| |
| |
| |
Toelichting van het voorstel der bestendige Commissie van Geschiedenis, Bio- en Bibliographie betrekkelijk den vijfjaarlijkschen Staatsprijskamp van vaderlandsche geschiedenis, door Fr. de Potter.
Mijnheeren,
Eenige leden der bestendige Commissie van Geschiedenis, Bio- en Bibliographie hebben, in zitting dier commissie van October 1891, de aandacht hunner collegas gevestigd op het verslag der jury, die gelast was geweest de schriften over vaderlandsche geschiedenis, gedurende het laatste vijfjarig tijdvak (1886-1890), te beoordeelen. Onder meer dan één opzicht scheen bedoeld verslag, opgenomen in het Staatsblad van 23 Augustus 1891, de bespreking waard, niet om het oordeel der jury te beknibbelen - de Academie heeft daartoe noch het recht, noch ook, meenen wij, den lust - maar met het doel, te betoogen op welke ongelukkige wijze daarin de Vlaamsche boeken betrekkelijk de geschiedenis onzes lands behandeld worden. Het is deze bespreking in den schoot uwer Commissie, MM., welke ik de eer heb u, beknoptelijk, ter kennis te brengen.
| |
| |
Het verslag vangt aan met de volgende opmerking:
‘Het vijfjarig tijdvak is niet minder vruchtbaar geweest als de voorgaande in werken over vaderlandsche geschiedenis. De rijkdom onzer archieven, het groot getal en de belangrijkheid onzer historische bronnen, de veelvuldigheid en de verscheidenheid van vormen, welke de maatschappelijke en staatkundige ontwikkeling onzer gewesten aanneemt, voldoen niet om deze heilzame vruchtbaarheid uit te leggen. Een zeer levendige lust voor de historische studiën heeft altijd in België bestaan, waar hij, naar 't schijnt, beantwoordt aan zekere bestendige strekkingen van het nationaal karakter...’
Wij beamen deze regelen geheel en al; zij zijn, wel is waar, reeds lang in allerlei tijdschriften, zoo vreemde als Belgische, en in menige verslagen over prijskampen van geschiedkunde herhaald, maar zij blijven waar. Ja, de werkzaamheid op historisch gebied is ten onzent veeleer aan 't vermeerderen, dan aan 't verflauwen; en zijn, in den jongsten tijd, hoogst verdienstelijke werkers, gelijk baron Kervyn de Lettenhove, Th. Juste en anderen, aan wie het verslag eene rechtmatige hulde brengt, aan de historische wetenschap ontvallen, allerwege staan nieuwe beoefenaren op, die met ijver en aanhoudendheid het verledene uit oude oorkonden opdelven en ten nutte maken van het algemeen.
| |
| |
Echter - zal, na de lezing van het verslag der heeren Rechters voor het jongste vijfjarig tijdvak, de oningewijde wel volkomen en juist ingelicht zijn over den stand en den voortgang der wetenschap in het Vlaamsch gedeelte van België? Zal hij niet met leedwezen moeten vaststellen dat de Vlaamsche schrijvers, bij de verbazende ontwikkeling, welke op het veld der geschiedenis wordt waargenomen, op beklaaglijke wijze zijn ten achter gebleven, en dat hunne letterkunde zich voortdurend bepaalt tot werken van louter verbeelding, gelijk deze van een pas sedert gister opgekomen volk?
Ongetwijfeld, MM., moet dat de indruk zijn, welken het verslag der heeren Rechters op den lezer teweeg zal brengen, en alzoo zal, nog eens, door Fransch-Belgische schrijvers - geen enkel lid der jury gaf ooit één Vlaamsch boek in het licht de toestand der Nederlandsche letterkunde alhier in een valsch daglicht zijn gesteld. En wie weet? wellicht komt in 't kort een van de belagers onzer taal met de bewering voor den dag, dat de Vlamingen op verstandelijk gebied geen gelijken tred houden met de Franschsprekenden in ons land, dat zij geenen aanleg hebben voor ernstige, wetenschappelijke studiën...
Het komt ons voor, dat zulk feit niet onverlet mag blijven; ja, dat de Regeering, aan wie het verslag der jury is gestuurd en door wie de toegekende belooning wordt uitgereikt, daarop moet opmerkzaam worden gemaakt, ten einde zij, in
| |
| |
het vervolg, maatregelen kunne nemen om de herhaling van dergelijk feit te voorkomen.
Zullen wij de jury beschuldigen van vrijwillige partijdigheid, van stelselmatige veronachtzaming der in 't Nederlandsch geschreven geschiedboeken? Verre van ons zulke verdenking; neen, het ongelijk, waar de Vlaamsche schrijvers zich met reden over beklagen, is niet te wijten aan vijandschap jegens onze taal, maar aan de manier, op welke de jury voor den vijfjaarlijkschen prijskamp heden wordt saamgesteld.
Zien wij dit eens na.
De jury bestond uit de heeren Bormans, Gilliodts, Henne, Henrard, Moeller, Pirenne en Wauters. Deze namen zijn beduidend: nauwelijks drie van de zeven leden kunnen geacht worden meer of min onze taal te kennen, zoodat de helft dier heeren Rechters niet in staat was een oordeel over een in 't Vlaamsch geschreven boek te vellen. Eene op zulke wijze samengestelde jury kan natuurlijk geene voldoende waarborgen opleveren van ernstig onderzoek, is, ja, onbevoegd voor het werk, waar de Regeering haar mede gelast.
Over 't algemeen mag gezegd worden dat men, bij de samenstelling van de keurraden onzer Staatswedstrijden, doorgaans te weinig rekening houdt van de Vlaamsche letterkundigen, die nochtans met evenveel recht mededingen als de Franschschrijvenden. Of meent men misschien, dat de bekroning van een in 't Vlaamsch geschreven boek onmogelijk is,
| |
| |
van zoodra ook in 't Fransch opgestelde schriften deelnemen aan den kamp?
Hoe gering de kennis van het Vlaamsch der heeren Rechters voor den jongsten vijfjaarlijkschen historieprijskamp was, blijkt duidelijk uit eenen in 't verslag vermelden titel, die eenen Gentschen plaatsnaam behelst. Elke Gentenaar kent den Groenen Briel, waar in de XIVe eeuw eene vrouwenabdij tot stand kwam. Het woord briel is, overigens, hier en in geheel Nederland bekend: wij hebben te Gent den Houtbriel, den Torfbriel, den Groenen Briel enz. Eene West-Vlaamsche gemeente draagt den naam van Brielen; Briel is een gehucht of wijk van Baasrode, Gijzenzele, Melsele, Smetlede (Oost-Vlaanderen), van Oolen, Weert (Antwerpen), enz. In Zuid-Holland kennen wij de stad Briele.
Nu, de achtbare heer verslaggever der jury, die sedert jaren onze stad bewoont, kent het woord niet, wist het niet eens goed af te schrijven, en noemt het sticht, welks Cartularium hij bespreken moest: ‘de abdij van den Groenen Brill’..... Maar misschien dacht de heer verslaggever, bij 't schrijven van Brill, aan het rijmpje, dat over 't Hollandsch Briele gemaakt werd toen het - de eerste onder al de Noord-Nederlandsche steden - in 1572 op de Spanjaards werd bemachtigd, waarna men spottend zegde:
| |
| |
Volgens de heeren Rechters zouden er gedurende het vijfjaarlijksch tijdvak van 1886 tot 1890 maar twee in 't Vlaamsch gestelde geschiedboeken verschenen zijn..... Met een weinig meer overleg, in acht genomen de aan vele zijden merkbare bedrijvigheid op het gebied der Nederlandsche letteren in België, hadden de heeren Leden der jury wel kunnen bevroeden dat zij 't mis op hadden.
En hoe behandelen zij dan nog die twee uitverkorenen? Van één dezer boeken mag worden gezegd dat het niet in hunne handen is geweest, althans door hen niet gelezen werd. Zij geven er eenen titel aan, welken het niet heeft, rangschikken het in een vak der historie, waar het niet toe behoort, en beoordeelen het aldus - derhalve valsch. Voor het overige, de Geschiedkundige Beschrijving (en niet: Geschiedenis) van Gent, evenals het boek van ons achtbaar medelid, den heer Génard: Anvers à travers les âges, is verre van volledig te wezen, en derhalve niet te beoordeelen op volstrekte wijze gelijk de heeren Rechters hebben gedaan.
Om te doen zien hoe weinig ernstig die Heeren hunne taak hebben opgevat, deelen wij hier eene lijst mede van de in 't Nederlandsch geschreven boeken uit het jongste vijfjaarlijksch tijdvak, waar het verslag over den prijskamp geen enkel woord van rept:
| |
| |
| |
Algemeene landsgeschiedenis.
Karel VI. } Drie schriften van ons geacht medelid, den heer Mathot, welke als nieuwe uitgaven te beschouwen zijn.
Maria-Theresia } Drie schriften van ons geacht medelid, den heer Mathot, welke als nieuwe uitgaven te beschouwen zijn.
De Troebele Tijd. } Drie schriften van ons geacht medelid, den heer Mathot, welke als nieuwe uitgaven te beschouwen zijn.
Kerk en Staat onder de Frankische koningen der VIe eeuw, door Seresia.
Verdraagzaamheid der Protestanten in de XVIIe eeuw, door Goetschalckx.
| |
Gewestelijke geschiedenis.
De Fransche Revolutie in Vlaanderen (2e uitgave) door Samijn.
| |
Plaatselijke geschiedenis.
Geschiedkundige schets der stad Tongeren, door J. Libot.
Geschiedkundig overzicht der gemeente Zeelhem, door Ramackers.
Olmen, naar de archieven van Postels abdij, door Welvaerts.
Eene bladzijde uit de geschiedenis der stad Nieuwpoort, door Vlietinck.
Proef eener geschiedenis der gemeente Heule, door Van Steenkiste.
| |
| |
Geschiedkundige schets van Winkel-St.-Kruis, door Baert.
De abdij van Afflighem door Moroy.
Aldenardiana en Flandriana, door Edm. van der Straeten.
Geschiedenis der gemeente Berchem, door Stockmans.
Geschiedenis der verwoesting van Brecht, door J. Michielsen.
Geschiedkundig Liersch dagbericht, door E. Mast.
Wapenboek der Antwerpsche gemeente-instellingen, door Génard.
Geschiedenis der vrijheid Arendonk, door Welvaerts.
De laatste dagen eener Engelsche kloostergemeente in België tijdens de Fransche omwenteling, door Schoutens.
Geschiedenis van Dixmude, door Pieters.
Eenige bladzijden uit de geschiedenis van het voormalig Franciscaner-klooster te Gent, door A. van Puymbrouck.
Geschiedenis dér abdij van Affligem, door pater Bernaard.
Geschiedenis van Dadizele, door Coulon.
Geschiedenis van Zoutleeuw, door Bets, (2 deelen).
De Predikheeren- en de Kluizekerk te Lier, door Rommens.
Ferdinand van Portugal, door M G.
| |
| |
Jan zonder Vrees, door H. Sermon.
Vlaanderen's Verlossingskrijg, door Plancquaert.
Het St.-Jorisgilde te Reusel, door Welvaerts.
Geschiedenis der Arme Colettijnen te Yperen, door Bierre.
De Heerlijkheden van het land van Mechelen, door de Raadt.
Aanteekeningen op het parochiaal bestuur der pastoors van Laar, bij Landen, door Frenay.
De parochie Neerlanden tijdens het bestuur der pastoors van der Hofstadt en van Braeckel, door Frenay.
Het klooster Rozendaal, bij Waalhem, door Janssens.
De Antwerpsche Meeting, of 25 jaren uit de geschiedenis van Antwerpen, door Backx.
Van Schoonbeke en het Maagdenhuis van Antwerpen, door Geudens.
Beschrijving van het gelijktijdig Kortrijk, door Hubert.
Bladen uit de geschiedenis van Ninove, door Leo Plas.
Het oud Begijnhof te Hasselt, door Lambrechts.
Geschiedenis der gemeenten van Oost-Vlaanderen, 3 deelen, enz. enz.
De jury somt de in 't Fransch gestelde inventarissen op van archieven; de Vlaamsche van de gemeente Borgerhout, door Stockmans,
| |
| |
en die van de oude archieven des Provincialen bestuurs van Antwerpen, door H. Jacobs, bleven haar weeral onbekend.
De biographie, die tot de geschiedenis behoort, meer zelfs dan de bibliographie, is ook in het verslag vergeten. Onder de in 't Vlaamsch geschreven boeken van deze soort melden wij, in 't voorbijgaan:
Leven van pater Beckx, door Verstraeten, een werk van 572 bl. 8o;
Leven van pater Damiaan, apostel der melaatschen, door Butaye;
Hieronymus van Aken, door Hezenmans;
Eerrijk de Putte, of Eyricius Puteanus, door van Even;
A. Rembert Dodoens, door de Cock;
Mgr. Claessens, zijn leven en streven, en zijne verdiensten als Vlaamsch letterkundige, door Fr. Willems;
Antwerpsche Reizigers van den vroegsten tijd tot op heden, door J. Staes;
J.-Ant.-J. Pauwels (1747-1823), door L. Mathot;
Een Gentsche Martelaar, Ign. Toebast, door K.L.J.;
Karel van Mander, door L. Plettinck;
Hendrik Conscience, door Nelis;
Twee Vlaamsche strijders, door J. Bouchery, en nog een twintigtal andere.
Bovenstaande lijst ware nog merkelijk te vermeer- | |
| |
deren, wilden wij ook onze tijdschriften uitpluizen, en de daar opgenomen bijdragen over vaderlandsche geschiedenis aanhalen. De jury deed dit voor het eerst, meenen wij, voor den vijfjaarlijkschen prijskamp van 1880-1885, doch ditmaal alléén voor de Fransche schriften, zoodat de Vlaamsche School, Nederlandsch Museum, Dicht- en Kunsthalle, het Belfort, de Vlaamsche Kunstbode en andere in 't Nederlandsch opgestelde maanduitgaven haar teenemaal onbekend schijnen.
Hetgeen wij hier mededeelen zal, dunkt ons, volstaan om te doen zien dat de Vlamingen alweer op echt stiefmoederlijke wijze werden mishandeld, door eene jury, van welke vier leden behooren tot de Académie royale de Belgique.
Denkelijk, MM., zult gij 't allen eens zijn met Uwe bestendige commissie van Geschiedenis, Bioen Bibliographie, om te zeggen, dat eene herhaling van hetgeen hier is aangeklaagd moet worden voorkomen, en dat het plicht is voor de Koninkl. Vlaamsche Academie, ingericht ter behartiging en bescherming van de belangen onzer taal- en letterkunde op elk gebied, niet alleen verzet aan te teekenen bij de Regeering tegen de onbegrijpelijke achteloosheid, door de jury van den laatsten vijfjaarlijkschen wedstrijd ten opzichte der Vlaamsche geschiedboeken betoond, maar dat de Academie de Regeering verzoeken moet in het vervolg zulke maatregelen te nemen, welke de verongelijking der Vlaamsche letteren in alle Staatsprijskampen onmogelijk zullen maken.
| |
| |
Dit zijn de redenen, MM., welk de bestendige Commissie van Geschiedenis genoopt hebben uwe bijtreding te verzoeken tot het volgende
| |
Voorstel.
De Koninkl. Vlaamsche Academie, in acht nemende het onvoldoende, het gebrek aan volledigheid, welke het verslag der jury over den jongsten vijfjaarlijkschen Staatsprijskamp voor vaderlandsche geschiedenis kenmerkt;
overwegende dat slechts een paar in het Nederlandsch geschreven werken in het verslag besproken zijn, van het vijftigtal, gedurende gezegd tijdvak verschenen;
overtuigd dat het niet mogelijk is een volkomen billijk oordeel uit te brengen, wanneer slechts een klein getal leden der jury, bij genoegzame kennis der Nederlandsche taal, al de mededingende schriften lezen kunnen;
verzoekt den heer Minister van binnenlandsche zaken en openbaar onderwijs, in het vervolg, de jury voor den wedstrijd van vaderlandsche geschiedenis te benoemen uit eene dubbele lijst van candidaten, voor de helft voorgesteld door de Koninkl. Vlaamsche Academie, voor de wederhelft door de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts, derwijze, dat al de leden der jury de beide landstalen machtig zijn;
| |
| |
ofwel, zou er zwarigheid bestaan om aan dit, ongetwijfeld billijk, verzoek gehoor te leenen, eenen afzonderlijken prijskamp in te richten voor de in 't Nederlandsch geschrevene historische werken, gelijk gedaan wordt voor de staatswedstrijden in letterkunde, poëzie en tooneelliteratuur.
De vergadering, door den heer Bestuurder geraadpleegd, keurt, met algemeene stemmen, het voorstel der Commissie goed en besluit tot het opnemen der Toelichting in de Verslagen en Mededeelingen, alsmede tot het zenden van een afschrift er van aan den heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs.
Het laatste punt der dagorde was het voorstel tot wijziging van de manier, op welke het kiezen van werkende leden geschiedt.
Na eene korte beraadslaging wordt het volgende, door den heer Génard neergelegde voorstel aangenomen:
Ter zitting van de Academie, waarin het afsterven of het ontslag van een werkend lid ambtelijk wordt aangekondigd, zal het den werkenden leden vrij staan namen van candidaten voor de openstaande plaats voor te stellen
De lijst dier namen wordt vóór de gewone zitting der volgende maand aan de werkende leden
| |
| |
toegezonden. In deze laatste zitting geschiedt de kiezing, zonder beraadslaging, volgens art. 3 der Wetten, en op het uur, bij de dagorde aan geduid.
De zitting wordt geheven te 4 1/2 uren.
|
|