bladpers, evenmin als mijn diploma van doctor in de letteren en wijsbegeerte, in 1859 bij de Hoogeschool van Luik behaald, een titel kunnen zijn voor mijne opneming in uw midden.
Doch de Koninklijke Vlaamsche Academie heeft gevoeld dat eenige diensten buiten haren schoot, en wel is waar, op een ander dan een letterkundig terrein bewezen. ter opbeuring van ons Volk, van zijne Taal en zijne miskende rechten, door haar mochten in aanmerking genomen worden; en dat hij, die niet zonder goeden uitslag het zijne heeft bijgedragen om, zoo in de rechtspleging en de bestuurzaken als in 't onderwijs en in 't leger, onze nationale taal in hare verloren rechten te herstellen, niet onweerdig was tusschen u eene kleine plaats te bekleeden.
Is het mij reeds gegeven geworden, in mijne hoedanigheid van Vlaamschen Volksvertegenwoordiger, vooral sinds het overlijden van uwe betreurde medeleden de HH. Stroobant en De Laet, en dank aan mijne schier dagelijksche betrekkingen met het Staatsbestuur, eenige diensten aan de Vlaamsche Academie te bewijzen, voortaan, in uw midden zetelende, zal ik, als 't ware van zelf, de quaestiën leeren kennen, waarbij de goede bemoeiing van den Staat verlangd kan worden; en zal mijne tusschenkomst te Brussel natuurlijk vollediger en doelmatiger kunnen zijn dan voordezen.
Ik neem dan plaats onder U als de nederig-