Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde. Jaargang 2007
(2007)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 327]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Omtrent de pregenitief.
|
(i) | Tot het eerste type behoren constructies zoals ndl. Peters boek, 's konings zoon. De pregenitief daarin heeft een referentieel karakter: algemeen gaat men ervan uit dat hij verwijst naar de bezitter van wat in het hoofdsubstantief genoemd wordt (Jans boek antwoordt op de vraag wiens boek); het zou m.a.w. om een possessieve genitief gaan. De constructie zelf is lidwoordloos in absolute zin, wat betekent dat de afwezigheid van het lidwoord niet als een nulvorm kan geïnterpreteerd worden: de constructie staat buiten elke lidwoordoppositie. Men zou aldus van een buitengenitief kunnen sprekenGa naar voetnoot1. De lidwoordloze constructie geldt ook algemeen als definiet: Jans boek = het (*een) boek van Jan.Ga naar voetnoot2 De constructie komt nog steeds in alle Germaanse talen voor. |
(ii) | Tot het tweede type behoren constructies zoals eng. a/women's/ magazine, the drunken /ship's/ doctor. Hier is het de pregenitief, die in absolute zin lidwoordloos is; hij is ingebed tussen het lidwoord en het hoofd van de constructie. Men kan aldus van een binnengenitief spreken. Deze pregenitief heeft een adjectivisch of descriptief en daardoor ook classificerend karakter (a women's magazine antwoordt op de vraag welk soort/wat voor magazine). Dit type komt thans alleen in het Engels en de Continentaal-Scandinavische talen voor. |
Hieronder overloop ik kort de kenmerken van beide types en de verklaring ervoor.
1. De bijzondere kenmerken van het eerste type zijn de absolute lidwoordloosheid van de constructie en haar systematische definietheid.
1.1 Bij een structuralistische aanpak stelde men zich aanvankelijk tevreden met een positionele verklaring van deze kenmerken, wat eigenlijk neerkwam op een vaststelling: de pregenitief neemt de plaats en meteen de determinatieve functie van het definiete lidwoord over en verdringt dit. Gaandeweg is men echter tot een meer gefundeerde verklaring gekomen. Ervan uitgaande dat de pregenitief een possessieve genitief is, is men uitgekomen bij de hypothese dat het concept van de bezitter het in het hoofdsubstantief genoemde bezit identificeert en definiet maakt, waardoor het gebruik van het definiete lidwoord meteen overbodig wordt. Voor deze zienswijze meent men steun te vinden in constructies met het possessiefpronomen, die namelijk op hun beurt systematisch lidwoordloos en definiet zijn; vgl. zijn boek = het (* een) boek van hem. Ook hier zou dus een soort possessor-effect werkzaam zijn.
1.2 Deze semantische-pragmatische verklaring voor de lidwoordloze definietheid van possessieve constructies wordt tot op vandaag algemeen aanvaard. Wel werd zij recentelijk op punt gesteld door Haspelmath (:1999, met verwijzingen naar de vroegere Forschung). Op grond van een crosslinguistisch onderzoek stelt Haspelmath vast dat talen possessieve constructies meestal definiet gebruiken en dat in lidwoordtalen daarbij de tendens bestaat om het definiete lidwoord te onderdrukken, het meest nog wanneer het possessor-element vooropgeplaatst is. De onderdrukking van het redundante lidwoord is economisch gemotiveerd: de communicatie wordt namelijk korter en men bespaart aldus communicatieve energie. Dat vooral vooropplaatsing van de possessor onderdrukking van het lidwoord met zich meebrengt, is volgens Haspelmath het gevolg van lineaire ‘processing’: de vooropgeplaatste possessor maakt voor de hoorder het bezit, waar zal naar verwezen worden, al meteen definietGa naar voetnoot3.
Op het eerste gezicht passen de Germaanse constructies met pregenitief of possessiefpronomen dus in het plaatje: zij zijn definiet en lidwoordloos, zoals possessieve constructies dat onder dezelfde omstandigheden zijn in een grote meerderheid van talen. Toch zijn er moeilijkheden.
(i) Als er in de Germaanse talen al van een possessor-effect sprake kan zijn, dan heeft het aanvankelijk blijkbaar toch niet volledig gewerkt. Af en toe treden in oudere periodes, en trouwens een enkele keer ook nu nog, wel
degelijk possessieve constructies op met zowel onbepaald als bepaald lidwoord. Onder (1) en (2) staan voorbeelden van lidwoordconstructies met respectievelijk een pregenitief en een possessiefpronomen:
(1) |
|
In sommige van deze constructies gaat het duidelijk om een referentiële pregenitief (vgl. enen tsheren cnape), in andere constructies is dat een mogelijkheid (een Gods huus bijvoorbeeld kan met referentiële pregenitief te interpreteren zijn als ‘een huis van God’, of met adjectivische pregenitief in de zin van ‘een Godshuis’)Ga naar voetnoot5.
(2) |
|
|
(ii) Moeilijker ligt het voor de theorie van het possessor-effect, dat de pregenitief of het zgn. possessiefpronomen niet steeds verwijzen naar een bezitter in de ware zin van dat woord. Niet alleen ziet men zich gedwongen om ook de subjects- en objectsgenitief (zoals in Romes ondergang, Romes vernietiging) bij de possessieve genitief in te lijven (vgl. Taylor: 329), maar af en toe zijn ook constructies met een pregenitief opgetekend, die men zelfs met veel goede wil niet possessief kan noemen en die niettemin definiet en lidwoordloos zijn. Aldus constructies met partitieve pregenitief, zoals in der vrauwen vrauwe ‘de vrouw der vrouwen’ (Mariken van Nieumeghen: Van Es §433), mhd. der Sunden Menge, des honiges übermaz, aller wibe bluome ‘de bloem/het puik der vrouwen’ (Behaghel:§366, 368). Of constructies met zgn. verklarende pregenitief, zoals in zwe. Stockholms stad ‘de stad Stockholm’, mit deiner Augen Nebelball, der Träume Hut, deiner Stirne Herrscherthron (in het gedicht ‘Das Spiegelbild’ van Annette von Droste-Hülshoff). Men kan zich dus afvragen of het concept achter de pregenitief niet dient verruimd te worden. In algemene zin mag de adnominale genitief misschien wel als het referentiepunt gelden voor wat in het hoofdnomen genoemd wordtGa naar voetnoot7. Ook Willemse (2005) ziet, in navolging van Langacker, de pregenitief als het referentiepunt (‘reference-point’) voor het in het hoofdnomen genoemde concept, en hij gaat er dan ook van uit dat dit referentiepunt het in het hoofdsubstantief genoemde identificeert en definiet maakt.
(iii) Eigenaardig is verder dat het voor die identificering niet zou uitmaken of de possessor of het referentiepunt zelf al dan niet definiet zijn. Zowel bij een indefiniete als bij een definiete pregenitief is de constructie inderdaad definiet en lidwoordloos; zowel in eines Königs Sohn als in des Königs Sohn gaat het om der Sohn.
(iv) Het grootste probleem blijft m.i. echter dat lidwoordloze definietheid van constructies met pregenitief of possessiefpronomen in de Germaanse
talen een strikt syntactisch patroon vertoont: zij kenmerkt steeds en overal het hoofdnomen van een pregenitief, nooit en nergens dat van een postgenitief; nog steeds is het dt. des Königs Sohn vs der/ein Sohn des Königs. Dit syntactisch onderscheid is m.i. niet te verklaren aan de hand van het concept van de possessor of van het referentiepunt. Men kan eventueel uitgaan van het principe dat in de lineair verlopende communicatie de pregenitief al meteen de definietheid van het hoofdnomen, dat moet volgen, vastlegt. Dit principe is echter zeker niet krachtig genoeg om de absoluutheid, waarmee pre- en postgenitief inzake definiete lidwoordloosheid van elkaar gescheiden zijn, te verklaren. Het principe zou bovendien ook alleen maar voor de hoorder kunnen gelden. De spreker van zijn kant weet immers al bij het begin van de communicatie welke determinatieve waarde aan het hoofdnomen mag worden toegekend; de volgorde ten opzichte van de genitief speelt voor hem geen enkele rol. Het lijkt er dus wel op dat definietheid en lidwoordloosheid van constructies met pregenitief en possessiefpronomen in de Germaanse talen syntactisch bepaald zijn en een syntactische verklaring vereisen.
1.3 Dergelijke verklaring biedt thans Van de Velde (2007) bij zijn beschrijving van de syntactische ontwikkeling van de nominale constituent in het Nederlands. Zijn bevindingen laten zich probleemloos extrapoleren naar alle Germaanse talen. In het door Van de Velde beschreven syntactisch proces laat zich eveneens het tweede type van pregenitiefconstructies (a women's magazine) inpassen; deze constructies laat de theorie van de possessor of van het referentiepunt volledig buiten beschouwing.
1.3.1 In de Germaanse talen is, zoals bekend, het nominale linkerveld syntactisch strikt georganiseerd, met een vaste locatie voor het attributieve adjectief, de determinator en bepaalde partikels (bijvoorbeeld zelfs, maar, ook). Die vaste locaties verschijnen in de bekende volgorde (P (D (A (N))))Ga naar voetnoot8, zodat de volgorde functioneel wordt en gegrammaticaliseerd. Van de Velde beschrijft vooral hoe de vaste locaties historisch gegroeid zijn. Gaandeweg zijn zich inderdaad elementen, die voorheen onvast waren, op een voor hen geschikte vaste locatie gaan vestigen (drift).
In verband met de pregenitief en het possessiefpronomen kan dan grofweg volgende gang van zaken worden aangenomen. Aanvankelijk bekleden de adno-
minale genitief en het possessiefpronomen (voorzover dit zich reeds uit de genitief van het persoonlijk voornaamwoord ontwikkeld had) geen vaste plaats in de NP. Zij vertegenwoordigen ook slechts één van de mogelijke referentiepunten bij de contextuele toekenning van bepaaldheid of onbepaaldheid aan het hoofdnomen. Met de invoering van de lidwoorden worden die contextuele bepaaldheid of onbepaaldheid expliciet gesignaleerd, zoals dat ook gebeurt in de voorbeelden onder (1-2). De lidwoorden creëren tevens een determinatieve positie. De pregenitief en het possessiefpronomen staan voorlopig buiten die positie, wat betekent dat zij nog geen determinatieve functie hebben. Van de Velde (:257vv) laat echter zien, hoe zich door de eeuwen heen allerlei refererende elementen uit het linkerveld, waaronder ook de pregenitief en het possessiefpronomen, op de plaats van het lidwoord vestigen en er aldus naast hun inhoudelijke functie nog een determinatieve functie bijnemen. Als determinatorenGa naar voetnoot9 verhinderen zij het optreden van het lidwoord: dit laatste signaleert immers zowel bepaaldheid als onbepaaldheid, terwijl ‘inhoudelijke’ determinatoren zoals de pregenitief en het possessiefpronomen uiteraard niet anders dan een vaste determinatieve waarde kunnen hebben; er bestaat m.a.w. een principiële onverenigbaarheid tussen de ‘inhoudelijke’ determinatoren en het wisselend lidwoordGa naar voetnoot10 (Van de Velde:263 en ook Rosenbach:&2.1 gaan zelfs uit van een algemeen principe, dat determinatoren elkaar uitsluiten). Dat betekent dus dat constructies met pregenitief of possessiefpronomen uit zichzelf absoluut lidwoordloos zijn, en ook, dat er in constructies met lidwoord zoals in (1-2) geen sprake kan zijn van samengestelde determinatie. De vaste determinatieve waarde van lidwoordloze constructies met pregenitief of possessiefpronomen wordt dan de definiete waarde, pragmatisch de standaardwaarde van een NP (Van de Velde:281 noemt definietheid de standaardwaarde van determinatoren)Ga naar voetnoot11. Het possessor-effect kan uiteraard de pragmatische definietheid van de constructie nog begunstigd hebben. Maar als definietheid slechts een pragmatische regeling is, is zij ook niet absoluut dwingend; er is m.a.w. bij bepaalde sprekers/hoorders en onder bepaalde omstandigheden ruimte voor een indefiniete interpretatie van pregenitiefconstructies. Sommigen interpreteren deze
constructies inderdaad indefiniet, wanneer de pregenitief zelf ook indefiniet is, zoals bijvoorbeeld in a friend's dog. Er wordt in dat verband zelfs een soort ‘weak definiteness’ overwogen (Willemse: 183 gaat die weg op; zie verder de discussie bij Julien:247 en Rosenbach:&4.2.3).
Alles samengenomen komen we nu ongeveer weer uit bij het structuralistische uitgangspunt, waarbij lidwoordloosheid en definietheid van constructies met pregenitief of possessiefpronomen uit de determinatorpositie van deze elementen wordt afgeleid. Wel wordt de totstandkoming van die positie nu verantwoord in het kader van de syntactische organisatie van het nominale linkerveld. Het wordt daarmee ook duidelijk, waarom lidwoordloosheid en definietheid in de Germaanse talen uitsluitend de pregenitief en nooit de postgenitief kenmerken, iets wat met de theorie van het possessor-effect niet goed te verklaren is.
1.3.2 Lidwoordconstructies met pregenitief en possessiefpronomen zoals in (1-2) zijn in beperkte mate nog lang blijven voortbestaan naast lidwoordloze constructies met vaste, definiete waarde. In het door Van de Velde geschetste ontwikkelingsmodel vertegenwoordigen zij dus de fase, waarin de pregenitief of het pronomen de locatie en het statuut der determinatoren nog niet bereikt hebben. Pregenitief of possessiefpronomen vormen met het lidwoord evenmin een structurele eenheid (vgl. mnl. een syn oude vrient vs mnl. die goedertiere Waleweins vriendinne onder (1-2)), wat dus bevestigt dat er van samengestelde determinatie geen sprake is.
De lidwoordconstructies hebben uiteindelijk niet standgehouden. Hun ondergang kan (mede) bepaald zijn door structurele factoren. Om te beginnen vormt de pregenitief in deze constructies een inbedding en men weet dat dergelijke figuur niet alleen het vloeiend verloop van een constructie maar ook de mentale verwerking ervan hindert. Verder leidt de combinatie van lidwoord en pregenitief of possessiefpronomen vaak tot een clash van lidwoorden of determinanten, wat weer de ritmiek en de transparantie van de constructie verstoort. Omgezet naar het huidige Duits zou men bijvoorbeeld constructies moeten bekomen als *der Tod des des Königs Sohnes, *der Tod eines des Königs Sohnes, *der Tod des seines Sohnes FreundesGa naar voetnoot12. De
lidwoordloze constructie betekent dus meteen een soort haplologieGa naar voetnoot13. Het opgeven van de lidwoordconstructies had een prijs: omdat lidwoordloze constructies alleen goed zijn voor definiet gebruik, moest voortaan voor indefiniet gebruik uitgeweken worden naar concurrerende constructies (vgl. jans boek vs een boek van Jan).
Ritmiek en transparantie schijnen aldus belangrijke factoren te zijn in de ontwikkeling van constructies met pregenitief of possessiefpronomen. Zij verklaren waarschijnlijk ook de voorliefde voor pregenitieven bestaande uit alleen een lidwoordloze eigennaam, zoals in Jans boek, Gents torensGa naar voetnoot14. Deze constructies met minimale pregenitief zijn blijkbaar optimaal voor gebruik. En als er al een streven is naar een ‘lichtere’ pregenitief, dan past daarin eveneens de reductie van het genitivisch lidwoord in Nederlandse constructies als 's konings zoon, 's lands eer, reeds mnl. tsheren < des heerenGa naar voetnoot15.
Ten slotte wordt de pregenitief ook nog in een ander opzicht constructioneel ingeperkt. De pregenitief is immers allang ontdaan van iedere ‘uitloop’ en strict beperkt tot het geflecteerde nomen (Peters Sohn), eventueel voorafgegaan door een adjectief en een lidwoord (des (alten) Königs Sohn). In oudere taal echter komen pregenitieven met ‘uitloop’ wel degelijk voor, zij het eveneens in beperkte mate. Er doen zich daarbij twee mogelijkheden voor: ofwel komt de pregenitief met uitloop in zijn geheel voor het hoofdnomen terecht, zoals bijvoorbeeld in /tsgraven van Vlaenderen/ casteel (Van Es:&417)Ga naar voetnoot16; ofwel ontstaat een tangconstructie, waarbij het geflecteerde gedeelte van de
pregenitief voor, en de uitloop ervan na het hoofdnomen komtGa naar voetnoot17, wat de voorbeelden in (3) te zien geven:
(3) |
|
Met gesplitste constructies zoals in (3) wordt de adjacentie van genitief en hoofdnomen gered. Ze komen ook talrijker voor dan niet gesplitste constructies. Als zij dan toch niet hebben kunnen standhouden, is dat waarschijnlijk eens te meer te wijten aan een zeker gebrek aan ritmiek en/of transparantie van de constructies. Voor de vooropplaatsing van een ganse frase bood tot op zekere hoogte de (hieronder nog te bespeken) omvorming van de inflectionele pregenitief tot een frasale of groepsgenitief een uitweg (vgl. the archbishop of Canterbury's desire), maar vooral het gebruik van een (eveneens nog te bespreken) possessieve datieffrase (vgl. Graaf Ghyoed van Vlaanderen zijn dochter).
1.3.3 In oudere taal wordt af en toe de pleonastische verbinding van een pregenitief met een possessiefpronomen aangetroffen, in constructies zoals in (4):
(4) |
|
Pregenitief en possessiefpronomen zouden apart als determinator kunnen optreden, zodat de verdubbeling van het possessorconcept hier een verdubbeling van
de determinator betekent (des Teufels sein Gepäck = des Teufels Gepäck x sein Gepäck). Pregenitief en possessiefpronomen sluiten elkaar dus niet uit, omdat zij als determinator gelijkwaardig zijn (zoals boven is vastgesteld, zijn deze determinatoren onverenigbaar met het lidwoord).
Anders liggen de verhoudingen wanneer het possessiefpronomen verbonden wordt met een possessieve ‘datief’-frase, in constructies zoals Jan z'n boek, Maria haar boek, wie z'n boek, onze buurman zijn huis, de mensen van hiernaast hun zoon (zie ook Behaghel: §449, Royen: §186)Ga naar voetnoot18. Hier wordt het possessorconcept verdubbeld maar niet de determinator: de datieffrase kan immers niet zelfstandig als determinator optreden (Jan z'n boek/z'n boek/*Jan boek). Het gaat hier dan ook om een enkelvoudige determinatie maar met een complexe determinator, bestaande uit het possessiefpronomen als kern en de datieffrase als beperkende uitbreiding (Jan z'n boek = /(Jan) z'n/ boek). De constructie is oud; zoals bekend, verdringt zij thans vaak de pregenitiefconstructie.
In het Afrikaans vervangt de constructie met possessieve datieffrase helemaal de pregenitiefconstructie en zij vertoont bovendien een bijzondere ontwikkeling. De datieffrase wordt namelijk veralgemeend gemarkeerd met de uit het possessiefpronomen afgeleide elementen se (bij attributief gebruik) of s'n (bij zelfstandig gebruik); vgl. Suid Afrika se hoofstad, mevrou Van Rooyen se kind ‘mevrouw Van Rooyen haar kind’, die mense wat teenoor blij se hond ‘de mensen die tegenover wonen hun hond’, al die ma's se vrae ‘al de moeders hun vragen’, daerdie hond se stert is kort maar hierdie s'n is lang (Donaldson: §4.4.2). Het veralgemeende /se ~ s'n/ kan als een frasaal possessiefsuffix (of cliticum) beschouwd worden en vormt aldus een tegenhanger van het uit de pregenitief afgeleide frasale -s van het Engels, dat hieronder besproken wordtGa naar voetnoot19.
Een complexe determinator bij enkelvoudige determinatie is er eveneens in geval van nesting van pregenitieven, bijvoorbeeld in constructies als Peters zusters fiets. Het is bekend dat behoefte aan transparantie de mogelijkheden
van de recursieve pregenitief beperkt houdt, vgl. ?Peters zusters zoons fiets, * Peters zusters zoons schoonvaders fietsGa naar voetnoot20.
2. Het tweede type pregenitief heeft als kenmerken dat het om een binnengenitief gaat met adjectivische en descriptieve functie. De adjectivische pregenitief zelf is als zodanig lidwoordloos; constructies als a drunken /ship's/ doctor tonen aan, dat het in de pregenitief van bijvoorbeeld a women's magazine niet om de nulvorm van het indefiniete lidwoord gaat maar om lidwoordloosheid in absolute zin. De constructie wordt uitvoerig besproken door Rosenbach (2006), die de binnengenitief terecht bestempelt als een noun of een nominal, een N dus en geen NP (:&2.1)Ga naar voetnoot21. Zoals reeds gezegd komen constructies met binnengenitief thans uitsluitend in Noordzeegermaanse talen voor.
2.1 De semantische theorie van het possessor-effect biedt uiteraard geen verklaring voor deze constructie. De constructie laat zich echter wel inpassen in de door Van de Velde beschreven syntactische organisatie van het nominale linkerveld. Men kan in dit verband de gang van zaken ongeveer als volgt zien. Voor de creatie van het lidwoord bestond formeel geen onderscheid tussen een referentiële en een descriptieve pregenitief, het was louter een kwestie van interpretatie op grond van context en situatie. Een formeel onderscheid kwam er pas bij de introductie van het lidwoord, dat nu ook de referentiële pregenitief kenmerkte (vgl.(1)). Wanneer die opschuift naar de locatie der determinatoren blijft de adjectivische en lidwoordloze pregenitief achter in de regio tussen het hoofdsubstantief en het lidwoord daarvanGa naar voetnoot22, misschien wel bij voorkeur onmiddellijk voor het hoofdsubstantief. Dat is thans in elk geval de voorkeurpositie van de adjectivische pregenitief, vgl. a glossy women's magazine vs (niet algemeen aanvaard) a women's glossy magazine (zie Rosenbach: 2.2/c).
De adjectivische pregenitief wordt aldus gekenmerkt door twee concomitante eigenschappen: lidwoordloosheid en inbeddingspositie. Van beide eigenschappen wordt de eerste geneutraliseerd en blijft alleen de positionele eigenschap over wanneer eigennamen, die uit zichzelf al lidwoordloos zijn, als binnengenitief optreden, zoals in a Turner's picture (Poutsma: 94), zwe.
denna Chagalls tavla ‘this picture by Chagall’ (Koptjevskaja-Tamm 2002:517). De eigennaam heeft hier net als alle andere binnengenitieven een classificerende functieGa naar voetnoot23: in de voorbeelden geeft hij aan om welk (niet wiens) schilderij het gaat. De positionele eigenschap blijft eveneens als enige over, wanneer Scandinavische talen in de binnengenitief een louter formeel lidwoord invoeren, zoals in zwe. en plikt-en-s man ‘een man van plicht’ (dat gebeurde waarschijnlijk onder Duitse invloed, vgl. en pliktens man/ein Mann der Pflicht)Ga naar voetnoot24.
2.2 De vraag rijst nu wat maakt, dat de adjectivische binnengenitief (tot op zekere hoogte) bewaard is in het Engels en het Scandinaafs, maar helemaal is opgegeven in het Nederlands en het Duits (ongetwijfeld bevat (1) voorbeelden van een binnengenitief in oudere taal).
Het behoud van de binnengenitief lijkt verband te houden met een bepaalde ontwikkeling van de genitief: in de Noordzeegermaanse talen, die de binnengenitief behielden, werd de genitief een zgn. frasale genitief of groepsgenitief, terwijl het Nederlands en het Duits, die de binnengenitief niet behielden, evenmin een frasale genitief ontwikkelden.
2.2.1 De adjectivische binnengenitief vormt binnen het nominale linkerveld een uitgesproken inbedding, die als zodanig een structurele en eventueel ook ritmische ‘storing’ betekent en liefst wordt weggewerkt. Een van de mogelijkheden daartoe biedt het gebruik van semantisch evenwaardige samenstellingen, die aan de constructie een vloeiender verloop verlenen. De afstand tussen samenstelling en pregenitiefconstructie is dan nooit meer dan een onzeker en gemakkelijk te overbruggen accentverschil. Aan de constructie met adjectivische pregenitief van het Engels en het Scandinaafs beantwoordt in het Nederlands en het Duits inderdaad vaak een samenstelling, vgl. a women's magazine vs een vrouwenblad, a ship's doctor vs een scheepsdokter, a bird's nest vs een vogelnest, the old St. Paul's Cathedral vs de oude St.- Baafskathedraal, this old wives' tale vs deze oudewijven-
praat, a ten minutes' walk vs de achturendag, no. en Satans knaegt vs een duivelsjongGa naar voetnoot25.
2.2.2 In tegenstelling tot het Nederlands en het Duits heeft elke pregenitief in het Engels en het Scandinaafs een groeps- of frasaal karakter verkregen; vgl. dt. de-s Köning-s vs eng. /the king/sGa naar voetnoot26. In het Engels gaat het nu niet langer om een inflectionele genitief zoals in het Duits, maar om een possessieve frase, gemarkeerd met -s, dat als suffix of cliticum kan opgevat wordenGa naar voetnoot27 en een degrammaticalisatie betekent. Dit possessieve morfeem /-s/ is te vergelijken met het hierboven besproken morfeem /se ~ s'n/ van het Afrikaans.
De ontwikkeling van wat (gemakshalve) nog steeds een groeps- of frasale ‘genitief’ genoemd wordt, impliceert o.m. dat de aanvankelijke s-markering van het lidwoord en van het nomen overgaat in een markering van alleen nog maar het laatste element, en verder dat eind-s gereanalyseerd wordt als de markering van de gehele groep. Aldus gaat het grofweg van bijvoorbeeld oe. thaes cyning-es over me. the kuning-es naar eng. /the king/-s en /the king of Belgium/s (daughters), of van oscand. kongs-en-s over kong-ens naar de. /kong-en/s en /kong-en af Danmark/s (haer)Ga naar voetnoot28. Een atomaire pregenitief, zoals in John's book, kan als minimale frasale pregenitief beschouwd worden; de propriale pregenitief bewijst aldus zijn geschiktheid om ‘in alle omstandigheden’ te overleven. Anderzijds is (meestal in geschreven taal en in een bepaalde
stijl) de weg nu ook vrij voor uitgebreide en complexe groepsgenitieven, wat ten overvloede nog eens geïllustreerd wordt met voorbeelden met referentiële en met adjectivische pregenitief in respectievelijk (5) en (6):
(5) | - (eng.)
the king of England's daughter, everyone else's responsiblity, a guy I know's house, the man she was speaking to's reaction, the man opposite me's facial expression (Huddleston-Pullum:§16.6). |
- | (de.)
den lille skib derudes sejl ‘the sail of the little ship out there’, kongen der har erobret halvdelen af Danmarks haer ‘the army of the king who has conquered half of Denmark’, pigen vi havde stolet pås familie ‘the family of the girl we relied on’ (Herslund:9-11). |
(6) | - (eng.)
a girls and boys' school, an abandoned children's home, her Older Women's group, his old man's ego, a second one hour's delay (Rosenbach:&2.2). |
- | (zwe.)
en tre timmars föreläsning ‘a three hour lecture’ (Norde:76). |
Het is duidelijk dat enigszins uitgebreide binnengenitieven zoals in (6) niet of nauwelijks in een samenstelling kunnen opgaanGa naar voetnoot29. Bij een atomaire binnengenitief zoals in a women's magazine, a ship's doctor, a bird's nest is dat in principe wel mogelijk. Ze wekken ook de indruk van samenstellingen en de Engelse grammatica spreekt hier inderdaad meestal van ‘genitive compounds’ of ‘possessive compounds’ (vgl. Rosenbach:2.2)Ga naar voetnoot30. Maar het schriftbeeld verraadt dat de perceptie van een genitief ook hier nog steeds aanwezig isGa naar voetnoot31. Blijkbaar heeft in de Noordzeegermaanse talen de frasale ‘genitief’ het gevoel voor de ‘genitief’ in het algemeen versterkt, zodat het ook nog doorwerkt in het geval van de atomaire binnengenitief, op de grens met de samenstelling. Daar komt nog bij dat tussen binnengenitief en hoofdnomen
een bepaling kan worden ingelast (vgl. Rosenbach:&2.1 a women's glossy magazine en dgl.), wat ook weer de demarcatie van de binnengenitief t.o.v. een samenstelling versterkt.
Ten slotte heeft de frasale genitief in de Noordzeegermaanse talen ongetwijfeld ook bijgedragen tot de relatieve instandhouding van de niet-atomaire referentiële pregenitief. Constructies met niet-atomaire ‘pregenitief’ zoals in eng. the queen's (husband), de. kongens (søn) zijn nog gebruikelijk, terwijl in het Nederlands en het Duits de overeenkomstige constructie met inflectionele genitief afneemt of verdwijnt: in het Duits is het gebruik ervan al stilistisch opvallend geworden (vgl. des Teufels General als literaire titel) en in het Nederlands is het beperkt tot min of meer vaste concepten (vgl. 's konings, 's lands, 's mans, 's werelds). In deze talen, die geen frasale genitief kennen, leeft hoofdzakelijk de atomaire propriale pregenitief verder, zoals in Peters boek, Peters Buch. Wat nogmaals erop wijst, dat de atomaire propriale pregenitief de optimale pregenitief is, die alle ontwikkelingen van de genitief overleeft.
Bibliografie
Allen C.L. 2003: Deflexion and the development of the genitive in English. English Language and Linguistics 7, 1-28. |
ANS 1997: W. Haeserijn - K. Romein - G. Geerts - J. de Rooij - M.C. van den Toorn: Algemene Nederlandse Spraakkunst. Groningen - Deurne. |
Behaghel O. 1923: Deutsche Syntax. Eine geschichtliche Darstellung, I,A. Heidelberg. |
Dal I. 1962: Kurze deutsche Syntax auf historischer Grundlage. Tübingen. |
Dammel A & D. Nübling 2006: The Superstable Marker as an Indicator of Categorial Weakness. Folia Linguistica XL, 1-2. |
Donaldson B.C. 1993: A Grammar of Afrikaans. Berlin - New York. |
De Vriendt S. 1978: Haplologie, cacofonie, doubling. De Nieuwe Taalgids, 71, 152-153. |
Duinhoven A.B. 1988: Middelnederlandse syntaxis, 1. Leiden. |
Fischer O.& W. van der Wurff 2006: Syntax. In: R. Hogg & D. Denison(eds.), A history of the English language (Cambridge), 109-198. |
Haspelmath M. 1999: Explaining article-possessor complementarity: Economic motivation in noun-phrase syntax. Language 75, 227-243. |
Herslund M. 2001: The Danish -s Genitive: From Affix to Clitic. Acta Linguistica 33, 7-18. |
Huddleston R.- G.K. Pullum 2002: The Cambridge Grammar of the English Language. Cambridge. |
Julien M. 2005: Nominal phrases from a Scandinavian perspective. Amsterdam. |
Kim H. 2001: Remarks on the unidirectionality principle in grammaticalisation. Folia Linguistica Historica 22, 49-65. |
Koptjevskaja-Tamm M. 2001: Adnominal possession. In: M. Haspelmath - E. König - W. Österreicher - W. Raible (eds.), Language Typology and Language Universals II. (Berlin - New York), 960-970. |
Koptjevskaja-Tamm M. 2002: Non-determiner genitives in Swedish. In: F. Plank (ed.), The Noun Phrase Structure in the Languages of Europe (Berlin - New York), 515-560. |
Koptjevskaja-Tamm M. 2002/b: Genitives and possessive NPs in the Languages of Europe. In: F. Plank (ed.), The Noun Phrase Structure in the Languages of Europe (Berlin - New York), 621-723. |
Leys O. 1985: Indefiniete eigennamen. Naamkunde 17, 208-213. |
Leys O. 1998: Zum attributiven Genitiv im Deutschen. In: M. Janse (ed.), Productivity and Creativity. Studies in General and Descriptive Linguistics in Honour of E.M. Uhlenbeck (Berlin - New York), 549-557. |
Marchand H. 1969: The Categories and Types of Present-Day English Word-Formation. München. |
Norde M. 1997: The history of the genitive in Swedish. A case study in degrammaticalization. Diss. Amsterdam. |
Paul H. 1919 (1958): Deutsche Grammatik. Halle/S. |
Perridon H. 1989: Reference, Definiteness and the Noun Phrase in Swedish. Diss. Amsterdam. |
Quirk R., S. Greenbaum, G. Leech, J. Svartvik 1985: A comprehensive grammar of the English language. London - New York. |
Poutsma H. 1914: A Grammar of Late Modern English, II. Groningen. |
Rosenbach A. 2006: Descriptive genitives in English: a case study on construction gradience. English Language and Linguistics (Cambridge), 10, 77-78. |
Royen G. 1947: Buigingsverschijnselen in het Nederlands. Amsterdam. |
Sassen A. 1990: Ontspoorde woordvolgorde in het Middelnederlands. De Nieuwe Taalgids 83, 151-153. |
Stoett F.A. 1923: Middelnederlandsche Spraakkunst. 's-Gravenhage. |
Taeldeman J. 1995: Jan Z'N + nomen. Over een bezitsrelatie in Vlaamse dialecten. Taal & Tongval, 47, 220-228. |
Taylor J.R. 1994: Fuzzy categories in syntax: The case of possessive compounds in English. Rivista di Linguistica 6, 327-344. |
Van der Horst J: Geschiedenis van de Nederlandse syntaxis (in voorbereiding). |
Van de Velde F. 2007: De syntactische bouw van de Nederlandse nominale constituent. Een diachroon onderzoek. Diss. K.U. Leuven. |
Van Es G.A. 1939: De attributieve genitief in het Middelnederlandsch. Assen. |
Van Es G.A. 1966: Middelnederlandsche syntaxis in klein bestek. Zwolle. |
Van Langendonck W. 1979: Definiteness as an unmarked category. Linguistische Berichte 63, 33-55. |
Van Loon J. 2005: Principles of Historical Morphology. Heidelberg. |
Willemse P. 2005: Nominal reference-point constructions: possessive and esophoric NPs in English. Diss. K.U. Leuven. |
Woisetschlaeger E. 1983: On the question of definiteness in ‘An old man's book’. Linguistic Inquiry 14, 137-154. |
- voetnoot+
- Ik dank G. Geerts (KULeuven), J. van Loon (Univ.Antwerpen), F. van de Velde (KULeuven), J. van Roey (Univ. Louvain) en L. Draye (KULeuven) voor opbouwende kritiek en aanvullingen bij eerdere versies. Zij zijn uiteraard niet verantwoordelijk voor vergissingen in mijn betoog.
- voetnoot1
- De term stamt van Woisetschlaeger (1983), die spreekt van een outer genitive Het is niet geheel duidelijk of Woisetschlaeger de afwezigheid van het lidwoord al dan met als een nulvorm beschouwt.
- voetnoot2
- Definietheid impliceert uiteraard niet ontologische uniciteit: het boek van Peter betekent niet dat Peter slechts één boek heeft.
- voetnoot3
- Koptjevskaja-Tamm (:2002/b) sluit zich grotendeels bij Haspelmath aan.
- voetnoot4
- De sterke genitief toont aan dat het lidwoord niet bij de genitief behoort.
- voetnoot5
- Van Es wijst voortdurend op de moeilijkheid of zelfs onmogelijkheid om in het oudere materiaal dergelijke genitiefconstructies te onderscheiden van samenstellingen. Ook Norde (:23,196) wijst op het probleem.
- voetnoot6
- Volgens Duinhoven komen in het Middelnederlands alleen constructies met indefiniet lidwoord voor.
- voetnoot7
- Jakobson beschouwde i.v.m. het Russisch het concept extent als het algemeen genitiefconcept. Ook in de Duitse grammatica wordt de adnominale genitief al sedert lang de Bezugsgröße van het hoofdsubstantief genoemd. Voor een discussie omtrent een algemeen genitiefconcept, zie o.m. ook Leys (1998).
- voetnoot8
- Secundair ontwikkelde zich in het Scandinaafs een suffigaal definiet lidwoord (fisk-en); de oudste attestaties duiken niet op voor de 11e e.; zie Peridon:kap.5, Norde: 105. Door zijn aanhechting aan het nomen blijft het lidwoord nog buiten de syntaxis van het rechterveld. De algemene det-positie blijft in het Scandinaafs die van de andere Germaanse talen.
- voetnoot9
- De determinator wordt vaak als een verzameling van elementen beschouwd, met daarin een subklasse van ‘determinerende’ elementen, waaronder de pregenitief en het possessiefpronomen. Dat is ook de visie van de ANS (:& 14.4.7).
- voetnoot10
- Het is denkbaar dat een inhoudelijke determinator een vaste verbinding zou aangaan met één van de lidwoorden, vgl. in die zin wellicht degene, dial de(n) die(n).
- voetnoot11
- Ook Woisetschlaeger (:152) stelt dat de definietheid van pregenitief-NPs pragmatisch gefundeerd is en uit hun lidwoordloosheid voortvloeit. Over de ongemarkeerdheid van de definiete determinatie schreef reeds Van Langendonck (1979).
- voetnoot12
- Ook de lidwoordloze pregenitief-NP veroorzaakt bij aansluiting aan een voorafgaande NP een probleem van transparantie, zodat een constructie als dt. *der Tod des Königs Sohns dient gewijzigd te worden in der Tod von des Königs Sohn (gedoogd wordt der Tod dessen Sohns naast der Tod von dessen Sohn).
- voetnoot13
- Men kan vergelijken met haplologie elders in de taal, vgl. bijvoorbeeld *het het nauwkeurigst lopende uurwerk (de) De Keyserlei (Antwerpen). Meer daarover bij De Vriendt 1978. Bij ontdubbeling in pregenitief-NPs kon alleen het lidwoord van de constructie verdwijnen, het lidwoord van de pregenitief bleef nodig om het referentieel karakter van de pregenitief te garanderen. Haplologie is er ook wanneer in het Zweeds het lidwoord wordt weggelaten voor een genitivische maataanduiding, vgl. /en timmes/ skriftligt prov ‘een schriftelijke proeve van een uur’ (< en /en timmes/ skriftlig prov); zie Koptjevskaja-Tamm (2002:523). Hetzelfde geldt wellicht voor eng. an hour's delay (< an /an hour's/ delay) (anders Rosenbach:&5).
- voetnoot14
- De lidwoordloosheid van eigennamen zoals Einstein of Gent is niet absoluut maar vertegenwoordigt de nulvorm van het definiete lidwoord. Eigennamen kunnen immers ook indefiniet gebruikt worden en treden dan met het indefiniete lidwoord op; vgl. Quirk (:256), Leys (1985), ANS (:211). Eigennamen hebben geen vaste betekenis, zodat hun gebruik in de regel beperkt wordt tot alleen definiet gebruik; het definiete lidwoord wordt dan bij bepaalde groepen, voornamelijk plaats- en persoonsnamen, uitgespaard (hoewel het ook daar kan verschijnen, vgl. dt. der Hans, ndl.dial. de Jef).
- voetnoot15
- De appellativische pregenitief is lidwoordloos in vaste uitdrukkingen als dt. auf Schusters Rappen, auf (des) Messers Schneide.
- voetnoot16
- In het huidige Zweeds gebeurt dat nog in archaïserende stijl; vgl. Centralregeringens i Nanking uppdrag ‘de opdracht van de centrale regering in Nanking’ (Herslund:10).
- voetnoot17
- Men heeft de tangconstructie wel eens een ontspoorde volgorde genoemd (zie Sassen 1990).
- voetnoot18
- Poutsma (:p.38) en Van Es (1966:p.190) noemen het possessiefpronomen na possessieve datief een genitivisch morfeem. Het statuut van het pronomen wordt ook besproken door Kim: 2001.
- voetnoot19
- Ook in Zuid-Nederlandse dialecten wordt zijn af en toe veralgemeend. Vgl. wvla. Jan z'n auto/Anna neurn auto naast Jan z'n auto/Anna z'n auto (zie ook Taeldeman 1995); iets gelijkaardigs volgens Royen (:§185) ook in andere regio's, o.m. in Zuid-Limburg op moeder z'n kamer. Een verschil attributief vs zelfstandig is er bijvoorbeeld in wvla wienz'n velo vs de wienz'n.
- voetnoot20
- Ook constructies als /Peter zijn zuster/s fiets, /Peter zijn zuster/ haar fiets komen in Vlaamse dialecten voor.
- voetnoot21
- Julien (:237) probeert een semantisch etiket op de binnengenitief te plakken en noemt hem een ‘pseudopossessor’.
- voetnoot22
- Het kan uiteraard de nulvorm van dat lidwoord betreffen, vgl. a /ship's/ doctor vs Ø /ship's/ doctors.
- voetnoot23
- Meestal kent men aan de adjectivische binnengenitief verschillende functies toe (zie Huddleston-Pullum: & 16/3.6, Rosenbach: &2.1). Ik meen dat de classificerende of sorterende functie steeds aanwezig is, ook in het geval van maataanduidingen zoals in an hour's delay.
- voetnoot24
- Zie Norde 75-76, Koptjevskaja-Tamm 2002:516,537. Zij wijzen erop dat in die Scandinavische talen lidwoordloze binnengenitieven daardoor gereduceerd zijn tot hoofdzakelijk maataanduidingen (zwe. en tre timmars föreläsning ‘a three hour lecture’) en krachttermen (zwe. en satans kärring ‘a damned crone’). De invoering van een formeel lidwoord moet nog vergemakkelijkt zijn door het feit dat dit niet leidde tot een clash van lidwoorden.
- voetnoot25
- In het Zweeds zijn binnengenitieven af en toe overgegaan in onbuigbare adjectieven (Norde:75); een voorbeeld is zwe. gammaldags, dat overeenstemt met ndl. ouderwets. Een oude genitief leeft ook verder in adjectieven als ouder ndl. goederhande, goedertieren’ van een goede soort’ (vgl. oe. tha /godes cunnes/ treowe ‘de boom van een goede soort’ onder (1c) hierboven). Collega Van Loon wijst mij erop dat in het Russisch aan de Germaanse binnengenitief vaak een adjectief beantwoordt.
- voetnoot26
- Een begin van frasale genitief is er in het Nederlands in constructies zoals mijn vaders huis; een vaders onvoorwaardelijke liefde (Van de Velde:50), wvl. neur vints velo ‘haar vents fiets’, wvl. de keuneginne van Ingelands dochters (zie ook Royen: §172). In gevallen als Albert Einsteins (leven) of Koning Alberts (dochters) bestaat de pregenitief uit een appositionele verbinding, die een propriale eenheid vormt en ook als eenheid gemarkeerd wordt
- voetnoot27
- Voor de discussie of het om een suffix of een cliticum gaat, zie Norde: 63vv., Allen 2003, Huddleston-Pullum:480vv.
- voetnoot28
- Volgens Fischer-Van der Wurff (:&3.2.2) ontstond de uitgebreide frasale pregenitief doordat het postnominale gedeelte van tangconstructies in het gemarkeerde prenominale gedeelte werd ingeschoven (the archbishops desire of Canterbury > the archbishop of Canterbury's desire). Een bespreking van de ontwikkeling in het Engels en het Scandinaafs ook bij Norde:225vv. De frasale genitief verschijnt in de periode van het Middelengels. In het Nederlands en het Duits is er alleen een gedeeltelijke veralgemening van de s-genitief (op grond van de eenduidigheid van -s als genitiefmarkering (vgl. Dammel-Nübling:100) en/of als gevolg van de syntagmatische spreiding van -s (vgl. Van Loon:89-90)).
- voetnoot29
- Dat is uiteraard evenmin mogelijk in het Scandinaafs bij binnengenitieven met secundair lidwoord zoals en /pliktens/ man ‘een man van plicht’.
- voetnoot30
- In sommige gevallen zijn de constructies ambigu; de pregenitief in bijvoorbeeld a farmer's daughter laat een referentiële lezing toe (‘de dochter van een (bepaalde) boer’) of een adjectivische (‘een boeredochter’). Verder is er ook concurrentie tussen constructies met binnengenitief en appositionele constructies, vgl. dog's hairs/dog hairs (zie Rosenbach:&2.3).
- voetnoot31
- Niettemin gaat men af en toe grafemisch toch in de richting van een samenstelling; vgl. child's-play, bird's-nest vs bird's nest (meer hierover o.m. bij Marchand: 67-68).