Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1892
(1892)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
Schriften handelende over het einde der XVIIIe eeuw, in België, zijn gering in getal, inzonderheid Vlaamsche. Geleerde pennen hebben ons de middeleeuwen doen kennen, welke geen geletterd man meer zal verwijten een nacht geweest te zijn, gewijd aan onbeschaafdheid, onkunde en onduldbare tirannie; andere schrijvers hebben de dikke nevelen, waarachter de gebeurtenissen der XVIe eeuw verborgen waren, doen openschuiven, en het volle licht geworpen op feiten en personen, die ongeveer 300 jaren maar ten halve gekend waren; dank aan de ontdekking van menige oorkonde uit de XVIIe eeuw kunnen wij thans ook de ongegronde bewering te niet doen van zekere bevooroordeelde legendeschrijvers, die ons leerden dat gedurende gezegd tijdvak kunst, poëzie en wetenschap, en ja, stoffelijk welzijn, onzen voorouderen schier ten eenemale onbekend waren, terwijl juist geene andere eeuw, voor ons land, zóó rijk was aan kunstenaren van eersten rang, en aan mannen van wetenschap, wier roem de grenzen van België verre overschreed. Ook mogen wij zeggen, dat de geschiedenis weinig tijden weet aan te halen in welke burgerij en boerenstand zóó weelderig leven mochten als de XVIIe eeuw. Indien de kroniek van dit tijdvak vele treurige bladzijden behelst, de schuld daarvan is niet te wijten aan de staatkunde der aartshertogen, die kunst en wetenschap op milde wijze aanmoedigden, maar aan de veelvuldige invallen der woeste benden van den zoogenaamden ‘roi très chrétien’, die hon- | |
[pagina 63]
| |
derden onzer dorpen - de rijkste, de bloeiendste, de schoonste - ongenadig verwoestten, de oogsten plattrappelden, al de voorraadschuren leegplunderden, de weerlooze bevolkingen, beroofd van de schatten, die honderd jaren arbeid en zorg in de familiën hadden opeengestapeld, voor hen heen joegen als wilde dieren, na over hunne haardstede den rooden haan te hebben doen kraaien. Wonderlijk, nochtans - het minst van ons verwijderde tijdvak, de XVIIIe eeuw, vooral het zoo woelige einde, werd ongelijk minder bestudeerd dan eenig ander, hoewel de buitengewone gewichtigheid der gebeurtenissen, en dezer gevolgen, wèl verdienden de bijzondere aandacht des geschiedschrijvers te vestigen. Gebrek aan bronnen zal wel eene der oorzaken van die verwaarloozing zijn, althans belangrijke kronieken, of dagboeken, gelijk de XVIe en XVIIe eeuw er ons leverden, zijn niet gekend. Om deze reden verdient de uitgave van elk schrift, handelende over bedoelden tijd, een gelukkig verschijnsel te worden geheeten, daar het, ontegenzeggelijk, de nog niet volkomene kennis der gebeurtenissen en hoofdpersonen uit die dagen verhoogt; met te meer genoegen mag zulk boek worden onthaald, wanneer het in onze taal is opgesteld, daar de beste werken over het einde der XVIIIe eeuw in het Fransch zijn geschreven, namelijk de Histoire des Belges à la fin du XVIIIe siècle, door Borgnet, en la Guerre des Paysans, door Orts. De lezing van het boek des heeren di Marti- | |
[pagina 64]
| |
nelli heeft ons ten hoogste bevredigd. Hel verdient eene plaats in de bibliotheek van den geschiedschrijver, en zal, vroeg of laat, worden benuttigd door den geleerde, die de pen zal snijden voor eene uitgebreide historie van den Patriottenstrijd. Wij vinden er eene korte opsomming van de oorzaken des opstands, eene beschrijving van de inrichting en handelingen der Patriotten te Diest, van den kamp tegen de Oostenrijksche troepen, eindelijk het verhaal der overrompeling en inpalming van België door de republikeinsche legers. Niet min dan 17 hoofdstukken zijn aan dit onderwerp gewijd, en de Lezer, het boek sluitende, heeft de overtuiging dat de kleine Demerstad eene waarlijk niet onbelangrijke rol in de Patriottenbeweging heeft vervuld. Magistraat en geestelijkheid, gilden en ambachten der gemeente hadden zich vereenigd om de verbeurde rechten en vrijheden terug te winnen. Het boek van di Martinelli behelst meer dan de titel opgeeft. De schrijver vergunt ons eenen blik te werpen op de algemeene geschiedenis der stad Diest en op hare vroeger bloeiende gilden, zoo wel op degene, welke tot oefening des verstands, als deze, die tot louter uitspanning werkzaam waren. Alles wat hem belangrijk scheen om den geest des tijds te kenschetsen, wordt medegedeeld, meest naar een dagboek, opgesteld door eenen verdienstelijken Diestenaar, Dr. Janssens. Onder letterkundig opzicht is het werk niet | |
[pagina 65]
| |
van verdienste ontbloot: de stijl is sober, klaar en vloeiend, gelijk aan een historieboek past; de taal is zuiver. Wij sluiten deze onze aanbeveling met den wensch, dat ook in andere plaatsen ijverige mannen mochten de taak opvatten om de laatste twintig jaren der XVIIIe eeuw, naar de getuigenis van geloofbare oorkonden, in het licht te zetten.
Fr. de Potter. | |
Dagorde.Het voorstel der Commissie van nieuwere taalen letterkunde, strekkende om den heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs te verzoeken dat de taalwet van 1883 in al de Vlaamsche scholen van middelbaar onderwijs stipt worde uitgevoerd, wordt, na toelichting door den heer Coopman, aangenomen. |
|