Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1890
(1890)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 278]
| |||||||||||||
Zitting van 19 November 1890.Aanwezig de heeren Em. Hiel, bestuurder, A. Snieders, onderbestuurder, Fr. de Potter, bestendige secretaris; de heeren H. Claeys, jhr. N. de Pauw, E. Gailliard, P. Génard, G. Gezelle, L. Roersch, P. Willems, P. Alberdingk Thijm, S. Daems, C. Hansen, L. Mathot, J. Micheels, J. Obrie, J. van Droogenbroeck, Th. Coopman, A. de Vos, J. Broeckaert, Ed. van Even, werkende leden. Afwezig met kennisgeving, de heeren L. Schuermans, K. Stallaert en F. van der Haeghen, werkende leden, en de heeren K. de Flou en Sermon, briefwisselende leden. De bestendige secretaris leest het verslag over de vorige zitting, dat door de vergadering wordt goedgekeurd. | |||||||||||||
Aangeboden boeken.Vanwege het Staatsbestuur: De werken van J. van den Vondel, uitgegeven door Mr. J. van Lennep. 1646 en 1646-1647.
Vanwege het Stadsbestuur van Antwerpen: Antwerpsch Archievenblad, uitgegeven op last van het Antwerpsch Stadsbestuur (de laatste afleve- | |||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||
ring van het XVIIe en de eerste aflevering van het XVIIIe deel.)
Vanwege den heer J. Splichal, te Turnhout: De 9e aflevering van het Kempisch Museum.
Vanwege den heer de Ceuleneer, hoogleeraar te Gent: De afschaffing der Normaalscholen voor het middelbaar hooger onderwijs. 8o.
Vanwege den heer A. Siffer: Multatuli.
Vanwege de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, te Leiden: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde. 9e deel, 4e aflev. | |||||||||||||
Bestendige Commissiën.De secretaris der bestendige Commissie van Geschiedenis en Bibliographie deelt mede, dat in buitengewone zitting de heeren Mathot en de Pauw herkozen zijn, de eerste tot voorzitter, de tweede tot ondervoorzitter voor het jaar 1891. Namens de Commissie wordt de opneming voorgesteld in de Verslagen en Mededeelingen van eene belangrijke bijdrage tot het biographisch werk, door de Academie eerlang aan te vangen. De heer Génard namelijk heeft uit de Stadsrekeningen | |||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||
van Antwerpen, van 1581 tot 1681, de namen opgezocht der Nederlandsche schrijvers, die vanwege de schepenen der Scheldestad hulpgelden bekwamen voor een of ander door hen uitgegeven schrift. Het ware te wenschen (voegt de bestendige Secretaris er bij) dat opzoekingen met hetzelfde doel wierden gedaan in het archief onzer andere Vlaamsche steden, dewijl dezer wethouders gelijke gunsten plachten te verleenen aan tal van bekende, ook soms aan geheel onbekend geworden schrijvers, wegens de opdracht van een historisch of letterkundig werk. - De vergadering besluit tot het drukken der bijdrage van den heer Génard, wien de heer bestuurder dank toespreekt voor zijne kostelijke mededeeling.
De heer Coopman brengt beknoptelijk verslag uit over het verhandelde in de zitting der Bestendige Commissie voor nieuwere Taal- en Letterkunde.
Overgaande tot de samenstelling van haar bureel voor het jaar 1891, werden gekozen: tot voorzitter, de heer J. Obrie, tot ondervoorzitter, de heer Am. de Vos. De heer voorzitter Hansen las het voorgelegd ontwerp van den algemeenen omzendbrief betreffende de Vak- en Kunstwoorden, waarvan de onderstaande tekst bepaald werd aangeboden: | |||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||
In zitting van 15 Mei 1889 besloot de Koninklijke Vlaamsche Academie, in grondbeginsel, tot de samenstelling en de uitgave van een Algemeen Nederlandsch Vak- en Kunstwoordenboek. Zij nam die beslissing met het oog op de toestanden in Vlaamsch-België, waar tot nog toe alle wetenschappelijk onderricht in het Fransch gegeven en bijgevolg het gemis aan een werk van dien aard langzamerhand gevaarlijk wordt voor de verdere ontwikkeling onzer taal, voor de hoogere beschaving onzes volks en het innig leven onzer nationaliteit. Naar de opvatting der Koninklijke Vlaamsche Academie zou die omvangrijke arbeid voorzien in eene sedert lang gevoelde en vastgestelde behoefte en tevens beantwoorden aan een vaderlandsch en een algemeen Nederlandsch belang. In zitting van 20 November 1889 belastte zij hare ‘Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde’ met een voorafgaand onderzoek betreffende de mogelijke stelsels van verzameling en uitgave der Nederlandsche Vak- en Kunstwoorden. Uit het verslag dezer Commissie blijkt ‘dat het, voor de volledigheid en het onmiddellijk nut der ontworpene uitgave, alleszins doelmatig wezen zou eerst eene afzonderlijke lijst van woorden te laten verschijnen voor ieder vak, dat is voor ieder ambacht, voor ieder beroep, voor iedere wetenschap en elken tak daarvan.’ ‘Lijsten van dien aard’, - meende de Com- | |||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||
missie, - ‘door bevoegde personen samengesteld, zouden, in de eerste plaats, zeer volledig zijn; in de tweede, voor het vakonderwijs dadelijk gebruikt kunnen worden, door de heeren leeraars geraadpleegd, en ik elk geval, zeer veel bijdragen tot de uitvoering onzer duur gewonnen Vlaamsche taalwetten van 1878, 1883 en 1889 omtrent het gebruik der Nederlandsche taal in het rechts- en bestuurswezen, en in het middelbaar en hooger onderwijs. Later, wanneer al of nagenoeg al de bronnen zoo zouden verzameld zijn, ware het betrekkelijk gemakkelijk het “Algemeen Kunst- en Vakwoordenboek” op te maken: het zou de synthesis zijn van al die afzonderlijke lijsten’. De Koninklijke Vlaamsche Academie vereenigde zich met de zienswijze der Commissie, gaf haar volmacht om aanvang te maken met de voorbereidende werkzaamheden en richt nu, bij dezen algemeenen omzendbrief, eenen oproep tot alle Nederlandsche en Dietsche stam- en taalgenooten, opdat zij, door het opstellen en indienen van woordenlijsten of eenvoudig door het aanbrengen van grond- of bouwstoffen, hunne gewaardeerde ondersteuning en medewerking zouden gelieven te verleenen ter spoedige en degelijke verwezenlijking van het verhevene ontwerp. Zij richt haren oproep tot alle Zuid- en Noordnederlandsche, tot alle Dietsche taal- en rechtsgeleerden, ingenieurs, natuur- en wis-, land-, tuinbouw- en veeartsenijkundigen, bouwmeesters en | |||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||
kunstenaren, zeevaart- en werktuigkundigen, ingewijden in de stelsels van legerinrichting en landsverdediging, ervarenen in de visscherij, in het handels- en nijverheidswezen, ambtenaren van elken rang en elke roeping; met éen woord tot allen die, door hunne wetenschappelijke opleiding of bepaalde studiën, hunne bekwaamheid op eenig practisch gebied der menschelijke bedrijvigheid, diensten kunnen bewijzen en bijdragen tot de loutering en verrijking onzer gemeenschappelijke Moedertaal. Alhoewel, in deze zaak, het uitgeven van gewestelijke idioticons volstrekt niet op den weg ligt der Koninklijke Vlaamsche Academie, neemt zij niettemin de vrijheid, op de ondernomen taak de gansch bijzondere aandacht te vestigen van de heeren onderwijzers en leeraars, van de wakkere Vlaamsch- of Nederlandschgezinde studeerende jeugd; van allen die in de gelegenheid gesteld of door hunnen ijver voor de taal aangespoord zijn om, uit den mond van den ambachtsman, tot welke nering of hanteering hij behooren moge, zuivere echt Nederlandsche of Dietsche vakwoorden en uitdrukkingen te kunnen aanteekenen en verzamelen. Den Zuidnederlandsche strijdgenooten zij op het hart gedrukt, dat de Koninklijke Vlaamsche Academie alle noodelooze woordensmederij veroordeelen zal. Sommige uitdrukkingen die, door een langdurig en algemeen verspreid gebruik burgerrecht hebben verkregen, kunnen moeielijk of niet geweerd worden. | |||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||
Den Noord-Nederlandschen taalbroederen zij aanbevolen dat de voorkeur zal gegeven worden aan reeds door het gebruik in spreek- of schrijftaal geijkte uitdrukkingen, voor zoover zij, natuurlijk, taalkundig juist gevormd zijn en het begrip goed wedergeven. Aan beiden zij gezegd: niets belet, wel integendeel, dat, waar de gelegenheid zich voordoet, melding worde gemaakt van uitdrukkingen die vroeger werden gebezigd, doch nu in onbruik zijn gevallen en nochtans verdienen te herleven. Dit hoeft geen wijder betoog voor de heeren taalvorschers, oudheidkundigen en archivarissen, die beschikken over eenen schat oude oorkonden, en wier medewerking de Koninklijke Vlaamsche Academie voorop dankbaar te gemoet ziet. Aangezien, in hoofdzaak, rekening dient gehouden te worden met de noodwendigheden, vereischten en eigenaardigheden van elk ambacht, van elk bedrijf en van elke wetenschap, meent de Academie, voor de samenstelling der lijsten, geen eenvormigen streng bepaalden regel te moeten voorschrijven; doch, voor de behandeling van ieder woord, als bakens, de volgende punten te mogen aanwijzen:
| |||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||
De daartoe waardig gekeurde lijsten van Vaken Kunstwoorden zullen door de Academie worden uitgegeven, onder vermelding van den naam des verzamelaars of bewerkers. De namen van alle medewerkers, zelfs van die welke slechts enkele uitdrukkingen inzenden, worden dankbaar aangeteekend. De Koninklijke Vlaamsche Academie vleit zich met de gedachte, dat haar oproep tot alle taalgeleerden en vakmannen, om, met verzamelde krachten, ter verdediging onzer schoone en rijke Nederlandsche spraak, een nieuw en machtig wapen te smeden en haar tevens eene gedenkzuil, harer waardig, op te richten - niet ijdel klinken zal! Zij hoopt eerlang, uit Zuid en Noord, talrijke bewijzen van medewerking te zullen ontvangen. | |||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||
De Commissie uit den wensch, dat die omzendbrief verschijne in den loop der e.k. maand December; zij beslist tevens, op voorstel der heeren Snieders en Daems, dat zij gedurende het aanstaande jaar hare werkzaamheden hoofdzakelijk wijden zal aan het verzamelen en het voorbereiden van uit te geven afzonderlijke lijsten van vaken kunstwoorden.
Op voorstel van den heer bestuurder zal de omzendbrief onmiddellijk ter perse gelegd en aan de belangstellenden verzonden worden. | |||||||||||||
Dagorde.De Academie gaat over tot het kiezen van eenen bestuurder en eenen onderbestuurder voor 1891. Worden gekozen: de heer A. Snieders, tot bestuurder, en de heer J. Micheels, tot onderbestuurder.
De lijst der candidaten voor de openstaande plaatsen, aan de heeren Leden vóór de huidige zitting gezonden, geeft geene aanleiding tot opmerkingen. | |||||||||||||
Prijskampen.De heer bestuurder verleent het woord aan de heeren leden der keurraden voor de prijskampen des loopenden jaars. |
|