De schrijver had dus een dubbele taak te vervullen; zijn plicht was niet alleen de taal te beschrijven, zooals die in 't vijftiendeeuwsche handschrift voorligt; hij moest ook de klanken en vormen herstellen, die door den dichter zelven gebruikt zijn geweest.
Dit laatste gedeelte heeft hij niet altijd genoegzaam in acht genomen, doch het voornaamste is niet vergeten, vooral niet hetgeen met zekerheid kan vastgesteld worden. Bloote gissingen zijn met recht vermeden; voor de wetenschap hebben zij toch geene waarde.
Wat de beschrijving der klank- en vormleer van het handschrift betreft, zij laat weinig te wenschen over. Al de gevallen zijn zorgvuldig aangevoerd, en zooveel mogelijk, door vergelijking met de oude en nieuwe Germaansche dialecten, verklaard. De schrijver is op de hoogte der taalstudie.
In het begin is de verhandeling te breed aangelegd, en dáaraan is wel toe te schrijven dat zij niet geheel afgewerkt, op den bestemden dag is ingezonden, en dat de haast, waarmede het afschrijven gebeurd is, eenige onnauwkeurigheden heeft veroorzaakt.
Ik stel voor, aan het werk den prijs toe te kennen, doch het niet in druk te geven voordat, door een nieuw onderzoek, gebleken is dat het behoorig voltooid en verbeterd is.