van zijn land hulde is gebracht. Pater Beckx verdiende waarlijk deze eer. Hij beminde het volk, waar hij uit gesproten was, en de taal, in welke zijne moeder hem had leeren bidden. Die gehechtheid aan eigen aard en afkomst bleef den kloosterling bij, zelfs lang nadat hij gewoon was geworden aan eene vreemde lucht, nadat hij schier al de talen van Europa had aangeleerd.
‘Sedert mijn vertrek uit België (schreef hij ten jare 1842, te Weenen) is daar eene groote verandering gekomen: thans verspreidt men er schier overal de Fransche taal, ja men predikt in deze taal somtijds in steden, waar dit vroeger niet geschiedde, als te Mechelen, te Leuven, te Diest, en, wat zonderlinger is, in de Kempen. Ik denk dat die verandering den godsdienst noodlottig is. Overigens, het is bewezen dat de gewesten, waar de Vlaamsche taal meest in gebruik bleef, ook deze zijn waar de gehechtheid aan het geloof dieper, en de eenvoud der zeden, de liefde tot den vrede en het vaderland beter bewaard worden.’
Deze korte, maar kernige verklaring van een wijs, geleerd en vaderlandslievend man dient bewaard te blijven, en onverpoosd herinnerd te worden aan al degenen, die in Vlaamsch-België met het onderwijs der jeugd, met de beschaving en verzedelijking des volks gelast zijn.
Fr. de Potter.