Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1891
(1891)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOprakelingen van biographischen aard, door Fr. De Potter.Bij de aanbieding der Snipperingen van biographischen aard, door den heer P. Génard, aan de Koninklijke Vlaamsche Academie, ter zitting van 19 November 1890, hadden wij de eer de aandacht onzer geachte Medeleden te vestigen op de oude rekeningen onzer groote Vlaamsche gemeenten, waar, evenals in die der Scheldestad, talrijke namen te vinden zijn van vaderlandsche schrijvers, die vanwege de wethouders eene, soms vrij belangrijke, aanmoediging bekwamen voor de opdracht van eenig letterkundig of historisch gewrocht. - Tot staving van ons gezegde deelen wij, op onze beurt, een aantal uittrekselen mede uit de rekeningen der stad Gent. Zij maken deel van een vrij aanzienlijk getal notas, gedurende vele jaren op het gemeentearchief alhier | |
[pagina 83]
| |
verzameld en aanvankelijk bestemd om uitgegeven te worden onder den titel: De stad Gent, beschermster van Letteren, Kunsten en Wetenschappen; wij rakelen ze uit dien hoop op, ten dienste van diegene onzer Medeleden welke ze zullen willen benuttigen voor het groote biographische werk, door de Academie ontworpen. Hier en daar zal men ook eene aanteekening vinden betreffende een in het Latijn geschreven werk; wij hebben gemeend deze niet te mogen achterhouden, de biograaph - zal hij een volledig werk leveren - ook moetende melding maken van de schriften, in vreemde talen door Vlaamsche schrijvers opgesteld. Gelijk in de rekeningboeken van Antwerpen, vindt men in deze der Gentsche schepenen drie of vier hoofdstukken, welke al de gunsten, aan dichters, schilders, beeldsnijders en tooneelspelers verleend, doen kennen. De titels dezer hoofdstukken zijn: Uutgheven ende betalinghe van presenten ende ghiften, veranderd in de XVIe eeuw als volgt: Uutgheven ende betalijnghe ghedaen van presentwijne. Uutgheven ende betalijnghe van diverssche extraordinaire ende onvoorsiene costen. Ander uutgheven ende betalijnghe ghedaen an diveersche persoonen ende officiers deser stede, bij vorme van gratuiteyt ende uut hoofschede. De twee laatstgemelde rubrieken zijn verreweg de bijzonderste gedurende de XVIIe eeuw. | |
[pagina 84]
| |
Men zal opmerken dat er weinig hulpgelden voorkomen uit de XVe eeuw. Wij denken dat ze toen niet werden gevraagd, daar de meeste dichters van dat tijdvak deel maakten van rederijkkamers, die door de stadsbesturen mildelijk plachten ondersteund te worden. Bovendien, de middelnederlandsche dichters liepen, gelijk men zegt, met hunnen naam niet te koop, hierin gelijk aan vele geniale schilders, bouwmeesters, beeldsnijders en zegelgraveerders, wier gewrochten wij nog heden bewonderen, veelal zonder den naam van hunnen schepper te kunnen noemen. Men mag zeggen dat zeer vele middeleeuwsche en zelfs XVIe eeuwsche kunstenaren ons zouden onbekend gebleven zijn, indien gemeente-, parochie-, abdij- en kapittelbesturen ons hunne namen in de rekeningen niet hadden bewaard. Zoo even vermeldden wij de rederijkerskringen. Hoewel alle, de wijk- en buurtgezelschappen evenzeer als de wettelijk erkende Kamers, door de gemeenten ondersteund werden - zonder hen was toen geen openbaar feest, zelfs geen groote godsdienstige ommegang denkbaar! - is zelden de naam van eenen factor of dichter bij de toewijzing des hulpgelds vermeld. Jammer genoeg, want het getal wagen-, kamer-, tafel- en processiespelen, alléen in Vlaanderen, tijdens de XIVe en XVe eeuwen, beloopt tot honderden. Wat Gent betreft, hier bestonden, in laatstgemeld tijdvak, niet min dan vijf erkende rederijkerskamers, die zich wekelijks | |
[pagina 85]
| |
oefenden, hier en elders naar lauweren dongen en bij vorstelijke intreden, geboorte-, vrede- en andere feesten, op eenen wagen of op een hoog tooneel, hun spel ten beste gaven. De hier volgende aanteekeningen vangen aan met het jaar 1416 en eindigen in 1721. Zij gelden: 1. Everaard Taybaert. - 2. Geeraard Pijsekin. - 3. Joost van Coye. - 4. Mathijs Casteleyn. - 5. Wulfaard Weiste. - 6. Cornelis Manilius. - 7. Gillis van Meerlant. - 8. Jan Delmeere. - 9. Jan Onghena. - 10. Broeder Jan van der Haghen. - 11. Broeder Philip van der Vaedt. - 12. Frans Hoorenbaut. - 13. Jan van der Haghen. - 14. Broeder Pieterde Backere. - 15. Frans Ruuffelaert. - 16. Pater Jan David. - 17. Karel van Beerlare. - 18. Jan Stalins. - 19. Broeder Jan de Pottere. - 20. Antoon Sanders (Sanderus). - 21. Lieven van Thuyne. - 22. Justus de Harduyn. - 23. Pieter van der Meeren. - 24. Cornelis van der Meeren. - 25. Herman van der Heyden. - 26. Arnout van Gheluwe. - 27. Albert-Ignaas d'Hanins. - 28. Jan Palfijn. - 29. Pater Lodewijk-F. Robijn. Wij mengen in onze aanteekeningen uit de Gentsche rekeningboeken nu en dan eene dergelijke uit de oude oorkonden van andere Vlaamsche steden, ten bewijze dat de middeleeuwsche en latere wethouders, ook van minder aanzienlijke plaatsen, te allen tijde gereed waren om fraaie letteren, wetenschap en geleerdheid aan te moedigen. | |
[pagina 86]
| |
I.
| |
[pagina 87]
| |
Everaard en Everkine zullen, denken wij, wel een en dezelfde persoon geweest zijn. | |
II.
| |
III.
| |
[pagina 88]
| |
vertoond, en van de esbatementen, waarbij de ‘heeren van de wet’, gezamenlijk aan den disch gezeten, zich verlustigden. ‘Betaelt Joos van Coye, retorisien, denwelcken in meeninghe wesende uut deser stede te vertreckene, omme te gaen wonene in de stede van Aelst, daer hij versocht was te commene om zijne conste van rhetorycken, xii lib. par.’ ‘Betaelt Joos van Coye, retorisien, voor zyne conste ende omme dat hij in meeninghe was te gaen wonene binnen der stede van Aelst, daer omme hem onthouden ende gheordonneert te gheven, xii lib. p.’ | |
IV.
| |
[pagina 89]
| |
Casteleyn was zeer werkzaam, ook op ander dan rhetorikaal gebied, gelijk eenige der volgende posten bewijzen: ‘Betaelt her Mathijs Casteleyn, pbr., facteur van der scole van Pax vobis, van dat hy de charte ghemaect heeft omme tvieren ende spelen achtervolghende den bevelen voor den pays, xxiiii sc.’ ‘Betaelt her Mathijs Casteleyn, pbre, voor een charte, die hij ghemaect heeft aengaende dat men doen zoude ter eeren van den cronemente van der K. Mt, xl s.p.’ ‘Betaelt her Mathijs Castelain, voor dmaken van den ghescrifte ofte lecture, staende up de twee clocken van der kercke, in latine ende vlaemsche, xxiiii s.’ ‘Betaelt her Mathijs Casteleyn, notaris, van dat hij doordene van den figueren in ordonnancie ghestelt heeft en de alleen sprake gheroert ende vernyeut thebbene, vi lib.’ ‘Betaelt her Mathijs Casteleyn van dat hij ghecomponeert heeft zekere esbatementen in de schutterije van Brugghe, xii lib. par.’ ‘Betaelt her Mathijs Casteleyn, van dat hij ghemaect ende ghecomposeert heeft zekere esbatementen ende andere diensten, bij hem der stede ghedaen, daer vooren hem toegheleyt es vi lib.’ ‘Item her Mathijs Casteleyn voor de administratie ende ordonnancie van den Sacraments dach, vi lib. parisis.’Ga naar voetnoot(1) | |
[pagina 90]
| |
‘Item betaelt her Mathijs Casteleyn, pbr. facteur van de retorijcke, voor de occupatie bij hem ghedaen in den dienst van den payse lestleden, metgaders voor diversche rondeelen, refereynen ende andersints, balladen ende andersints, uutghelesen in de processie, tsamen iii lib. par. | |
V.
| |
[pagina 91]
| |
VI.
| |
[pagina 92]
| |
VII.
| |
[pagina 93]
| |
van Merlant ende Maerc van Vaernewijc tsamen de somme van xx s. gr. ter causen ende over huerlieder moeite ende vacatien als jugen gheweest van den voorn. prijsen...’ | |
VIII.
| |
[pagina 94]
| |
daghen lestleden, twelcke gheduert heeft vier daghen, ende hemlieden toegheleyt thulpen huerlieder oncosten van stellinghen, ende andersints, cxliiii lib. par. | |
IX.
| |
[pagina 95]
| |
X.
| |
XI.
| |
[pagina 96]
| |
phische inlichting nopens dezen schrijver is te vinden aan het einde van het werk, voor hetwelk de schepenen hem ten jare 1571 een hulpgeld schonken. (Zie ook F. van der Haeghen, Bibliographie gantoise, I, 193). ‘Betaelt Broeder Philips vander Vaet, minnebroeder jnt cloostre ende couvent vande frereminueren, binnen deser stede, de somme van ii lib. gr., hem jn gratuiteyte toegheleit over dat hij an mijne heeren scepenenen van der kuere ghededieert ende anne ghescreven heeft zeker boucxkin, bij hem ghemaect ende ghedaen drucken, ghenaemt De Weerclocke des eeuwichs Levens, ende hemlieden hiermede ghecongratuleert.... ii lib. gr.’ | |
XII.
| |
XIII.
| |
[pagina 97]
| |
van Hembijze, berijmde ten jare 1583 het gewichtige feit der terugkomst van den hoofdman, die opnieuw meester werd van de stad, tot den dag dat hij door het volk in hechtenis genomen en volgens vonnis der schepenen op de Veerleplaats onthalsd werd, na gepoogd te hebben Gent aan de Spanjaards over te leveren. De titel van het door Jan van der Haghen uitgegeven boek, dat thans hoogst zelden voorkomt, is het overschrijven waard: ‘Den Willecomme van Jonc-Heer Jan van Hembyze/ ieghenwoordich Voorschepene/ vander stede van Ghendt/ die wter voornoemde stadt (als Voorschepene verlaten zijnde, gheleden bet dan vier Jaer onbegrepen) is moeten vertrecken/ deur groote partialiteyt/ vande ghene die benijdende waren/ dat hij de welvaert van tVaderlandt ende dese Stadt/ deur een yuerlike liefde was advancherende: Ende hem vier Jaren in Duytslandt ghehauden hebbende, deur Gods ghenade beroepen wesende/ totten voorseyden Staet/ verlatende tot Franckendale in Duytslandt zijn paeyselicke ruste/ ende beminnende met gloedich liefhebben/ de gemeene welvaert ende Borgherije/ is binnen der zelver Stadt ghecommen den XXIIJsten Octobris XVc LXXXIIJ. Welcken Willecomme oock behelst vele goede vermaninghen.’ Buiten dit werk schreef Jan van der Haghen nog een ander: ‘Betaelt Jan van der Haghen de somme van vi ponden xiii s. iiii gr., hem bij mijnne voirnomde heeren scepenen | |
[pagina 98]
| |
toegheleit voir zijnnen goeden dienst, oncost ende verlet ghelt, bij hem ghedaen jnt componeren van diveerssche rhetoricque veersen, vertooghen ende spectaclen jeghens de jncompste van zijne Alze binnen dezer stede, metter schil lerije daer toe dienende... vi lib. xiii s. iiii gr.’ | |
XVI.
| |
[pagina 99]
| |
‘Betaelt Jan van den Steene de somme van drije ponden zes scellinghen acht penninghen grooten, over den coop ende leveringhe van vijftich boucken, ghejntituleert Jurgium conjugale, wezende Coloquium jnter virum et uxorum van den voorleden tijdt, bijden docteur Broeder Pieter de Backere anden voornomden van den Steene ghedaen drucken, ende den voorgaenden magistraet ghedediceert, ende an hemlieden bedeelt... iii lib. vi s. viii gr.’ ‘Betaelt weerde ende voorzienighe broeder Pr de Backere, docteur jn theologie van den ordene van Ste Dominicus binnen deser stede, de somme van thien ponden groten jn redemptie van een hame rijnsch wijn, tzijne eer toegheleit tot celebratie van sijne jubelee ende voor zijnen grooten ende laborieusen dienst, moeyte ende groot traveil bijden zelven ghedaen jnt uutlegghen vanden woirde Godts ende anderssins binnen deser stede den tijt van xxx jaren ende bet.’ | |
XV.
| |
[pagina 100]
| |
ghecomponeert bij wijlent zaligher memorie Pater Ruuffelaert, jn sijnen levene religieulx ten Predicheeren...... v lib. gr.’ Zij hier terloops gezegd, dat den armen Gentschen scholieren, weinige jaren nadien, de gebeden in het Latijn werden geleerd: ‘Betaelt aen Gaultier Manilius, gheswoirne boucdruckere, de somme van XVIII lib. XV s. gr. ter causen van tprenten ende leveren van dry duusent lattynsche ghebedeboucxkens ende confiteors, ten pryse van I gr. tstuck ende zes duusent A.B.C. boucxkens ter VI d.p. tsick, tot behouve van de aerme dominicale scholen binnen deser stede...’ | |
XVI.
| |
[pagina 101]
| |
Brabantsch en Hollandsch. Het schijnt geschreven te zijn tijdens het inrichten der Vlaamsche en Nederlandsche Jezuïetencolleges, onder Albrecht en Izabella, en verdient door de Academie in het licht te worden gegeven. - Kortrijk en Gent, misschien ook Brussel en Ieperen, moedigden pater David's letterkundigen arbeid aan. ‘Betaelt an eerweerde heere mijn heere pater Davit, recteur van de societeyt Jehesu binnen deser stede, de somme van x lib. gr. over de redemptie van een hame wijns, hem bij mijne heeren van den college ghejondt jn consideratie vande groote moeyte ende arbeyt, bij hem ghenomen jnt dresseren ende maeken van sekeren bouck, ghenaemt Veredicus ChristianusGa naar voetnoot(1), dienende grootelicks tot jnstructie ende conservatie van alle goede gheloovighe persoonen jnde catholijcque Roomsche relege, danof hij pater Davidt een schoon exempelaer aen mijn voornoemde heeren vanden college gepresenteert heeft...’ ‘An pater Davidt, ter causen dat hij an tmagistraet ghesonden heeft eenen bouck, gheintituleert Veredicus Christianus, bij hem ghedaen drucken, de somme van thien ponden grooten, ter hulpe van den arbeyt ende oncosten, bij hem gesupporteert... cxx lib. par.’ ‘An pater Joannes Davidt, an tmagistraet deser stede ghedediceert hebbende den Christelicken Biencorf der Roomscher Kercke, ter hulpe van den oncosten van dien, iic liber parisis.’ ‘An pater Joanni David ter causen dat hem bij scepnen toegheleydt was in consideratie dat hij, van deze stede gheboren | |
[pagina 102]
| |
zijnde, onlancx heeft ghemaect ende laten uutghaen twee nieuwe boucken, den eenen gheintituleert Occasio arrepta, neglecta, ende den anderen Den Doolhof der Ketteren, cl lib. par.’ ‘An pater Joanni David ter hulpe van den oncosten van te doen drucken drije diversche boucken, bij hem ghemaeckt, c lib. parisis.’ | |
XVII.
| |
XVIII.
| |
[pagina 103]
| |
XIX.
| |
[pagina 104]
| |
bekende geleerde, zoon van den geneesheer Lieven Sanders en van Maria de Keyser, werd toevallig te Antwerpen geboren, den 15 September 1586. Hij deed zijne eerste studiën bij de Jezuïeten te Gent en daarna aan de Hoogeschool van Dowaai. Geen Nederlandsche schrijver vroeg en bekwam ooit zoovele hulpgelden voor zijne historische en letterkundige werken aan stads-, gouw- en landbestuurders als de schrijver der Flandria illustrata en der Chorographia sacra Brabantiae. Al deze hulpgelden hier vermelden ware, meenen wij, nutteloos; wij bepalen ons bij een aantal uit verschillige plaatsen, welker archief wij kennen, en mengen er eenige, daarmede in verband staande, brieven tusschen. Men zal bemerken dat Antoon reeds als student de welwillendheid des Gentschen magistraats mocht ondervinden. Voor de biographische bijzonderheden verwijzen wij naar het werk van baron J. de Saint-Genois, Antoine Sanderus et ses écrits. De bibliographie van zijnen aanzienlijken letterarbeid werd geleverd door F. van der Haeghen, R. van den Berghe en Th.-J.-I. Arnold, in de Bibliotheca belgica. ‘Betaelt Anthonis Sanders, arm student, poortere deser stede, de somme van iii lib. gr., hem by myne heeren scepenen ghejont ende by gheleyt ten respecte van zyne goede jntentie ende tot beter promotie van syne studiën........ iii lib. gr.’ ‘Betaelt Anthonis Sanders, jnboorne deser stede, student nde Universiteyt van Douay, jnde godtheyt, de somme van | |
[pagina 105]
| |
iiii lib. gr. hem by myne heeren scepenen gheconsenteert voor een gracieux secours ende onderstant, als qualick middel hebbende tot hulpe van syne goddel. studie ende omme de selve te moghen continueren tot dat hy hebben sal syne behoorlicke oude omme presbitre te moghen worden.... iiii lib. gr.’ ‘Betaelt heer Anthonis Sanders, pbr., jnboren deser stede, de somme van xl lib. gr. hem by myne heeren schepenen ghejondt by vorme van gratuiteyt ten regarde dat hy gheschreven heeft uyt goede jongste, ter eere van syn vaderlant, diveerssche boucken, onder den druck wesende tot Andwerpe, raeckende de antiquiteyten, fondatien ende andere historien van dese republicque, etc., met conditie nochtans ende welverstaende dat den bovenschreven toelech gheschiet ten respecte vande boucken, by hem ghedistribueert ten daghe vande ordonnantie, ende de ghoone die hy noch schuldich wort te distribueres, conforme tnarratyf van syn requeste........... xl lib gr.’ De werken, in dezen laatsten post bedoeld, zijn: De Brugensibus eruditionis fama claris libri duo. Antwerpen, 1624. De scriptoribus Flandriae libri tres. Antwerpen, 1624. Hagiologium Flandriae. Antwerpen 1624. ‘Betaelt den voorn. heer Anthonius Sanders, pbr., licentiaet inde Godtheyt, de somme van xx lib. gr. hem uut jongsten ghelast te betaelne ter causen dat hy met grooten aerbeyt ende neerstich ondersouck by een ghebrocht ende gheschreven heeft het leven ende werken van diveerssche mannen, eertijts borgheren deser stede, jn gheleertheyt ende andere deuchdelicke consten uutnemende, welcke syne boucken hy heeft omme diveerssche redenen doen drucken ende jnt lichten laeten commen onder de naemen ende protectie van myne heeren schepenen vander keure, al volghende syne requeste...... xx lib. gr.’ | |
[pagina 106]
| |
Het hiervoren bedoelde werk draagt tot titel: De Gandavensibus eruditionis fama claris libri tres. Antwerpen, 1625. ‘Betaelt an heer Anthonis Sanders, pbre., licentiaet jnde Godtheyt ende canonynck der cathedrale kercke van Ypre, de somme van vyftich ponden grooten, hem by myne heeren schepenen ghejondt voor eene vereeringhe hebbende voor anghenaeme synen aerbeyt ende boucken aen hemlieden ghepresenteert, by hem ghemaeckt van eene generaele descriptie deser stede van Ghendt, conforme der requeste by hem te dien fyne ghepresenteert.................... l lib. gr.’ ‘Betaelt heer ende Mr Anthonius Sanders de somme van xii lib. gr. hem ghejondt jn de recognitie van seker tractaet, ghejntituleert Dissertatio paraenetica pro jnstituto bibliotecae Gandavensis, by hem ghedediceert aen tmagistraet deser stede... ‘Betaelt heer Anthonius Sanders, canonynck ende scholaster van Ypre, de somme van xxxiii lib. vi s. viii gr. hem [...] gheleyt ende ghejondt over syne moeyte ende thulpen den oncost, by hem ghedaen jn het teeckenen ende schilderen van dese stadt, ende de voornaempste plaetsen binnen de selve gheleghen, ditte boven de vyftich ponden grooten, hem ter ghelycker causen over eenighe jaeren oock by gheleyt, volghende syne requeste, Deze laatste post is het antwoord des magistraats op den onderstaanden brief van den schrijver: ‘Antonius Sanderus, canonick ende scolaster der cathedrale kercke van Ste Martens, tot Ypre, presenteert an Uwe. Edelh. dit eerste volumen van syne Flandria illustrata ende bidt het selve met sulcke goetjonsticheyt te ontfanghen, waerdoor hy mach met goede courage vervoorderen het tweede, raeckende | |
[pagina 107]
| |
de subalterne plaetsen, ende het derde raeckende de Walsche quartieren vande selve Provincie, waerin hy alle debvoiren, niet sonder excessive costen ende aerbeyt, dagelicx is doende. Omtrent denzelfden tijd vroeg Sanders aan de Gentsche schepenen eene aanbeveling bij de Staten van Vlaanderen, wie hij ook om onderstand had verzocht: ‘Edele, Weerde ende seer voorsienighe Heeren, | |
[pagina 108]
| |
Het jaar nadien beantwoordde onze geleerde de welwillendheid der Gentsche schepenen met den volgenden dankbrief: ‘Edele, Weerde ende seer Voorsienighe Heeren, Brieven van Sanders aan het magistraat van Oudenaarde. ‘Edele, weerde ende seer voorszienige Heeren Schepenen der stede van Audenaerde. | |
[pagina 109]
| |
ontfanghen van te verstaen de goede resolutie van uwe Edelh. voorn., wie God den Heere wille spaeren in lanck ende voorspoedich leven. Hierbij was een tweede brief, inhoudende hetgeen volgt: ‘An Edele ende weerde Heeren, myne Heeren Burghmre ende Schepenen der stede van Audenaerde. | |
[pagina 110]
| |
ghedaen) voor het selve werck, naer reden wel verdient heeft tot thien ponden groote, bidt Uwe Edelh. oock ghedient te wezen van op het zelve als nu consideratie te nemen, ende zynen loon ofte salaris tot thien ponden groote te volcommen. Ende zullen wel doen’ etc. Dit schrijven van Sanders zal onbeantwoord gebleven zijn, dewijl hij, drie maanden nadien, den burgemeester van Oudenaarde eenen tweeden brief zond, ditmaal in het Fransch. ‘Monsieur, | |
[pagina 111]
| |
Antwoord van het Magistraat. ‘Eerw. ende voorzienich Heere, De volgende artikelen, behoorende tot stadsrekeningen van Oudenaarde, welke verloren zijn geraakt, zijn in verband met voorgaande brieven. ‘Item betaelt an heere Antonius Sanderus, canonynck tot Ipre, den toelech an hem ghedaen per ordonnantie ende quytantie ‘Item betaelt an meester Vedastus Plouch over een project tot het uytteeckenen van de stadt, per ordonnantie, xlii lib. p.’ ‘Item betaelt aen den eerw. heer Antonius Sanderus, canonick tot Ypre, over de donatie by hem aen de stadt ghedaen van het eerste volumen van de descriptie van Vlaenderen, gheintituleert Flandria jllustrata............. lxxii lib. p.’ | |
[pagina 112]
| |
Eene kantaanteekening op dit schrijven luidt ‘Ghedoubleert ende ghelevert ah dheer Jan van Saceghem, om met tghelt op Ypre te beschicken an Sanderus. - 17 Juny 1642.’ Terwijl Sanders de ondersteuning inriep van het magistraat der stad Oudenaarde, zond hij eene andere subsidievraag aan het bestuur der kastelnij aldaar: ‘Mynheere, De volgende apostille komt voor op het voorlaatste verzoekschrift: | |
[pagina 113]
| |
‘Burchmr. ende Schepenen hebben an den vertoonder ter causen by requeste gheroert, noch bygheleyt zes ponden groote, die hem ghesonden zyn deur dheer Jan van der Woestyne, fs Jaspaerts, 17 Juny 1642, ende by my an hem ghetelt.’ 1642 was voor Sanders een gezegend jaar. Behalve de toelagen van verscheidene groote gemeenten, zond de landvoogd, don Francisco de Mello, hem de aanzienlijke gift van 1.000 pond, Vlaamsche munt, voor de opdracht van een exemplaar van Flandria illustrata. De Staten van Vlaanderen verleenden den geleerden kanunnik een hulpgeld van 100 pond groote, later de som van 50 pond groote voor de opdracht van het boek: Salviani presb. massiliensis censoria de praesentibus Europae calamitatibus earumq. Het kapittel der hoofdkerk van Gent gaf voor het eerste deel van Flandria 40 pond groote. Steden van tweeden rang volgden. ‘Ghepresenteert aen heer Sanderus, canoninck van Ipre, over de presentatie van eenen bouck, ghedediceert an het magistraet van alhier, de somme van een hondert ponden.’ ‘Heer Anthonius Sanderus, canonynck ende scholaster van de cathedrale kercke van Ste Martens tot Ypre, ghecomponeert hebbende eene chorografycque historie ende beschryvinghe vant graefschap ende provintie van Vlaenderen, ende daer mede de ghone van dese stede ende casselrie, is hem toegheleit tot secourse van de costen, by hem dienaengaende ghedoocht, ende in bekentenisse van den bouck, by hem aent collegie ghepresenteert, iiic lib.’ Nieuwe brieven van Sanders aan het Magistraat van Gent. ‘Edele, weerde ende seer voersienighe Heeren, | |
[pagina 114]
| |
stonden de voorsaeten van uwe Edelheden dusdanighe ghiften, als dese, ontfaen hebben van mynder handt, oock andere redenen by my in het opscrift van deze boucken vermelt, hebben mij beweecht de selve met den titel van myn vaderlant, ende de namen van uwe Edelh., te vereeren, biddende de selve met goetionstighe consideratien oock in dancke te neme, ende met alle faveur de studien, principalick vande ghone die het welvaeren ende eere van haerlieder vaderlant syn beminnende, ende daertoe pooghende, te vervoorderen, op welck betrouwen bidde den almoghenden uwe edelh. te spaeren in lancduerich ende voorspoedich leven, ende blijve De geleerde bekwam een gunstig antwoord: ‘Betaelt aenden eerw. heere Anthonius Sanderus, scholaster ende canonick vande cathedrale kercke van Jpre, de somme van veertich ponden grooten, hem bygheleyt jn recompense vanden bouck, by hem aen het magistraet ghedediceert, ghejntituleert: Opuscula maiora Anthonij Sanderij.... xl lib. gr.’ In den onderstaanden brief betuigde Sanders zijnen dank aan het Gentsche magistraat. ‘Edele, Weerde, ende seer voorsienighe Heeren, | |
[pagina 115]
| |
deren, oock an uwe Edelh. te verleenen lanc ende voorspoedich leven. Sal blyven, Melden wij nog dat Sanders in 1659 door de Staten van Brabant begunstigd werd met eene som van 500 patacons voor veertig exemplaren van zijn Chorographia sacra Brabantiae. | |
XXI.
| |
[pagina 116]
| |
jnt drucken vanden almanack up de vorme ende onderhoude van dese diocese, door jnductie van myne heeren scepenen de voorsaeten, midts den menichvuldighen druck hem jnneghebleven doordien Mr Lieven van. Thuyne, aucteur van dies, alsnoch niet teenemale jn kennesse en es, ende anderssins.....’ ‘Betaelt Mr Lieven van Thuyne, gheswooren lantmetere deser stede, de somme van xxxiii s. iiii gr. hem ook toegheleyt ter causen dat hy ghecalculeert ende met groote moyte by een vergadert heeft den almanack ende calendier van den loopenden jaere 1617 ende den selven aen myn Ed. heeren den hoochbailliu ende schepenen ghedediceert....... xxxiii s. iiii gr.’ | |
XXII.
| |
[pagina 117]
| |
‘Betaelt heer Justus de Herduyn, priester ende pastor van de prochie van Auweghem, ende heer David van der Linden, pensionnaris van den lande van Dendermonde, de somme van xvi lib. xiii s. iiii gr. tot hulpe van de oncosten by hemlieden ghedoocht jnt doen drucken van een boucxken, ghejntituleert Pius jn patriam conatus triumphalis pro auspicali jntroitu serenissimi principis Ferdinande Austriaci, S.R.E. cardinalis jnfantis Hispani belgicae gubernatoris et Burgundiae in urbem GandaviGa naar voetnoot(1)........... xvi lib. xiii s. iiii gr.’ | |
XXIII.
| |
XXIV.
| |
[pagina 118]
| |
volledige titel, benevens eene korte beschrijving, worden medegedeeld in de Bibliographie gantoise, II, 8-9. Van der Meeren voegde bij zijn werk eenige rijmkens, die hem geene plaats zullen verwerven in de rij onzer ‘dichters’. ‘Betaelt aen Cornelis van der Meere, bouckvercooper ande Crane, de somme van ix lib. gr. ter causen dat hy ghepresenteert heeft an myn Ed. heeren den hoochbailliu ende schepenen seker boucxken van het broederschap vanden glorieusen patriarch St. Joseph, by hem ghetranslateert uytte Franchoyse jnde Nederlantsche taele, ende ghedediceert aende voorn. heeren... ix lib. gr.’ | |
XXV.
| |
[pagina 119]
| |
den ‘Camerganck ende Buyckloop “hij zegt” seer wel ende gheleerdelijck geschreven’ te zijn. ‘Betaelt Mr Herman van der Heyden, docteur jnde medecyne, de somme van vyftich ponden grooten, hem gheaccordeert ende by gheleyt jn consideratie van den nieuwen bouck, by hem ghemaeckt jn het stuck van de medecyne, aen schepenen toegeschreven.................. l lib. gr.’ ‘Betaelt mr Herman vander Heyden, docteur jnde medecyne, de somme van zesthien ponden xiii s. iiii gr., hem ghejont voor een vereeringhe ten opsiene van de moeyte ende oncosten by hem ghedoocht jnt maecken ende doen drucken van sekeren bouck in fransche taele ende aen het magistraet ghedediceert, waeraf den tytle is: Discours et advis sur les fluz (de ventre) douloureux, le troussegalant (dict Cholera Morbus), la Peste et aultres accidents etc... xvi lib. xiii s. iv gr.’ ‘Betaelt mr Herman van der Heyden, docteur jnde medecyne, ten pensioene deser stede, de somme van vyftich ponden grooten jn recognitie van zekeren bouck by hem anden collegie ghededieert, ghejntuleert: Synopsis discursuum jdionat gallico editorum... l lib. gr.’ | |
XXVI. Arnout van Gheluwe, ‘de Vlaamsche boer.’Arend of Arnout van Gheluwe was geboren te Ardooie, ten jare 1604. Van geringe afkomst - hij oefende het bedrijf van wever uit - ging hij in 1625 naar Delft, in Holland, en bleef daar aan het weefgetouw den tijd van achttien jaren. | |
[pagina 120]
| |
In zijne vrije uren las hij een groot getal boeken voor en over den hervormden eeredienst, maar bleef, hoewel te midden van onroomschen, dank aan zijn helder begrip, scherpzinnigheid en oordeel, het ouderlijke geloof getrouw. Vurig ijveraar zelfs voor den katholieken godsdienst, zocht hij in Holland, en nadat hij door de regeering was gedwongen dat land te verlaten, nadien in Vlaanderen, de leeraars der Luthersche en Calvinistische secten op, om met hen, in het openbaar, redetwisten te houden over het geloof, waarbij zelden of nooit het laatste woord aan zijnen tegenspreker bleef. Arnout van Gheluwe overleed te Gent, waar hij eenen boekhandel had begonnen. Urbanus van Gheluwe (zijn zoon?) wordt op het jaar 1663 vermeld als rederijkerGa naar voetnoot(1). ‘Betaelt Arnoult van Gheluwe de somme van iii lib. gr., hem ghepresenteert ter causen dat hy aen de heeren van den collegie heeft gheexibeert diversche boucxkens, ghejntituleert den gheestelicken Jagher van Sampsons bossen, raeckende de religie ende de ketterye... iii lib. gr.’ ‘Betaelt Arnoult van Gheluwe de somme van xii lib. gr. hem by myne heeren schepenen ghejondt over doncosten van | |
[pagina 121]
| |
het drucken ende leveren van zeker boucxkens aen dheeren schepenen vander keure ende ghedeele, by hem ghemaect jn disputatie jeghens Hermanus Tegularius, ghepretendeert ghereformeert predicant van Dhelft, jn Hollant. xii lib. gr.’ ‘Betaelt Arnoult van Gheluwe, de somme van xxiiii lib. grooten hem ghejont jn recompense vande boucxkens an dheeren van tcollegie toegheeyghent, ghejntituleert den catholycken Echo ofte waren Gendtschen wedergalm, ende de onderwysynghe ende disputatien die hy daghelicx js (doende) jeghens persoonen van ander religie, contrarie an de gone vande catholycke Roomsche apostelicque................. xxiiii lib. gr.’ ‘Betaelt Arnoult van Gheluwe de somme van acht ponden grooten over de leverynghe vande boucxkens anden collegie ghedaen, gheintituleert het tweede ende derde deel van den Catholicken Echo ofte waeren Ghendtschen wedergalm........ viii lib. gr.’ ‘Betaelt Arnoult van Geluwe de somme van v ponden grooten hem bygheleyt tot hulpe vande oncosten by hem ghedoocht jn het drucken van diversche exemplairen jnhoudende diversche schoone leerynghen ende disputatien raeckende de catholieke religie, aen myne heeren schepenen ghedediceert......... v lib. gr.’ ‘Betaelt Arnoult van Geluwe de somme van xxv ponden grooten over vyftich exemplairen ghejntituleert: den afghetrocken Masscher van het vermondt ghereformeert louter woordt Godts, an hemlieden ghedediceert ende ghedistribueert an beede de collegien.................... xxv lib. gr.’ ‘Betaelt Arnoult van Gheluwe de somme van seven ponden xvi s. grooten over de leverynghe van sessendertich boucxkens, by (hem) aen den collegie ghepresenteert, volghende der requeste, | |
[pagina 122]
| |
‘Betaelt Arnout van Geluwe de somme van ix s. iiii gr. over de leverynghe van xxviii portracten van den keyser, ghedistribueert ande heeren van den collegie........ ix s. iiii gr.’ ‘Betaelt Arnoult van Gheluwe de somme van elf ponden thien schellynghen grooten over de leverynghe van diversche boucken, by hem ande heeren van den collegie ghedaen... xi lib. x sch. gr.’ ‘Betaelt Arnoult van Gheluwe, gheseyt den Vlaemschen boer, de somme van ses ponden grooten over sessentwintich exemplaere boucxkens van Jacob ende Eseau, by hem ghelevert anden collegie, volghende der requestie.......... vi lib. gr.’ ‘Aen Arnout van Gheluwe, over ghepresenteert te hebben aen borchmeestre ende schepenen deser stede, seventhien exemplairen van sekeren bouck, gheintituleert den Flamschen BoerGa naar voetnoot(1), lxxii liber parisis.’ | |
XXVII.
| |
[pagina 123]
| |
varen voor dien van Apol en gaf een tamelijk groot getal Nederlandsche, Fransche, Latijnsche en Spaansche gedichten uit. Te Gent gevestigd, droeg hij verscheidene zijner werken op aan het magistraat, hetwelk hem telkenmale een hulpgeld toestond. ‘Betaelt Albert Ignaes d'Hanins de somme van thien ponden grooten, hem by gheleyt ter causen van het maecken ende doen drucken van het leven, martelie ende doot van den H. Martelaer St Lievinus, patroon van Ghendt, in Vlaemschen dicht, die ghedistribueert zijn an beede de collegien, x lib. gr.’ ‘Betaelt Albert Ignace d'Hanins de somme van ii ponden gr., hem bygheleyt ter causen van ghedicht thebben zeker rymspel van den manhaftighen ridder Liederick de Buck, eersten forestier van Vlaenderen, ii lib. gr.’ ‘Betaelt Albertus Ignatius d'Haenens de somme van thien pattacons over het maecken van diversche Carmina in het haelen van den primus van Leuven.’ ‘Betaelt Albert Ignace d'Hanins de somme van vyf ponden grooten over syne diensten ghedaen jnt maecken ende opdraghen an myne Ede heeren schepenen een boecxken, jnhoudende Latynsche ende Vlaemsche dichten, met anagramata ende cronica, ter eeren vau Mr. Judocus Goethals, eersten van de Universiteyt van Leuven, v lib. gr.’ ‘Betaelt Albertus Ignatius d'Hanins de somme van thien ponden grooten over d'oncosten, besoigne ende diensten by hem ghedaen jnt maecken van den lofdicht over de victorie, becom- | |
[pagina 124]
| |
men jeghens de Turcken, het ontsetten van de stadt Weenen, ‘Betaelt aen Albertus Ignatius d'Hanins de somme van twee ponden grooten over seker carmen ofte vers, by hem aen schepenen van der keure ghepresenteert ter causen van honingh ende wasch, ghevonden in de statue van Keyser Carel op de Vrydagmerct, ii lib. gr.’ ‘Betaelt aen den ghereformeerden kapitein dHanins de somme van iv ponden grooten ter causen van het lofdicht, by hem ghemaeckt ter eeren van onse ghenaedighe coninghinne, ghearriveert synde in Spaegnien, ende by hem in meye lestleden een deel exemplaren van dien int collegie ghebragt.. iv lib. gr.’ ‘Betaelt aen myn heer d'Hanins, kapitain ghereformeert, de somme van viii ponden vi sch. viii gr. over de redemtie van een stuck wyn, hem ghepresenteert ter causen vande Carmina, by hem ghemaeckt op de groote victorie op den 19n Augusty 1692 door de glorieuse waepenen van syne keyserlycke Mat. jn Sclavonien teghen de Turcken.... viii lib. vi sch. viii gr.’ ‘Betaelt an den heere d'Haenins, capitain ghereformeert, de somme van l guldens over den wyn, hem ghepresenteert ter causen van de dichten, by hem gehemaeckt over het gheluckich arrivement van syn hoocheyt electorale den hertoch van Beyeren, gouverneur van de Nederlanden...’ ‘Aen sr Albert Ignatius d'Hanins 10 patacons permissiegeld over zijne presentatie van eene Carmina, by hem ghemaeckt ter causen van de dood van hare serenissime hoocheyt de keurvorstinne van Beyeren...’ | |
[pagina 125]
| |
‘Betaelt aen Albertus Ignatius d'Hanins de somme van vyf ponden grooten ter causen van het lofdicht, by hem ghemaeckt ende aen d'heeren van het magistraet ghepresenteert angaende het huwelyk van syne hoocheyt den hertoch van Beyeren.................... v lib. gr.’ ‘Schepenen van der keure ondonneren dheer Phil. de Stoppelaere an jr. N. d'Hanins de somme van 6 lib. gr., ct. gelt, ter causen van eenighe versen, by hem ghemaeckt op het veroveren van Naemen, den 1n deser September 1695, ende aen het collegie ghepresenteert den sesden van de selve maent... vi lib.’ ‘Betaelt aen jor Albert Ignatius d'Hanins de somme van acht ponden grooten jn consideratie van de Carmina, by hem ghemaeckt op het jeghenwoordigh h. jaer van jubilé, viii lib. gr.’ De werken van d'Hanins zijn alle zeldzaam, als waarschijnlijk maar gedrukt op een gering getal exemplaren. Veel aftrok zullen zij niet gehad hebben, daar zij onder letterkundig opzicht weinig om het lijf hebben. | |
XXVIII.
| |
[pagina 126]
| |
onzent, maar ook in Noord-Nederland, Frankrijk, Engeland en Duitschland zeer gewaardeerd werden. ‘Betaelt aen Jan Palfijn, mre chirurgien ende Anatomist, de somme van twaelf ponden xix s. gr. over het doen drucken ende binden van het boucxken, by hem ghemaeckt op het subject van de ontledynghe van de twee kinderen aen een gegroeyt, ende alsoo gheboren binnen dese stadt ten jaere 1702, ‘Betaelt aen Nobert Sauvage, schilder ende plaetsnijder, de somme van achthien ponden grooten over eene schilderije, representeerende de lichaemen van de voors. twee kinderen, midtsgaeders over de plaeten by hem ghesneden tot het boucxken dien angaende uytghegheven by mre Jan Palfijn, anatomist................. xviii lib. gr.’ ‘Betaelt aen Jan Palfijn, mre chirurgien, de somme van vyf en twintigh ponden grooten jn redemptie van den wyn ter causen van sekeren bouck van de osteologie, aen het collegie opghedraeghen............... xxv lib. gr.’ | |
XXIX.
| |
[pagina 127]
| |
der stad Oudenaarde, pleit voor de zedigheid van den schrijver. Gent, den 16 April (1721). Myn heer Het antwoord van het magistraat op bovenstaand verzoekschrift is van den volgenden inhoud: ‘Burghemeestere ende Schepenen der stede van Audenaerde ordonneren d'Heer Albertus Goeman, hemlieder tresorier, te betaelen aen den eerw. Pater Ludovicus Robbyn, voor eene gratuiteyt ende recompensie, ter causen van het boeckxken, by hem ghemaeckt, wesende dHistorie van den oorspronck, voortganck ende onderganck der ketterye binnen ende ontrent Audenaerde, de somme van hondert guldens. Actum in tCollege desen 7n Mey 1721. ‘Ontfanghen in alle dankbaerheyt den inhoudt dezer, my gejont door het edel en hoogachtbaer Magistraet der stede van Oudenaerde, dezen 8 Mey 1721, binnen Gent. | |
[pagina 128]
| |
Deze mededeelingen leveren het onwedersprekelijk bewijs op, dat het toekennen van hulpgelden aan beoefenaren van letteren en wetenschappen, tegenwoordig weleens als een misbruik van onzen tijd aangeklaagd, vroeger algemeen, ja gedrongen was in de zeden en gebruiken onzer voorouders, en dat niet alleen stads-, maar ook gewestelijke besturen zich door ondersteuning van letterkundigen arbeid wilden onderscheiden. Zonder deze ondersteuning hadden ongetwijfeld velen der hiervoren vermelde schriften nooit het licht gezien, en ware de beoefening van taal en letteren, in de drie laatste eeuwen, geheel en al onbeduidend geweest. Meestergewrochten van blijvende waarde werden niet geleverd, 't is waar; maar onze Vlaamsche schrijvers begrepen, dat de invloed der vreemde overheerschers diende tegengewerkt te worden, vooral door het boek, om het volk, met zijne taal, zijnen eigenen zin en geaardheid te doen behouden. Onze aanteekeningen mogen de beknibbelaars overtuigen dat, in elke eeuw, de mannen, die zich nuttig maakten jegens de maatschappij en den letter- en kunstroem des lands trachtten te verhoogen, op de medewerking der Vlaamsche wethouders rekenen mochten. |
|