Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1889
(1889)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||
Dagorde.Het eerste punt der dagorde is het voorstel der heeren Alberdingk Thijm, Coopman en de Potter, strekkende tot het instellen eener bestendige commissie voor ‘nieuwere taal en letterkunde’. Dit voorstel wordt door den heer Alberdingk Thijm volgender wijze ingeleid: Ik heb opgemerkt dat, sedert de instelling der Academie, een aantal werken in hs. zijn ontdekt, waarvan de uitgave wenschelijk of ten minste een verslag zeer nuttig ware. Noch de gewone zittingen, noch de bestendige commissie kunnen zich daarmede bezighouden. Deze laatste is alleen gelast met de uitgave van werken, die wegens den vorm voor de taalkunde van groot belang zijn, en niet voor de taalkunde in 't algemeen, maar de kennis der taal zooals die gesproken werd van Karel den Groote tot aan Karel V, d.i. ongeveer van 800 tot 1500. Die bepaling kan nuttig zijn, maar is toch willekeurig. Dit nu wat de taal betreft. Wat verder den inhoud van zekere werken aangaat - de inhoud van een boek moet, volgens mij, niet geheel en al uit het oog verloren worden. Handschriften of zeldzame werken, welker inhoud gewichtig, doch waarvan de taal soms minder belangrijk is, moeten aan eene commissie van onderzoek in handen gegeven worden. Er bestaan, ja, meer voorbeelden, dat bij de | |||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||
uitgave van zeldzame werken de inhoud geheel vergeten is geworden en de uitgevers alleen op de schrijfwijze der woorden hebben gelet. Hoeveel zouden onze letteren niet gewonnen hebben, wanneer de uitgevers van zeldzame werken zich niet alleen hadden afgevraagd: ‘Welke zijn de curieuse woorden en schrijfwijzen, in dat boek te vinden,’ maar ‘welken zin, welke waarde voor de geschiedenis der zeden, der kunst enz. heeft het werk?’ De voorsteller bekent echter de finantiëele zijde van het vraagstuk niet te hebben bestudeerd en laat de inlichting daarvan over aan de heeren Coopman en de Potter. De heer Génard biedt eene wijziging aan. Naast de voorgestelde bestendige commissie voor nieuwere taal en letterkunde zou hij eene tweede verlangen, die de geschiedenis en de daarmede in verband zijnde vakken, de biographie en de bibliographie, zou beoefenen. Beide nieuwe commissiën, meent hij, zouden der Academie, onder finantiëel oogpunt, geen bezwaar opleveren, en in geenen deele de bestaande bestendige commissie voor middelnederlandsche letteren en dialectstudie hinderen. Op verzoek van den heer P. Willems stelt ook de bestendige secretaris de Academie gerust omtrent de uitgaven, waartoe de ontworpen werkzaamheden der nieuwe commissie of commissiën zouden kunnen aanleiding geven. Nog worden, | |||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||
in de beraadslaging, verschillige punten van belang aangeraakt, zoo wel de vraag of een en hetzelfde lid in meer dan éene commissie zal werkzaam zijn, als de vraag of de briefwisselende leden er zullen bij geroepen worden. Eindelijk legt de heer bestuurder het volgende voorstel van den heer Alberdingk Thijm in stemming: Bestaat er grond tot het instellen van éene of twee commissiën, om de hand te slaan aan het werk, wat niet tot het gebied der bestaande bestendige commissie behoort? Dit voorstel met algemeene stemmen aangenomen zijnde, wordt de Academie geraadpleegd over het punt: of zij verlangt ééne, dan wel twee bestendige commissiën voor nieuwere taal en letterkunde in te richten. Tot beter verstand van het doel en de werkzaamheden der beide commissiën leest de heer bestuurder het door den heer Génard aangeboden amendement:
De Koninklijke Vlaamsche Academie beslist in te stellen:
| |||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||
De meerderheid der vergadering beslist, dat die twee commissiën zullen ingericht worden. Op de vraag: uit hoeveel en welke leden zullen de twee commissiën gekozen worden? bieden | |||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||
de heeren Coopman, de Potter en Prayon het volgende voorstel aan: Elke bestendige commissie is samengesteld uit tien leden, gekozen onder de werkende leden, die geen deel maken van de reeds bestaande bestendige commissie, en onder de briefwisselende leden. Na eene woordenwisseling, aan welke verschillige leden deel nemen, wordt, gezien het gevorderd uur, de zitting geheven. |
|