Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1893
(1893)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 208]
| |
Zitting van 16 Augustus 1893.Aanwezig de heeren P. Génard, bestuurder, K. Stallaert, onderbestuurder, Fr. de Potter, bestendige secretaris; de heeren H. Claeys, E. Gailliard, G. Gezelle, E. Hiel, A. Snieders, P. Willems, P. Alberdingk Thijm, S. Daems, L. Mathot, J. Micheels, J. Obrie, J. van Droogenbroeck, Th. Coopman, A. de Vos, J. Broeckaert, Ed. van Even, J. Bols, H. Sermon, werkende leden. Door de heeren Coremans, de Pauw en Hansen is bericht gezonden dat zij belet zijn de vergadering bij te wonen. Na lezing van het verslag over de voorgaande zitting, hetwelk wordt goedgekeurd, legt de bestendige secretaris de lijst neder der | |
Aangeboden boeken.Vanwege den heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs: Compte rendu des séances de la Commission royale d'Histoire, 1893, 2e bulletin. Loquela. De tien eerste jaargangen. Bibliographie de Belgique, 1893, no 8. Bulletin de l'Académie royale des sciences, des lettres et des beaux arts de Belgique. 1893, no 6. | |
[pagina 209]
| |
Au siècle de Shakespeare, par Georges Eekhoud. Jansenius, évêque d'Ypres. Etude de critique historique par des membres du séminaire d'histoire ecclésiastique établi à l'Université catholique de Louvain. 1893.
Door de Koninklijke Academie van Wetenschappen, te Amsterdam: Les notions fondamentales du droit civil, par P. van Bemmelen. 1e deel. Le code du Mâhayâna en Chine, son influence sur la vie monacale et sur le monde laïque, par J.-J.-M. de Groot. 1e deel. Jaarboek van de Koninklijke Akademie van wetenschappen gevestigd te Amsterdam, voor 1892. Verslagen en Mededeelingen der koninklijke Academie van Wetenschappen. Afdeeling Letterkunde Derde reeks, 1e deel.
Door de Maatschappij der Nederlandsche letterkunde, te Leiden: Tijdschrift voor Nederlandsche taal- en letterkunde, 12e deel, 2e aflevering. Handelingen en Mededeelingen. 1891-1892. Levensberichten der afgestorven medeleden. 1892.
Door den bestendigen secretaris der Koninklijke Vlaamsche Academie: Nederduytsche Spraekkunst ten gebruyke der | |
[pagina 210]
| |
Schoólen, uytgegeven op last van het Koninglijk Genoótschap van tael- en dichtkunde, onder de zinspreuk: Tot nut der jeugd, te Antwerpen, door deszelfs medelid J.-A. ter Bruggen. Eerste deel. Vijfde druk, 1822.
Door den heer A. Goetgebuer: L'Eglise cathédrale de Saint Bavon à Gand, 1893.
Door de Redaclie van den Biekorf, nrs 14-15, 4e jaar, van dit tijdschrift.
Door den heer A. Siffer: Het Belfort, 8e jaar, nr 8. | |
Briefwisseling.Bij brief van 14 Augustus deelt de heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs mede, dat het lokaal der Academie gerangschikt is onder de gebouwen, wier onderhoud geschiedt door de tusschenkomst van het bestuur van Bruggen en Wegen. Een ander schrijven van denzelfden heer Minister, onder dagteekening als voren, keurt de vraag goed, door de Koninklijke Vlaamsche Academie gedaan, om de heeren Gezelle en Gailliard, werkende leden, te gelasten in het British Museum en de Bodleian Library, in Engeland, onderzoek te doen | |
[pagina 211]
| |
omtrent een aantal handschriften, in Nederlandsche taal, en om verslag mede te deelen over de waarde der werken, getiteld: de roman van Jason, het Kaatsspel, het Schaakspel en eenige gedichten van Jan van der Noot en J.-B. Houwaert, op voorwaarde dat het verslag der gemelde heeren in zijn geheel aan den heer Minister medegedeeld worde.
Op verzoek van verscheidene leden wordt mededeeling gedaan van de brieven, door den heer F. van der Haeghen onlangs aan het bestuur der Academie toegezonden. Deze brieven luiden als volgt:
Hooggeachte Heer Voorzitter,
Ik haast me, u mijnen dank aan te bieden voor mijne benoeming tot binnenlandsch eerelid. Inderdaad had ik aan enkelen mijner medeleden verklaard, dat het mij onmogelijk was ernstig deel te nemen aan de werken der Koninklijke Vlaamsche Academie, en ik daarom had besloten mij terug te trekken als werkend lid, ten voordeele van een letterkundige, die aan het geleerde gezelschap betere diensten kon bewijzen. Een brief, waarin ik u deze mijne gedachten uiteenzette, lag reeds geschreven, maar werd door toevallige omstandigheden tot hiertoe niet afgezonden. Ofschoon ge intusschen, op het mondeling verslag van den hooggeachten heer Willems, mijne wenschen zijt tegemoet gekomen, acht ik mij nochtans verplicht u den voor u bestemden brief te laten geworden. | |
[pagina 212]
| |
Aanvaard, hooggeachte Heer Voorzitter, de uitdrukking mijner dankbaarheid en mijne bijzondere hoogachting, F. Vanderhaeghen.
Hooggeachte Heer Voorzitter,
Te midden mijner talrijke ambtsbezigheden als bibliothecaris der Hoogeschool, bestuurder der Bibliotheca belgica en secretaris der Biographie nationale, vind ik den noodigen tijd niet om mij toe te leggen op Vlaamsche taalkunde en letteren. Aan de werkzaamheden der Koninklijke Vlaamsche Academie kan ik dus, tot mijn leedwezen, onmogelijk rechtstreeksch deel nemen. Aangezien ik op die wijze eene plaats bekleed die nuttiger zou worden ingenomen door een Vlaamschen dichter of taalgeleerde, zie ik mij verplicht u mijn ontslag aan te bieden als werkend lid. Mijne belangstelling in uwe studiën blijft echter onverminderd. Steeds zal ik gaarne het mijne bijdragen om boeken en documenten, die u kunnen nuttig zijn, te uwer beschikking te stellen. Met de meeste hoogachting,
F. Vanderhaeghen. |
|