Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1892
(1892)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 359]
| |
Lezing.
| |
[pagina 360]
| |
Ziehier hoe men te werk is gegaan. Na een paar woorden over 't gebruik van tijdlijsten, vóór de invoering van het Christendom, eene korte beschrijving van het handschrift en eene aanwijzing van den vermoedelijken oorsprong, namelijk Keulen, wordt de geschiedenis van den christelijken kalender opgevat bij den kalender van een zekeren Polemius Sylvius, in de vijfde eeuw. Deze kalender, 't eerst uitgegeven in de Acta Sanctorum Bollandiana (Junii. VII, bl. 178) berust op heidenschen grondslag. schoon vol christelijke feestdagen. Onmiddellijk daarna verschijnt die van Perpetuus, bisschop van Tours, aan 't einde der vijlde. en die van Gregorius van Tours aan 't einde der zesde eeuw. Hierna worden met een paar woorden de Karolingische kalenders geschetst. Er bestond toenmaals groote verwarring ten opzichte van den aanvang des jaars; met hardnekkigheid wilde elke staat, ja soms elke stad vasthouden aan eene eenmaal aangenomen gewoonte, waardoor de eenheid in de berekening der jaren eeuwen lang uitbleef. In de 15e eeuw nog was in Frankrijk de 25e Maart de aanvang des jaars. Eerst in 1582 werd, gelijk iedereen weet, de orde meer algemeen. Tot dien tijd toe heette in de Nederlandsche kalenders de Driekoningendag, of de 6e Januari, nog steeds de dertiende dag (een woord dat nog heden wel bekend is) die oorspronkelijk met het einde van de 12 Noordsche | |
[pagina 361]
| |
joeldagen of der jachtdagen van de wolkengodinGa naar voetnoot(1), Fricke, Harke, Holda, enz. samenvalt en in de taal is blijven hangen, als 13e dag des jaars, in landen waar men zulks met kersmis aanving. In Engelsche kalenders komt op den 6n Januari de uitdrukking twelfthday voor, gelijk in Nederland dertien avont. De eigenaardigheden der dagteekening van onzen kalender zijn bij een dozijn handschriften van dezelfde eeuw uit de Burgondische boekerij, bij een onlangs door den heer De Gheldere uitgegeven kalender, bij de verzameling van kalenders uit de 11e-15e eeuw van Lechner, den 13e-eeuwschen kalender van den zoogenoemden ‘broeder Geraert’ (1400), den prent-kalender uit de XIVe eeuw, uitgegeven door Le Long, in zijne Beschrijving van de Reformatie der stadt Amsterdam, den onlangs uitgegeven kalender van prof. Rogge te Amsterdam, den kalender uitgegeven door den heer Stockmans, de kalendergedichten uitgegeven door den heer Aug. Gittée, enz. vergeleken. Het getal dagen der maanden van onzen kalender wordt nevens dat der zonne- en maandagen van zes andere kalenders gesteld, om een nieuw duidelijk beeld der aloude verwarring te geven. Bij het volledig overzicht van den kalender | |
[pagina 362]
| |
en de gezondheidsregelen wordt de overeenstemming van deze getoond met de aloude gezondheidsregelen der hoogeschool van Salerno, die o.a. uitgegeven zijn met verklarende noten door hoogleeraar A.-L. van Biervliet, Leuven, 1863. Ten tweede worden hierneven gesteld eene reeks van Nederlandsche levensregelen uit de Heimelicheyd der Heimelicheden en andere uit de dertiende eeuw, voorkomende in eenen belangrijken kalender van 1600, door den heer K. Stallaert welwillend te mijnen dienste afgestaan. Ook de namen der maanden zelven zijn hier in verschillende kalenders voor taal- en zedegeschiedenis van belang. 't Is uitsluitelijk in den kalender van ‘broeder Geraert’, waarover ClarisseGa naar voetnoot(1), BilderdijkGa naar voetnoot(2) en anderen geschreven hebben, dat wij b.v. den naam Bamesse (d.i. St.-Baafsmis) voor October tegengekomen zijn. Maar collega Gezelle heeft dien in zijn Duikalmanak niet vergeten. Wegens hunne hooge belangrijkheid heb ik gemeend de levensregelen der 13e eeuw uit den kalender des heeren Stallaert in den tekst te moeten opnemen, terwijl ‘broeder Geraerts’ kalender en de Schaepherders-kalender van de 16e eeuw, mij door den heer F. van der Haeghen welwillend | |
[pagina 363]
| |
uit de Gentsche boekerij ter beschikking gesteld, menig belangrijk aanknopingspunt boden. Het spreekt van zelf dat bij dit alles vader Willems, die in het zesde deel van 't Belgisch Museum een paar belangrijke bijdragen tot de kalenderkennis leverde, niet is vergeten: ten eerste een rijmkalender, om de namen der Heiligen beter te onthouden; ten tweede de versregels om, op de vingers tellende, zich de dagteekening der feesten te herinneren, een middeltje wat van de 13e tot de 15e eeuw bij de leeken zeer algemeen was. Ten slotte zij hier nog eens gewezen op den bovengenoemden prentkalender der 14e eeuw, waarvan het hs. te 's Gravenhage op de boekerij berust en door den opvolger van ons medelid, wijlen den heer Campbell, den heer Dr. P.-C.-L. Wijnmalen, met voorkomende gedienstigheid, aan de Academie ter beschikking is toegezonden. Die kalender, zonder twijfel een unicum, is (als gezegd) slechts eene enkele maal, in de 18e eeuw, gedruktGa naar voetnoot(1). Hij bevat eene merkwaardige bijdrage tot de zedegeschiedenis, en kan met betrekkelijk geringe kosten aan de studie onzer kalenders worden toegevoegd. |
|