| |
| |
| |
Nieuwe Biographische Sprokkelingen
door den heer Jan Broeckaert.
A. - Uit de rekeningen van het Brugsche Vrije.
Bij het doorbladeren van de twaalf deelen des werks, getiteld: Précis analytique des documents que renferme le dépôt des archives de la Flandre Occidentale à Bruges, door Oct. Delepierre en F. Priem, werd onze aandacht getrokken op de daarin voorkomende ontleding der rekeningen van het Brugsche Vrije, sedert 1397 tot 1753. Wij bemerkten aldra welke inlichtingen er uit die oorkonden op te halen zijn; niet alleen voor de kennis van het staatkundig en bestuurlijk verledene dezer landstreek, maar ook voor die der oude Vlaamsche gebruiken en zeden, zoowel als onder 't opzicht van de geschiedenis der kunsten en fraaie letteren, zijn zij ten hoogste belangrijk.
Evenals die onzer groote steden, waren de magistraten van het Brugsche Vrije milde begunstigers van alwie pen of penseel voerde, van alwie zich jegens het gemeenebest verdienstelijk maakte. Bewijzen daarvan worden in de rekeningen ten overvloede aangetroffen. Voor dezulken, die zich met kunstgeschiedenis bezig houden, zullen wij zeggen dat zij de namen inhouden van de schilders Pieter Claeys of Claissone, Jan Cossier, Mathijs de Visch,
| |
| |
Jan de Vriend, Pieter de Winter, Frans Duchatel, Jan Penninck, Simoen Pieters, Pieter Pourbus, Nicolaas Roose, David Teniers, Gillis Thilbrugghe, Jozef van der Beke, Hendrik van Minderhout, Jacob van Oost en Jozef Wyndekens; van de beeldhouwers Gregoor Aerts, Michiel de Meester, Rombout Pauly en Jeroom Stalpaert; van den schoonschrijver Michiel Janssens en meer anderen, wier werken er niet zelden omstandig aangeduid zijn.
De liefhebbers der Latijnsche en Fransche letteren kunnen er in zien hoe mannen als Olivier de Wree, J.-B. Gramaye, Gabriël Janssens, Jacob Cruuck, schrijver van een werk over Cicero, Pieter d'Oudegherst, Mathijs Sasbout, opsteller van een Dictionarium latino-gallicum enz., uit de kas van het Brugsche Vrije bezoldigd werden, gelijk geen leerling der hoogeschool van Leuven, uit het Brugsche herkomstig, zijne thesis in het licht gaf, zonder vanwege de bestuurders des gemelden lands door de toekenning van een hulpgeld te worden aangemoedigd.
Wat de namen aangaat der Vlaamsche schrijvers, in de bedoelde rekeningen aangeteekend, deze zijn ten getale van vijf, te weten: Mathias Lambrecht, Jan van aer Strate, Jan Lambrechts, Laurens van der Leepe en Jan Vaerman. De hen betreffende posten werden door onzen geachten collega en vriend Gailliard met de meeste bereidwilligheid voor ons
| |
| |
afgeschreven, zoodat wij niets anders te doen hadden dan ze door de volgende ophelderingen te laten vergezeld gaan.
| |
I.
Mathias Lambrecht.
Nog voerde deze verdienstelijke inboorling van St.-Laureins den stafniet over het bisdom van Brugge, toen hij zich door de uitgaaf van een paar werken in de Nederlandsche taal voordeelig had bekend gemaakt. Het eerste dezer schriften, uit twee boekdeelen in-folio bestaande, verscheen te Leuven in 1590, onder den titel: D'leven, doot ende lijden der Heyligen, mitsgaders een kerckelicke historie ghetrouwelick int corte by een vergadert uut veel oude gheloovelicke schrijvers. Het magistraat van het Brugsche Vrije er een exemplaar van ontvangen hebbende, gelastte den zilverdrijver Jacob de Cautere met de vervaardiging van eenen beker, dien het den schrijver ter vereering aanbood, uitwijzens den volgenden post der rekening van 1590-1591:
‘Betaelt Jaecques de Cautere, zelversmet in Brugghe, de somme van drie ponden derthien scellynghen neghen pennynghen grooten, over den coop van eenen zelveren byercroes, weghende acht oncen een ynghelsche, verwapent metten wapenen vanden lande, by myne heeren vanden collegie gheschoncken voor eene gratuiteyt an mynen heere meester Matthias Lambrecht, archidiaken van Brugghe, in recompense van zeker bouck vande legenden der Heleghen, by den voornoemden meester Matthias onlancx ghemaect ende myne heeren vander wet gheschoncken, by ordonnancie vz. (videlicet)................... xliiij lb. v s. par.’
| |
| |
| |
II.
Jan van der Strate.
In 1620 verscheen bij Willem de Neve, te Brugge, een boek, de beschrijving behelzende van de reis naar het H. Land door pater Jan van der Strate, een minderbroeder, die, na in 1601 het kloosterkleed te hebben aangetrokken te Ieperen, opvolgendlijk gardiaan werd te Gent en te Brugge, in welke laatste stad hij geboren was en waarschijnlijk ook overleed.
De schrijver zond een exemplaar van zijn werk aan de schepenen van het Brugsche Vrije, die hem den 17 Februari 1623 eene toelage van 20 gulden verleenden. De rekening van 1622-1623 behelst daaromtrent de volgende aanteekening:
‘Pater Joannes van der Strate, confesseur vande Roode Zusters binnen Brugghe, de somme van twintich guldens, in bekentenisse vande presentatie by hem ghedaen an het college vande boucken rakende zijn voiage naer Hierusalem, in conformiteyte vande resolutie ghenomen upden xviijen Sporcle 1623, by ordonnantie met quictantie, valet......... xl. lb. par.’
| |
III.
Jan Lambrechts.
Van dezen Vlaamschen dichter, geboren te Pollinkhove den 1 April 1626, verscheen in 1659 te 's-Gravenhage een boek, voor titel voerende: Vlaemsche Vrede-vreucht naer een pynelycke
| |
| |
droefheyd door den grouwelycken oorlogh, nu verandert in een aengename peys. Het college van het Brugsche Vrije, wien de dichter zijn werk had opgedragen, vereerde hem met eene toelage van 20 pond groote, wat, met in achtneming der toenmalige geldwaarde, heden op viermaal zooveel, of ruim 800 franken, neerkomt:
‘Betaelt an Jan Lambrecht twintich ponden grooten bijde collegie hem toegheleydt ter causen van het dediceren ende vereeren van eenen sijnen bouck gheintituleert de Vlaemsche Vreede vreught n de heeren vande collegie, bij ordonnantie vanden xiiijen April 1660 ende quictantie, valet........ iic x lb. par.’
Deze gift mag des te aanzienlijker heeten, daar het gekend is dat Jan Lambrechts tot den bemiddelden stand behoorde. Als men daarbij bedenkt dat de steden Gent, Brugge, Ieperen, Veurne, Duinkerke, St.-Winoksbergen en Kortrijk hem insgelijks voor de uitgaaf van zijn werk, tot een gezamenlijk bedrag van ongeveer 1400 gulden, ondersteunden, dan zal men bekennen dat de man waarlijk een schoon honorarium ontving. Wie onzer hedendaagsche dichters zou de ervaring van zulke vrijgevigheid reeds hebben opgedaan?
| |
IV.
Laurens van der Leepe.
Nopens dezen dichter, vermoedelijk tot de familie behoorende van den Brugschen landschapschilder Jan-Antoon van der Leepe, is tot hiertoe
| |
| |
weinig gekend. De rekening van het Vrije over 1681-1682 houdt het bewijs in dat hij kloosterling was en dat de wethouders hem in eerstgemeld jaar, wegens de opdracht van zijn boek: de Triumpherende waerachtighe Kercke over de Waelsche Kercke, met een stuk wijn beschonken:
‘Pater Laurentius vander Leepe acht ponden ses schellynghen acht grooten, over de weerde van een stuk wyns, aen hem ghepresenteert int opdraghen van eenen synen bouck vande Triumpherende waerachtighe Kercke over de Waelsche Kercke, by ordonnantie vanden 18 October 1681, ende quytantie, valet met xij lb. xij s. gr. over xlij vandenselven boucken samen.................... iic lj bl. iiii s.’
| |
V.
Jan Vaerman.
In de 15e en 16e nummers van den tweeden jaargang der Vlaamsche Wacht werden ettelijke, totdan toe ongekende bijzonderheden over dezen verdienstelijken wiskundige medegedeeld. Onder andere lezen wij aldaar dat Vaerman zijne in 1720 uitgegeven Academia Mathematica of Oeffenschool vande Wiskunde opdroeg aan de ‘edele, weerde ende voorzienige heeren Mijnheeren Burgh-Meesteren, Schepenen ende Raeden der stadt Brugghe, alsoock aen mijne Edele weerde ende voorzienige Heeren Myne Heeren Burgh-Meesteren ende Schepenen 's Landts van den Vrijen’, en zulks wel ‘tot herkentenisse van hunne voorgaende edelmoedigheyd ende goedjonstigheyd’,
| |
| |
wat beduiden wil - voegde de steller der artikels over Vaerman er bij - dat èn de wethouders der stad èn die van 't Vrije den schrijver met een hulpgeld hadden bijgesprongen.
De rekening van laatstgemeld college over 1685-1686 houdt inderdaad den volgenden post in:
‘Jan Vaerman, frans schoolmeester tot Brugghe, vichtich guldens, hem ghejont ter causen vande dedicatie ende presentatie aen de Collegie ghedaen van seker bouck inhoudende de wetenschap van chijfferconste, bij appostille op requestie in daten vijen December 1685 ende quytantie, valet.... ic lb. par.’
Geen twijfel, of ook in de stadsrekeningen van Brugge zullen dergelijke aanmoedigingen te vinden zijn.
| |
B. - Uit de stadsrekeningen van Mechelen.
I.
Lambrecht Rustenio.
De naam dezes schrijvers, dien wij in geen enkel biographisch woordenboek hebben aangetroffen, komt voor in de stadsrekening van 1564-1565, alwaar te lezen staat:
‘Betaelt Domino Lamberto Rustenio voor sekere opusculum der stadt van Mechelen gedediceert, per ordonnancie ende quitancie.................. iiii £. iiii s.’
Of het hier bedoelde werkje in het Vlaamsch of in 't Latijn was opgesteld, zullen anderen misschien kunnen beantwoorden.
| |
| |
| |
II.
Jan Bernaerts.
Bekend als de schrijver van een boekje, getiteld: Leven en martelie van Maria Stuart (Antwerpen, 1588, in-kl. 12o), en van verscheidene geschiedkundige en andere werken in het Latijn, waaronder een verhaal over de inneming van Lier, waarvoor het Mechelsche magistraat hem eene toelage van 50 gulden verleende.
‘Betaelt Meester Jan Bernaerts, advocaet alhier, vyftich guldens eens, voor sekere boecxken gemaeckt van d'Inneminghe van Liere, volgende dordinantie vander weth..... l £.’
(Stadsrekening van Mechelen, 1595-1596.)
| |
III.
Erycius Puteanus.
Alles wat dezen beroemden hoogleeraar, een der vruchtbaarste schrijvers der XVIIe eeuw, betreft, moet den liefhebberen der vaderlandsche oudheden welkom zijn. Wij meenen derhalve den volgenden post der stadsrekening van 1617-1618, waarin er spraak is van een boek, door Puteanus aan de stadsregeering van Mechelen geschonken, niet onvermeld te mogen laten:
‘Betaelt aen den Eerweerdigen Heere Doctoor Puteanus, voir eene gratuiteyt van eenen boeck, mette exemplaria oft dobbel van diere, die den voirs. Heere aen dese stadt gedediceert ende geschoncken heeft, volgende dordonnancie ende quitancie, de somme van................... cc £.’
| |
| |
Dat Puteanus, alhoewel de meeste zijner schriften in 't Latijn waren opgesteld, een bevorderaar der landstaal was, ja zelfs nu en dan de Nederlandsche lier hanteerde, werd door onzen geleerden collega Van Even in de Dietsche Warande van 1887 ten overvloede aangetoond.
| |
IV.
Joris Schanler.
Nog een naam, dien men tevergeefs in het Biographisch Woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche Letterkunde zoeken zou. Ziehier wat er in de stadsrekening van Mechelen over gemeld jaar 1617-1618 aangeschreven staat:
‘Betaelt Georgio Schanler, gedediceert hebbende aen dese stadt sekeren boeck, wesende Cronicke van allen de Keysers, per ordonnancie van den 7n Februari 1618....’
(Het bedrag der gift is niet ingevuld.)
| |
V.
Jan van der Heyden.
Ook deze is een tot hiertoe onbekend gebleven Vlaamsche schrijver, wien 't magistraat der stad Mechelen in 1619 of 1620 eene aanmoediging van 12 gulden verleende:
‘Betaelt aen Meester Johannes van der Heyden voir seker boecxken van devotie by denselven aen den Magistraet deser stede gepresenteert, per ordonnantie...... xii £.’
(Stadsrekening van 1619-1620.)
| |
| |
| |
VI.
Jacob van Haeften.
Bekend is het dat deze proost der beroemde abdij van Affligem, behalve verscheidene Latijnsche werken, een boek in het Nederlandsch schreef, voor titel voerende: Den lust-hof der Christelycke leeringhe, beplant met geestelijcke liedekens, ter verklaringhe van den Catechismus des Aertsbisdoms van Mechelen, van welk zeldzaam geworden werk, aanvankelijk gedrukt te Amsterdam in 1619, eene tweede uitgaaf te Antwerpen verscheen in 1622.
De onderstaande post der stadsrekening van Mechelen, over 1622-1623, maakt ons bekend dat van Haeften van de bestuurders der Dijlestad een geschenk in boeken kreeg, ter vergelding eener soortgelijke gift, waarmede hij hun vereerd had en van welke de Lusthof ongetwijfeld zal hebben deel gemaakt:
‘Betaelt Heer ende Meester Pauwels van Christynen, Raedt ende Pensionnaris deser stede, ten respecte van sekere boecken by denselven Heere gecocht ende gepresenteert tot recognitie aen den Heere Proost van Affligem, voir eenighe andere boecken aen dese stadt gedediceert per billet, ordonnancie ende quitancie, de somme van............... lxxii £.’
| |
VII.
Christoffel Chamberlinus.
De stadsrekening over 1622-1623 behelst nog de volgende uitgaaf:
| |
| |
‘Betaelt aen Christophorus Chamberlinus, ter oirsaecke van seker boecxken inhoudende diversche epigrammatica, aen dese stadt gedediceert, per ordonnancie de somme van...... xxiii £.’
Wie was deze Chamberlinus en waren zijne hekeldichten in het Vlaamsch of in 't Latijn opgesteld?
| |
VIII.
Michiel-Florens van Langren.
Het is tot hiertoe niet uitgemaakt waar deze verdienstelijke wis- en aardrijkskundige het eerste daglicht zag. Naar de meest aangenomene meening zou hij geboren zijn te Antwerpen, volgens sommigen te Mechelen, terwijl zijn vriend en tijdgenoot Puteanus van hem schreef als zou hij oorspronkelijk geweest zijn van Arnhem. Dat hij de Dijlestad lief had en men er zijn talent naar waarde wist te schatten, mogen de volgende posten uit de rekeningen bewijzen:
‘Betaelt Michiel Florentius van Langren, Mathematicus, tot vereeringhe van eenighe caerten by hem gemaeckt van Fossa Ste Marie, aen Myne heeren gepresenteert, per apostille op requeste ende syne quitancie, de somme van....... lxxii £.’
(Stadsrekening van 1626-1627.)
‘Betaelt Michiel-Florentio van Langren, Mathematicus, voir sekere kaerten by hem aen dese stadt gepresenteert van tHertochdom van Brabant, per ordonnancie op requeste ende quitancie.. vi £.’
(Id. van 1630-1631.)
‘Betaelt mr. Mr Michiel Florentinus van Langren, Matematicien, de somme van vierentwintich guldens, in recompense van eenige exemplarien van de quaerte van het Arts Bisdom van
| |
| |
Mechelen by hem gemaect ende aende Heeren vanden Magistraet geschoncken, per ordonnantie op requeste ende quitancie. xxiiii £.’
(Id. van 1644-1645.)
‘Betaelt aen Mijnheere Van Langeren de somme van sessendertich guldens voir recompense van eenighe lantcaerten aen Myn heeren vanden Magistraet gepresenteert, per ordonnancie in date 10 Septembris 1663.’
(Id. van 1663-1664.)
Eene uitvoerige levensbeschrijving van Van Langren, door Alph. Wauters, komt voor in de Biographie nationale, XI, 276-292.
| |
IX.
Jan Neefs.
De Augustijner monik Jan Neefs, geboren te Mechelen in 1576 en aldaar overleden den 26 Juni 1656, is onder andere bekend als de schrijver van het leven der H. Monica, welk boek, te Antwerpen gedrukt in 1628, hij opdroeg aan het magistraat zijner geboortestad, dat hem deswege de niet geringe toelage van 150 gulden verleende:
‘Betaelt in handen Pater Joannes Neeffs, Provinciael geweest vande ordre vande Augustijnen, voir eene vereeringhe ter oirsaecke van sekeren boeck van leven van Ste Monica, bij hem gemaeckt ende aen dese stadt gedediceert, per ordonnancie ende quitancie de somme van........................ cl. £.’
(Stadsrekening van 1627-1628.)
| |
| |
| |
X.
Baptist Lancelot.
Ons waren tot hiertoe slechts twee Mechelsche schrijvers met name Lancelot bekend, te weten: Cornelis, prior van het klooster der Augustijnen te Antwerpen, en dezes broeder Hendrik, die dezelfde bediening uitoefende te Hasselt, te Trier en te Brussel. Van eenen derden, die over de geschiedenis zijner geboortestad schreef, wist men niet meer te spreken. Wij troffen hem aan in de hoogergemelde rekening van 1630-1631, alwaar te lezen staat:
‘Betaelt Baptista Lansloots, voir eene gratuiteyt voir seker boecxkens by hem aen de stede geschoncken nopende de geschiedenissen van de selve stadt per ordonnancie ende quitancie...................... xii £.’
| |
XI.
Hendrik van der Borch.
Hendrik van der Borch, meer gekend onder den naam van Hendrik van Huldenbergh, gesproten uit een oud edel geslacht, aan hetwelk de heerlijkheden van Moerzeke en Gastel toebehoorden, was een verdienstelijk geslachtkundige, van wien in 1638 te Mechelen in druk verscheen: Geborte-linie, ofte Geslachts afcompste der heeren vooghden van Mechelen enz., voor welk werk, dat hij aan het bestuur dezer stad opdroeg, hem eene toelage van 240 gulden verstrekt werd.
‘Betaelt jonckheer Henrick van der Borch voir eene gratuiteyt ende vereeringhe over de quaerte van de heeren
| |
| |
van Mechelen, aen myne Heeren vande Magistrat gedediceert, per ordonnancie ende quitancie......... ccxl £.’
(Stadsrekening van 1639-1640.)
| |
XII.
Urbaan Swartsen.
Van dezen Mechelschen dichter, factor der rederijkerskamer de Peoene, kende men slechts een blijeindigend treurspel, gedrukt in 1728 en getiteld: Adallas, coninck van Tracien, ofte de standvastige Olympie. Uit den volgenden post der rekening van 1713-1714 blijkt dat hij in laatstgemeld jaar de beschrijving van den ommegang uitgaf, hetzelfde werk, waarschijnlijk, als dat, vermeld onder nr 3435 van den kataloog der boekverzameling Van der Straelen-Moons-Van Lerius, onder den titel: Rype aenmerckingen op den Triomphanten ende solennelen Ommeganck der stadt Mechelen, die naer 33 jaren rustens heden Primo Julio in t' jaer 1714 soo prachtigh en magnificq wordt verthoont trots alle steden van Nederlandt.
‘Betaelt Swartsens eenentwintigh guldens voor het componeren van het cort begryp vanden ommeganck, alsooc voor het maecken der liedekens ende jaerschriften op den 1n Juli 1714, per syne quitancie............. xxi £.’
Ongeminderd de voren medegedeelde, behelzen de rekeningen der stad Mechelen nog een paar andere posten, met de vermelding van toelagen
| |
| |
aan den drukker Hendrik Jaye, die hier reeds in 1614 zijne kunst uitoefendeGa naar voetnoot(1).
Deze posten luiden:
‘Gepresenteert Henrick Jay, boeckdrucker, voir vyf Historieboecxkens by hem gepresenteert aen eenighe Heeren vanden Magistraet, per ordonnancie.......... v £. x s.’
(Rekening van 1614-1615.)
‘Betaelt Henrick Jaye, boeckdrucker, voor het drucken van het Legende boecxken van St Rombout, soo int latyn als int duyts, van nieuws uytgecomen, voir eene vereeringhe xlvii £.’
(Id. van 1639-1640.)
Het hier bedoelde leven van St. Rombout werd in 't Latijn opgesteld door Jan van Wachtendonck, die later den aartsbisschoppelijken zetel van Mechelen beklom, en in 't Vlaamsch overgezet door Frans van den Bossche, pastoor der St.-Janskerk in genoemde stad, nopens welken laatste ons voor het oogenblik verdere inlichtingen ontbreken.
Ten gerieve der belangstellenden zij hier ten slotte aangestipt dat de Mechelsche rekeningen daarenboven de namen inhouden van verscheidene Latijnsche en Fransche schrijvers, waaronder Melchior Medelius, Hendrik van Wachtendonck, Jan Boch, Reinier Bruitsma, Pauwel van Christijnen en Frans van den Zype, die allen eveneens vanwege de stedelijke wethouders voor de opdracht hunner werken ondersteund werden. Het viel in ons bestek niet de hen betreffende aanteekeningen mede te deelen.
|
-
voetnoot(1)
- En niet sedert 1621, zooals J.-B. Vincent, in zijn Essai sur l'histoire de l'imprimerie en Belgique, bl. 207 opgeeft.
|