leven heen, vrienden en goede vrienden gebleven.
Dr Alberdingk Thijm was niet alleen een verheven geest, een knappe redenaar, een roemrijk dichter, maar tevens een goed, hartelijk, deftig mensch, een overtuigd katholiek, een godsdienstig, doch zeer verdraagzaam burger. Op zijnen dichtbundel Palet en Harp, in 1849, verschenen, had hij tot zinspreuk de woorden van onzen Thomas a Kempis geplaatst: ‘Doe wat in U is, en God zal uwen goeden wil bijstaan en voorthelpen’ (1 B.C. VII, V.I.) Die woorden zijn, tot den dood, den leiddraad van zijn leven gebleven.
Mij is het eene troostende voldoening, in den schoot dezer Koninklijke Vlaamsche Academie, over hem een woord van aandenken te kunnen spreken. te mogen zeggen hoezeer ik hem waardeerde en liefhad, en hoe oprecht ik wensch dat er aan zijne nagedachtenis hulde worde gebracht.
Zijn ontijdig afsterven treft, behalve zijne beminde gade en kinderen, ook onzen veelgeachten en verdienstelijken collega, hoogleeraar Paul Alberdingk Thijm, die in hem den besten der broeders mist.
Ik sluit mij ten volle aan bij het voorstel, in name der Koninklijke Vlaamsche Academie eenen brief van rouwbeklag te richten aan de bloedverwanten des diepbetreurden.