dochters hij les gaf, en waar hij vriend van den huize was en bleef, dat Dodd kennis maakte met de meesterwerken der Europeesche literatuur. Dautzenberg's boekerij stond te zijner beschikking en hij heeft met ijver gebruik gemaakt van deze vriendengunst.
Zijne groote belezenheid kwam hem later wonderwel te pas; zij wees hem den weg in de keuze der Duitsche, Nederlandsche, Fransche en Engelsche meesters, terwijl zijn kunstsmaak hem op het spoor bracht van alles wat merkwaardigs verscheen in het vak van platen en gravuren en kunstgeschiedenis.
Over dit gedeelte onzer vaderlandsche kunst schreef Dodd o.a. een zeer merkwaardig opstel in de Patria Belgica.
Omtrent de geschiedenis der houtgravuur, heeft hij een schat van nota's opgezameld welke hij, eilaas! niet heeft kunnen benuttigen, maar die, naar wij hopen, niet zullen verloren gaan.
De kenmerken van Dodd's karakter waren vriendelijkheid en hulpvaardigheid, zachtheid en wellevendheid, bovenal eene weergalooze werkzaamheid, die slechts evenaring vond in zijne soms te ver gedrevene nederigheid.
Niettegenstaande die nederigheid, was zijne verdienste niet ontsnapt aan het oog der Koninklijke Vlaamsche Academie die hem, met algemeenheid van stemmen, in haren schoot riep en waar hij, in den beginne persoonlijk ongekend van velen - het zij te zijner eere gezegd - door zijnen