titels van 's mans aanspraak op onze hulde en dankbaarheid eens te meer te vernemen.
Deze lofrede zouden wij uit den bespraakten mond van onzen voorzitter, (zoo schreef hij het nog in deze laatste dagen aan onzen bestendigen secretaris) mogen aanhooren hebben, hadde een noodlottige slag hem niet plotseling getroffen, zoodat zijn plaatsvervanger, hiertoe volstrekt onvoorbereid, voor u moet verschijnen. Doch anderen, en meer bevoegden onder u, zullen mijne tekortkoming goed maken, en de onschatbare verdiensten van Jan-Frans Willems, in zijns waardige klanken, verheerlijken.
Moge het U, voorloopig, eenigszins voldoende zijn, dat ik aan onzen geest en aan ons hart het dankbaar aandenken opwerpe van den onvolprezen man, die voor onze heilige zaak gestreden en geleden heeft; die korts na de bedwelming, waarin de droevige gebeurtenissen van 1830 de vaderlandslievende Vlamingen gestort hadden, en trots alle zuidervijandelijkheden van list en geweld, den vertrapten en bezoedelden standaart van onzen Germaanschen volksstam heeft durven oprichten en zuiveren; die, zoo door het bezielde woord als door wetenschappelijke duurzame gedenkstukken, ons allen den weg ter herboring en herleving, en ter eindelijke overwinning gebaand heeft; onze geesten opgebeurd en onze harten opgewarmd heeft ter moedige bestrijding van onzen erfvijand en zijn eilaas! legioen handlangers, ter ernstige