Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1892
(1892)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||
Zitting van 22 Juni 1892.Aanwezig de heeren, J. Micheels, bestuurder, P. Génard, onderbestuurder, Fr. de Potter, bestendige secretaris; de heeren H. Claeys, jhr. de Pauw, E. Gailliard, G. Gezelle, E. Hiel, A. Snieders, P. Willems, P. Alberdingk Thijm, S. Daems, C. Hansen, L. Mathot, J. Obrie, J. van Droogenbroeck, Th. Coopman, A. de Vos, K. Stallaert, J. Broeckaert, E. van Even, H. Sermon, E. Coremans en J. Bols, werkende leden; de heer A. Prayon-van Zuylen, briefwisselend lid. Na lezing en goedkeuring van het verslag over de zitting der vorige maand deelt de bestendige secretaris de titels mede der | |||||||||||||||||||
Aangeboden boeken.Vanwege den heer Minister van Justitie: Congrès international pour l'étude des questions relatives au patronage des détenus et à la protection des enfants moralement abandonnés. Brussel, 1891. Coutumes des petites villes et seigneuries du quartier de Bruges. IV, (Oostende, Oudenburg, Sluis). Door den heer P. Génard: Le Duc d'Alençon et Marnix de Sainte-Aldegonde. Brussel, 1892. (Overdruk.) | |||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||
Door den heer Willem de Vreese: Een nieuw fragment van ‘Valentyn en Nameloos’. (Overdruk.)
Door den heer F. van Veerdeghem, leeraar te Luik: De mensch-wordingh. Een mysteriespel van 1686. Leiden, 1892. (Overdruk.)
Door den heer H. Meert: Cato Censorius komt in beroep. (Overdruk uit De Toekomst.)
Door den heer Jacob Dubuisson, te Roeselare: Jaaks Letteroefeningen in rijm en onrijm. Roeselare, 1892. (Niet in den handel.)
Door de Maatschappij van Nederlandsche Taalen Letterkunde, te Leiden: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde. Elfde deel (nieuwe reeks, 3e deel), 2e aflevering. Leiden, 1892.
Door den heer Eug. de Lepeleer: Mors et vita. Gedicht, 1892.
Door den bestendigen Secretaris: Een vriendschapsruiker. Gedicht van Prudens van Duyse. Gent, 1843.
Door den heer L. Theunissens: Aanteekeningen van Jan Peter van Dyck, kerksluiter en opperluider der kathedraal van | |||||||||||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||
Antwerpen, over geschiedkundige en wetenswaardige voorvallen, deze kerk betreffende, in den troebelen tijd, in orde gebracht en volledigd door L. Theunissens. Antwerpen, 1892.
Door den heer Jer. Noterdaeme: Gedichten. Brugge, 1892
Door den heer A. Siffer: Le Magasin littéraire, 1892. No 6.
Door den heer Is. Bauwens: Lijkbegraving en lijkverbranding. - Tweede deel. De lijkbehandeling bij de Christen volken, Brugge, 1892. | |||||||||||||||||||
Briefwisseling.De heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs zendt een afschrift van het koninklijk besluit, dat de uitspraak der jury voor den XII driejaarlijkschen prijskamp van Nederlandsche tooneelletterkunde bekrachtigt en waarbij de prijs, met algemeene stemmen, werd toegekend aan het drama in drie bedrijven, getiteld: Een Spiegel, door den heer Nestor de Tière. Meteenen zendt de heer Minister den gouden eerepenning, die op de jaarlijksche plechtige zitting der Academie aan den bekroonde moet behandigd worden. Namens den heer Is. Bauwens, te Aalst, biedt | |||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||
de heer Am. de Vos de Academie een exemplaar aan van het werk: Lijkbegraving en lijkverbranding. Tweede deel. De lijkbehandeling bij de Christen volkeren door Dr Is. Bauwens. - Dankbetuigingen.
Door den heer Cyriel van de Putte, te Gent, is ingezonden eene bijdrage tot het Vakwoordenboek, namelijk eene volledige lijst der werktuigen van eenen blikslager, zorgvuldig opgenomen, met teekening der verschillige voorwerpen, in de werkplaats van eenen Gentschen blikslager en volgens dezes vertrouwbare uitleggingen. - Het bestuur zal den inzender schriftelijk dank zeggen.
De heer Bestuurder wenscht de heeren Coremans en A. Janssens (deze laatste afwezig) geluk wegens hunne verkiezing tot leden der Constituante. Beide, sedert lang als overtuigde en moedige voorstanders van de Vlaamsche belangen bekend, zullen ongetwijfeld zich niet laten zoeken als het er op zal aankomen het recht der Nederlandsche taal in de wetgevende vergadering voor te staan. De heer Coremans spreekt eenige woorden van dank, verzekering gevende dat hij in de toekomst, zooals in het verleden, voor de groote zaak zal ijveren. Daarna verleent de heer Bestuurder het woord aan den heer P. Génard voor de mededeeling der volgende | |||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||
Bibliographische aanteekeningen.Ik neem de vrijheid, Mijnheeren, de aandacht der Academie te vestigen op de belangrijke uitgave, door den heer Emiel Spanoghe ondernomen, der Synonymia Latino-Teutonica (ex Etymologico C. Kiliani deprompta), Latijnsch-Nederlandsch woordenboek der XVIIe eeuw. De twee eerste deelen van dit uitgebreid werk zijn thans verschenen en loopen van de letter A tot en inbegrepen P. Een derde deel, gaande tot Z, ligt ter pers. Tot nu toe betreurden de vrienden der Nederlandsche letteren dat, nevens van Kiel's zoo befaamd Etymologicum, geen Latijnsch-Nederlandsch woordenboek, de tegenhanger van het eerstgenoemde, bestond. Afgevaardigd door het Stadsbestuur voor den aankoop van het Plantin-Moretus-Museum, viel mij het buitengewoon geluk te beurt het handschrift terug te vinden van dit werk, waar ik dan ook in mijne levensschets des taalkundigen Cornelis Abts van Kiel van gewaagdeGa naar voetnoot(1). De maatschappij der Antwerpsche Bibliophilen rekende het zich tot eenen plicht, het zoo betrachte woordenboek in het licht te zenden; weldra vond zij den kundigen man, die welwillend zich met de moeilijke en eervolle taak der uitgave | |||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||
zou gelasten, den geleerden heer Emiel Spanoghe, oud-leeraar aan het Kon. Athenaeum van Antwerpen. Na verscheidene jaren arbeids had de heer Spanoghe het genoegen de twee eerste deelen zijns zwaren arbeids te voltooien. In een hoogst merkweerdig voorbericht, gedagteekend van 6 April 1889, en dat niet min dan 195 blz. beslaat, geeft hij op eene meesterlijke wijze al de bijzonderheden te kennen, die met zijne uitgave in verband staan, en behandelt de volgende onderwerpen:
Bijlage I. Eenige proeven uit de voor-Kiliaansche woordenboeken; bl. cix-cxvii. Bijlage II. Lijst van woorden, die in het Etymologicum ontbreken, of waaraan, het zij eene andere, | |||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||
hetzij eene gewijzigde beteekenis gegeven wordt; bl. cxviii-cxxiv. Bijlage III. Het Tetraglotton en het Haagsch exemplaar van het Etymologicum van 1599; bl. cxxxv. De titels dezer hoofdstukken getuigen dat de uitgever zijn onderwerp grondig en van alle zijden heeft willen bestudeeren. Hij heeft de beste bronnen der taalkunde geraadpleegd en is tot zeer merkwaardige uitkomsten geraakt. De Nederlandsche taal mag er op bogen wederom een standaardwerk te bezitten, dat onophoudelijk zal geraadpleegd worden. Als Vlaming, als ontdekker van het handschrift en, laat mij het toe te zeggen, als verwante van Kiliaan, bied ik den heer Spanoghe mijnen oprechten dank.
Ik heb de eer, in naam des heeren Theunissens, secretaris der maatschappij: de Antwerpsche Bibliophilen, een exemplaar aan te bied en van een door hem uitgegeven schrift, voor titel voerende: Aanteekeningen van Jan-Peter Van Dyck, kerksluiter en opperluider der Kathedraal van Antwerpen (16 September 1782-2 December 1806). Dit opstel is van een gansch bijzonderen aard; het zou voor titel mogen voeren: Kronijk der Klokken, gedurende een der woeligste tijdstippen van Antwerpen. De ootmoedige Van Dyck, eerste kerkluider der hoofdkerk, teekende op eene eenvoudige doch | |||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||
doorgaans schilderachtige wijze al de feesten aan, en deze waren talrijk, waarom hij geroepen werd de klok, en meestal de groote klok Carolus, te luiden. Tot aan den aankoop door het stedelijk archief der groote Kronijk van Jan-Baptist van der StraelenGa naar voetnoot(1) bezat men geene chronologische lijst der gebeurtenissen van het einde der vorige en het begin der XIXe eeuw; wij vernamen dus met genoegen dat eene bekwame hand zich met Van Dyck's aanteekeningen zou gelasten. De heer Theunissens heeft zich gewetensvol van de door hem aanvaarde taak gekweten; de talrijke aanteekeningen, waarmede hij het handschrift heeft verrijkt, zijn aan de beste bronnen geput en lichten den soms te bondigen tekst op de gelukkigste wijze toe. Mocht de wellicht te uitvoerige Kronijk van J.-B. van der Straelen nu insgelijks een uitgever vinden, evenals de inventaris der kostbare verzameling van plakkatenGa naar voetnoot(2), die over weinige jaren onder onze leiding werd opgemaakt, dan zou men eenen ruimen voorraad van belangrijke bescheeden kennen, die toelaten zou de omstandige en te veel verwaarloosde geschiedenis van het Fransch bewind te Antwerpen op te stellen. Deze geschiedenis zou een uitertst leerrijk boek uitmaken. | |||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||
Bestendige Commissie van Middelnederlandsche letterkunde.In zitting der bestendige commissie van Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde, heden te 11 uren gehouden, werd door den heer Gailliard, secretaris dezer commissie, lezing gedaan van eene breedvoerige nota opzichtens zijn ontwerp van uitgave der ‘Keure van Hazebroek’. De commissie wenscht, ten eerste, dat de mededeeling van den heer Gailliard in de Verslagen en Mededeelingen worde opgenomen, en tweedens, dat de Academie oorlof zou geven om gezegde studie in het licht te geven. Door den heer Bestuurder geraadpleegd, willigt de vergadering de eerste vraag in; wat de tweede betreft, deze zal aan de dagorde worden gebracht der volgende zitting. | |||||||||||||||||||
Dagorde.Het voorstel, in de vorige zitting nedergelegd door den heer Th. Coopman, en luidende: ‘De schrijver, wiens werk bekroond wordt onder beding dat hij het eenigszins wijzige of volledige, ontvangt voortaan eerst het bedrag van den toegekenden prijs nadat hij de verlangde veranderingen naar behooren, en binnen den bepaalden tijd, heeft gedaan’ - wordt met eenparige stemmen door de vergadering aangenomen. - De | |||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||
tijd, om een bekronenswaardig geacht opstel te herzien, wordt bepaald op drie maanden. | |||||||||||||||||||
Letterkundige wedstrijden voor 1891. - Uitslag.De vergadering gaat over tot de stemming over de verslagen der keurraden. Eerste vraag: Geschiedenis van de Oudgermaansche dialecten. Ingevolge de besluitselen van den keurraad, samengesteld uit de heeren de Flou, Gezelle en Willems, wordt geen prijs of eervolle melding toegewezen. Tweede vraag: De rol van het booze beginsel, onder den naam van Lucifer, Satanas, Sinnekens enz. op het middeleeuwsch tooneel. Wat zijn daarvan de algemeene, en, in sommige werken, de bijzondere karaktertrekken? De Academie, de besluitselen der beoordeelaars (de heeren Alberdingk Thijm, Hiel en Génard) bijtredende, kent den uitgeloofden prijs toe aan het eenige ingezonden opstel, van hetwelk, na opening des naambriefjes, schrijver blijkt te wezen de heer Ern. Soens, te Loven. Derde vraag: Prudens van Duyse beoordeeld als taal- en letterkundige. Op voorstel van den keurraad, samengesteld uit de heeren Coopman, de Vos en Broeckaert, wordt geene onderscheiding verleend aan het eenige ingezonden opstel. Vierde vraag: Geschiedenis van het gebruik | |||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||
der Nederlandsche taal in het lager, middelbaar en hooger onderwijs in België, van 1830 tot heden. Beoordeelaren: de heeren Coopman, Coremans en Micheels. Geene onderscheiding wordt toegewezen aandeeenige ingekomene verhandeling. | |||||||||||||||||||
Wedstrijden voor 1892.Eerste vraag: Verhandeling over het gebruik van naamvallen, tijden en wijzen in den Heliand. Het voorstel van den keurraad, bestaande uit de heeren de Flou, P. Willems en Gezelle, en strekkende om de eenige ingezonden studie te bekronen, wordt door de Academie eenparig bijgetreden. Bij de opening van 't naambriefje blijkt schrijver er van te zijn de heer J. van de Ven, te Loven. Tweede vraag: Verhandeling over de klanken vormleer in de werken van Jan van Ruusbroec. Gelijkvormig de besluitselen van den keurraad, samengesteld uit de heeren P. Willems, Daems en Bols, wordt geene onderscheiding verleend aan de eenige ingezonden studie. Derde prijsvraag: Geschiedkundig en critisch overzicht van het Vlaamsch tooneel gedurende de XVIIe eeuw. Het voorstel der jury, bestaande uit de heeren Alberdingk Thijm, Micheels en Génard, en strekkende tot bekroning der eenige ingekomen studie, wordt met algemeene stemmen door de vergadering bijgetreden. Het briefje geopend zijnde, | |||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||
wordt als schrijver bekend gemaakt de heer Oscar van Hauwaert, van Gent, thans leeraar aan het Koninklijk Athenaeum te Chimai. Vierde prijsvraag: Huiselijk leven, zeden en gewoonten in eene Vlaamsche gemeente gedurende de tweede helft der XVIIIe eeuw, bepaaldelijk vóór de Fransche omwenteling. Eén antwoord was op deze vraag ingekomen. De Academie bekrachtigt het voorstel der beoordeelaars, de heeren de Potter, Mathot en Hansen, strekkende om geene onderscheiding te verleenen. | |||||||||||||||||||
Kiezingen.Worden gekozen: Tot briefwisselende leden, de heeren Dr. L. Simons, leeraar aan het Koninklijk Athenaeum te Loven; en Ad. de Ceuleneer, hoogleeraar aan de Universiteit van Gent. Tot buitenlandsche eereleden, de heeren Dr. L.-A.-J. Burgersdyk, rector aan het Gymnasium te Deventer, en H.-P.-G. Quack, letterkundige te Amsterdam.
De heer Coopman verlangt te weten hoe het staat met de quaestie betrekkelijk de eenheid van terminologie in de Nederlandsche spraakleer, welke quaestie eerlang op het Onderwijzers-congres zal besproken worden. Na eenige opmerkingen van | |||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||
den heer P. Willems besluit de vergadering dat het punt aan de dagorde zal worden gebracht eener volgende bijeenkomst. De heer Bestuurder verklaart daarna de zitting gesloten. |
|