| |
| |
| |
Derde prijsvraag.
Taalzuivering.
Eene alphabetische lijst opmaken van onnederlandsche of bastaardwoorden, die bij 't volk of in gedrukte schriften meest gebruikt worden; voegende naast elk zulk woord het evenveel beduidend echt Nederlandsch woord, voor zooveel het nog, 't zij in enkele plaatsen, 't zij overal, in levend gebruik te vinden zij.
| |
Verslag van den heer Guido Gezelle,
eersten verslaggever.
De Verslaggever, steller van de derde vraag, had voor doel:
Niet eene geschiedenisse te doen opmaken van de taalzuivering,
Niet eene beschouwing te doen indienen over bastaardwoorden,
Niet eene algemeene lijst van alle bastaardwoorden, benevens vertaling van elk dier woorden in het Nederlandsch, te doen verveerdigen;
Maar wel:
Eene lijst van zulke echt Nederlandsche woorden te hebben, die, 't zij hier of daar, 't zij overal, nog in levend gebruik zijnde, door onnederlandsche of bastaardwoorden bedreigd worden, en staan om uit te sterven.
| |
| |
Die op gevaar loopende veege woorden ware het nuttig te vergaderen, te vergelijken, te toetsen en, tot het bestrijden van de kwaal der bastaardwoorden, de beoefenaars der Nederlandsche taal aan te bevelen.
Tot het bereiken van dat doel wierd de vraag gesteld, goedgekeurd en uitgeschreven, ten hoofde ven dit verslag gedrukt.
Dus moesten de antwoorden:
A. | Eene lijst van woorden zijn. |
B. | Die lijst moest alphabetisch zijn. |
C. | De woorden, die op die lijst gebracht waren moesten, |
1o | Onnelederlandsche of bastaardwoorden zijn. |
2o | Ze moesten, bij 't volk of in gedrukte schriften, van de meest gebruikten zijn. |
3o | Naast elk zulk woord moest er een evenveel beduidend woord gevoegd zijn. |
4o | Dat evenveel beduidend woord moest een echt Nederlandsch woord zijn. |
5o | Dat evenveel beduidend echt Nederlandsch woord moest, 't zij in enkele plaatsen, 't zij overal, in levend gebruik nog te vinden zijn. |
Door 1o worden uitgesloten alle woorden, Fransche of andere, die 't Nederlandsch teenemaal vreemd, dus geene bastaardwoorden en zijn.
Door 2o worden uitgesloten zulke bastaardwoorden, die nooit of zeer zelden, althans niet meest bij 't volk of in gedrukte schriften gebruikt en worden.
| |
| |
Door 3o worden uitgesloten de niet evenveel beduidende synonyma of wisselwoorden.
Door 4o worden uitgesloten de evenveel beduidende, niet echt Nederlandsche synonyma of wisselwoorden.
Door 5o worden uitgesloten de evenveel beduidende, echt Nederlandsche synonyma of wisselwoorden, die versch gemaakt, gesmeed, maar nievers in levend gebruik te vinden en zijn.
Op de derde vraag zijn drie antwoorden ingekomen.
No 1, Kenspreuke:
Geen rijker kroon
Dan eigen schoon.
Ledeganck. |
No 2, Kenspreuke:
Niets zoo schoon als eigen schoon. |
No 3, Kenspreuke:
Geen rijker kroon
Dan eigen schoon. |
| |
Beoordeeling:
A. No 1, No 2 en No 3 leveren elk eene woordenlijst.
B. De woordenlijsten No 1, No 2 en No 3 zijn alphabetisch geschikt.
C. De schrijver van No 1 levert twintig ten
| |
| |
honderd woorden, die door 1o, 2o, 3o, 4o of 5o uitgesloten zijn.
Bij voorbeeld, door 1o of 1o en 2o: Abject, au-fond, ballon-captif, délice, monocraat, pharmaceut, privatiseeren, enz. enz.
Door 3o: Albe, Attisch, balloteeren, barge, basiliek, binocle, carmagnole, cognac, doge, elixir, festival, herboriseeren, hétérodoxe, hiatus, kamfer, krisis, lavement, miniatuur, mythe, pateen, plafond, postuur, enz. enz.
Door 4o: Apotheek, ascensoir, assignaat, café-chantant, chartreus, cigarette, convoi, fabricage, fabuleus, gradueeren, jais, jubileum, kapote, karos, kastelein, kuras, mailboot, offrande, offreeren, organist, pestilencie, pilastre, pluche, prébende, reverbeer, tapisserie, trombone, velours, vol-au-vent, enz. enz.
Door 5o: Een maal op honderd laat de schrijver van No 1 weten, waar zijne evenveel beduidende echt Neerlandsche woorden nog in levend gebruik zijn; velen zijn bloote vertalingen, op eigen hand gemaakt en nergens te vinden; ofwel 't zijn omschrijvingen, geen evenveel beduidende (enkele of saamgestelde) woorden.
De schrijver van No 2 levert vijf-en-dertig ten honderd woorden, die uitgesloten zijn door 1o, 2o, 3o, 4o of 5o, bij voorbeeld:
Door 1o of 1o en 2o: Abbaye, accableet, accusé, adversaire, arrivée, bail, brides, canif, carbonisée, caveau, ducale, empeigne, federeet,
| |
| |
frontiere, légume, nauvrage, port-de-mer, rafraîchissement, suffrage universel, enz. enz.
Door 3o: Accent, accoucheur, détail, plafond, enz. enz.
Door 4o: (Adèle en 68 zulke eigennamen), acajou, calendrier, chicorée, choeur, style, train, velours, enz. enz.
Door 5o: oorkondschap wegens levend gebruik ontbreekt teenemaal. Veel bloote vertalingen.
De schrijver van No 3 levert een woord, op honderd, dat zeker of twijfelachtig uitgesloten is, bij voorbeeld:
Door 1o: Alferis, dupe, doux.
Door 4o: Académie, bal, buralist, classe, kassijn, docteur, enz. enz.
Ingezien het hierboven verhaalde, en alles woord voor woord gelezen, gewikt, gewogen en geteld, verbeeldt Verslaggever de weerde van
't gevraagde werk door |
100 |
De weerde van 't ingezonden werk No 1 door |
50 |
De weerde van 't ingezonden werk No 2 door |
10 |
De weerde van 't ingezonden werk No 3 door |
90 |
Verslaggever besluit, behoudens het oordeel der achtbare heeren Micheels en Stallaert, dat de prijs toe te wijzen is aan den schrijver van No 3, dragende voor kenspreuke:
| |
| |
| |
Verslag van den heer J. Micheels,
tweeden verslaggever.
Na de drie antwoorden, welke mij ter hand gesteld werden, oplettend onderzocht te hebben, is mijne zienswijze omtrent de waarde dier opstellen als volgt.
Nr 2 kan niet in aanmerking komen, omdat het de gestelde voorwaarden niet vervult.
Nr 3 is beter bewerkt. Schrijver heeft het doel der Academie begrepen. Gaarne zou ik mij bij het gevoelen van mijnen geleerden collega, den eerwaarden heer G. Gezelle, aansluiten, hadde ik geene ernstige bemerkingen in het midden te brengen. Deze zijn:
1o De taal is geen zuiver Nederlandsch; de eenvoudigste voorschriften der spraak- en stijlleer komen niet tot hun recht.
Schrijver bezigt woorden en uitdrukkingen, welke slechts in een gedeelte der Nederlanden gebruikt en elders niet verstaan worden, ofwel eene andere beteekenis hebben. Zoo vind ik, b.v.: ziek van verschot, verslagentheid als vertaling van alteratie, dat buiten West-Vlaanderen waarschijnlijk niet gehoord wordt. Verslagentheid is geen Nederlandsch en verschot beteekent algemeen hetzelfde als voorschot, nl. geld, dat men voor eenen anderen uitgeeft of vóór den bepaalden tijd op eene schuld betaalt.
Abat-jour heet in dit opstel blaker, terwijl
| |
| |
wij daarvoor algemeen kap hooren zeggen. Immers blaker is een lage kandelaar, met een oor of handvat aan den gewoonlijk breeden voet.
Bij bagage staat: gemeen volk; dit is juist. Maar waarom zijn hier de echt Nederlandsche woorden grauw, heffe, janhagel weggelaten?
Elders worden Fransche uitdrukkingen opgegeven, die in Frankrijk niet voorkomen, b.v. Académie d'équitation voor manège, rijschool.
Arsenaal heet hier wapenhuis, hetgeen tuighuis moet zijn, omdat in die bergplaatsen niet enkel wapenen, maar al de benoodigdheden van een leger bewaard worden. Ook moet Schrijver niet weten dat die naam in ons land aan werkhuizen gegeven wordt, waar uitsluitend wagens enz. voor spoorwegen vervaardigd worden. Dergelijke inrichtingen bestaan te Mechelen, Gentbrugge en Bergen.
Ik zou nog veel meer feilen en tekortkomingen van dien aard kunnen aanhalen. Het bovenstaande zij nochtans voldoende om mijn oordeel te rechtvaardigen: de Academie mag, volgens mij, geene opstellen bekronen, welke niet in onberispelijk Nederlandsch geschreven zijn.
Nr 1 voldoet mij veel meer: de taal is zuiver; Schrijver is met de beste werken over het vak vertrouwd. Op het gebied der geschiedenis onzer taal schijnt hij grondige studiën gedaan te hebben; dit blijkt vooral uit de inleiding, welke, al strooke zij misschien niet geheel met de
| |
| |
inzichten der Academie, toch ten volle op de belangstelling van deskundigen aanspraak kan maken. Ik zou evenwel slechts dan mijne goedkeuring aan dit opstel kunnen hechten, indien het aanmerkelijk besnoeid werd. De opvatting is te weidsch, zeer vele woorden kunnen gemist worden en vele overtollige uitleggingen wegblijven.
| |
Verslag van den heer K. Stallaert,
derden verslaggever.
Mijne achtbare heeren Collega's hebben reeds verklaard dat Nr 2 aan de vereischten der prijsvraag niet voldoet; ik deel in hun gevoelen.
De uitspraak dezer heeren verschilt teenemaal nopens Nr 1 en Nr 3; de eerwaarde heer Guido Gezelle kent den prijs toe aan Nr 3, de heer Micheels aan Nr 1.
Mijn gevoelen is dat, hoe verdienstelijk de verzameling onder Nr 3 wezen moge, haar evenwel de voorrang niet kan of mag toegekend worden, om de door heer Micheels uitgesprokene reden: ‘dat de Academie geen opstel bekronen mag, welk niet in onberispelijk Nederlandsch geschreven is.’ Afwijkend van dit grondstelsel, zou zij zich natuurlijk en met recht aan den blaam aller beoefenaars der taalkunde en fraaie letteren in Noord- en Zuid-Nederland blootstellen en het doel harer inrichting, harer zending, grovelijk miskennen.
| |
| |
Hoe groot een belang de ondergeteekende ook stelle in de opsporing en verklaring onzer dialecten door bekwame mannen, en inzonderheid van het bij uitstek eerbiedwaardige en rijke taaleigen van West-Vlaanderen, hij meent dat men, naar rede, het onbekende niet verklaart door het onbekende; nu, men kan van eiken Nederlander niet verwachten dat de menigvuldige tongvallen, over het Nederlandsch grondgebied verspreid, hem bekend zouden wezen.
De ondergeteekende kan gevolgenlijk den prijs der Academie niet toewijzen aan de verzameling onder Nr 3.
De verzameling onder Nr 1, met hare leerrijke en behagelijke Inleiding, bevalt hem oneindig meer, en voldoet in hooger mate aan de voorwaarden van den wedstrijd, ja, eenigszins in al te ruime mate; tenware men de toepassing inriep der spreuk: Quod abundat non vitiat; immers, ofschoon men niet al te gerechtigd zij aan deze verzameling de wijdloopigheid, die van eene Lijst een Woordenboek maakt, tot eene onvergeeflijke zonde aan te schrijven, dewijl de prijsvraag zelve slechts door de onbepaalde woorden ‘meest gebruikelijke’, beperkt was, moet de ondergeteekende evenwel, met zijn achtbaar medelid den heer Micheels, verlangen dat deze verzameling merkelijk besnoeid worde en, jawel in de alphabetische orde blijve bestaan, doch in eenige, naar de wetenschap en het vooral het gemeenzaam gebruik bepaalde afdeelingen geordend worde. Onder beding dezer wijziging kent de ondergeteekende den prijs
| |
| |
toe aan de verzameling onder Nr 1, tot kenspreuk voerend:
|
|