vergadering, het ‘rond en hartig lied’ mede aanheffend, luidkeels heeft ingestemd met het ‘Nêerlandsch bloed, van vreemde smetten vrij!’ Eerlijk en met licht te begrijpen voldaanheid heb ik de deugd van de beide prijsvragende foltertuigen op mijn eigen vleesch beproefd - en toen ik, na die heilzame kunstbewerking, op mijn verhaal mocht komen, had ik dit niet zoozeer dank te weten aan het besef van mijnen academischen keurderplicht, dan wel aan de overweging van de troostrijke gedachte, dat de liefde voor zijne Moedertaal den Vlaming kracht naar kruis schenkt en de oprechte belofte van boete en beterschap die kracht vertienvoudigt. Het heugt mij niet meer, waar ik ergens gehoord of gelezen heb, dat een boek eene daad moet zijn; maar wel weet ik thans, dat ook eene prijsvraag, zooals deze, welke hier besproken wordt, eene daad wezen kan: pas gesteld, werd zij, zonder dralen en falen, beantwoord door mannen die, der zake kundig, als zwaardridders in het krijt zijn getreden om den zondigen taalgenoot te tuchtigen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en het heidensch gallicisme te schild en te speer te vervolgen. ‘Het is slechts te bejammeren’ - zegt Nr 1 - ‘dat een werk over de bij ons gebruikelijke gallicismen niet reeds sedert lang geschreven werd; en het is eene niet geringe verdienste der Koninklijke Vlaamsche Academie ook in dezen de eischen des tijds gevoeld en begrepen te hebben.’ Die welgemeende lof zal het koninklijk Genootschap te welgevalliger wezen, als het ten minste één van de aangeboden werken bekronen mag.
Nr 1
heeft zijne opgegaarde stof volgenderwijze verdeeld:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarbij is gevoegd:
Op die indeeling valt niets af te wijzen: zij is redematig en getuigt reeds voor de kennis van den bewerker. De stof, welke hij aanbrengt, kon rijker wezen als hoeveelheid; maar in den zin van verscheidenheid en - om een woord te bezigen, dat bij zulke tentoonstelling past - van gewicht, meet hij ons de maat vol. Dit vloeit eens- en anderdeels voort uit 'Schrijvers opvatting van de gestelde prijsvraag. Verreweg de meeste van de voorbeelden, welke hij aanhaalt, neemt hij uit schrijvers, die tot de levenden behooren. Hij wil bewijzen dat de fouten door dit geslacht begaan worden. Doode schrijvers worden nagenoeg alleen dan door hem aangehaald, als hij bij toeval geene andere voorbeelden opgeteekend heeft. Ook wil hij, dat de fouten tot de litteraire taal behooren en ziet derhalve met minachting neer op nieuwsbladen en officieele stukken, ‘die niets anders zijn dan éen monster- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
achtig gallicisme van de eerste letter tot de laatste’. Hij behandelt ze uit de hoogte en verkiest de gelegenheid niet te baat nemen, om er naar te schieten, hetgeen mij laat vermoeden, dat hij noch met de eene noch met de andere bijzonder goed bekend is; want anderszins had hij - mits keur - er wel iets uitgemonsterd, dat geen maller figuur zou maken dan zijn uitgestald litterair goedje. In dit opzicht is zijn werk zeer belangrijk en moet het de aandacht wekken, omdat de moedige schrijver eene bonte verzameling woekerplanten aan den dag heeft gebracht, meestal gegaard in den tuin van corypheeën van het Zuidnederlandsch zangerenkoor. Zijne critiek is ‘niet alleen afbrekend, maar ook opbouwend’. Naast de aanwijzing der fout (natuurlijk met vermelding van den naam van den schrijver en van het werk, uit hetwelk hij ze aanhaalt), geeft hij de zuivere Nederlandsche uitdrukking op; een en ander zoo beknopt mogelijk. Toon en trant zijn kalm en deftig, en het is zeer waar dat de Schrijver, blijkbaar, ‘de grondbeginselen der nieuwere taalwetenschap huldigt’. ‘Mijn werk’ - zegt hij - ‘heeft de pretentie niet een wetboek te zijn: het deelt geene bevelen uit, maar geeft alleen waarschuwingen voor de Vlamingen van goeden wil. Het staat iedereen vrij die waarschuwingen in den wind te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
slaan. Blijkt het later, dat het geheele volk dit wezenlijk gedaan heeft, dan zal dit een vonnis zijn, waartegen geen hooger beroep kan aangeteekend worden, en zal een werk als dit alleen nog eenige historische waarde hebben.’ Dit houd ik voor een al te groote inschikkelijkheid en zedigheid; want het schijnt mij toe, dat Schrijver te vast op zijn stuk staat en dat stuk te goed verstaat, om zoo maar zonder slag of stoot in de uitspraak der spraakmakende gemeente te berusten. En hij zou ongelijk hebben, indien hij anders handelde. Het doet me deugd te mogen zien en hooren, dat de Schrijver aan de toekomst niet wanhoopt; maar vertrouwen stelt in de opleiding van het thans opkomende geslacht, ‘als onderwijzers en leeraars willen zorgen, dat de kinderen, welke zij tot menschen moeten vormen, hunne taal in al hare zuiverheid leeren kennen, waardeeren en hanteeren’. En ook om die reden houd ik het voor waar, dat zijn boek, hetwelk dáártoe zal medewerken, bekronenswaardig is. Is er nu niets, bij de behandeling, zijne aandacht ontsnapt? niets dat vatbaar is voor aan- en opmerkingen? Laat ik beproeven enkele van zijne opstellen te toetsen.
Bldz. 128 is aangeteekend: ‘Huwen, trouwen. In navolging van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fransch marier, worden de ww. huwen en trouwen vaak als zuiver bedrijvend ww. gebezigd. Dit is met ons taalgebruik in strijd. In het Fransch zegt men: il a marié une saeur de son ami; in het Nederlandsch moet men zeggen: hij is met de zuster zijns vriends getrouwd.’
Wel is 'Schrijvers aanmerking betreffende ons taalgebruik zeer gegrond, maar 't zou mij leed doen indien men zijn Fransch verdacht. Il a marié... in den zin van.... getrouwd, is Gentsch Fransch, Belgisch Fransch, Hollandsch Fransch; maar geen Fransch Fransch. In dit Fransch zegt men: ‘Il a épousé la soeur de son ami’, zoodat zijn Fransch (en ook dat van Kramers-Bonte) beteekent: ‘Hij heeft de zuster zijns vriends uitgehuwd, uitgehuwelijkt.’ (Zie: Les 600 expressions vicieuses belges, recueillies et corrigées par V. Galand, 2e édition (scolaire), quatorzième Mille, 1892, Charleroi, Michel Hubert: Expression vicieuse: Il a marié sa cousine, au sens de: a épousé, s'est marié à, avec... Correction: les parents, le prêtre, l'officier de l'état-civil marient, c.-à-d. unissent.)
Schrijver veroordeelt de uitdrukking Van (de) eerste klas(se), omdat het een gallicisme is (de première classe). ‘Sprekende van zaken’ - zegt hij - (blz. 56) - ‘kan men in het Nederlandsch de adverbiale bepaling van belang gebruiken, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of wel eene omschrijving, al naar het verband. Sprekende van personen, d.w.z. dus bij qualitatieve znwoorden, zegt men van de ergste soort.’
Hij veroorlove mij de vraag: of dat wel altijd mogelijk is en of wij die uitdrukking moeten wraken? In het Engelsch treft men ze bijna dagelijks aan; b.v.: ‘He is a first class banker.’ - En schrijft de practische Engelschman niet: ‘He is a a1 banker’? - A1 = first class. En leeft die uitdrukking niet in den mond van het volk van Engeland en Amerika? ‘How do you do? - I' first class, to day.’ Daarom zou ik den zin: ‘Er is goed en slecht Nederlandsch, geen Nederlandsch van tweede klas’, niet in 't bijzonder afkeuren.
Plaats (blz. 84). - Volgens Schrijver is plaats, waar een plein bedoeld wordt, een gallicisme. Ik ben het met hem eens; maar als hij zegt: ‘vooral gewoon is de samenstelling dorpsplaats’ en plaats afkeurt, meen ik, dat hij het mis heeft. Doorgaans is de plaats van een dorp geen plein; wel het behuisde deel van het dorp, w.z. de kerk, de school, het gemeente- of wet- huis, met de huizen rondom. Soms is plaats, in dien zin, enkel eene (behuisde) straatGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onze boer zegt: ‘ik ga naar de plaats’. Door ‘plaatsenaar’ bedoelt hij iemand die op de plaats woont. Dorpsplaats beschouw ik veeleer als een pléonasme; want onze boer zegt ook: ‘ik ga naar het dorp’. - Dorp = plaats. De plaats van een dorp of van eene stad is insgelijks wat men heet de kuip. N.B. - Schrijver van nr 2 noemt kuip ‘een zonderling woord’ (bldz. 82). Men treft het aan in oude oorkonden en is heden nog gangbare munt. Zie ook Kiliaan: ‘kuype der stad’.
Bldz. 80. - Wapenschouwing. Hier vergeet Schrijver, dat er een onderscheid bestaat tusschen ‘Passer la revue des troupes’ en ‘Inspection d'armes’.
Bldz. 154. - Zich bevragen noemt Schrijver ‘een monstrueus gallicisme’. - Het spijt me, dat hij den gelukkigen inval niet gehad heeft een groot deel der verantwoordelijkheid van dat gedrochtelijk ding op den rug van de Hollandsche couranten te schuiven. Wij, arme Vlamingen, staan reeds zoo onmeedoogend belast en beladen.
Bldz. 124. - Wat Schrijver aanteekent tegen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Feesten is zeer gegrond. Graag had ik daarbij iets vermeld gezien over het Zuidnederlandsche woord besteken.
Bldz. 131. - Vergezellen is ja een gallicisme; doch het wordt ook en zeer dikwijls in Noord-Nederland aangetroffen, b.v.: ‘de goederen moeten vergezeld zijn van roode vrachtbrieven’. (Zie o.a. de Nederlandsche vertaling van de ‘Overeenkomst van Bern’, art. 6, Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, nr 258, 1892: ‘Elke internationale zending moet vergezeld gaan van eenen vrachtbrief enz.)
Bldz. 106. - ‘Verzekeren. In zinnen als de onderstaande is het gebruik van het woord verzekeren een stuitend gallicisme. Assurer le service luidt in het Nederlandsch: zorgen dat de dienst gedaan wordt. ‖ Meer dan eens was ik... onnoozel genoeg, om, half ziek, den dienst nog te verzekeren...’
Is dat wel een ‘stuitend’ gallicisme? - Bedenk toch, dat de beteekenis van ‘assurer le service’ zeer eng en tevens, in menig geval, zeer breed is. Strikt genomen, wil het zeggen: ‘den dienst op zich nemen’; soms ‘waarnemen; zorgen dat de dienst, ook door anderen of helpers, gedaan wordt’. - Maar, er schuilt nog iets anders onder, t.w. ‘voor den dienst instaan’ - ‘er verantwoordelijk voor zijn’. Zoo b.v. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in: ‘Le garde-barrières assurera le service de 7 h.m. à 7 h.s. etc.’ neemt de sluitboomwachter den dienst op zich en staat hij voor den dienst in; hij is o.a. verantwoordelijk voor de veiligheid van de treinen, voor de veiligheid van het personeel, voor de veiligheid van het publiek enz.; hij moet den dienst zeker maken; zoodat m.i. dit alles niet behoorlijk kan uitgedrukt worden tenzij door zeker maken = verzekeren, en dit is zóo waar, dat men het woord assurer zelden gebruikt als iemand niet tot verantwoording kan geroepen worden. De sluitboomwachter, met en door zijnen dienst, verzekert het leven van eene menigte personen. En men zegt toch wel: zijn leven verzekeren. Die bediende verzekert de veiligheid. En ik meen, dat ‘de openbare veiligheid verzekeren’ goed Nederlandsch is. Men lette er op, dat in het door mij gekozen voorbeeld: ‘de sluitboomwachter verzekert den dienst enz.’ verzwegen is ‘...de uitvoering, de veiligheid enz. van den dienst’. Dit zou ik kunnen toelichten door moeilijker gevallen; doch ik wil hier enkel in bedenking geven of wij, vooraleer van gallicisme of wantaal te spreken, niet moeten afrekenen met de conventioneele beteekenis, die vele woorden, in elke taal en op velerlei gebied, met elken dag, aannemen?
Bldz. 170. - ‘Een ander gallicisme is het gebruik in het mv. van stofnamen. Het mv. is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alleen dan gebruikelijk, wanneer men de verschillende soorten eener stof onderscheidt.’
Schrijver vestigt wijselijk de aandacht op dien vasten regel; doch ik kan niet zien of zijne aanhaling: ‘De beroemde vlaamsche lijnwaden’ afkeurenswaardig is; immers ‘vlaamsch lijnwaad wordt of werd zeer gezocht; want vele vlaamsche lijnwaden zijn of waren beroemd’. Hij gelieve of zijn excerpt te volledigen of het, met toepassing van den regel, in gunstigen of ongunstigen zin, op te helderen. In een ernstig werk als het zijne, is strengheid plicht; doch tevens, zoowel in het belang van den aangehaalden schrijver als van den leergierigen lezer, onberispelijke duidelijkheid en stiptheid.
Bldz. 164. - ‘Een der ergerlijkste gallicismen is de omschrijving van de trappen van vergelijking in gevallen waarin ons taaleigen zulks niet toelaat. De overtreffende trap wordt in het Nederlandsch alleen welluidendheidshalve omschreven; de omschrijving van den vergrootenden trap is noodwendig, wanneer men twee verschillende hoedanigheden van eene zelfstandigheid met elkander vergelijkt: Hij is meer geleerd dan verstandig. ‖’
Ik onderschreef dien engen regel vooraf, evenwel niet zonder de vraag in het midden te brengen of wij niet wat ruimte mogen vergunnen aan de lief- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebbers van taalmuziek? 't Zou er mooi uitzien met onze ‘ondernemender, helderderen, bitterderen, eenvoudigeren’ enz., inzonderheid als twee of meer lamme bn. in denzelfden trap elkander nahinken! In het Engelsch gebruikt men den uitgang er enkel in woorden van ten hoogste drie lettergrepen. Bldz. 24. - ‘Aanbevolen brief. Uit onze officieele stukken is aanbevolen brief van lieverlede in de gewone taal doorgedrongen. Men zegt in goed Nederlandsch een aangeteekende brief.’ In zijne Inleiding (bldz. 6), legt Schrijver, met loffelijke openhartigheid, de verklaring af, ‘dat hij gemeend heeft zich in het opnemen van dit goedje, w.z. de gallicismen die in couranten en officieele stukken bij de vleet voorkomen, te moeten beperken’. Derhalve heeft hij er geene schuld aan, als hij niet eens gehoord of gezien heeft, dat het woord aangeteekend staat in alle officieele stukken, gedrukte formulieren, opschriften enz. van de Belgische posterijen. Hij zal ook niet weten, dat er, ten huidigen dage, bijna geen verschil meer bestaat tusschen de officieele Nederlandsche terminologie van het post-, telegraaf- en telephoonwezen van België en die van Nederland; geen verschil meer tusschen die van het Belgisch zeewezen en die van de Hollandsche marine. In weerwil van het ontzag, waarmede ik tegen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het Noordnederlandsche aangeteekend opzie, kan ik van het Zuidnederlandsche aanbevolen, dat het onschuldig slachtoffer van de noodwendige ‘eenheid’ werd, niet zonder deernis afscheid nemen. Voorshands stel ik vast, dat telkens als eene nieuwigheid te gelijker tijd het licht ziet in landen of gewesten, die dezelfde of nagenoeg dezelfde taal taal spreken, die nieuwe doopelinge onderscheidene namen worden gegeven. Men denke even aan de Belgische carte correspondanceGa naar voetnoot(1), dat voor het Fransche carte postale heeft moeten zwichten; aan het Noordamerikaansche metals en het Engelsche rails; aan het Fransche gare en het Belgische station; aan het Fransche consigne en het Belgische dépôt des bagages; aan het Haagsche garde-robe (niet in de beteekenis, die men heden in Frankrijk aan dat woord hecht) en het Zuidnederlandsche reisgoed in bewaring; aan het Engelsche workman en het Zuidamerikaansche mechanics; aan honderd stuks verouderde ‘nieuwigheden’ meer, die op onderscheidene wijze gekerstend werden. Is nu juist dàt woord het beste, dat door de grootste menigte gebruikt wordt? Zoo ja, dan heeft voorzeker aangeteekend de voorkeur. Maar aangeteekend is, streng genomen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
niet recommandé. Aangeteekend wil zeggen enregistré, niets meer. - Iemand, die eenen brief van waarde aan de post bezorgt, is er niet zoo zeer op gesteld, of die brief al of niet wordt aangeteekend (d.i. opgeschreven). Hij beveelt dien brief bij de post aan; hij verlangt dat de postman er bijzonder zorg voor drage, dat de bestemmeling (in Noord-Nederland geadresseerde, een woord, dat, naar ik hoop, nooit eenen stoel zal bekomen in den tempel der Eenheid), hem ongeschonden ontvange. 't Is wel stellig eene aanbeveling, die hij doet. Kortom, de geheele zaak bestaat namelijk hierin - iets wat in taalaangelegenheden al te dikwerf over het hoofd wordt gezien -: de zijde vanwaar men de zaak beschouwt. Ik heb mij laten gezeggen, dat in Noord-Nederland de ambtenaar op den voorgrond staat: 't is immers hij, die den brief aanteekent. In Zuid-Nederland komt het mij voor, dat het volk heer en meester zou willen zijn: 't is daar het volk, dat den brief aanbeveelt. Nu ben ik niet zóó vermetel, het ontslapene aanbevolen tot een nieuw Vlaamsch leventje te willen opwekken. Volgens mijne bescheiden meening mocht ik de gelegenheid niet laten voorbijgaan om mijnen taalbroeders uit het Zuiden nogmaals op het hart te drukken 1o dat sommige hunner woorden niet slecht zijn, omdat zij in het Noorden niet of niet meer gebruikt worden; 2o dat zekere Nederlandsche woorden omdat zij - zooals mijne | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
West-Vlaamsche vrienden zeggen - de weersplete schijnen van Fransche, toch geen gallicismen zijn en 3o dat eenheid van taal een heel mooie zaak is; maar, in het belang van beide partijen, alleen eervol en duurzaam wezen kan, als Noord en Zuid het voor redelijk en waar houden, dat wel begrepen leenplicht de dubbele bediedenis heeft van geven en nemen. Met genoegen heb ik vastgesteld dat er kans bestaat om het, op dat stuk, stilzwijgend eens te worden met het Noorden, dat reeds verscheidene zoogenaamde officieele Zuidnederlandsche woorden overnam; laatstelijk nog het Belgische postbewijs.
Bldz. 216. - ‘In twee woorden. Naar het mij voorkomt is de uitdrukking in twee woorden in haar geheel af te keuren; met korte woorden - want zoodanig is immers de beteekenis - komt beter overeen met ons taalgebruik, en is derhalve verkieslijker’.
Ik dring mijne zienswijze niemand op; maar ik verkies: in het kort, kortom, kortweg.
Bldz. 232. - ‘Voorbehouden. De uitdrukking voorbehouden plaats en derg. is eene der meest gebruikte gallicismen. De goed Nederlandsche uitdrukking is besproken plaats.’
Zeer zeker. Edoch niet altijd; niet b.v. als het woord besproken met iemands deftigheid niet lijken zou. Zoo las ik onlangs in een nieuwspapier, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
- 't moge hier gelden als een bewijs, dat de krant soms nog iets anders levert dan goedje -: ‘De eereplaats had men voor den voorzitter onbezet gelaten’, m.i. eene flinke Nederlandsche vertaling van: ‘On avait réservé la place d'honneur au président.’ Maar voorbehouden komt maar al te dikwijls voor in: ‘zich het recht voorbehouden’ - ‘se réserver le droit’. Dit gemeen gallicisme had schrijver niet mogen vergeten.
Bldz. 64. - ‘Net. - In het - (over) schrijven. Te Gent hoort men onder de schoolkinderen niet zelden de uitdrukking in het net schrijven of in het schoon schrijven, met betrekking tot een of ander schoolwerk. Een en ander is letterlijk vertaald naar het fr. écrire au net, en écrire au propre, uitdrukkingen die waarschijnlijk op de bedoelde wijze het eerst werden vertaald door onderwijzers, van wie de leerlingen ze gaandeweg overnamen. De goede Nederlandsche uitdrukking is eenvoudig overschrijven. ‖ Constant schreef zelf zijn klad in het net over...’
In die uitspraak kan ik niet berusten. Uit een boek kan ik iets na-, af- (uit-) of overschrijven. Ook heb ik van het klad overgeschreven, zonder dat het daarom netjes (of in het net) (over)geschreven was. J.-H. van Dale, die geen Gentsche schoolmeester is geweest - geeft in het net schrijven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In het schoon schrijven is evenmin Gentsch; wel een spruitje van schoonschrift ‖ een net geschreven schrift. (Zie Van Dale.) Laten wij, vooralsnu, die sprikjes en sprietjes onverlet: wij hebben zwam en zwart genoeg te weren. Geen gruis en grind gekruid, vooraleer de Fransche steen gekloven en geklopt zij en over de grens gekard!
Bldz. 80. - Opmerkzaamheid. - Fr. attentions, - ‘heet in het Nederlandsch beleefdheid, welwillendheid, zorg, voorkomendheid, al naar het verband’.
Mag ik er bijvoegen hoffelijkheid en oplettendheid? en een woordje dat op en top Hollandsch is?... attenties. Wat heb ik het, in 't schoone land van Vondel en de Vries, vaak gehoord: ‘Dat jong mensch heeft alle attenties voor de dames’!
Dit noopt mij tot aanvulling van bldz. 68. - Onderscheiding - een gallicisme - Fr. distinction, Hg. Vornehmheit. Schrijver wraakt onderscheiding, door Vosmaer gebruikt; maar geeft het goed Nederlandsch woord niet op. Hij zal het mij derhalve ook niet ten kwade duiden, dat ik mijnen taalgenooten er aan herinner, dat op den invoer van het courant Hollandsche distinctie zware verbodsbepalingen drukken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Och! als ik de gemak- of modezucht van den Nederlander, - die bastaardwoorden fokt als edel Hollandsch vee, - vergelijk met het streven van den miskenden Vlaming, die, uit afkeer voor het vreemd ras, water en bloed zweet om een stuk van een inheemsch woord te beitelen, dat, wel is waar, met het echt Nederlandsche dikwerf overeenkomt als het fetisjbeeld van den Congolander met de Venus van Milo, - dringt niet zelden, in mijn bezorgd gemoed, een gevoel van bewondering voor den naïeven kunstenaar en een straal van hoop op zijne toekomst; want zijne bedoeling is goed en zijn wil is kloek. Voortaan zal hij, met verdubbelde krachten, zich kunnen inspannen tegen het gallicisme, dat hij tot heden niet kende, dewijl niets of niemand hem doeltreffend onderricht had omtrent de listen en lagen van dat gepoeierd schepsel. Hem tot de vervulling van dien plicht te hebben opgeroepen zal voor de Koninklijke Vlaamsche Academie een zegen wezen; hem zijne taak lichter te hebben gemaakt, eene eer voor den schrijver van C'est icy un livre de bonne foy, lecteur. Men beoordeele dezes werk niet naar mijne kantteekeningen; want dit zijn immers maar kleinigheden, tegenover al het voortreffelijke, dat het in ruime maat bevat. Hij veroorloove mij nog enkele ditjes en datjes. Bldz. 79. - Onweer maken. Zijn opstel is onvolledig. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bldz. 86. - ‘Plaatsen. Geld plaatsen. In goed Nederlandsch zegt men geld beleggen.’ Hij vergete niet, dat geld uitzetten, alhoewel Zuid-Nederlandsch, ook goed Nederlandsch is. In de officieele stukken van de Belgische Posterijen, lees ik geld beleggen (spaarkas). Bldz. 101. - Ik ken het ow. zw. ww. trammen = met de tram rijden; maar tremmen niet. Bldz. 136. - Schrijver zal toegeven, dat er op het verkeerd gebruik van de hulpww. hebben en zijn veel meer te zeggen valt. Bldz. 227. - Mag ik Schrijver verzoeken enkele goede voorbeelden omtrent de omschrijving met zullen aan te halen, tot les en leering van den minder bevoegden lezer?
Bldz. 36. - ‘Evenredig. In het Nederlandsch kan men alleen zeggen dat zekere hoeveelheden onder elkander evenredig zijn. Het is een gallicisme, in zinnen als de onderstaande, bnw. te gebruiken vergezeld van eene bepaling ingeleid door met, in navolging van fr. proportionné à. Het Nederlandsch zegt in verhouding tot. ‖ Het huisraad was evenredig tot den disch....’
Ik moet hier de bedenking opperen, dat de goede uitdrukkingen, welke Schrijver opgeeft, niet altijd goed passen in de door hem gelezen excerpten. Ook in dit geval, zou ‘Het huisraad was in verhouding tot den disch’ me tamelijk doctoraal voorkomen. Ik heb wel eens gehoord: stond | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gelijk met; maar ik zou verkiezen: ‘Het huisraad was even goed of even keurig, even slecht, even arm of even rijk als de disch.’
Bldz. 33. - ‘Drager (aandeelen onzer stadsleeningen). Men zegt in 't Nederlandsch: houder en toonder.’
De critiek is gegrond. Evenwel verwaarloost Schrijver het verschil te doen uitschijnen tusschen aan houder (au porteur) en aan toonder (à vue), en dat verschil is merkelijk groot.
Ten slotte, druk ik nogmaals mijn leedwezen uit, dat Schrijver het aanhalen van officieele gallicismen nietswaardig acht. Enkele monstertjes zoowel uit Noord- als uit Zuidnederlandsche bescheiden zouden ontegenzeggelijk nut stichten; want de groote gemeente heeft doorgaans gehoor voor wat officieel, goed of slecht, is. Als een bewijs geldt, dat ik, tijdens de laatste vijftien jaar en van jaar tot jaar, in Vlaamsch-België, eene steeds toenemende beterschap vaststel, betreffende het, vroeger algemeen, verkeerd aanwenden van een aantal woorden, welke Schrijver aanteekent. Wij danken zulks buiten kijf aan het gebruik van de goede uitdrukkingen, door enkele takken van het Hooger Bestuur in België. Ik noem op: Bldz. 67. - Aannemer, aanneming en niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ondernemer, onderneming. - In den zin, bepaald door het Wdb. d. Nld. Taal, 10, 1422, ondernemer van den besteldienst (Entrepreneur du service des Messageries; -spoorwegen) en Ondernemer van den postwagendienst; - id. Posterij).
Verder de Plaatsbepalingen (bldz. 212), de Prijsbepalingen (bldz. 215), de Maatbepalingen (bldz. 211) enz., enz. Bijzonder veel is het wel niet; doch het voorspelt eene betere toekomst, alhoewel het ten huidigen dage, in de taal van den Vlaming, krioelt van gallicismen, op zulke wijze, dat de Schrijver, die stellig een bekwaam beoefenaar van het Nederlandsch is, niet aarzelt te spreken over krankzinnige gallicismen (gallicismes insensés, gallicismen die het in de hersenen scheelt!), als wilde hij daardoor eens te meer vaststellen dat niemand er vrij van blijft!...
* * * | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nr 2
is mij niet minder welkom. In zijne Inleiding - een goed stuk alhoewel het op enkele plaatsen wat wildweidig geschreven en te donker gekleurd is - legt Schrijver uit, waarom hij zijn materiaal volgenderwijze geschikt heeft:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Ik achtte het doelmatig’ - zegt hij - ‘het gallicisme in aard en wezen te bestudeeren; want de Fransche invloed doet zich zelden voor in de spelling; in de vorming, het gebruik van zelfstandige naamwoorden; hun geslacht kan onder Franschen invloed gewijzigd zijn, of in strijd blijven met het geslacht, dat zij hebben in de beschaafde Nederlandsche taal; het gallicisme kan bestaan in 't gebruik van een verkeerden meervoudsvorm of het toekennen van een meervoud aan woorden, die er in 't Nederlandsch geen hebben; het lidwoord wordt, weer naar 't voorbeeld van het Fransch gebruikt, waar het niet past, of weggelaten waar het integendeel zou moeten voorkomen; het bijvoeglijk naamwoord kan naar Fransch model gevormd zijn; het kan een beteekenis aannemen, waarin het in 't Nederlandsch niet gebruikelijk is; het kan verkeerd praedicatief of attributief gebezigd worden enz., enz. Aldus doet de invloed van het Fransch zich bij ieder woordsoort gelden; ook | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de woordschikking ontsnapt aan dien invloed niet. Het is alleen wanneer men op die wijze de gallicismen bestudeerd heeft, dat men een klaar denkbeeld krijgt van den Franschen invloed op onze taal. Dat is de reden, waarom ik de stof heb ingedeeld zooals (hiervoren) het geval is. Doch om de practische bruikbaarheid van het werk te verhoogen is er achteraan eene volledige alphabetische lijst der opgenomen uitdrukkingen aan toegevoegd, alsmede eene der aangehaalde en geraadpleegde schrijvers, werken, tijdschriften, week- of dagbladen.’
Ik laat onbesproken of de indeeling van nr 2 evengoed of beter aan den eisch der wetenschap beantwoordt dan die van nr 1; immers ook in deze verwarde zaak, moet het aantal klassen en nummers worden geregeld naar de hoeveelheid en de verscheidenheid. Nr 2 is lijviger. Of het daarom rijker is, valt verder te onderzoeken. Bonter is het in elk geval: gallicismen in overvloed; uit dag- en weekbladen en tijdschriften en officieele uitgaven; uit tooneelwerken en schoolboeken; gallicismen begaan door bekende en onbekende schrijvers; van levenden en dooden; gallicismen, die op 's Heeren straten loopen; andere, die sedert lang in 's Heeren schoot rusten, maar nog zouden kunnen verrijzen; gallicismen, die veeleer knoeierig en onzinnig vertaalwerk zijn, als b.v.: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bladz. 129. - Vliegbrug = pont volant; Bladz. 238. - Zich de hersens uitputten = se creuser la cervelle; Bladz. 37. - Doodleven = Nature morte; Bladz. 47. - Nijverheidsridder = chevalier d'industrie; Bladz. 54. - De samentrekking van het bestuur = la centralisation; Bladz. 115. - De fijne bloem des gezelschaps = la fine fleur de la société; Bladz. 51. - Pruilkamertje = Boudoir; Bladz. 46. - Kunstenaarsreuk = flair d'artiste; Bladz. 180. - De gansche vergadering moet dit gevoelen omhelzen; want men heeft U den ganschen avond laten tapisseeren.... = niet ten dans geleid = faire tapisserie. Bladz. 187. - Ik heb mij laten wijs maken, dat men Parijs maar moet zien, om eensklaps verstand te zweeten door alle poriën!... Bladz. 121. - Eene vrouw..., die geen hemd op haar lijf heeft, en wier deugd aan borgtocht onderworpen is!... = dont la vertu est sujette à caution; en meer andere rare vogels van dien aard, die als om strijd snappen en snateren, krassen en kwaken, genoeg om er dol van te worden. Geen wonder, dat Schrijver hekelig en stekelig wordt; sommige letteroefenaars smalend toespreekt; anderen uitjouwt en weer anderen - wellicht tot | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vergoelijking en verzachting van zijne zenuwaandoening - het wierookvat op den neus stuksmijt; met éen woord, dingen doet en schrijft, die misschien niet ongepast zijn, maar in een ernstig wetenschappelijk werk niet te pas komen. Hij werpe al dien rommel over boord: zoo loodsen wij ook Nr 2 met zijn overige kostbare lading Prijshaven veilig binnen. Want nr 2 is ook over zee op ontdekkingstocht uit geweest. ‘Feitelijk kan er bewezen worden’ - zegt hij - ‘dat er over de wereld, waar menschen van onzen stam wonen, een algemeene taal geschreven wordt. Die taal zal men lezen in den Nederlander van Chicago; in de Nieuwe Surinamsche Courant van Paramaribo; in den Zuidafrikaan en Ons Land van Kaapstad; in het aan de Paarl verschijnende tijdschrift Jong Zuid Afrika; in den Natal Afrikaner van Natal; in den Express van Bloemfontein; de Volksstem van Pretoria; de Deli-Courant van Kotta-Radja in Atjeh; de Locomotief van Samarang; den Java-Bode van Batavia; kort in de bladen die in onze taal, buiten ons werelddeel verschijnen. In deze taal, het Nederlandsch, zal men de schrijfwijzen, woordvormen, uitdrukkingen vinden, in de plaats waar sommige verstokte particularisten bepaalde Zuidneerlandismen stellen, die van de algemeene beschaafde taal afwijken. Juist om te doen inzien, dat die algemeene taal over de wereld bestaat, ontleen ik excerpten aan de opgenoemde bladen, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waar het te pas komt. Daardoor treedt, bij de betrokken uitdrukkingen, de invloed van het Fransch op onze moedertaal in Vlaanderen, nog duidelijker in 't licht en mijn betoog wordt er krachtiger door.’
En, laat ik er bijvoegen: dát verhoogt de degelijkheid en het nut van het werk, en dáárdoor wint nr 2 het, vooral in dát opzicht, op nr 1. Schrijver stelt zich niet tevreden met het aanhalen en bewijzen van fouten; maar voert daarnevens goede voorbeelden aan; hij schenkt modellen, naar dewelke zijn landgenoot zich voortaan zal richten; zoodat nr 2, getuigenis gevend van studie, belezenheid, kennis en practischen zin tevens, niet alleen door den meester, maar ook door den leerling zal gebruikt en gewaardeerd worden. Op enkele kleinigheden wil ik zijne aandacht vestigen. Bladz. 24. - ‘Stad (in-), gallicisme, en ville. Op brieven zullen wij schrijven T/S, d.i. ter stede, te der stede.’
Het zou eigenlijk moeten zijn: te dezer stede. Ik verkies het in Noord-Nederland veel gebruikte en ook hier niet onbekende Alhier.
Bladz. 18. - Grammaticale bediening, zegt schrijver. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mijn Hollandsche professor heeft mij geleerd: grammaticale betrekkingGa naar voetnoot(1).
Bladz. 21. - Politiek (in-). Schrijver kan er bijvoegen, dat de zoogenaamde ‘mouche’ of ‘politie-agent in burgerkleeding’, in Holland, een ‘politieke’ heet.
Bldz. 25-26. ‘Speelgoed (een-). Speelgoed is een verzamelwoord, dat niet een afzonderlijk voorwerp kan aanduiden en daarom ook niet met het lidw. van eenheid kan voorkomen; anders zou het ook een meerv. hebben; wie hoorde ooit van de speelgoederen gewagen! De schrijver heeft doodeenvoudig niet geweten, dat onze taal voor un jouet, een speeltuig bezit.’
Ik antwoord: men zegt niet ‘een speelgoed’, en wel om de reden, die Nr 2 opgeeft; maar deze is mis, wanneer hij ‘speeltuig’ in de plaats stelt. In Zuid-Nederland wordt met speeltuig niets anders bedoeld dan instrument de musique (officieel Hollandsch muziekinstrument). In goed Nederlandsch zegt men ‘een stuk speelgoed’.
Bldz. 34. ‘Beschikbaarheid (in-). Onderwijzeres in beschikbaarheid, Fr.: en disponibilité.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schrijver wil ‘op wachtgeld’. Dat is 't; want in beschikbaarheid is koddig en de rest... shocking. Hij voegt er bij: ‘De Noord-Nederlander noemt un instituteur en disponibilité, een onderwijer op wachtgeld, of, weinig wars van bastaardwoorden, waarvan hij trouwens een eigenaardig gebruik weet te maken, op nonactiviteit.’ Voor dat ‘eigenaardig gebruik’ wil ik bedanken. Trouwens, dat ‘op nonactiviteit’ gaat niet aan in België, waar het Fransch non-activité eene andere beteekenis heeft. Zoo is het personeel van alle ministeriën ingedeeld in drie klassen:
Bldz. 119. - ‘Koninklijke baan. - Men spreekt in 't Fransch van une route royale; hetgeen hiermede bedoeld wordt is de heerbaan, de heerweg.’
Vroeger was heerbaan (heirbaan) = route militaire, ook route royale. Heden is eigenlijk route | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
royale = Rijksweg, rijksbaan. In België hebben wij: a) gemeentewegen = routes communales, b) provincie-wegen = routes provinciales en c) Rijkswegen = routes de l'État. Voorts heeft men routes militaires, ook genaamd routes stratégiques. In Zuid-Nederland heet voirie vicinale = buurtwegenis en voirie provinciale = provincie-wegenis.
Bldz. 159, stelt Schrijver de vraag of ‘Het spel is gedaan’ geen Nederlandsch is? Ik zal de vraag niet ontkennend beantwoorden; maar de ‘spraakmakende’ gemeente zegt: ‘het spel is uit’.
Bldz. 159. - ‘Gedaan. De priester doet de mis; wanneer het misoffer ten einde is, is de mis gedaan, namel. geëindigd. Zou men dan niet mogen zeggen: ‘Wat waren wij, jongens, tevreden, toen de hoogmis gedaan was..?’
De priester doet de mis; (men denke even aan de spr. uitdr.: ‘twee missen voor éen (hetzelfde) geld doen;’ maar de priester leest, bedient ook de mis. - Het volk zegt zoowel de mis is gedaan als de mis is uit. De kerk is uit is bepaalder: niet alleen is de dienst uit; maar er is niemand meer in de kerk.
Bldz. 215. - ‘Brug (eene - werpen). In Zuid-Nederland is de uitdrukking eene brug over | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eene rivier werpen niet ongewoon; men zegt in 't Fransch jeter un pont sur une rivière. In 't Nederlandsch wordt eene brug geslagen.’
Voorzichtig!... In 't Nederlandsch slaat men alleen gierbruggen. Vaste bruggen of - beter, in dit geval, om elk misverstand te vermijden - bestendige bruggen worden gelegd; zelfs zijn er bruggen die men hangt en andere, zooals de kettingbruggen, die men spant.
Bldz. 111.Ga naar voetnoot(1) - Reisgidsen = Guides des voyageurs. Tegen reisgids als tegen zoovele uitdrukkingen op zichzelf, is niets in te brengen. Maar toch zijn ze het kenmerk onzer verslaving aan het Fransch.’
Voor de etymologie van reis en gids, verzend ik Schrijver naar het voortreffelijk Beknopt Etymologisch Woordenboek der Nederlandsche Taal, door professor J. Vercouillie. Maar, op de etymologie of op de vorming | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zal hij het wel niet gemunt hebben. Mogelijk meent hij, dat het woord eene vertaling is of slaafsche navolging van het Fransche Guide des voyageurs? In dit geval, heeft hij het mis, omdat:
en, in elk geval, m.i. Reisgids minder het kenmerk is van verslaving aan het Fransch dan het Oostenrijksche Cours-Buch, Der Conducteur enz. en het Duitsche Coursbuch, Kursbuch. De gevolgtrekking ligt voor de hand.
Bldz. 36. - Betrekking voor correspondance (des trains) zal Schrijver nergens aangetroffen hebben. In al de stukken van de Belgische Staatsspoorwegen, staat het Nederlandsche aansluiting. (Zie o.a. den Belgischen officieelen Reisgids: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De aansluiting, te Luik, met trein nr... uit Keulen... enz.’ Er komen in nr 2 te veel woorden voor, die niet gevat zijn in de spiegellijst van een excerpt. Het is jammer; want de wetenschappelijke waarde van werken als dit, klimt met de goede keus van het excerpt en den helderen klank van den naam des aangehaalden schrijvers.
Bldz. 49. - Opheldering. ‘Ik had zooeven eene opheldering met mijne tante.’ (Sleeckx, 5, 248), - ‘Jeus une explication avec ma tante. Explication beteekent opheldering, maar niet in dezen zin; men spreekt van de opheldering van eene duistere plaats in een boek; maar het Fransch avoir une explication avec quelqu'un wordt vertaald door iemand om rekenschap vragen en s'expliquer avec quelqu'un door iemand rekenschap geven of vragen.’
Zeer wel; edoch... ik vermoed, dat de voorname dames uit België's hoofd- en hofstad niet altijd of niet geheel en al ongelijk hebben, als zij, meesmuilend, zeggen: ‘Het Vlaamsch? foei!... Het Hollandsch? dàt is beschaafd, fijn!...’ - Ik mag niet onbescheiden wezen, en toch veroorloof ik mij Schrijver den vriendelijken raad te geven, zijne Hollandsche suikertante nooit om of rekenschap te vragen; want hij zou gevaar loopen er de suiker bij in te schieten... In 't Hollandsch zegt men | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gewoonlijk: ‘Ik heb er tante eens over aange sproken;’ - al naar het verband - ‘Ik heb met tante een hartelijk woordje gehad’. In het Engelsch: ‘I had a chat with my aunt’. Op heeterdaad betrap ik mij hier op een Fransch vers, waarin het woord nuances rijmt op convenances... Ik schrijf het niet neer. Waar is dat goed voor? Laten wij eerst onzen Vlaamschen tuin zuiveren van Parijzer distels en doorns, eer wij er aan denken Haarlemmer tulpen of hyacinten te kweeken. Om die reden schuif ik eenige mijner aanteekeningen op nr 2 ter zijde.
Bldz. 61. - ‘Dimension wordt vertaald door afmeting’. Ja; doch er zijn gevallen dat ‘grootte’, ‘breedte’ of ‘hoogte’ gevergd wordt.
Blzd. 118. - Goed. Schrijver gelieve zijn opstel te volledigen of er in te voegen het woord, dat men doorgaans bezigt in Noord-Nederland: ‘op een mooien dag’ - ‘gij hebt mooi praten’. Op die wijze wordt hij het gansch eens met zijnen tegenspreker en breekt hij schoon voorgoed den nek.
Bldz. 119. - ‘Een taalgeleerde schreef: Het fransche blessant kan zelden door kwet- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
send vertaald worden. Hier zou beleedigend keuriger wezen?’ Schrijver van nr 2 wijst hem terecht: ‘Deze aanmerking strookt niet met de werkelijkheid; kwetsen, kwetsend zijn in dezen zin in 't Nederlandsch wél gebruikelijk’.
Zoodat beide taalgeleerden stootend (blessant = vexant) vergeten. Een stootend woord is soms een beleedigend woord. Altijd die nuances!...
Bldz. 126. ‘Ik maak mij sterk u dat te bewijzen’ = ‘je me fais fort de vous démontrer cela’, is een gallicisme, dat in het algemeen Nederlandsch gedrongen en door Van Dale, Kramers, Delinotte en Nolen opgenomen is; het is er niet te meer aanbevelenswaardig voor; licht kunnen we deze gedachte in goed Nederlandsch uitdrukken: ‘ik neem op mij, u te bewijzen; ik kan u zonder moeite bewijzen enz.’.
Dat ‘ik maak mij sterk’ heb ik nooit voor lief genomen en heb meer dan eens ‘op mij genomen’ ‘zonder moeite te bewijzen’, dat men de gedachte uitdrukken en het woord sterk behouden kan, zonder ze al te zeer te verwateren. Ik schreef: Ik voel mij sterk genoeg enz., op gevaar af te moeten hooren: er is nog een gallicismereukje aan. Het scheen mij toe, dat het zedige woordje genoeg het woord sterk nog wat sterker maakte! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nu, hoe het zij, ik houd het met vader Grimm, die ons wijze wenken heeft gegeven over het niet al te veel besnoeien van de taal. Snoeien is nuttig en noodig; maar als wij er op uit zijn den levenden boom, als garst, te pellen, dan kunnen wij hem liefst dadelijk vellen.
Bldz. 206. - ‘Bezoek (- maken). In 't Noorden moet, op Visites maken, bezoeken maken wel volgen. Dit is geene reden om ons Nederlandsch een bezoek brengen zoo licht prijs te geven.’ Natuurlijk; doch in het Nederlandsch ken ik drie bezoeken: 1e bezoeken, kortaf; 2e een bezoek brengen en 3e een bezoek afleggen (uit plicht of beleefdheid).
Bldz. 291. - ‘Laat ons altijd naar boven gaan, het getal is volledig. Allons toujours en haut, montons toujours. - Dat toujours kunnen wij heel wel vertalen door ondertusschen, maar, toch, even.’
Ik mag niet vergen, dat Schrijver zich ook aanstelle als meester van den scherpen zwaarde tegen Fransche of zoogezegd Fransche uitdrukkingen. Anders zou hij, ongetwijfeld, montons toujours, dat hij bij geenen goeden Franschen schrijver aantreft, een hoofd korter maken, en den goeden Vlaming bemoedigend toeroepen: Gij pleegt gallicismen; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar zij hebben de grootste schuld daaraan, zij, die, in weerwil van uw natuur- en burgerrecht, U, in school en huis, in gerechts- en raadzaal, in leger en bestuur, eene vreemde taal opdringen, die zij zelven slecht schrijven en nog slechter spreken; zoodat gij uwe Moedertaal, het echt Dietsch verleeren moet, zonder die vreemde, het onvervalscht Fransch, ooit te kunnen aanleeren. En meent niet, dat de veronachtzaming uwer taal, die om zoo te zeggen in uwen geest is vastgegroeid, geen zeer schadelijken invloed heeft bij de studie van de Fransche; dezer eigenaardigheden zult gij nooit vatten; want uw natuurlijk taalgevoel werd gekrenkt en verdoofd. Daardoor misbruikt gij ze beide; en misbruik leidt tot onbruik, verarming, dood. 's Levens wet wil, dat ieder volk eerst leere denken en zijne denkbeelden nauwkeurig uitdrukken in zijne taal, wier klank en kleur, vorm en rijkdom in overeenstemming zijn met zijn oog en oor, met zijn keel- en hersenvermogen. Alleen die taal is de taal der beschaving en al de andere, die een volk zich, daarna, door die taal, in meerdere of mindere mate eigen maakt, zijn niets anders dan vruchten dier beschaving. Maar, vergis ik mij niet? Schrijver heeft dat wèl gezegd: elk hoofdstuk, elke bladzijde van zijn werk, met éen woord, geheel zijn werk zegt het beter dan ik het uitdrukken kan. En ook daarom is zijn arbeid bekronenswaardig. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Besluit.Nr 1 en Nr 2 leverden goed werk, dat veel kwaads zal verhelpen; in Noord en Zuid zal besproken, geprezen en wellicht een beetje beknibbeld, in elk geval door ruimer bespreking gezuiverd en gehard worden. Maar later, als het de vuurproef doorstaan heeft, volledigd, beblokt en beheid werd, kunnen de schrijvers, te zamen of afzonderlijk, het tot meesterwerk opbouwen. Er is maar éen prijs uitgeloofd. Edoch, de Koninklijke Vlaamsche Academie heeft bewezen, dat zij ware verdienste weet te waardeeren. Derhalve stel ik voor, dat zij den niet toegewezen prijs voor de 1e prijsvraag op de 4e overbrenge en, voor deze, twee eerste, d.i. onverdeelde prijzen toekenne: eenen aan den schrijver van C'est icy un livre de bonne foy, lecteur, en eenen aan den schrijver van Frankreich hat es weit gebracht enz.; - de twee werken - na wijziging door de Schrijvers en, wat die wijziging betreft, onder toezicht van twee of drie mijner hooggeachte Collegas - afzonderlijk, of, als het mogelijk is, in denzelfden bundel vereenigdGa naar voetnoot(1), uitgeve. Brussel, 31 Maart 1894. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na onderzoek der twee ten prijskampe ingezondene verhandelingen over de galliscismen, ben ik het eens met mijn geacht medelid den heer Coopman, om te verklaren dat zij der bekroning ten volle waardig zijn. Eene kleine opmerking. Waar de Schrijver der verhandeling no I zijn spijt uitdrukt, dat ‘een werk over de bij ons gebruikelijke gallicismen’ niet reeds lang geschreven werd, vergeet hij, dat reeds in 1853 de Gentsche letterkundige maatschappij ‘de Taal is gansch het Volk’ zulk werk bekroonde, namelijk de verhandeling over de barbarismen, inzonderheid de gallicismen en germanicismen in de Vlaamsche schriften voorkomende, door Pr. van Duyse. Dit schrift werd nooit in druk gegeven. Ware het niet mogelijk het bij de uitgave van de door de Academie te bekronen verhandelingen te benuttigen? Jan Broeckaert. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verslag van den heer Julius Obrie, derden verslaggever.Ons geacht medelid, de heer Coopman, heeft de beide ingekomen antwoorden met zulke nauwlettende zorg tot in hunne geringste bijzonderheden onderzocht en getoetst, dat het werkelijk bijna overbodig mag heeten aan zijn uitvoerig verslag nog iets toe te voegen. Daar het hier echter eene zaak geldt die voor de instandhouding en voor | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den bloei onzer moedertaal van het hoogste belang is, zal het mij wel vergund zijn hierbij nog enkele vluchtige kantteekeningen te maken. Met den heer Coopman betreur ik het dat de schrijver van de eerste woordenlijst, onder kenspreuk: C'est icy un livre de bonne foy, lecteur, goedgevonden heeft bij het samenstellen van zijn werk geene rekening te houden met de gallicismen, die in officieele stukken voorkomen. Ze alle op te noemen zou echter we! onmogelijk wezen: het getal dier woekerplanten schijnt nog altijd niet af te nemen, tenzij in een enkelen tak van het staatsbestuur, namelijk in dien der spoorwegen. In de laatste jaren ging onze taal daar met reuzenstappen vooruit. Stukken, die vroeger van gallicismen wemelden, zijn thans doorgaans in zeer zuiver Nederlandsch gesteld: de Nederlandsche uitgave van het Belgische spoorboekje is daarvan wel het treffendste voorbeeld. Ook in de opschriften der stations is eene groote verbetering waar te nemen. Enkele overal gebruikte uitdrukkingen zagen wij nochtans hoe eerder hoe liever verdwijnen: bij voorbeeld rechtstreeksche trein voor train direct. Dat is nu o.i. een allerongelukkigst gallicisme: elke trein, die iemand zonder overstappen naar de plaats zijner bestemming brengt, kan een rechtstreeksche trein heeten. Met het woord rechtstreeksch wordt niet weergegeven het denkbeeld, dat door het Fransche train direct wordt uitgedrukt: namelijk dat van eenen trein, die aan de tusschen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stations niet stopt, maar doorloopt. Waarom dus niet eenvoudig gezegd: doorloopende trein? Wat de vertaling der wetten en koninklijke besluiten betreft, deze laat nog dikwijls veel te wenschen over. Reeds in 1880 heb ik in mijne studie over de Nederlandsche rechtstaal op de gebreken dier vertaling gewezen en daarbij tevens het eenige doeltreffende middel ter verbetering aangewezen, namelijk het opdragen dier vertaling aan eene commissie van taalkenners en vakmannenGa naar voetnoot(1). Jammer is het dat geen der beide inzenders op het denkbeeld kwam aan zijn werk ook eene lijst toe te voegen van een bijzonder stuitend soort van gallicismen, dat vooral in de Vlaamsche pers en nu en dan ook wel in enkele boeken voorkomt: ik bedoel dien half Franschen, half Nederlandschen vorm, waarin men zoo dikwijls uitheemsche eigennamen van volkeren, landen, plaatsen en rivieren weergeeft. Alzoo spreekt men in onze Zuidnederlandsche dagbladen van Ierlanders voor Ieren, van Schotlanders voor Schotten, van Styrië voor Stiermarken, van Varsovia voor Warschau, van de Vistula voor de Weichsel, enz. enz. Mijns inziens zou onze Academie een verdienstelijk werk verrichten door het uitschrijven eener prijsvraag voor het samenstellen eener algemeene Fransch- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nederlandsche geographische woordenlijst. Voor vele onzer dagbladschrijvers zou eene dergelijke lijst zeker zeer nuttig zijn en ook in Noord-Nederland zou men er weleens, wat de Belgische plaatsnamen betreft, zijn voordeel mede kunnen doen: dan zou ons wellicht dat akelige Ostende voor Oostende niet langer uit alle Noordnederlandsche dag- en weekbladen en ook uit de meeste Noordnederlandsche boeken zoo onaangenaam tegengrijnzen; dan zou men ons niet langer spreken van Tronchiennes, alsof er een Waalsch dorp in de onmiddellijke nabijheid der stad Gent bestond! Op bladzijde 232 van het eerste handschrift wordt terecht de hier te lande algemeen gebruikelijke uitdrukking voorbehouden plaats gewraakt als een gallicisme, dat door besproken plaats moet vervangen worden. Dat besproken plaats de goede uitdrukking zij, waar er sprake is van eene plaats, waarvoor betaald wordt, b.v. in eenen schouwburg, in een paardenspel, of in eene concertzaal, stem ik gaarne toe, maar zou die uitdrukking wel bruikbaar zijn, waar het geldt eene plaats, die b.v. bij gelegenheid eener openbare plechtigheid voor de overheidspersonen bestemd is? Op die vraag meen ik dat het antwoord ontkennend moet luiden. Naar aanleiding der uitdrukking voorbehouden plaats wordt door mijnen collega, den heer Coopman, aangemerkt dat hier had behooren vermeld te worden het maar al te dikwijls voorkomend gallicisme zich het recht voorbehouden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met deze opvatting kan ik mij niet vereenigen: naar mijne bescheiden meening ligt in die uitdrukking niets verwerpelijks, evenmin als in het bij Kramers en Bonte aangegeven voorbeeld: ‘Hij heeft de vruchten van zijn tuin verkocht, doch zich drie boomen voorbehouden.’ Waar deze geachte beoordeelaar bij zich bevragen zijne spijt uitdrukt omdat de schrijver niet den gelukkigen inval kreeg een groot deel der verantwoordelijkheid voor dat taalmonstertje op den rug der Hollandsche couranten te schuiven, moet ik om der waarheid wille tegen die bewering opkomen. Nooit heb ik die onzinnige uitdrukking in eene Noordnederlandsche courant gevonden: laten wij maar ootmoedig bekennen dat deze giftige vrucht op Vlaamschen bodem werd geteeld. Omtrent hetzelfde handschrift wenschte ik nog even aan te teekenen dat bij opmerkzaamheid, bladz. 80, door den schrijver ten onrechte wordt beweerd dat alleen beleefdheid in de beteekenis van het Fransche attentions in het meervoud kan gebezigd worden. Ook van oplettendheid, dat hier werd vergeten, wordt in die beteekenis de meervoudsvorm gebruikt. Zoo vindt men bij Van Dale: ‘hij bewees haar vele oplettendheden.’ Voor het overige aarzel ik geen oogenblik te verklaren dat ik het, wat de waarde der ingezonden antwoorden betreft, geheel en al eens ben met de heeren Coopman en Broeckaert: met hen ben ik van meening dat zij beide verdienen bekroond te worden. |
|