Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1893
(1893)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 299]
| |
Zitting van 18 October 1893.Aanwezig de heeren P. Génard, bestuurder, Fr. de Potter, bestendige secretaris; de heeren H. Claeys, jhr. N. de Pauw, E. Gailliard, G. Gezelle, E. Hiel, P. Alberdingk Thijm, S. Daems, C. Hansen, L. Mathot, J. Micheels, J. Obrie, J. van Droogenbroeck, Th. Coopman, A. de Vos, J. Broeckaert, E. van Even, C. Coremans, H. Sermon, J. Bols, werkende leden; de heeren A. de Ceuleneer, K. de Flou en jhr. K. de Gheldere, briefwisselende leden. Door de heeren K. Stallaert, onderbestuurder, en J. Janssens, briefwisselend lid, is bericht gezonden dat zij belet zijn aan de zitting deel te nemen. Na lezing van het verslag over de voorgaande zitting, hetwelk wordt goedgekeurd, deelt de bestendige secretaris de lijst mede der | |
Aangeboden boeken.Vanwege den heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs: Bibliographie de Belgique. 1893, Nrs 9 en 10. Correspondance du Cardinal de Granvelle. 1565-1583. Publié par Mr Piot. Bibliotheca Belgica, door de heeren F. van der Haeghen, Th.-J.-I. Arnold en R. van den Berghe, afl. 1-119. | |
[pagina 300]
| |
Bibliotheca Erasmiana. Répertoire des aeuvres d'Erasme. Liste sommaire et provisoire. Bulletin de l'Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux Arts de Belgique, 1893. Nr 8. Mémoires de l'Académie. Tome XLIX. Voyage d'Anselme Adornes à Jérusalem et au mont Sinaï, en 1470, publié par E. Feys. De werken van Joost van den Vondel. 1671.
Door den heer H. Claeys: Te huis van Arnhem. Herinnering aan het XXIIe Nederlandsch Congres voor Taal- en Letterkunde.
Door den heer S. Daems: Maria-Almanak voor het jaar onzes Heeren 1894.
Door den heer G. Gezelle: Ontwerp van eene Nederduytsche Spraekkunst; voornamelijk voor het Land-schap van Vlaenderen: opgedragen aen de schôl-meesters der stadt van Gendt. Meenen, 1713.
Quelques réflexions sur le pétitionnement en faveur de la langue flamande, par Louis Goethals.
Door de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, te Leiden: Tijdschrift voor Nederlandsche taal- en letterkunde, 12e deel, 4e aflevering. | |
[pagina 301]
| |
Door den heer Eug. de Lepeleer: Dertienlinden. Dr. J.-W. Weber's ‘Dreizehnlinden’ in 't Vlaamsch overgedrukt. Tweede, omgewerkte uitgave, 1893.
Door het Taalminnend Genootschap van het Klein Seminarie te St.-Truiden: Letteroefeningen. Derde bundel.
Door den heer Willem de Vreese: Sec(k), Sick. (Overdruk.) Houwaert's Plagiaat. (Overdruk.)
Door pater Bernardinus Mets: Geschiedenis van de Orde der Minderbroeders. Leven van den H. Joseph van Cupertino. (Beide werken opgesteld door den Gever.)
Door den heer Siffer: Het Belfort, 1893, Nrs 9 en 10. Le Magasin littéraire, 1893, Nr 9.
Door de Redactie van Biekorf, Nrs 17 en 18, 4e jaar, dezes tijdschrifts.
Door den lieer W. Koch, leeraar aan het Koninklijk Atheneum van Gent: Handleiding bij het onderwijs in de Engelsche taal. Eerste stukje. Uitspraak en vorming der woorden, door W. Koch. Gent, 1893.
Door ‘Die Gesellschaft für bildende Kunst und vaterlandische Alterthümer, zu Emden’, het Jahrbuch dezer vereeniging voor 1893. | |
[pagina 302]
| |
Mededeeling wordt gedaan van een afschrift des Koninklijken besluits, gedagteekend van 5 October 1893, bij hetwelk de verkiezing door de Academie, gedaan in hare zitting van 21 Juni, goedgekeurd wordt en de heer F. van der Haeghen benoemd is tot binnenlandsch eerelid.
De heer bestuurder bedankt, in name der Leden, den heer H. Claeys voor het hun aangeboden afdruksel van zijn gedicht, getiteld: Te huis van Arnhem. Herinnering aan het XXIIe Nederlandsch Congres voor Taal- en Letterkunde. | |
Bibliographische aanteekening.Ik heb de eer aan de Koninklijke Vlaamsche Academie, namens den eerwaarden heer Eug de Lepeleer, leeraar aan het Klein Seminarie te St.-Nicolaas, een exemplaar der tweede uitgave zijner vertaling van Dr Webers Dreizehnlinden aan te bieden. De eerste druk der Vlaamsche Dertienlinden is, op den tijd van drie jaren, uitverkocht geworden, wat als een blijk van ongemeene waardeering vanwege het Vlaamschlezend publiek gelden mag. Die waardeering heeft eene tweede uitgave, eene echte omwerking der eerste. uitgelokt. Het oorspronkelijk werk is sedert lang de honderdste uitgave voorbij. Mocht, gelijk het oorspronkelijke in Duitschland, de vertaling ook in Vlaanderen het leesboek der beschaafde huisgezinnen worden! | |
[pagina 303]
| |
In zijne geestdriftige bewondering voor het oorspronkelijke heeft de vertaler, met eene nieuwe inspanning van krachten, gepoogd zijn werk nog nader bij de onbereikbare volmaaktheid van Weber's gedicht te brengen. Een hoogst vleiende brief van den Duitschen dichter getuigt dat deze nieuwe poging heerlijk slaagde. De juister of duidelijker vertolking van den oorspronkelijken tekst, de nauwgezetter keurigheid in woorden, wendingen, rijmen, hebben den eenvoud, de natuurlijkheid, de huiselijkheid der taal van de eerste uitgave niet gehinderd. Talrijke en gepaste bemerkingen, tusschen de ophelderingen van Weber ingelascht, en eene Bijlage die uitweidt over de eigenaardige schoonheid van het Duitsche meesterstuk, maken, in deze tweede uitgave, stof en verdienste vatbaarder voor den lezer. De vertaler doet zich niet als taal-particularist voor. Hij beroept zich echter op het oordeel van Dr J.-W. Muller: ‘dat eenheid van taal niet onbestaanbaar is met eene zekere mate van vrijheid en verscheidenheid.’ De volgende verzen mogen een staalken geven van 's vertalers dicht- en schrijftrant: Heil de Lente in groen en bloemen,
Heil den Herfst met goud en aren!
Lente is liefelijk beloven,
Herfst laat vriendelijk vergaren. -
Op de dakvorst zitten zwaalwen,
die, reisveerdie, kwettren, manen:
‘Zorg al, weerdje, voor den Winter,
want het loof begint te tanen.
| |
[pagina 304]
| |
Blijven moet gij, wij, we vlieden;
opgepast; het zal u baten,
vinden wij, bij 't wederkeeren,
welbehouden, wat we laten.
Wees bezorgd voor list en lagen,
donker werk der donkre nachten;
vaak van vrienden, vaak van knechten,
staat den meester kwaad te wachten.
Opgepast op woon en gevel,
opgepast op heerd en kolen;
winterdak is dubbel dienstig;
wel bedankt - en Godebevolen!’ -
Dr H. Claeys.
De heer de Ceuleneer biedt, namens den heer Dr. Willem de Vreese, een exemplaar aan van het door dezen geschreven opstel: Houwaert s plagiaat. | |
Dagorde.Namens de Commissie van Geschiedenis, Bioen Bibliographie leest de heer Broeckaert het ontwerp der uitgave van het Woordenboek der Zuidnederlandsche Schrijvers. De heer Bestuurder verklaart daarna de beraadslaging over dat ontwerp geopend. Eenige opmerkingen worden gedaan over de wijze van uitgave en over de middelen, voor dit werk noodig, waarna de vergadering beslist, het ontwerp te laten drukken, aan de Leden rond te zenden en in de eerstvolgende zitting nader te bespreken. | |
[pagina 305]
| |
De heer Hiel leest een gedicht, getiteld: Vlaamsche herberg, hetwelk in de Verslagen en Mededeelingen zal worden gedrukt. Ten slotte herinnert de heer Bestuurder aan de Leden hunne verplichting om, zooveel mogelijk alle drie jaar, in de maandelijksche vergaderingen een onuitgegeven opstel aan te bieden. |
|