Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1889

Lezingen.
Over de ‘Nasporingen omtrent de schrijvers der Brabantsche Yeesten’ van P. van den Bogaert, door den heer P. Génard.

Een mijner geachte vrienden, kolonel P. van den Bogaert, overhandigde mij dezer dagen eene aanteekening omtrent de vermoedelijke schrijvers der Brabantsche Yeesten.

Dit stuk wekte mijne aandacht op en ik verzocht den geleerden opsteller mij toe te laten het aan de Koninklijke Vlaamsche Academie mede te deelen.

Zooals meer andere schrijvers, meent kolonel van den Bogaert in de Brabantsche Yeesten de hand van drie verschillende dichters te herkennen, welke hij, door zijne genealogische nasporingen geleid, Nicolaas de Clerc, Jan de Clerc en Hendrik Pomerius alias van den Bogaerde, prior van Groenendaal, heet.

[p. 120]

Deze drie dichters zouden tot een en hetzelfde geslacht behooren en, hoogst belangrijk feit, Jan de Clerc, de opsteller der Yeesten, zou een ander persoon zijn als de dichter Jan de Clerc, gekend onder den naam van Jan van Boendale, aan wiens werkzaamheden ook welverdiende hulde wordt gebracht.

Onnoodig te zeggen, dat de eerste en de derde beweringen wellicht bijtreding zullen vinden, doch dat de tweede naar allen schijn meer dan éen bestrijder zal ontmoeten.

Wat hiervan zij, de aanteekening is, mijns dunkens, van zulken aard dat zij verdient in het licht gegeven te worden. Aangenomen of verworpen, zullen de bijzonderheden, door den schrijver ontdekt, in alle geval tot de kennis onzer middeleeuwsche dichters bijdragen.