| |
| |
| |
Schakeringspartikels in het Nederlands en het Frans
Sera De Vriendt, lid van de Academie, Vrije Universiteit Brussel & Piet Van de Craen, Vrije Universiteit Brussel
1. Inleiding
In deze bijdrage gaan we in op de schakeringspartikels in het Nederlands met de bedoeling een vergelijking met het Frans te maken. We geven eerst een definitie en kenmerken, gaan dan over tot een vergelijking en bespreken tenslotte enkele implicaties voor het onderwijs. Het onderzoek is corpus-based en bouwt voort op eerder geleverd werk door de auteurs (zie hiervoor De Vriendt & Van de Craen, 1984; 1986; 1995 en De Vriendt et al., 1991).
| |
2. Schakeringspartikels
Schakeringspartikels zijn woorden zoals dan, nou, toch, maar, wel eens, even niet zozeer in al hun mogelijke betekenissen en functies maar wel in zinnen als
Wie heeft ze dan gehad, dacht je?
Dan zal ik die 's (=eens) even mores leren.
Rombouts (1980) bedacht voor deze woorden de benaming schakeringspartikels maar al in 1903 had Hoogvliet het over hetzelfde verschijnsel dat hij invoegselwoorden noemde (Hoogvliet, 1903). De eerste systematische poging tot behandeling voor het Nederlands gebeurde door een verzameling artikelen onder redactie van Van der Auwera & Vandeweghe in Studies over Nederlandse partikels (zie Van der Auwera & Vandeweghe, 1984). Daarna is er o.a. Foolens dissertatie De betekenis van partikels (Foolen, 1993). Voor
| |
| |
het Duits moet worden gewezen op het werk van Weydt (o.a. Weydt, 1979) en voor het Frans - en andere talen - op dat van Fernandez (Fernandez, 1994). Voor andere talen zie o.a. Van der Wouden et al. (2003).
Een definitie is niet makkelijk te geven. ‘[P]articles defy analyses’, zei Longacre (1976) in zijn introductie tot Discourse Grammar, aangehaald door Fernandez. In de inleiding van Van der Auwera & Vandeweghe staat het volgende:
[schakeringspartikels] signaleren niet zozeer hoe de zinsinhoud moet worden beschouwd met het oog op de denkbare alternatieven, maar vormen veeleer een signaal voor de hoorder m.b.t. de strekking van de uiting, de illokutieve waarde ervan, naast een indikatie van hoe de zinsinhoud in een ruimer kader van spreker-hoorder-verwachtingen en -preferenties moet worden ingepast. (Van der Auwera & Vandeweghe, 1984, p. 12-13).
We gaan hier niet verder op definities in. Wel willen we duidelijk stellen dat het belangrijk en noodzakelijk is een onderscheid te maken tussen enerzijds schakeringspartikels en anderzijds modale partikels. Dat zijn vaak echte bijwoorden (waarschijnlijk, misschien,...), wat niet het geval is met schakeringspartikels. Het onderscheid is erg zinvol.
| |
3. Schakeringspartikels in het Nederlands
We beperken ons hier tot de daarnet gesignaleerde woorden: dan, nou, toch, maar, wel eens, even. Ze kunnen beschouwd worden als de prototypische voorbeelden, maar ze zijn zeker niet de enige en de categorie is verre van gesloten. Wel zijn ze het frequentst. In aanmerking komen ook soms en misschien in een zin als
Was je ontbijt soms/misschien niet lekker?
De Vriendt & Van de Craen (1995) onderzochten gewoon en kwamen tot de conclusie dat gewoon (vooralsnog?) best niet tot de schakeringspartikels wordt gerekend, hoewel het woord in bepaalde contexten partikelgedrag vertoont.
Schakeringspartikels vertonen een aantal interessante kenmerken die al eerder werden vermeld (zie hiervoor bijvoorbeeld De Vriendt & Van de Craen, 1984; 1986 en De Vriendt et al., 1991):
1. | Ze treden vooral op in een bepaald taalregister: alledaagse gesproken omgangstaal; ze treden meer op in gesproken dan in geschreven taal
|
| |
| |
| (in romans overwegend in dialogen), ze treden meer op in gewone omgangstaal dan in lezingen, interviews en dergelijke. Tabel 1 levert enkele kwantitatieve gegevens. |
Tabel 1 Voorkomens van schakeringspartikels in diverse registers
|
Tekst en aantal woorden |
Aantal schakeringspartikels |
Pinter The Birthday Party |
180 |
(vertaling van het eerste bedrijf) (zie verder voor commentaar): 6.500 woorden |
|
Reve De avonden: 6.500 w. |
47 (alle in dialogen) |
Claus Het verdriet van België: 6.500 w. |
21 (18 in dialogen) |
Kuifje De zeven kristallen bollen |
44 |
De Morgen: 3000 w. |
18 (14 in een interview met Van Rompuy) |
De zevende dag: 3000 w. |
3 |
2. | Ze zijn homoniem met bijwoorden of voegwoorden. Of: is het telkens één woord met verschillende gebruiksmogelijkheden? Er bestaan hieromtrent twee opvattingen in de literatuur waarover hier geen uitspraak moet worden gedaan. Het is wel een feit dat vergeleken met de andere woorden (of andere gebruiksfuncties) schakeringspartikels een verzwakte of verbleekte betekenis hebben, wat ze tot geschikte voorbeelden maakt voor de bespreking van beëindigde of aan de gang zijnde grammaticaliseringsprocessen (zie o.a. Abraham, 1991; Beheydt, 2004). |
3. | Schakeringspartikels zijn niet beklemtoonbaar. Bijgevolg: als ze kunnen worden beklemtoond, zijn het geen schakeringspartikels. |
4. | Schakeringspartikels zijn niet topicaliseerbaar. Bijgevolg: als ze in topicpositie staan, zijn het geen schakeringspartikels. |
5. | Ze komen uitsluitend in het middenstuk voor (zie verder). |
6. | Ze kunnen clusters vormen. Voorbeeld:
Ik zou het hem dan toch maar eens vragen. (Zie verder voor welke clusters niet kunnen en in welke volgorde) |
|
7. | De betekenis van schakeringspartikels heeft te maken met de illocutieve kracht van de uitdrukking. Vergelijk bijvoorbeeld de volgende zinnen:
Wil je de radio aanzetten? |
Wil je de radio even aanzetten? |
|
| |
| |
Zonder even kan het om een vraag of een aansporing gaan, maar met even is het zonder enige twijfel een aansporing. Het gaat hier bijgevolg om een belangrijke nuancering.
Foolen (1985) stelde een lijst op met mogelijke illocutieve strekkingen: toestemming, aansporing, toegeving, bevel, waarschuwing, geruststelling enzovoort zijn mogelijkheden, maar dezelfde zinnen zonder schakeringspartikel, met passende intonatie en context, drukken dit ook al uit. Zo is Kijk maar uit een waarschuwing en Maak je maar geen zorgen een geruststelling (voorbeelden uit Foolen, 1985), maar dat zijn die zinnen ook zonder partikel. Het schakeringspartikel is overigens soms uitgesloten in zinnen die dezelfde attitudes uitdrukken. Bijvoorbeeld: de toegeving in Kom dan maar zou uitgedrukt worden door het partikel maar; in Je zult wel gelijk hebben geeft de spreker echter ook iets toe en maar kan daar noch aan toegevoegd worden, noch in de plaats van wel gebruikt worden.
Wat de plaats in de zin betreft, kunnen de volgende opmerkingen worden gemaakt. Het gaat niet om ‘Wasserscheide’ (cf. Krivonosov, 1977) zonder meer, maar om een complex samenspel van factoren: woordgroepcategorieën (nominaal vs. pronominaal), functies (al dan niet directe aanvullingen bij het werkwoord) en pragmatiek (thema vs. rhema, bekende vs. nieuwe informatie, maar ook de relatie tot de - al dan niet - talige context).
De plaats in het middenstuk wordt aangegeven in tabel 2.
Tabel 2 Volgorde van schakeringspartikels in een niet-gemarkeerde zin
|
anaforen |
dan/nou |
bep. NP |
toch |
wel/maar |
bepaling(en) |
eens |
even |
onbep.NP |
Bep/VZV |
De commentaar op tabel 2 volgt hieronder.
- | Met anaforen worden anaforische pronomina en bijwoorden bedoeld, zoals hem, er, daar, enzovoort. |
- | Dan/nou: Het bijwoord dan verwijst naar een in de voorcontext al dan niet expliciet vermelde tijd (ogenblik, dag, etc) of voorwaarde. Het bijwoord nu of nou situeert de handeling eveneens in de tijd, binnen een tijdsspanne die het moment van het spreken omvat. De partikels daarentegen refereren op een vagere, minder precieze manier aan de situatie waarin spreker en hoorder zich bevinden. |
| |
| |
- | Dan volgt een bepaalde nominale constituent. |
- | Toch is eveneens anaforisch, maar is tevens adversatief, d.w.z. drukt uit dat de spreker een andere mening toegedaan is dan wat hij denkt dat de hoorder verwacht. |
- | Maar of wel sluiten elkaar uit: ofwel het restrictieve van maar of het affirmatieve van wel. |
- | Dan krijgen we de meeste bepalingen (zie verder in de tabel). |
- | Dan volgen eens en even: beide met een verzwakte betekenis en ‘minimizing the state of affairs’ (De Vriendt et al., 1991, p. 54), maar verwant aan bijwoorden met de betekenis van: één enkele keer, een korte tijd. |
- | Hierna volgen onbepaalde nominale constituenten en bepalingen of voorzetselvoorwerpen die semantisch het nauwst aansluiten bij het werkwoord in de SOV-structuur. |
De volgorde in clusters is precies dezelfde als in tabel 2, dan zonder andere constituenten.
| |
4. Contrastief Nederlands-Frans
De vraag die we hier behandelen, luidt: wat beantwoordt in het Frans aan de Nederlandse schakeringspartikels? Deze vraag is uiteraard belangrijk voor vertalers. In de literatuur vinden we twee opvattingen. Enerzijds Zajicek: ‘Les adverbes MONOSYLLABIQUES néerlandais employés dans les phrases suivantes ont une valeur sémantique propre qui est beaucoup trop faible par rapport à celle des adverbes français théoriquement correspondants, indiqués par les dictionnaires usuels. Il convient donc de les SUPPRIMER entièrement à la traduction’. (Zajicek, 1973, p. 280, nadruk in de oorspronkelijke tekst).
Zijn voorbeelden lijken hem gelijk te geven:
Zei hij nu zeven of negen? |
A-t-il dit ‘six’ ou (bien) ‘dix’? |
Hoe weet ik dat nou? |
Comment le saurais-je? |
Hij leek wel op een zigeuner |
Il ressemblait à un bohémien |
Eindelijk gebeurt er eens iets! |
Il se passe enfin quelque chose |
Je vertelt het toch niet verder hé? |
Tu ne le répéteras pas, hein? |
Zeg niet: ik win toch nooit iets |
Ne dites pas: je ne gagne jamais |
Oordeel zelf maar |
Jugez vous-même |
Anderzijds is er de mening van Lerot. Volgens hem zijn de partikels waarover wij het hebben ‘si on veut croire une opinion communément admise -
| |
| |
particulièrement fréquentes en allemand et en néerlandais tandis que le français se distingue par une étonnante pauvreté’. En verder ‘Sur la base des travaux de René Métrich (Métrich 1999) [...] nous pouvons évaluer la proportion de particules allemandes traduites en français à 40% environ.’ (Lerot, 2001, p. 125).
Dit zijn diametraal tegenover elkaar staande meningen: de ene geeft de raad om de schakeringspartikels weg te laten, de andere komt tot de conclusie dat ongeveer 40% vertaald wordt. Lerot wijst terecht op het feit dat schakeringspartikels in hoge mate van het register afhangen, maar het verschil tussen nul, ‘supprimer entièrement’, en 40% lijkt toch wel erg groot.
Bij Lerot lezen we wat verder (op p. 126) dat het materiaal van Métrich gebaseerd is op een corpus dat bestaat uit ‘cinq différentes traductions françaises d'une nouvelle de Franz Kafka (Die Verwandlung)’. Als men dan, onder de besproken voorbeelden, zinnen aantreft als: Die Möglichkeit dessen musste man doch eigentlich zugeben (vertaald als: ‘il fallait bien reconnaître dans le fond que ce n'était pas impossible’), dan begrijpt men dat men hier met een heel wat ander register te maken heeft dan met het register waarin de voorbeelden van Zajicek gebruikt worden.
Het interessantst zou zijn over gegevens te beschikken voor gesproken taal. Daar word je uiteraard met een methodologisch probleem geconfronteerd: gesproken Nederlands en een vertaling in gesproken Frans, waar/hoe vind je dat? Een mogelijk idee is: een opname van een uiteenzetting in het Nederlands en hoe een tolk die inhoud weergeeft. Dubbel probleem (tenminste dubbel!): (i) Dit taalgebruik is allesbehalve gewoon alledaags gesproken Nederlands, het gaat om een heel apart register; (ii) de specifieke problematiek van het tolken wordt hier dan een bijkomend probleem.
Wij hebben het anders opgelost. We hebben drie bronnen geëxcerpeerd. (i) Alle zinnen uit de vertaling van het eerste bedrijf van Harold Pinter The Birthday Party door Van het Reve werden in het Frans vertaald. Pinter beschikt ‘over een heel eigen stijl [...] een constant langs elkaar heen praten van zijn personages in schijnbaar alledaagse dialogen met geheel onverwachte uitschieters in woord en daad’ (Encyclopedie, 1970, p. 517). Met Pinter zitten we dus goed en Reves vertaling is o.i. bijzonder geslaagd. (ii) De resultaten hiervan worden vergeleken met de Franse vertaling van de eerste twee hoofdstukken van Claus' Het verdriet van België. Dit zijn evenveel woorden als in Pinters eerste bedrijf. (iii) We vergelijken ook met een stripverhaal De zeven kristallen bollen, een Kuifje album. Het resultaat staat in de tabellen 3, 4 en 5.
| |
| |
Pinter:
Tabel 3 Aantal partikels al dan niet in het Frans vertaald
|
|
DAN |
NOU |
TOCH |
MAAR |
WEL |
EENS |
EVEN |
Totaal |
Aantal |
37 |
15 |
27 |
28 |
40 |
22 |
11 |
180 |
in Nl. |
|
Niet |
37 |
14 |
13 |
28 |
28 |
20 |
11 |
151 |
in het Fr. |
|
(84%) |
Wel |
0 |
1 |
14 |
0 |
12 |
2 |
0 |
29 |
in het Fr. |
|
(16%) |
Bron: Van het Reves vertaling van Pinters The Birthday Party.
De opmerkelijkste cijfers staan vetgedrukt.
Claus:
Tabel 4 Aantal partikels al dan niet in het Frans vertaald
|
|
DAN |
NOU |
TOCH |
MAAR |
WEL |
EENS |
EVEN |
Totaal |
Aantal |
4 |
1 |
7 |
5 |
2 |
1 |
1 |
21 |
in Nl. |
|
Niet |
4 |
1 |
2 |
4 |
0 |
1 |
1 |
13 |
in het Fr. |
|
Wel |
0 |
0 |
5 |
1 |
2 |
0 |
0 |
8 |
in het Fr. |
|
Bron: Vertaling van Claus Het verdriet van België.
De opmerkelijkste cijfers staan vetgedrukt.
Kuifje:
Tabel 5 Aantal partikels in de oorspronkelijke Franse tekst en in de Nederlandse vertaling van Kuifjes De zeven kristallen bollen
|
|
DAN |
NOU |
TOCH |
MAAR |
WEL |
EENS |
EVEN |
Totaal |
Aantal |
0 |
4 |
10 |
6 |
6 |
14 |
4 |
44 |
in Nl. |
|
Niet |
0 |
3 |
5 |
6 |
6 |
13 |
4 |
37 |
in het Fr. |
|
Wel |
0 |
1 |
5 |
0 |
0 |
1 |
0 |
7 |
in het Fr. |
|
De opmerkelijkste cijfers staan vetgedrukt.
| |
| |
Deze resultaten zijn bijzonder interessant. In het eerste bedrijf komen bij Pinter 186 schakeringspartikels voor. Daar worden er in het Frans ongeveer 15% van vertaald, namelijk 29. Bovendien: nooit worden dan, maar, even vertaald, éénmaal nou (door een conditionalis!) en tweemaal eens (un jour, parfois). In feite kom je in de buurt van nul (Zajicek), behalve voor zinnen met toch (type: Die heeft toch ook cornflakes gehad? - ‘Il a aussi eu des cornflakes, non?’) en zinnen met wel (bien, vraiment, à vrai dire, le fait est que). Wat deze laatste betreft, kan men zich zelfs afvragen of een Fransman even vaak bien zou gebruiken als vertaler dezes (SdV)!
De conclusie van dit kleine onderzoek is als volgt: een beperkt aantal types schakeringspartikels kan - soms - een equivalent in het Frans hebben, namelijk:
- | toch in declaratieve zinnen: dat zullen ze toch wel gezegd hebben. Vertaald als quand-même of tout de même; |
- | toch in vragende of exclamatieve zinnen met hoofdzinsorde: dit huis staat toch zeker op de lijst? Vertaald als: non? of n'est-ce pas? |
- | wel in declaratieve zinnen: ik hou wel van een sigaret, hoor. Vertaald als bien, vraiment, certainement of il est vrai que. |
| |
5. Implicaties voor het onderwijs
De thematiek is niet nieuw. Foolen (1985) komt tot de vaststelling dat de leerbaarheid van schakeringspartikels voor taalleerders van het Nederlands bemoeilijkt wordt door vier factoren. (i) Door de polyfunctionaliteit en de semantische vaagheid ervan wordt regels voor gebruik opstellen zo goed als onmogelijk. (ii) De onopvallendheid van de schakeringspartikels draagt niet bij tot de leerbaarheid. (iii) Er is een zekere overeenkomst met de intonatie en niet-verbale uitdrukkingsmiddelen. (iv) Schakeringspartikels zijn niet frequent in een aantal talen, zoals het Frans en het Engels.
Hieraan kan het taalregister (of de registers) worden toegevoegd dat het al dan niet gebruik ervan bepaalt. Foolen (1985) spreekt van het bevorderen van het gebruik van partikels door ‘round characters’ (in tegenstelling tot ‘flat characters’) en emotie in het tekstmateriaal en door een bepaald type oefeningen (rollenspel bijvoorbeeld) en/of natuurlijke conversatie tussen docent en leerlingen. Het is zeer de vraag of dat helpt.
| |
| |
We denken dat het best een onderscheid tussen leerders kan worden gemaakt, bijvoorbeeld (i) jonge leerlingen, tieners en volwassenen, (ii) studenten vertaler/tolk en studenten leerkrachten.
| |
Jonge leerlingen, tieners en volwassenen
Foolen onderzocht leermateriaal, d.z. Noord-Nederlandse leerboeken, die dertig jaar geleden door leerstoelen en lectoraten in het buitenland gebruikt werden. Hij stelde heel grote verschillen vast wat betreft: aandacht voor partikels, al dan niet frequent gebruik van partikels, de uitleg die erover wordt gegeven. Hoe zit het met de boeken die nu in Franstalige scholen gebruikt worden? Wij achten de kans klein dat leerlingen leren hoe en wanneer ze partikels moeten/kunnen gebruiken. Bovendien zijn de leerkrachten vaak geen native speakers, waardoor twijfel over frequentie en correct gebruik van partikels kan ontstaan. Ook de immersieklassen lijken geen soelaas te bieden: exploratieve observaties van lessen in enkele Franstalige immersieklassen Nederlands leverden alvast een zeer geringe oogst op aan partikelgebruik, namelijk veelvuldig gebruik van eens in directieve zinnen. Kennelijk is het schoolse klastaalregister geen vruchtbare bodem voor partikelgebruik. In het volwassenenonderwijs ligt de situatie niet anders. Tenzij er expliciete oefeningen worden voorzien, komt partikelgebruik niet in het stuk voor.
| |
Studenten vertaler/tolk
Zij krijgen enerzijds veel gelegenheid om in contact te komen met gesproken taal en een grote variëteit van geschreven Nederlands en de leerkrachten zijn vaak, zo niet altijd, native speakers. Anderzijds kunnen specifieke oefeningen worden gewijd aan het weergeven van nuances die in het Nederlands door schakeringspartikels worden uitgedrukt. Dit kan ingeleid worden of samengaan met theoretische uiteenzettingen over kenmerken van schakeringspartikels in het Nederlands en, eventueel, in andere talen binnen het kader van taalbeschouwing.
| |
Studenten leerkrachten
Voor deze studenten geldt ongetwijfeld dat schakeringspartikels een interessant onderwerp zijn voor (werk)colleges over Nederlandse syntaxis en pragmatiek. Het is ook wenselijk dat het gebruik van schakeringspartikels voldoende wordt ingeoefend, ten minste als men wenst dat leerkrachten in staat
| |
| |
zijn om hun leerlingen tot communicatief vaardige sprekers van het Nederlands op te leiden. Gesproken Nederlands zonder partikels klinkt namelijk on-Nederlands.
Het is duidelijk dat opdat onderwijs van partikels van de grond zou komen, er aan een aantal voorwaarden moet worden voldaan. Of misschien ook wel niet: aantrekkelijk communicatief taalonderwijs lijkt een uitweg te bieden, maar wordt dit niet al lang voorgehouden?
| |
6. Conclusie
In deze bijdrage gingen we eerst na wat schakeringspartikels zijn en hun kenmerken. Vervolgens gingen we na hoe ze ervan af komen in een contrastieve Nederlands - Franse omgeving. Het blijkt dat sommige partikels meer dan andere worden vertaald. Wat de didactische implicaties betreft, maken schakeringspartikels alleen maar een kans in het onderwijs als er degelijk communicatief onderwijs op het menu staat.
| |
Literatuurlijst
Abraham, W. (1991). ‘The grammaticalization of the German modal particles.’ In E. Traugot & B. Heine (eds) Approaches to Grammaticalization. Amsterdam: John Benjamins, Vol 2, p. 331-380. |
Beheydt, L. (2004). ‘Modale partikels en grammaticalisering.’ In H. Bouillon (éd). Langues à niveaux multiples. Louvain-la-Neuve: Peeters, p. 23-34. |
De Vriendt, S. (1994). Van geen kleintje vervaard. Essays over Nederlandse taalwetenschap. Brussel: VUB-Press. |
De Vriendt, S. & P. Van de Craen. (1986). ‘Over plaatsingsmogelijkheden van schakeringspartikels.’ Interdisciplinair tijdschrift voor taal- en tekstwetenschap 6 (2), 101-116. |
De Vriendt, S. & P. Van de Craen. (1984). ‘Maar als modaal partikel.’ In J. Van der Auwera & W. Vandeweghe (red). Studies over Nederlandse partikels. Antwerp Papers in Linguistics 35, p. 49-63; ook in De Vriendt (1994). |
De Vriendt S. & P. Van de Craen. (1995). ‘Hoe gewoon is “gewoon”.’ In J. Cajot, L. Kremer & H. Niebaum (Hrsg.) Lingua Theodisca. Beiträge zur Sprach- und Literaturwissenschaft. Münster/Hamburg: LIT., p. 831-838; ook in De Vriendt (1994). |
De Vriendt, S., W. Vandeweghe & P. Van de Craen. (1991). ‘Combinatorial Aspects of Modal Particles in Dutch.’ Multilingua 10 (1-2), 43-59. |
Encyclopedie. (1970). Moderne encyclopedie der wereldliteratuur. Deel VI (N-PO). Gent: Story-Scientia. |
| |
| |
Fernandez, J. (1994). Les particules énonciatives. Paris: PUF. |
Foolen, A. (1985). ‘“Typical Dutch noises with no particular meaning”: Modale partikels als leerprobleem in het onderwijs Nederlands als vreemde taal.’ Verslag van het Achtste Colloquium van de Docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten. 's Gravenhage-Hasselt, 39-57. |
Foolen, A. (1993). De betekenis van partikels. Nijmegen: Dissertatie. |
Hoogvliet, J. (1903). Lingua. Amsterdam: Van Looy. |
Krivonosov, A. (1977). ‘Deutsche Modalpartikeln im System der unflektierten Wortklassen.’ In H. Weydt (Hrsg.). Aspekte der Modalpartikeln. Studien zur deutschen Abtönung. Tübingen: Niemeyer, p. 176-216. |
Longacre, R. (ed). (1976). Discourse Grammar. Studies in Indigenous Languages of Colombia, Panama and Ecuador., 3 vols. Summer Institute of Linguistics and University of Texas at Arlington. |
Métrich, R. (1999). Les particules modales comme problème de traduction. La traduction des particles dans cinq versions françaises de ‘Die Verwandlung’ de Franz Kafka. Nancy: Université de Nancy (= Cahiers de recherche en linguistique 5). |
Rombouts, J. (1980). De relatie tussen het partikel NOG en bepalingen van tijd. Antwerp Papers in Linguistics 21. |
Van der Auwera, J. & W. Vandeweghe (red.) (1984). Studies over Nederlandse partikels. Antwerp Papers in Linguistics 35. Antwerpen: UIA. |
Van der Wouden, T., Foolen, A. & P. Van de Craen (eds). (2003). Particles. Amsterdam: John Benjamins. |
Weydt, H. (Hrsg). (1979). Die Partikeln der deutschen Sprache. Berlin: De Gruyter. |
Zajicek, J. (1973). Etudes stylistiques comparatives, neérlandais-français. The Hague: Mouton. |
|
|