Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1890
(1890)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVierde prijsvraag.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geen ons volk, in voornoemd opzicht, heeft moeten dulden, bewijzen tevens dat de Vlamingen, in 1830, de ware en eenige overwonnelingen zijn geweest. Als overwonnelingen werden zij behandeld: de machthebbende Rogier beoogde de uitroeiing van het Germaansche ras in België, ‘la fusion de la Belgique avec notre grande Patrie la France’! Hij verwierp het, door minister Raikem, opgemaakte en hem voorgelegde ontwerp, volgens welk het Nederlandsch de taal van het gerecht zou zijn in de Vlaamsche en het Fransch in de Waalsche gewesten. Door zijn toedoen, krachtens zijnen wil, werd eene schendende hand gelegd op de eenig mogelijke arke des verbonds tusschen Vlaming en Waal: de gelijkheid van beiden in den Staat en, allereerst, tegenover den Rechter die, uit hoofde zijner verhevene zending, eenen overwegenden invloed uitoefent in het maatschappelijk leven. De overwinnaar, welke den rechter het gebruik eener vreemde taal voorschrijft, kan vooraf - naar gelang hij zijn doel spoedig of langzamerhand wenscht te bereiken - nagenoeg den tijd berekenen, waarop die taal zal doorgedrongen zijn in de voorname standen, het ambtenaarswezen, de geleerde wereld en bijgevolg in het onderwijs van het volk, dat hij wil vervormen, om het des te gemakkelijker te kunnen onderjukken of opslorpen. Het nuttig en erkend zedelijk en wettig gezag van den onafzetbaren rechter is immers onmetelijk groot en het zou onnatuurlijk en dwaas wezen éen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
oogenblik te durven veronderstellen dat het geenen vat zou hebben op 's rechters onmiddellijke omgeving: in de eerste plaats, op den advocaat. Deze, hetzij uit eerbied of inschikkelijkheid, hetzij uit onderdanigheid of zelfzucht, hetzij - naar hij voorgeeft - in het welbegrepen belang van zijnen client, neemt de taal aan, welke de vierschaar gebruikt of verkiest. Hij spreekt en beoefent die taal in de verhooren pleitzaal. Hij zal ze bijgevolg spreken, schrijven en verspreiden, buiten zijnen eigenlijken werkkring, in staatkundige en andere vergaderingen, waar hij als woordvoerder optreedt, - in het beheer van gemeente en provincie, waar hij als raadsheer zetelt, - in de Kamers, waar hij het volk vertegenwoordigt, onderwijs en bestuur, 's lands verdediging, geld- en rechtswezen, met éen woord, als wetgever, alles inricht en regelt, eilaas! in de uitheemsche taal, welke niet eens begrepen wordt door de overgroote meerderheid zijner lastgevers, die vruchteloos blijven uitzien naar de verwezenlijking der gulden woorden: ‘de Staat moet de rechten der burgers beschermen en handhaven’. Zóo geschiedde het in Vlaamsch-België, waar de verfransching van rechter en advocaat de verfransching van de wetgevende, de rechtsprekende en de uitvoerende macht voor gevolg heeft gehad en het Fransch, in werkelijkheid, als eenige officieele en staatkundige taal heeft doen erkennen. Tegenover dien toestand hebben de eindelijk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verkregen wetten - welke het gebruik der Nederlandsche taal eenigszins regelen in een deel der rechtspleging, in het middelbaar onderwijs en in het bestuur - weinig of niets te beduiden, daar zij elke bekrachtiging missen of niet eens eene strafbepaling bevatten, welke hare overtreders dreigt. Die vernepene, tegen dank vergunde wetten beuren de verongelijkte volkstaal niet op uit haren staat van minderheid, en, dit zal niet, zoolang hare eigene verdedigers ze niet durven spreken en doen gelden in de Wetgevende Kamers, waar hare tegenstrevers - zooals maar al te dikwijls en onlangs nog het geval was - ze blijven afschilderen, in hunne waanwijze en schuldige onwetendheid, als een samenraapsel van boersche patois zonder eenheid, zonder leven of toekomst, als iets dat men, in zekere mate, nog in eere houden of liefhebben kan als een ouderwetsch familiestuk; maar dat volstrekt onbruikbaar is geworden als taal of tolk der wetenschap en der beschaving. Tegen die listig verspreide en met opzet aangekweekte vooroordeelen moet hoofdzakelijk en overal ingegaan worden door diegenen onzer land- en taalgenooten, welke bedeeld zijn met de gave des woords. Zij, met onze dichters en geleerden, zullen, meer en dieper dan ooit, in den geest van volk en burgerij de overtuiging drijven dat onze taal voor geene andere, en inzonderheid niet voor de Fransche, wijken moet, in opzicht van duidelijkheid en sierlijkheid, lenigheid en kracht, ja dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het bewonderenswaardig vermogen van samenstelling en de onuitputtelijke woordenschat, waarover zij beschikt, haar, op elk gebied der gedachte en der wetenschap, een pantser zijn tegen de giftige pijlen van den haat en den laster, welke men haar, in Zuid-Nederland, naar het hart richt.
In afwachting van den nakenden beslissenden strijd - welken onze tegenstrevers allerwegen verkondigen - eenen strijd, naar het schijnt, op leven en dood, werkt de Koninklijke Vlaamsche Academie, in haar vredelievend Vlaamsch midden, onverpoosd voort, ter vervulling van de vaderlandsche en verhevene zending, die haar werd toevertrouwd. Zóo besloot zij in Februari 1888 - dus vóor de bespreking en stemming der taalwet van 1889, welke het gebruik der Nederlandsche taal in strafzaken bepaalt, - vóor er sprake was van de inrichting van eenen Nederlandschen leergang van strafrecht en rechtspleging aan de hoogescholen van Gent, Loven en Luik - vóor de instelling harer nieuwe bestendige commissiën, waarvan eene belast is met de uitgave van verzamelingen Nederlandsche Vaken Kunstwoorden, - zoo besloot zij eene prijsvraag uit te schrijven tot het samenstellen eener:
Nederlandsch-Fransche en Fransch-Nederlandsche woordenlijst van rechtstermen en -uitdrukkingen.
Het was haar gezegd en gebleken dat menig rechter en advocaat, in de Vlaamsche gewesten, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zich niet, ofwel met tegenzin - althans voor het oogenblik - van de Nederlandsche taal bedienen, niet zoo zeer omdat zij er, in grondbeginsel, stelselmatig tegen zijn, maar om reden dat zij, die eene gansch Fransche opleiding ontvangen hebben, niet of bitter weinig vertrouwd zijn met de Nederlandsche rechtstaal. Daarom, en met het oog op den toestand dien ik zooeven trachtte te schetsen, achtte de Koninklijke Vlaamsche Academie - in afwachting dat zij een uitgebreider werk over dat onderwerp zou kunnen leveren - het wenschelijk en nuttig eenigszins te helpen voorzien in die dringende behoefte. Ook wordt de uitslag van den wedstrijd met ongewone belangstelling verbeid door zekere onbevooroordeelde magistraatspersonen, zelfs in de nog Vlaamsch geblevene maar onlangs Waalsch verklaarde hoofdstad van het Rijk. Derhalve zij het mij veroorloofd, in den naam van enkele dier belangstellenden, vooraf den wensch uit te drukken dat het bekroonde proefschrift zonder verwijl zou uitgegeven worden of dat de Koninklijke Vlaamsche Academie, in geval zij geen der ingezonden stukken den druk waardig keuren mocht, dadelijk de hand aan het werk zou slaan om een boekwerk van dien aard zamen te stellen en, ten spoedigste mogelijk, in het licht te zenden. Dus doende zou zij, eens te meer, eenen onschatbaren dienst aan de Nederlandsche taal- en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
letterkunde bewijzen. Ook koester ik de innige overtuiging dat zij desnoods, in de tweede veronderstelling, rekenen mag op de hooggeschatte medewerking van verscheidene harer Noord-Nederlandsche eereleden, inzonderheid op die van Prof. M. de Vries en van Mr. Johan Bohl.
Twee proefschriften werden ingezonden. Het eene heeft voor kenspreuk: Eigen recht in eigen Taal; het andere: Rust Roest. De vervaardiger van het eerstgenoemde geeft ongeveer 1600 woorden op, waarvan er nagenoeg 400 moeten wegvallen als behoorende tot de algemeen gesprokene taal. Die woorden, zooals ze daar alleen staan, zonder met andere, eene der rechtstaal eigene uitdrukking te vormen, kunnen den rechtsgeleerde of advocaat van geen nut wezen. Om te bewijzen en tevens om te laten oordeelen hoe de vervaardiger zijne woordenlijst heeft opgevat is het voldoende eenige dier termen letterlijk af te schrijven.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daarentegen ontbreken een aanzienlijk aantal woorden welke van belang zijn, als b.v.: Vergrijp - inbreuk - schending - aanklager - aangeklaagde - verweerder - valsche aanklacht - geheime aanklacht (délation), - openbare aanklager - kindschap (filiation directe) - vordering - handlichting - weesmeester - beslechting - oplichting - afdreiging (chantage) enz. In zijn ‘voorbericht’ verklaart de verza- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
melaar dat hij gebruik gemaakt heeft van ‘dat kostelijk eigendom onzer taal, het vervaardigen van woorden door samenstelling, om zelf eene vertaling te zoeken waar dit nuttig bleek.’ Waarom laat hij dan onafzienbare reeksen samengestelde woorden, die in de rechtstaal dagelijks voorkomen, geheel en al achter? Zoo vermeldt hij niet eens bij de woorden ‘recht’ of ‘rechter’: Rechterschap - rechterstoel - rechtsbedeeling - rechtsgeldig - rechtsgeldigheid - rechtshandel - rechtskracht - rechtsmiddel - rechtsmacht - rechtspraak - rechtspreking - rechtsuitspraak - rechtsstijl - rechtstoevlucht - rechtsverdraaier (chicaneur) - rechtsverdraaiing - rechtsverkrachter - rechtsvervolging - rechtsvorderaar - rechtsvorm - van rechtswege - rechtvaardiger - rechtvaardigheid - rechtverkrijgende - rechtsbescheid - rechtsvermoeden - scherprechter - landsrecht - menschenrecht - natuurrecht - spoorwegrecht - zeerecht - bezitrecht - wisselrecht - rechtsbeleid - rechtsregel enz., enz. De schrijver kan toch niet aannemen dat het voldoende zou zijn, ter verklaring van b.v. de woorden rechtshandel en wisselrecht, in eene woordenlijst eenvoudig aan te teekenen wissel = effet de commerce, handel = commerce, négoce. Of moet de zoeker deze beteekenissen in verband brengen met het woord recht, om te weten wat wisselrecht en rechtshandel eigenlijk beduiden?! In zijn werk, is insgelijks geen spoor te ont- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dekken van de zamengestelde woorden: Gevangenisstraf - ambtsmisdrijf - verbeurdverklaring - boedelscheiding - boedelredding - armenhuis - armenkamer enz., van wilsuiting - begripsverwarring - berechten - bewijsvoering enz. Hij teekent het woord bloedschande aan, maar niet: bloedschandige kinderen, bastaardkinderen, overwonnene bastaarden, speelkinderen. Waarden vermeldt hij enkel in den zin van valeurs, maar vergeet waarde in menige andere beteekenis, als b.v. in de uitdrukking: ‘verklaringen zijn, in rechten, van waarde of geloofbaar...’ Schade lijden, schade dragen, schade instaan, schade eischen enz. ontbreken. Hij vertaalt: Aanbreng = apport. Inbreng = rapport. Aanbreng wordt thans weinig of niet meer gebezigd in den aangewezen zin; daarvoor wordt gebruikt ‘inbreng’ als, b.v. in eene handelszaak, in een huwelijk. En waarom het woord inbrengen niet aangeteekend in zijne veelvuldige wijzen van aanwending, zooals o.a.: ‘eene klacht inbrengen’ - iets ‘inbrengen tegen eene vordering’ - het ingebrachte geld of goed? Aandeel is slechts opgegeven in den zin van ‘action dans une société’ niet als ‘aandeel in eene erfenis’ - ‘kindsdeel’ - ‘aandeel in een geschil, in eenen twist’ enz. Ook aandeelhebber, aandeelhouder ontbreken. Van Aanbrenger = verklikker, aanklager, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aangever is er geene spraak, evenmin als van verklikker, aanklager. Bij pleiten staat eenvoudig, plaider en pleitver zorger = avoué. Het pleit, pleitdag, bepleiten, pleiter, pleitkamer, pleitzaal, pleitrede, pleidoci, enz. blijven onvermeld. Eigenlijke rechtsuitdrukkingen of geijkte zegswijzen laat de verzamelaar geheel en al weg. Zoo b.v. in het Fransch: A dire d'experts - en foi de quoi - en son absence parlant à... - servir ou valoir où il appartiendra, - après lecture entendue, - affirmer sous serment le procès-verbal être sincère et véritable en tout son contenu, om er slechts enkele te noemen. Voor het Nederlandsch grijp ik blindelings in den verwaarloosden tas:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik meen mij te mogen bepalen bij dien enkelen greep. Het werk bevat een niet onaanzienlijk aantal gewestwoorden, en, in de nota van zijn ‘Voorbericht’ drukt de verzamelaar den wensch uit, dat ‘welhaast het verschijnen, in alle Vlaamsche gouwen, van deugdelijke idioticons en het bewerken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van een algemeen Vlaamsch Idioticon door onze Academie eene nieuwe bron (zou) openen voor de vertalers van kunstwoorden.’ Het woord vertalers had schrijver, in deze zaak, gerust achterwege mogen laten, om vele redenen. Profr Schrant heeft, vóor jaren reeds, gewezen op het nut van de kennis der volkstaal voor den rechtsgeleerde, alhoewel niet gansch, mijns erachtens, in den zin, welken schrijver bedoelt. Voorzeker is het nuttig, zelfs, in menig geval, noodzakelijk, dat rechter en advocaat vertrouwd zijn met de gewestspraak van de streek, waar zij werkzaam zijn; maar zij dienen, in de allereerste plaats, op de hoogte te wezen van de algemeene Nederlandsche rechtstaal. Mochten wij er maar eenmaal in slagen dit hooge doel nabij te streven, dan zal het, naar alle waarschijnlijkheid, niet ontbreken aan Godsadvocaten ter opsporing en verdediging van verouderde, gewestelijke of andere woorden en uitdrukkingen, tegen wier geldigheidsverklaring of verheerlijking allerhande Duivelsadvocaten dadelijk zullen optreden. Dan zal beider wetenschappelijke strijd een zegen zijn voor de verrijking en loutering onzer moederspraak. Maar thans stelt zich als vanzelf de vraag voor, of het wenschelijk en doelmatig is, woorden van dien aard op te nemen in eene Woordenlijst als door de Koninklijke Vlaamsche Academie verlangd wordt? Hoe het zij en alhoewel het niet zeer moeilijk is | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
'schrijvers gewestelijke termen tehuis te wijzen, had hij, m.i., nuttig werk verricht met de streek op te geven waar de door hem aangeteekende woorden in gebruik zijn. Ik meen de verouderde spelling, die hier en daar gevolgd wordt, alsmede de gebrekkige spelling van vele Nederlandsche termen onvermeld te mogen laten: deze wijt ik liefst den kopiïst en voor gene pleit ik zeer verzachtende omstandigheden, daar het mij toeschijnt dat de verzamelaar ze, zonder erg, nageschreven heeft uit ‘Vlaamsche vertalingen’ van wetten of wetboeken, welke vóor 1864, dus vóor de regeling der Nederlandsche spelling, verschenen zijn. Gansch anders is het gesteld met het eigenlijk gehalte van sommige rechtstermen, welke hij daaruit overneemt, alhoewel ze reeds vroeger door bevoegde mannen geheel of gedeeltelijk gewraakt werden. Hier is mij wel de taak opgelegd des schrijvers werk te beoordeelen, maar niet de vertalingen van K.-L. Ledeganck en van andere, nog levende Zuidnederlandsche rechtsgeleerden, naar dewelke hij in zijn Voorbericht en in zijne Woordenlijst verwijst. Ik laat dus, kieschheidshalve, die woorden ter zijde en verklaar mij ten volle bereid mijne aanteekeningen betreffende dat punt, afzonderlijk mede te deelen aan de overige leden van den keurraad, indien deze het wenschelijke achten. Uit de verzameling blijkt insgelijks ten overvloede dat Noordnederlandsche rechtsboeken of | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
-schriften niet eens ingezien werden. Misschien heeft schrijver eenigen tegenzin gevoeld voor eene rechtstaal, die hij zoo dikwijls, ten onzent, voor eene wartaal heeft hooren uitkrijten omdat zij, in de practijk, krioelt van bastaardwoorden, als b.v. Abolitie - actor - enquête en contra-enquête - adieeren - affiniteit - garand - prescriptie - aliënatie - avarij grosse - cohabitatie - letteren van attache - conventie en reconventie - arrementen - amoveering - assignatie - assurantie - exceptie dilatoir - concludeeren - desertie - dispositief van arrest - defaillant geïntimeerde - stateeren - promoveeren - gradueeren - executeurs - executorialen - nonappellabiliteit - surogatie - requeste ciarel - testateur - clausule - surcheance van executie enz, of van volzinnen als b.v. ‘De geïntimeerde hebben verder nog bij conclusie verklaard te persisteeren bij den eisch, onder bereidverklaring tot productie, voor het geval het hof van oordeel mocht zijn, dat op hen de plicht rust om alsnog bewijs te leveren, waarna de appellanten bij conclusie dat subsidiair incidenteel verzoek tot productie hebben bestreden, als niet ter zake dienende en afdoendeGa naar voetnoot(1).....’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorzeker kunnen er nog heele reesems van dergelijke beroerde woorden en uitdrukkingen, die ons taaleigen ontsieren en ontzenuwen, voorgebracht worden. Hun gebruik werd o.a. veroordeeld op het laatste Nederlandsch taal- en letterkundig Congres, gehouden te Amsterdam; maar daarnevens is het vast niet moeilijk te wijzen op uitnemend veel goeds en schoons dat in het opzicht van taal en stijl, onze gading is. Dit is in de eerste plaats, het geval met het nieuwe Wetboek van Strafrecht, waarvan het taalkundig overzicht werd toevertrouwd aan Nederlands uitstekenden taalgeleerde, Prof. M. de Vries en dat, naar het oordeel van ons hooggeacht medelid, Dr. J. Obrie, ‘in zich de bewijzen omdraagt niet alleen van de scheppende, maar tevens ook van de verjongende kracht onzer moedertaal’Ga naar voetnoot(1). Dit had onze verzamelaar niet uit het oog mogen verliezen. Is er, bij de samenstelling zijner lijst, mangel aan een vasten regel, in dien zin, b.v., dat nu eens de woorden in het enkelvoud, dan weer, zonder reden, in het meervoud opgenomen zijn, dat een naamwoord door een werkwoord vertaald is, zoo geldt dezelfde opmerking, en wel in hoogere mate, wat de eigenlijke opvatting van het werk betreft. Hier is een volslagen gebrek aan methode of plan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Schrijver had - naar ik vermeen - vooraleer over te gaan tot de algemeene alphabetische indeeling van links en rechts samengeraapte woorden, zijnen arbeid moeten voorbereiden en schikken - om niet te spreken van de rechtswetenschap - b.v. naar de inrichting en verdeeling onzer rechtsmacht, in dezer verschillende trappen of graden; elken graad in het bijzonder beschouwen met zijne eigene onderverdeeling in takken en diensten, met de pleegvormen en bescheiden welke tot elken graad behooren, met het personeel aan elken dienst verbonden en de hoofdzaken die door elke rechtbank behandeld worden; immers, de verlangde lijst diende een zoo volledig mogelijk Handboek te wezen, dat door de belanghebbenden gemakkelijk kon geraadpleegd worden, wat betreft de meest gebruikelijke bewoordingen. Maar de steller van het proefschrift is er klaarblijkelijk niet op bedacht geweest, bij de behandeling der overvloedige stof, welke vóor hem lag, eenen leiddraad te zoeken, die hem zou aangewezen hebben welke woorden en uitdrukkingen hij opnemen moest en welke hij verwaarloozen mocht. Hij heeft zich bepaald bij het eenvoudig afschrijven van Fransche en Nederlandsche woorden, zonder hunne onderscheidene beteekenissen en schakeeringen na te gaan en op heldere en kernachtige wijze uit te drukken. Dat was nu juist het geschikte middel niet, om zijne bedrevenheid op rechts- en taalkundig gebied te doen gelden en hem, die zijn werk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
raadplegen zou, vertrouwen in te boezemen in de degelijkheid der geleverde Woordenlijst.
Nr 2, met kenspreuk ‘Rust Roest’ geeft nagenoeg hetzelfde aantal woorden op als Nr 1, wel te verstaan als men in aanmerking neemt dat zij alle feitelijk tot de rechtstaal behooren. Het proefschrift laat zich gemakkelijker raadplegen dan Nr 1. Zoo b.v. vermeldt het, met het woord
en onmiddellijk daarna:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat is nu wel in het geheel niet volledig, maar de wijze van bewerking of voorstelling laat reeds genoegzaam vermoeden dat de steller, in dat opzicht, de bedoeling der Academie beter begrepen heeft. Dit blijkt insgelijks uit het feit dat hij aan de eigenlijke rechtsuitdrukkingen de haar onontbeerlijke plaats heeft ingeruimd. Zoo b.v.:
Daarentegen bevat het werk een niet gering aantal gesmeede woordkoppelingen en vertalingen die mij op verre na niet gelukkig voorkomen:
Dul opbod heb ik nooit aangetroffen; ik meen altijd, zoowel in Zuid- als in Noord-Nederland gelezen te hebben: rouwkoop. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Moet ik nu mededeeling geven van al de uitdrukkingen die mij schijnen vertaald te wezen, zooals men zegt à coups de dictionnaires? en in verdere bijzonderheden treden over de weinige zuiverheid en juistheid van andere bewoordingen? - Nr 2 is immers even onvolledig als Nr 1 en werd ook samengesteld zonder vooraf doordacht plan of eenige blijkbare methode. Dit is immers, naar mijne opvatting, afdoende om te besluiten tot niet- toekenning van den uitgeloofden prijs. Verlangde de Koninklijke Vlaamsche Academie, bij het uitschrijven harer prijsvraag, iets uieuws, dat vóor haar nooit beproefd werd of waarvan geene voorbeelden bestaan in ons of in eenig ander land? - In 't geheel niet. Reeds in 't Noorden wil ik wijzen en om slechts van vroeger te spreken, op het ‘Hollandsch regtsgeleerd Woordenboek van Pr. L. Kersteman (1768-1773, 3 deelen), - op het ‘Regtsgeleerd Woordenboek of alphabet der voornaamste woorden en zaken in de Hollandsche regtsgeleerdheid voorkomende’Ga naar voetnoot(1) - of, om op te klimmen tot het jaar 1664, toen het gebruik van het Latijn nog | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eene overwegende rol speelde in de rechtswetenschap, op 't Nieuw Woorden-Boek der Regten ofte een vertalinge en Uytlegginge van meest alle de Latijnsche woorden, en wijse van spreeken, in alle Regten en Regtsgeleerders Boeken en Schriften gebruykelijk enz. Dit is een merkwaardig boekje, waarop ik, bij deze gelegenheid, nuttig oordeel de aandacht te vestigen van de beoefenaars der Nederlandsche rechtstaal in België en, inzonderheid van de Koninklijke Vlaamsche Academie, aangezien het, in alle opzichten, opgevat en samengesteld werd in haren geest, - dat, volgens mijne bescheiden meening, zeer goed als uitgangspunt dienen kan voor hare begeerde Handleiding en zelfs eene nieuwe uitgave - al of niet bewerkt met het oog op de behoeften van onzen tijd en met bijvoeging van een Fransch gedeelte overwaardig is. Het bevat, na een woord aan 'schrijvers ‘Goedgunstige Leesers’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Reeds in dit hoofdstuk alleen komen 1065 bastaardwoorden voor met verwijzing naar de echt Nederlandsche uitdrukkingen. Ik denk wel te doen met, in de hier navolgende Bijlage, eenige aanhalingen en voorbeelden uit het bedoelde werk neer te schrijven en houd den Woordenschat - dien naam alleszins waardig - ter beschikking van mijne hooggeachte medeleden van den Keurraad. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage.'t Nieuw Woorden-Boek der Regten ofte een Vertalinge en Uytlegginge van meest alle de Latijnse woorden, en wijse van spreeken, in alle Regten en Regtsgeleerders Boeken en Schriften gebruykelijk: Ten deele uyt de Schriften van de Heeren H. en W. de Groot, en andere versamelt en by een gestelt, ende ten deele nu eerst uyt het Latijn in 't Nederduyts tot dienst en nut van alle Practisijns en Liefhebbers overgeset; door Mr A.K.Ga naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Goedgunstige Leesers.
Den inzigt, dat ik by de Latynse woorden van de Hooggeleerde Heeren H. en W. de Groot, in Nederduyts vertaalt, nog veel meer woorden, en wijse van spreeken, in de Regts-geleertheyd en Regts-vordering gebruykelijk, heb bijgevoegt, en is niet geweest, om daar door een naam van geleerthevd te bekomen, of eenigsins vermaard te worden; maar 't is alleenlijk mijn welbehagen geweest, en den lust, die ik hadde, om mijn eygen Moeder-taal wat te vermeerderén, die my hebben angeport, omdie moeyte op my te neemen. Ten is ook niet tot verminderinge van de Regts-geleerdheyd, of Regts-vordering, datse geheelijk in goed Nederduyts wel soude konnen beschreeven worden, maar veeleer tot grooter agtinge; want heerlijke wetenschappen moogen ook wel in een uytsteekender en treffelijker taal, als daarse in beschreeven zijn bekent zijn, en beschreeven worden. De beweegrede dan, dat ik deze Vertaalinge en Uytlegginge, de welke ik voor mijn selven en tot mijn eygen behaagen geschreeven had, an den drukker heb gegeeven, om door den druk gemeen te maaken, is, om dat ik dagte, ofse iemand meer mogt behagen en een wel-gevallen daar in hebben, dog diese niet en en behaagt, om de geringsheydswil, de zelve en kan ik geen groot ongelijk geeven, maar wil alleen op die versoeken, dat hij de selve eens verbetere en vermeerdere, t welk my ten hoogsten angenaam zoude zijn, te meer dewijle ik selve dit werk soo volkomen ten eersten niet heb konnen maaken, sonder dat hier of daar, niet wel een misslag soude in gesloopen zijn, want hebbende maar moeten volgen een weg sonder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
spoor, daar soo hier en daar maar eenige voetstappen stonden, kan men ligtelijk eenmaal missen, 't welk daar na als de weg wat meer betreeden en bekent is, ligtelijk kan worden voorgekomen. Ook kan sy gedingbezorgers, openbaar schrijvers en andere, de welke onkundig zijn in de Latijnsche taal, gelijkse meest alle zijn, en nogtans niet willende schijnen minder te weten, als die de welke in de taal kundig zijn, gaerne om geleert te schijnen, mede die Latijnsche, en van 't Latijn afkomende woorden en wijse van spreeken, gelijk als ook Fransche en andere Schotse woorden meer, in haar geschriften en spreeken, gebruyken, gelijk den Indiaanschen klap-vogel, die sonder verstant de woorden der menschen nabootst, nog dienstig zijn, om den zin en uytlegging der selver woorden, ingevalle zij de selve willen gebruyken, al hoe wel het veel beter was, dat sijse nimmer gebruykte, daar in na te soeken, op dat zij de selve (gelijk 't wel dikwils gebeurt) niet kwalijk en soude gebruyken. De goed gunstige Leesers neemen dit dan voor tegenwoordig aan, dewijle het toekomende zeer onseker is, de meening is wel om in tijd en wijle dit Boekje wat te verbeetere en te vermeerdere, dog overmits iemands voorneemen door veelderley toevallen kan belet worden, soo en kan ik mede van het toekomende niet zekers seggen. Hier mede blijve,
UE. Toegenegene
A.K. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blz. 53. AEs alienum, uyt-schuld/ dat wy aan een ander schuldig sijn en betaalen moeten. AEs alienum remittere, de schuld kwijtschelden/ ten goede schelden/ ontslaan van de schuld. AEs nostrum, in-schuld/ dat een ander aan ons schuldig is en betaalen moet. AEstimare, waarderen/ schatten/ agten/ looven. AEstimatio, waardering/ agting/ schatting. AEstimator, waardeerder/ agter/ schatter. AEtas minor, de tweede minder-jaarigheyd/ jongelingschap/ dewelke is van 14 of 12 jaaren/ tot 20 of 25 jaaren is bij de Romers wanneer de weesen of liever minder/ jaarigen onder versorgers stonden. AEtas pupillaris, de eerste minder-jaarigheyd/ kindsheyd is als de weesen by de Romers onder voogden stonden/ 't welk is van de eerste jaaren tot 14 in de knegtjens/ ende 12 jaaren in de meyskens. Agere, dingen/ ding-taal voeren/ regtspreeken/ voor-regtspreeken; handelen/ iets doen of bedrijven/ drijven/ t.w. beesten. Agnatio, vriendschap/ of maagschap van 's vaders sijde. Agnatus, een vriend of mage van 's vaders wegen, een neef. Agnata, een nigt/ een vriendinne of mage van 's vaders wegen. Agri novales, nieuwe angewonne landen/ dries landen, Alea, een dobbel-steen/ allerley tuyschspel/ of dobbel-spel. Alimenta, onderhoud/ kost en kleederen. Alienare, vervremden/ eens anders eygen worden; 't welk geschied door verjaaring; vervreemding geschied door verkooping/ opdracht van eygendom/ schenking; ende voorts al waar door den eygendom van iemands goed aan een ander komt. Alienatio, een vervremding/ eens anders eygen geworden. Alienatus, vervreemt/ eens anders eygen geworden. Allegationes, bybrengingen/ antrekkingen. Allodialia (scil. bona) on-leen goederen. Alluvio, aanwerp van slijk of verdroogde stroom-gronden. Alvei, verdroogde gronden; als een loopend waters of riviers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bloed verandert wort/ werden die gronden daar het water eerst sijn loop had/ droog werdende/ verdroogde gronden genoemt. Amita, een moey van 's vaders wegen; d.i. mijns vaders suster/ sijnde in sijde maag-taal het derde gelid. Amita major, een over-oude moey; d.i. de suster mijnes over-groot-vaders/ bestaande my in sijde maagschap in het vijfde gelid. Amita maxima, een bet over-oud-moey; d.i. de zuster mijns oud over-groot-vaders/ sijnde in sijde maagschap het seste gelid. Amitina, nigt/ een moeys kind; d.i. mijns vaders susters kind/ in sijde maagschap het vierde gelid. Amitinus, neef/ een moeys kind; d.i. mijns vaders susters kind/ in sijde maagschap het vierde gelid.
blz. 57. Ante moram, voor verloop/ voor de wan-betaalinge/ voor de vertoeving. Ante litis contestationem, voor gedings bevesting/ voor begonne regts-pleeging; voor de voldinging. Antidorum, een weldaadschuld/ een tegengifte of tegen-schenking; als iemand van een ander wat geschonken is/ dat hij dien wederom iets schenkt. Anticipare, vervroegen de gesette paaltijd van een beroep/ de gesette tijd eens regt-dags verkorten/ de gesette paaltijd van een beroep verkorten/ vervroegen om de zaake eerder te doen dienen; vervroegen/ verkorten/ te vooren neemen/ voor een anderen besitten.
blz. 59. Appellare, beroepen/ herroepen/ hooger betrekken; iemand van een lager voor een hooger regter beroepen of betrekken/ herroepen van een gewijsden van een laage regter tot een hooger met opschorsinge van de kragt van 't gewijsde. Appellans, beroeper/ herroeper/ hooger betrekker; die iemand voor een hooger gerigte roept of betrekt. Appellatus, beroepene, hooger betrokkene; die van iemand voor een hooger gerigte beroepen of betrokken is. Appellatio, beroep/ herroep/ hooger betrek; beroep met opschorsing van het gewijsde des laager rechters. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Appellatio frivola, kwalijk beroep/ onregt beroep/ een beroep 't welk 't onregt of kwalijk gedaan en angelegt is. Appellatio cum clausula suspensiva seu effectu suspensivo, een beroep met bijvoegsel van opschorsing van 't gewijsde. Appellationis introductio, de inbrenging van een beroep/ de aanteykening van een beroep/ is wanneer een beroep werd angeteykent en ingebracht/ 't welk binnen thien dagen geschieden moet. Apprehendere, vangen/ antasten. Apprehensio, vangenisse/ antasting. Apprehensus, gevange/ gegrepe/ gevat.
blz. 142. Justè, regtelijk/ te regt. Justitia, geregtigheid/ regtvaardigheid/ regts-kennisse. Justitia commutativa, vergeldende regtvaardigheyd. Justitia distributiva, begevende regtvaardigheyd. Justitia legalis, wettelijke regtvaardigheyd. Justitia universalis, algemeene regtvaardigheyd.
blz. 176. Pactio. Siet pactum.
Pactum, een verdrag/ voorwaarde/ toesegging/ verbond. Pactum de non petendo, toesegging van schuld niet te eyschen. Pactum personale, toesegging strekkende op seeker mensch.
Blz. 211. Sancire, insetten/ instellen/ wille-keuren/ bevestigen/ bevelen op seekere boete of straffe. Sancitum, ingeset/ ingestelt/ gewillekeurt/ bevestigt/ bevolen op een seekere boete of straffe. Sanctio, insetting/ instelling/ wille-keur/ bevel op een seekere boete of straffe. Sanctor, insette./ insteller/ bevestiger. Sarta tecta, in goeden raake/ in een goeden stand; huysen moet men onderhouden in goeden raake/ sonder deselve te laaten vervallen. Satisfactio, leesting/ gemoed-hebbing/ genoeg-doening; genoegdoening met iets anders. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blz. 191. Prodigi, kwist-goederen/ verkwisters/ doorbrengers. Prodigi quibus bonis interdictum est, des lands of stads kinderen; die het bewind van haar goederen verboden is. Producere, overleggen; t.w. de stukken; d.i. geschriften des gedings/ waar mede de zaak beweert word; overleggen/ is voor den regter brengen de bewijsstukken; maar voornamelijk is overleggen/ als de geding-bezorgers ten wedersijden malkanderen de bewijsstukken toonen en laaten sien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II.Aanvang om de Vertaaling en Uytlegging der Bastaartwoorden/ de welke in de Regtsgeleertheyd en Regtsvordering gebruykt worden/ in de Woorden-Schat of in het By-Voegsel der Woorden-schat te konnen vinden.
Den Leeser gelieve te letten, dat de woorden waar bij een 1 staat, in de Woorden-Schat, en waar bij een 2 staat, in *t By-voegscl te vinden zijn.
Advis, siet Opinio. 2. meyning/ goed dunken. Griffier,’ graphiarius. 1, een hofs-schrijver/ des hofs geregtschrijver. Hypotheecq,’ hypotheca, 1. Vast onder-pand/ grondbrief/ ondersetting; als men vaste goederen in onder-pand geeft/ 't welk geschiet bij geschrift. Hypotheca conventionalis, besprooken ondersetting/ besprooken vast onder-pand/ bedonge ondersetting/ bedonge vast onder-pand; 't welk men bespreekt of bedingt. Hypotheca legalis, stil-swijgende ondersetting/ stil swijgende vast onder-pand; d.i. 't geen men stilswijgende door de wet verkrijgt. Hypothekeren.’ hypothecare. 1, veronderpanden; d.i. eenig vast goed tot versekering van een schuld verbinden. In persoon, siet in persona. 1. in eygen hoofde/ self; die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
self voor den regter moet komen sonder te mogen een volmagt senden. Juwele, siet ornamenta pretiosa, 1. Kleyn-nodien, kostelijke gesteenten en peerlen. Memorien, siet conjectio causae, 1, een kort begrijp van zaake/ een geschrift 't welke in 't kort den inhoud van de gantsche zaak begrijpt; een kort verhaal van de gelegentheyd van eene zaak; zaaks gelegentheyds verhaal. Per brevem causae conjectionem et monitoria juris, by zaaks gelegentheyds verhaal en met bevestinge van regten of wetten. siet monitoria juris. Monitoria juris, een vermaaninge van regten/ of regts middelen; een geschrift vervattende de gronden van een zaak/ ende die met rcgts-plaatsen bevestigende. Meubelen, siet bona mobilia, tilbare goederen/ roerende goederen. (Bona, goederen ofte haven/ een boedel.) Procureur, siet procurator, 1, een gemagtigde/ geding-besorger, klaag-voorder/ volmagt. Vonnis, siet sententia, 1, gedenk-spreuk/ een gewijsde/ oordeel/ doem. Sententia definitiva, een eynd-oordeel/ wijsdoem/ 't laaste gewijsde in een zaake. Sententia interlocutoria, een bij-oordeel/ tusschen-oordeel/ een gewijsde van den regter tusschen het begin en het eynde van een geding/ waar bij eenige schik of stel/ dien angaande gestelt word. Sententia provisionalis, een middelerwijls gewijsde/ waar by iemand eenig goed ondertusschen of terwijl men daar om ding-taal voert/ word toegewesen; en houd het selve soo lange stand/ tot dat de zaak doorsien en overwoogen/ anders by eynd-oordeel word gewesen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verslag van den heer Julius Obrie, tweeden verslaggever.Ik zal maar ronduit bekennen dat bij het vernemenGa naar voetnoot(1) dat door de Koninklijke Vlaamsche Academie een wedstrijd voor het samenstellen eener woordenlijst van rechtstermen en -uitdrukkingen was uitgeschreven, mijne verwachting - hoezeer ik anders ook met het onderwerp op zich zelt ben ingenomen - niet zeer hoog werd gespannen. Zóó uitgestrekt toch is het veld, waarop de Nederlandsche rechtstaal zich beweegt, zóó schaarsch zijn hier te lande hare beoefenaars, dat het bezwaarlijk te hopen viel dat een min of meer degelijk werk zou worden geleverd. Alleen door hem, die door jarenlange studie, gepaard aan lastige en soms kostbare onderzoekingen, zich daartoe behoorlijk had voorbereid, kon die taak worden aanvaard. Voor elk ander kon zij enkel een vermetel waagstuk heeten. De stiefmoederlijke wijze, waarop onze taal door wetgeving en gerecht wordt behandeld, is oorzaak dat de Nederlandsche benamingen van sommige vakken van het recht, nl. van het burgerlijk recht en van de burgerlijke rechtspleging in Zuid-Nederland weinig of niet bekend zijn, zoodat het zoeken naar ééne gepaste uitdrukking soms dagen, weken - | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ik zou bijna zeggen - maanden aanhoudende inspanning kan vergen. Met het strafrecht is het geheel anders gesteld: zijne taal toch ging, dank zij het tot stand komen van het Nederlandsche Wetboek van Strafrecht zoo ontzaglijk vooruit, dat voor hem, die met de noodige taalkennis is toegerust, hier een vruchtbare akker te bebouwen ligt. Misschien ware het dan ook beter geweest de prijsvraag tot het leveren eener lijst van woorden en uitdrukkingen, die tot het strafrecht behooren, te beperken. In dat geval ware wellicht door het deelnemen van meer personen aan den wedstrijd een betere uitslag bekomen. Reeds bij een vluchtig inzien der beide ingekomen antwoorden, bemerkt men dat de stellers niet alleen de Nederlandsche strafrechtsliteratuur geheel ongeraadpleegd lieten, maar dat zij zich zelfs niet eens de moeite getroostten het uit 474 artikelen bestaande Nederlandsche Wetboek van Strafrecht te lezen. Zoo vindt men in het werk, dat tot kenspreuk voert ‘Eigen taal in eigen recht’ chantage vertaald door het gansch onjuiste, verkeerd gesmede woord smaaddreiging. Het woord afdreiging, dat op voorstel van ons hooggewaardeerd medelid, Prof. De Vries, in art. 318 Nederl. Wetb. v. Strafrecht, in de plaats van het minder juiste afzetterij werd gesteld, blijkt den schrijver onbekend te zijn. Bij den samensteller der lijst onder kenspreuk ‘Rust roest’ komt het woord chantage niet eens voor, evenmin als het woord infraction, dat in het eerste werk vertaald wordt door overtreding, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wat contravention beteekent. Terloops zij nog aangemerkt dat deze verkeerde vertaling geheel ten onrechte aan den heer Mr. De Hondt wordt toegeschreven. In de officieele vertaling van ons strafwetboek wordt het begrip infraction altijd door misdrijf en in het Nederl. Wetboek van Strafrecht door strafbaar feit weergegeven. Het onderscheid tusschen homicide, meurtre en assassinat heeft de steller van het eerste handschrift ‘Eigen recht’ enz. volkomen uit het oog verloren. Bij homicide vindt men doodslag, moord, manslag, bij meurtre, moord en bij assassinat, moord, doodslag, terwijl in de Nederlandsch-Fransche lijst doodslag door homicide en moord door meurtre wordt vertaald: manslag wordt hier niet vermeld. In de andere woordenlijst zijn assassinat en homicide weggelaten, en wordt meurtre door moord vertaald: in het Nederlandsch-Fransche gedeelte vindt men ook enkel moord. Deze aanmerkingen kunnen m.i. volstaan om te bewijzen dat geen van beide mededingers kan geacht worden op de hoogte der taal van het strafrecht te zijn. Met de benamingen der overige deelen van het recht is het al niet beter gesteld: ook in dat opzicht zijn beide lijsten zeer onvolledig en bevatten zij vele verkeerde vertalingen. Zoo zal men hier tevergeefs het woord instance zoeken, evenmin als ressort, dat nochtans bij de rechtspleging in drie verschillende beteekenissen wordt gebruikt. In de lijst met het motto ‘Rust roest’ komt péremption in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het geheel niet voor en in de andere woordenlijst wordt het weergegeven door verzuim. Hier wordt dus het gevolg met de oorzaak verward. Bij désaveu vindt men in beide lijsten alleen ontkenning. Nu is ontkenning zeker bruikbaar waar er sprake is van désaveu d'enfant (art. 312 en vlg. Burgerlijk Wetboek) of van désaveu d'écriture ou de signature (art. 1324 Burg. Wetboek). Geldt het echter het désaveu van art. 352 en vlg. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtspleging, dan kan ontkenning niet gebruikt worden. Dit begrip vindt men in het Nederlandsch Burgerlijk Wetboek weergegeven door ontkentenis van gerechtelijke verrichtingen. Veel juister is zeker de door den Leidschen hoogleeraar, mr. R. van Boneval Faure, voorgeslagen uitdrukking wraking van gerechtelijke handelingenGa naar voetnoot(1). Het zou me zeker te ver voeren, indien ik hier over al de leemten en gebreken der ingezonden woordenlijsten wilde uitweiden. Zij werden overigens in het alleszins merkwaardige, met zooveel zorg uitgewerkte verslag van mijn geachten vriend, den heer Th. Coopman, in het licht gesteld, dat alle verdere beschouwingen geheel overbodig wordt. Na het vorenstaande zal ik nog wel tenauwernood behoeven te zeggen dat ik mij bij zijne uitspraak volkomen aansluit, dat ook naar mijne meening de uitgeloofde prijs niet kan worden toegewezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verslag van den heer J.-A. van Droogenbroeck, derden verslaggever.Na eene vluchtige inzage der twee antwoorden op de vierde prijsvraag, treed ik de besluitselen mijner geachte medeleden, de heeren Coopman en Obrie, volkomen bij. Ik wensch enkel eenige woorden te voegen bij hunne verslagen, in de hoop, dat de prijsvraag, eenigszins gewijzigd, op het programma van 1892 zal teruggebracht worden. Het samenstellen eener lijst van rechtstermen en -uitdrukkingen is, mijns erachtens, van zoo moeilijken aard, dat men redelijker wijze een volledigen arbeid niet eischen mag. Het getal der woorden, aan welke eene bepaalde beteekenis gehecht wordt, naar gelang zij in zaken van strafrecht, handelsrecht, burgerlijk, staatkundig recht en zoo verder, worden aangewend, is zeer groot, en het getal uitdrukkingen voor gevallen, welke in oneindige verscheidenheid voorkomen, is het niet minder. Woordenlijsten, zooals zij in de prijsvraag bedoeld werden, zijn ook geene lijsten van bloote woorden, met dezer bloote vertaling; zulke lijsten zijn zelfs voor een gewoon schoolwoordenboek onvoldoende; er hoeven voorbeelden, uitleggingen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bij, en zulk eene nagenoeg volledige verzameling tot stand brengen is een werk van jaren opzoekingen en grondige studie. Hierbij valt nog op te merken dat de Fransche taal, welke sedert lang hier te lande uitsluitend in wetgeving en rechtspleging gebruikt wordt, in hare termen geheel op gewoonte en overeenkomst gesteund is, en er dus van geene letterlijke of taalkundige termen in het Nederlandsch kon spraak zijn; - verder, dat door sommige desonkundigen, eene aanzienlijke menigte verkeerde of ten minste onjuiste of onvoldoende vertalingen in zwang gebracht werden, die heden bezwaarlijk te weren zijn. Waren deze termen nu reeds algemeen in gebruik, dan zou men ze als gewettigd kunnen aanvaarden; maar zóó is het niet: de eene vertaler heeft eene verouderde uitdrukking opgedolven; de andere een gewestwoord, een derde een door hem nieuwgesmeed woord gebezigd, en hierdoor is een waarboel ontstaan, waaruit moeilijk is wijs te worden. Dit feit heeft meer en meer de noodzakelijkheid bewezen eener geijkte rechtstaal, en deze noodzakelijkheid is dringend geworden sedert de Coremans-wet, al past men deze dan ook maar half en half toe. Is dus een woordenboek van rechtstaal onontbeerlijk geworden, en heeft de Academie met het doel in deze leemte te voorzien, den besproken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
prijskamp uitgeschreven, zoo komt het in de eerste plaats er op aan, te vergen, niet zoozeer dat de verzameling volledig weze, maar wel, dat zij niets dan juist en klare termen behelze. Want, naar ons oordeel. moet deze eerste verzameling dienen tot een eersten grond voor latere werkzaamheden, en ook uit dit oogpunt beschouwd, zijn beide antwoorden, welke ons onderworpen werden, volstrekt zonder waarde. Daar, langs eenen anderen kant, de Noordnederlandsche rechtspleging met de Belgische in vele punten overeenstemt, gaat het vast dat een woordenboek van rechtstermen voor beide landen moet geschikt zijn. En daar de rechtstaal in Noord-Nederland sedert eenige jaren het voorwerp is van nauwgezette studie, zoo behooren de opstellers van verzamelingen, zooals door de prijsvraag bedoeld worden, vooral de Noord-nederlandsche wetten en rechtspleging te onderzoeken. Het Wetboek van Strafrecht werd in Noord-Nederland zorgvuldig herzien en men mag zeggen dat dit werk de eenige betrouwbare bron is waaraan men putten kan; de hierin gebruikte termen hebben gezag; zij moeten als geijkte woorden aanvaard worden; andere uitdrukkingen, wat men ook te hunner verdediging moge aanvoeren, late men ter zijde, om der eenheid wille. Men lette daarentegen op in zwang geraakte onjuiste uitdrukkingen, om deze aan teekenen en door de echte te vervangen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Anders blijft de verwarring voortduren en geraken twist en betweterij nooit ten einde. Met het oog op deze omstandigheden geef ik in overweging of het niet goed ware de prijsvraag, in dezer voege gewijzigd, opnieuw uit te schrijven: Een Nederlandsch-Fransch en Fransch-Nederlandsch woordenboek van rechtstermen en -uitdrukkingen, die tot het strafrecht behooren. Hier zou, zooals mijn geachte collega en vriend Julius Obrie te recht opmerkt, meer kans tot goeden uitslag wezen en, mocht de Academie er in gelukken een verdienstelijk werk van dien aard in 't licht te roepen, zoo ware het vertrekpunt vastgesteld van uitgebreiden arbeid; trouwens, dan kon dezelfde vraag herhaald worden voor het handelsrecht, het zeerecht, het burgerlijk recht, het staatkundig recht, en zoo verder. |
|