| |
| |
| |
De groei van een vertaling
door Willy Spillebeen, lid van de Academie.
Sonnet I van ‘Cien sonetos de amor’ van Pablo Neruda behoort niet tot de sterkste gedichten uit de bundel. Het is duidelijk een ‘gemaakt’ gedicht dat moest dienen als openingsgedicht voor de hele bundel meteen na de opdracht ‘A Matilde Urrutia’. Zij was van ongeveer 1950 tot zijn dood in 1973 de levensgezellin van Pablo Neruda en aan haar heeft hij twee bundels liefdesgedichten gewijd.
De eerste bundel heet ‘Los versos del capitan’, 1952 (vertaald door Fred De Haas, Rotterdam 1974 en door Corrie Zelen, Maasbree, 1980) heeft een pikante voorgeschiedenis. Daarom werd hij allicht relatief vroeg (zij het pas na 22 jaar!) in het Nederlands vertaald. De 47 liefdesgedichten waren zogezegd geschreven door een communistische Spaanse kapitein voor de Latijns-Amerikaanse zangeres Rosario de la Cerda. Haar naam (Rosario) werd al in de ‘Canto general’, 1950 vermeld. De kritiek achterhaalde vrij vlug dat de anonieme dichter Pablo Neruda was en de zangeres Matilde Urrutia. Pas in 1962 zou Neruda het auteurschap ervan toegeven en in zijn memoires Ik beken ik heb geleefd schrijft hij dat hij zijn toenmalige vriendin Delia del Carril niet had willen kwetsen.
De tweede bundel heet ‘Cien sonetos de amor’, 1959 (vertaald door Willy Spillebeen, Leuven 2003 en door Catharina Blaauwendraad, Amsterdam 2003). Deze bundel kende geen ‘succès de scandale’ en werd pas na 44 jaar in het Nederlands vertaald.
Ik ken ‘Cien sonetos de amor’ sedert 1977 en heb er toen drie sonnetten uit vertaald maar vanuit het Frans (‘Twintig gedichten van Pablo Neruda’, Gent 1978). Om voor mezelf uit te maken of het zou lukken de hele bundel te vertalen heb ik in 2001 eerst kriskras enkele sonnetten en strofen vertaald. Daarna heb ik besloten om, weer voor mezelf, met ‘wijzigingen bijhouden’ in mijn pc, na te gaan hoe het verloop van zo'n vertaling gebeurde. Ik koos voor het allereerste sonnet. Achteraf bleek het ook het enige sonnet te zijn waarvan ik, op een blad papier naast de derde en laatste drukproef, bepaalde verzen alsmaar opnieuw heb geformuleerd. Het resultaat van ‘wijzigingen bijhouden’ heb ik ondertussen uitgeschreven. Ik overloop het sonnet vers na vers.
| |
| |
| |
Eerste kwatrijn
Vers 1.
Matilde, nombre de planta o piedra o vino
Ik had al meteen vertaald: Matilde, naam van een plant, een steen of een wijn. Maar daarbij was ik de alliteratie kwijt. Neruda schrijft in zijn opdracht ‘A Mathilde Urruttia’ dat hij ‘heel nederig deze sonnetten uit hout (heeft) gemaakt en ze de klank (heeft) meegegeven van deze dichte, pure materie’. Ik geloof hem niet. Neruda is technisch bijzonder knap en gebruikt hier nog meer dan in zijn ander werk poëtische trucs. Hij is b.v., vooral in deze sonnetten, een meester van de alliteratie of het stafrijm, die ‘stapstenen van de stemme’ waar Guido Gezelle ijzersterk, wat zeg ik, staalsterk in was. Neruda schrijft in zijn inleiding ook dat ‘de dichters altijd al, met hun selectieve smaak en elegantie, in elk van hun sonnetten rijmen hebben geplaatst die klonken als zilver, kristal of kanonnades.’ Hij suggereert dat hij dat niet doet. Maar hij is niet vies van het (binnen)rijm, al heeft het Spaans ongetwijfeld meer rijmwoorden dan het Nederlands. In de hele bundel staat inderdaad slechts één perfect klassiek sonnet (LXVI) en het telt bovendien slechts twee rijmwoorden. Het vers van Neruda is altijd ritmisch en klankrijk of melodieus. Naarmate hij ouder werd schreef hij ook steeds minder zogenaamd vrije verzen. Veel van zijn latere gedichten, ook deze sonnetten maar lang niet altijd, hebben een min of meer gelijk aantal heffingen en/of lettergrepen. De vorm ervan is strak, het vers geserreerd.
Bij het nalezen van de derde drukproef heb ik enkele dagen rondgelopen met: Matilde, naam van gewas, van gesteente, van wijn. Ik dacht dat ik hét gevonden had. Ik had een stafrijm, zelfs twee. Maar dat ‘gewas’ en dat ‘gesteente’ leken me toch té archaïsch. En ik vond dat ik ook teveel ‘van’ had. Het is uiteindelijk gebleven, gewoner, directer, zij het enigszins dreunend (wat Neruda vaak heeft) en helaas nu met evenveel ‘een’:
Matilde, naam van een plant, een steen of een wijn.
Vers 2.
de lo que nace de la tierra y dura
Aanvankelijk had ik letterlijk vertaald: ‘van wat uit de aarde geboren wordt en voortduurt’. Later werd het: ‘van wat uit de aarde is ontstaan en bestaan blijft’. Maar dat vond ik niet helemaal correct. Nog later werd het:
van wat uit de aarde ontstaat en voort bestaat.
| |
| |
Voordeel vond ik niet zozeer het rijm (ontstaat-bestaat, ook voort-woordgloort in de volgende verzen) als wel dat zo Neruda's ‘aardse metafysica’ wordt beklemtoond: zijn geloof in een voortbestaan of wedergeboorte zoals die in de natuur plaatsgrijpt. Hij schrijft trouwens Natuur maar ook Volk en Vaderland, graag met een hoofdletter. Zijn goden, anders gezegd.
Vers 3 en 4.
palabra en cuyo crecimiento amanece,
en cuyo estío estalla la luz de los limones.
Na veel nauwelijks nog te achterhalen gezwoeg - ik vermeld alleen dat ‘dageraad’ ook ‘ochtend’, ‘gloort’ ook ‘ontwaakt’ en ‘de gloed der citroenen barst’ ook: ‘de lampen van de citroenen branden’ resp. ‘barsten’, zelfs ‘ontploffen’ is geweest - heb van deze verzen gemaakt:
woord door wiens groeikracht de dageraad gloort,
door wiens zomer de gloed der citroenen barst.
Ik was tevreden met de geciteerde verzen: ik had parallellie, een rijm, alliteraties en mooie oo- en oe-klanken. Bovendien was er iets dubbelzinnigs met die ‘door’ (door als handelende persoon en ook door als ‘door... heen’). Daarom heb ik niet ‘in’ gebruikt.
Toen las ik in een taalstukje in ‘De Standaard’ van een naamgenote van me, van mijn dochter Kristien namelijk: ‘wiens’ en ‘wier’ wordt alleen voor personen gebruikt. Daarom probeerde ik toen:
‘woord waar de groeikracht van de dageraad in gloort
en de zomer de gloed van de citroenen in doet barsten.’
Die twee ‘van de’ klonken niet goed. En het ritme vond ik toch maar lamlendig. Ik probeerde verder:
‘woord waarin de groeikracht van de dageraad gloort,
waarin de zomer de gloed der citroenen doet barsten.’
Dat stond me nog niet helemaal aan. Ik probeerde opnieuw:
‘groeikrachtig woord waar de dageraad in gloort
waar 's zomers de gloed der citroenen in barst.’
Ten slotte ben ik toch teruggekeerd naar de eerste vorm: ‘wiens’ dus. Ik argumenteerde voor mezelf (en ook voor mijn dochter) dat ‘woord’ hier kon doorgaan als verpersoonlijking van Matilde.
| |
| |
Zo is dan het eerste kwatrijn geworden:
Matilde, naam van een plant, een steen of een wijn,
van wat uit de aarde ontstaat en voort bestaat,
woord door wiens groeikracht de dageraad gloort,
door wiens zomer de gloed der citroenen barst.
Tegelijk met mij heeft de Nederlandse Catharina Blaauwendraad Cien sonetos de amor van Neruda vertaald. We wisten niet dat we met hetzelfde bezig waren, we kenden elkaar trouwens ook niet. Toeval bestaat. De beide vertalingen zijn zelfs tegelijk verschenen, de hare in Nederland bij Prometheus, de mijne in Vlaanderen bij P. Zij vertaalt deze eerste strofe zo:
Mathilde, naam van plant of steen of wijn,
van duurzaamheden die de aarde baart,
woord in wiens groei de dageraad ontwaakt,
en in wiens zomer de citroen ontvlamt.
| |
Tweede kwatrijn
Vers 5.
En ese nombre corren navíos de madera
Aanvankelijk had ik: ‘Met die naam op de boeg varen houten boten’. Maar dat was erg vrij, boeg staat er niet en corren als ‘varen’ vertalen, stond me ook niet zo aan: in het slotvers van het sonnet staat ‘navegar’ en dàt betekent ‘varen’. Ook het letterlijke ‘lopen’ stond me niet aan: boten lopen niet, al lopen ze wel van stapel. Tenslotte is het geworden: ‘In die naam haasten zich houten boten’ omdat in corren enige haast wordt gesuggereerd, vond ik. En ik had weer een alliteratie.
Vers 6-7-8:
rodeados por enjambres de fuego azul marino,
y esas letras son el agua de un río
que desemboca en mi corazón calcinado.
Deze drie verzen leverden weinig moeilijkheden op: ‘boten’ kreeg vrij spontaan als rijmwoord ‘omsloten’; calcinado was eerst ‘verkalkt’, daarna ‘verschroeid’ en werd uiteindelijk het m.i. mooiere ‘geblakerd’.
Het kwatrijn als geheel luidt dan:
In die naam haasten zich houten boten
omsloten door zwermen marineblauw vuur
| |
| |
en die letters zijn het water van een rivier
die uitmondt in mijn geblakerde hart.
Catharina Blaauwendraad vertaalt:
Er varen houten schepen in die naam
omringd door zwermen vuur, marineblauw,
de letters zijn het water van een stroom
die uitmondt in mijn zwartgebrande hart.
(Ik vind dat ‘varen’ te braaf is en dat ‘boten’ en ‘rivier’ beter klinken dan ‘schepen’ en ‘stroom’.)
| |
Eerste terzine
Vers 9.
Oh nombre descubierto bajo una enredadera
De Oh heb ik niet vertaald, ook elders bijna nooit: voor mij klinkt dat vrij geëxalteerd en gechargeerd, wat Neruda inderdaad soms is. Van descubierto had ik eerst ‘ontdekt’, daarna ‘gevonden’ gemaakt. Dat klonk goed na ‘onder’ en zou straks een rijmwoord krijgen: ‘verbonden’; het mooie woord enredadera, dat klimplant of slingerplant en ook winde betekent was hier eerst ‘slingerplant’ en daarna ‘akkerwinde’: ‘winde’ vond ik een te kort woord.
Vers 10.
como la puerta de un túnel desconocido
Puerta werd ‘toegang’ en niet ‘deur’ of ‘poort’; desconocido was aanvankelijk ‘verborgen’, werd daarna ‘onbekende’ en uiteindelijk meende ik er een connotatie meer aan te kunnen geven door het als ‘onverkende’ te vertalen. Helemaal hiermee verzoend ben ik niet (meer): misschien had ik toch maar ‘onbekende’ kunnen behouden of ‘niet bekende’, met een allusie op het bijbelse ‘een vrouw bekennen’ want die tunnel is wel degelijk een seksueel beeld.
Vers 11.
que comunica con la fragancia del mundo!
Dit vers leverde niet echt een probleem op. En als ik communica vertaalde als ‘verbonden’ kreeg ik bovendien, zoals al gezegd, een rijm met ‘gevonden’. Het werd dus ‘verbonden’.
| |
| |
Zo werd deze terzine dan:
Naam onder een akkerwinde gevonden,
als de toegang tot een onverkende tunnel
die verbonden is met de geur van de wereld!
Catharina Blaauwendraad vertaalt:
O naam onder een klimplant blootgelegd
als doorgang naar een onbekende tunnel
die het aroma van de wereld ademt!
(‘Blootgelegd’ had ik graag willen vinden, het past in het geheel. Maar dan zou ik het rijmwoord met ‘verbonden’ gemist hebben; ook ‘doorgang naar’ spreekt me erg aan. Maar ‘klimplant’ vind ik te weinig concreet.)
| |
Tweede terzine.
Vers 12, 13 en 14,
Oh invádeme con tu boca abrasadora,
indágame, si quieres, con tus ojos nocturnos,
pero en tu nombre déjame navegar y dormir.
Daar waren de moeilijkheden veeleer gering: invádeme is weliswaar ‘overval me’ en ‘neem me in’ geweest, maar uiteindelijk leek me ‘overrompel me’ onstuimiger; abrasadora werd ‘schroeiend’ en sloot dan ook aan bij ‘geblakerd’ uit het tweede kwatrijn - zijn hart was geblakerd, haar mond is schroeiend; si quiéres, dat ik aanvankelijk lelijk prozaïsch vertaald had als ‘als je het wenst’ en ‘zo je wil’, werd tenslotte ‘desnoods’ en die o-klank paste bij ‘doorgrond’ en bij ‘ogen’.
En zo werd deze terzine:
Overrompel me met je schroeiende mond,
doorgrond me desnoods met je nachtelijke ogen,
maar laat me in jouw naam varen en slapen.
Catharina Blaauwendraad vertaalt:
O dring me binnen met je mond die brandt
doorvors me met je nachtelijke ogen,
maar laat me varen, slapen - in jouw naam.
| |
| |
Misschien had ik met ‘wijzigingen bijhouden’ mijn werkwijze bij de negenennegentig andere sonnetten moeten bewaren en uitschrijven. Misschien zouden dan andere, interessante(re) aspecten van het vertalen en van Neruda zelf aan bod zijn gekomen. Het zou een dik, niet te publiceren en ongetwijfeld ook niet te lezen boek zijn geworden.
* * *
Zo met taal bezig geeft me wel een intens plezier. Poëzie vertalen vind ik trouwens een heel creatieve bezigheid en ik heb vaak vertaald in de soms lange periodes dat zich geen eigen poëzie aandiende of als ik een soort ‘prozanausea’ had na het voltooien van een roman.
Het spreekt vanzelf dat er veel woordenboeken, veel hernemen, veel geduld, veel tijd en ook veel ‘gezwoeg’ aan te pas zijn gekomen. En wat mij betreft: naast de brontekst en woordenboeken ook een grammatica, vertalingen uit het Engels, Duits, Frans (als die al bestaan) én iemand die mijn zoveelste ‘definitieve’ tekst vergelijkt met de brontaal. Het eindresultaat zou dan een gedicht moeten zijn dat zo trouw mogelijk de brontekst volgt én een zo Nederlands mogelijk gedicht is geworden.
Dat een andere vertaler op tal van plaatsen andere opties kiest, wat ervoor zorgt dat iedere vertaling anders is, heb ik even willen aantonen met de vertaling van Catharina Blauwendraad.
* * *
In het verleden hebben zeer veel dichters die gedichten vertaald die hen het sterkst aanspraken, vaak omdat hun eigen thematiek en problematiek er in tot uiting kwamen. Het werden dan als het ware eigen gedichten. Het vertalen van volledige bundels, zelfs van volledige oeuvres in het Nederlands is relatief recent: ik noem maar Rilke, Baudelaire, Celan, Herbert, Hölderlin, Milosz enz. De vertaler dient zo ook vaak gedichten te vertalen die hem minder, zelfs helemaal niet aanspreken, wat een extra moeilijkheid meebrengt.
Nog een geluk dat Pablo Neruda geen klassieke, rijmende en metrische gedichten heeft geschreven want dat zou voor mij als vertaler een wel heel grote uitdaging zijn geweest - ik heb daar enige, zij het boeiende ervaring mee o.a. bij het omzetten van de Vlaanderen-gedichten van Rilke en ‘Kubla Khan’ van Coleridge. Ik ben er van overtuigd dat je moderne poëzie makkelijker kunt vertalen dan klassieke rijmende poëzie waar je zonder de inhoud geweld aan te doen moet zoeken naar rijmen, binnenrijmen, alliteraties, metrum, rijmschema's, heffingen en klankenspel. Ik mag er niet aan denken
| |
| |
dat ik b.v. voor elke acht verzen van elk sonnet slechts twee rijmwoorden had mogen hanteren. Al vergroot het zoeken naar compensaties uiteraard het taalplezier van de vertaler.
* * *
Voor zover ik ze mij herinner, som ik nog enkele moeilijkheden op die me bij het vertalen van Cien sonetos de amor zijn bijgebleven.
1. | Over het zo goed mogelijk respecteren van bestaande en/of het vinden van nieuwe alliteraties en eventueel rijmen heb ik het al gehad. |
| |
| Het is aantrekkelijk maar gevaarlijk en meestal af te wijzen om een originele tekst ‘mooier’ te willen maken of woordrijker dan hij is. Of te menen dat je hem beter moet of kunt maken. Dat laatste komt vooral voor als je minder sterke poëzie vertaalt. |
| |
2. | Een probleem dat ik wel moest oplossen in het Nederlands waren de vele Spaanse gerundio's die je in het Nederlands wel moet omschrijven; |
| |
3. | Het gebruik van de hulpwerkwoorden en vooral van de tijden was vaak een probleem. Ik heb Neruda trouw gevolgd maar zou daar nu veel drastischer in durven zijn, denk ik. (Overigens: elke vertaling zou je na enige tijd moeten kunnen herwerken en dan opnieuw publiceren.) |
- Nu zou ik veeleer de onvoltooid verleden tijd gebruiken dan de voltooid tegenwoordige die het vers langer maakt. Een voorbeeld uit vele in sonnet III:
De schrikbarende nacht heeft beslist gehuiverd,
de dageraad al de kelken met zijn wijn gevuld
en de zon haar hemelse aanwezigheid gevestigd.
Nu zou ik liever ‘huiverde’, ‘vulde’ en ‘vestigde’ schrijven, uiteraard met een aanpassing aan het ritme.
- Nu zou ik de onvoltooid toekomende tijd vervangen door de tegenwoordige tijd) b.v. in sonnet XV:
Jij zult met mij vallen als een steen in het graf
en zo zal omdat onze liefde nog niet was vergaan
de aarde samen met ons blijven voortbestaan.
Nu zou ik liever ‘valt’, ‘vergaat’, ‘blijft’ schrijven, weer uiteraard met aanpassing van het ritme.
| |
| |
- Het gebruik van de gebiedende wijs komt bij Neruda vaak voor. Hij ‘commandeert’ graag b.v. in X. In het Nederlands is ‘Laat...’ Of ‘Dat...’ Of ‘Mag...’ Of ‘Moge...’ niet zo mooi. Ik heb geen alternatief.
Ach, laat alleen het zout van de kou je beroeren!
Laat zelfs de liefde de kuise lente niet vernielen.
Schone, jij weerschijn van het onuitwisbaar schuim,
laat je heupen het water een nieuwe norm
van zwaan of van waterlelie opleggen
en laat je standbeeld varen door het eeuwige kristal.
d. Als voorwaardelijke wijs heb ik in sonnet VIII ‘Indien...’ niet willen gebruiken.
‘Hadden je ogen niet de glans van de maan
4. | Ik moest ernaar streven, vond ik, om alle woorden van een vers zoveel mogelijk ook in de vertaling binnen het vers te behouden, wat niet altijd eenvoudig en vaak onmogelijk was. |
| |
5. | Ik vind ook dat elk woord dat draagt vertaald moest worden. Ook als er een herhaling is want de dichter heeft daar uiteraard zijn bedoeling mee b.v. in sonnet _LXIV. Neruda herhaalt graag: hij heeft soms iets van een predikant of een pastoor, vooral in zijn politieke gedichten. |
Niemand kan optellen wat ik je schuldig ben,
liefste, stralend is wat ik je schuldig ben,
een wortel uit Araukanië, liefste, ben ik je schuldig.
Ongetwijfeld is besterd al wat ik je schuldig ben,
wat ik je schuldig ben lijkt de put in een bosgebied
waarin de tijd zwervende bliksems achterliet.
| |
Bijlage
Sonnet I van Pablo Neruda
Matilde, nombre de planta o piedra o vino,
de lo que nace de la tierra y dura,
palabra en cuyo crecimiento amanece,
en cuyo estío estalla la luz de los limones.
| |
| |
En ese nombre corren navíos de madera
rodeados por enjambres de fuego azul marino,
y esas letras son el agua de un río
que desemboca en mi corazón calcinado.
Oh nombre descubierto bajo una enredadera
como la puerta de un túnel desconocido
que comunica con la fragancia del mundo!
Oh invádeme con tu boca abrasadora,
indágame, si quieres, con tus ojos nocturnos,
pero en tu nombre déjame navegar y dormir.
| |
Vertalingen
Matilde, naam van een plant, een steen of een wijn,
van wat uit de aarde ontstaat en voort bestaat,
woord door wiens groeikracht de dageraad gloort,
door wiens zomer de gloed der citroenen barst.
In die naam haasten zich houten boten
omsloten door zwermen marineblauw vuur,
en die letters zijn het water van een rivier
die uitmondt in mijn geblakerde hart.
Naam onder een akkerwinde gevonden
als de toegang tot een onverkende tunnel
die verbonden is met de geur van de wereld!
Overrompel me met je schroeiende mond,
doorgrond me desnoods met je nachtelijke ogen,
maar laat me in jouw naam varen en slapen.
‘Honderd Liefdessonnetten’
(vertaling Willy Spillebeen)
Mathilde, naam van plant of steen of wijn,
van duurzaamheden die de aarde baart,
| |
| |
woord in wiens groei de dageraad ontwaakt,
en in wiens zomer de citroen ontvlamt.
Er varen houten schepen in die naam
omringd door zwermen vuur, marineblauw,
de letters zijn het water van een stroom
die uitmondt in mijn zwartgebrande hart.
O naam onder een klimplant blootgelegd
als doorgang naar een onbekende tunnel
die het aroma van de wereld ademt!
O dring me binnen met je mond die brandt
doorvors me met je nachtelijke ogen,
maar laat me varen, slapen - in jouw naam.
‘Honderd liefdessonneten’
(vertaling Catharina Blaauwendraad)
|
|