Verscheide gedigten soo voor als tegen den Hemel op aarde(1704)–Anoniem Verscheide gedigten soo voor als tegen den Hemel op aarde– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] Op den tegen-zang van den Heer Fredericus van Leenhof Ter verdeediging van syn hemel op aarden GEen Nacht-uyl, ook geen lasteraar Heeft eenig schend-digt openbaar By Borstius bestelt te drukken. 'T gedigt wyst aan op ellef stukken, Hoe gy den Hemel hebt verzonnen: Dog 't schelden geev' ik u gewonnen. I. Schoon Gy een plaats des Hemels stelt, Door sinnebeelden maar vermelt, Dat 's niet genoeg: Gy moest ons toonen; Dat daar in waarheit Eng'len woonen; Gy spreekt van Hel nog als voor dezen: Uw boezem kan haar plaats wel wezen. II. Gy segt; dat Wellust, eer en gelt, Van stervelingen met gewelt Gesogt, geen waare blydschap geven; 'k Hebb zulx u ook niet aangewreeven, Maar datmen met verstandt die zaaken Sigh hier kan tot een Hemel maaken. III. 't Meest, dat gy van de blydschap praat, [pagina 14] [p. 14] In Kerk of in de Borgerstaat, Kan een natuurlyk mensch verrigten, En 't komt maar uit op zede-pligten; Gy hebt aan Heidenen daar neeven Stand-vaste blydschap toegeschreven. IV. Geen Leeraar queekt de droefheit aan, Als hy leert in sigh selven gaan; Hy toont den schrik der Hel beneden, Om 't padt naar boven te betreden; Nog durft gy dit als fauten melden; En op Schriftuurlyk preeken schelden. V. 'k Segg' nog, Gy keurt geen blydschap quaat, Als men 't verstandt maar neemt te baat, En wat ik daar by hebb gemeldet. De valsche blydschap, die gy steldet, Is slegts, als sigh de menschen krenken, Oft' t'elkens weer wat nieuws bedenken. VI. Een mensch van droefheit overgaat Tot blydschap, als den besten staat, Maar droefheyt moest niet by gebreeken Der Heiligen syn vergeleeken. Maakt Christus bly de droeve harten? 't Hart moet dan eerst van droefheit smarten. VII. Die droefheit van de blydschap schift, Moet leeren uit de Heilge Schrift, Dat sonde bitter is als alsem, Maar 't Euangeli-woordt de balsem: 't Woordt strax ontfangen met verheugen Is tydt-geloof, het kan niet deugen. VIII. 'k Neem aan die waarheit klaar en bloot, 't Geloof is sonder werken doodt. [pagina 15] [p. 15] Maar zonder 't waar Geloof t'aanmerken Zyn zeden niets als doode werken. Preek eerst geloofs verborgentheden, Dring daar uit kragtig aan de zeden. IX. Musyk, en boertery, en spél, En al de rest vergaan seer snel, Is dat geen schyn-vreugt, sonder wezen? Ik zie geen droefheit aangepreezen Met ernst, die ons tot Godt leidt nader; Schoon ik Uw boek geheel doorblader. X. Zyn Heil'ge in China en Japan? Of scheelt'er 't woordt genaamde an? So gy 't geloof niet wildt verkleinen, 't Moest meer verscheclen van het meinen, Gy moest ons daar van meer ontvouwen, Als op voorsienigheit vertrouwen. XI. 'k Besluite, dat Gods woordt rond uit Vertzaagde vreeze buiten sluit; Maar liefde wordt int hart gegeven, Waar door wy zyn verheugt met beven. 'k Begeer geen hemel zo vol listen, Ik laat hem voor de Spinozisten. JOANNES SLUITER, Predikant te Raalte; onder de Classis van Zwolle. Vorige Volgende