gaf onlangs eene bijdrage uit, welke Nederland bijzonder aangaat, geput uit handschriften der 15e eeuw, namelijk eene reeks Nederlandsche liederen, onder den titel: Niederländische Lieder nebst ihren Singweisen, aus Handschriften des XV. Jahrhunderts, von Wilhelm Bäumker.
De geleerde schrijver en toonkunstenaar, in het Duitsche dorpje Niederkrüchten, bij Venlo (in Holl. Limburg), woonachtig, verzoekt de Academie, door mijne bemiddeling, een exemplaar zijns werks als huldebewijs te aanveerden.
Ik ben daarom zoo vrij werk en schrijver met een paar woorden in te leiden.
De heer Baumker heeft zich reeds door vele grondige studiën over oude volks- en kerkliederen bekend gemaakt, die in Nederland, door eenen anderen geleerde in dit vak, mijnen hooggeschatten vriend prof. Acquoy, te Leiden, met hoogen lof werden besproken.
Het gewichtigste van Bäumkers werken is Das katholische deutsche Kirchenlied vor der Reformation, in twee lijvige boekdeelen, 1883-1886, bij Herder, in Freiburg, uitgegeven.
De liederen van het voor ons liggende werk stammen uit twee hss. Het eene is eerst onlangs ontdekt op de Fideikommisbibliotheek te Weenen. Dit vormt den grondslag en het hoofddeel dezer studie.
Het andere hs., uit Berlijn, heeft Hoffmann von Fallersleben in der tijd reeds gebezigd, maar