Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde. Jaargang 2007
(2007)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||
Invloed van Franse grammairiens op leermethoden voor het Nederlands in de Waalse provincies
| ||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||
aan besteden, omdat algemeen wordt aangenomen dat de Franse ‘grammaire générale’ slechts een beperkte invloed heeft gehad in Nederland en op de studie van het Nederlands. ‘Klassieke’ voorbeelden van die invloed zijn de ‘Grammatica generalis’ en de ‘Nederduitsche spraakkunst’ van leden van het in 1669 te Amsterdam gestichte dichtgenootschap Nil Volentibus Arduum (het eerste verscheen nooit in druk en van het tweede werden alleen de eerste drie hoofdstukken gepubliceerd, in 1728, onder de titel Verhandelingen van der letteren affinitas of verwantschap), de Nieuwe Nederduitsche spraakkonst van Johanna Corleva uit het midden van de achttiende eeuw, de methode van redekundige ontleding van Nicolaas Anslijn (die o.a. aanknoopte bij het werk van de Franse grammairien R.A. Sicard) en J.C. Beijers Handleiding tot den Nederlandschen stijl uit 1820 (die vooral beoogde schriftelijke taalvaardigheid bij te brengen op basis van de ‘redeneerkunde’ van de verlichte Schot Hugh Blair en van adepten van de Franse ‘grammaire générale’ zoals C.C. Du Marsais en D. Thiébault).Ga naar voetnoot4 Dat er meer dan incidentele invloed is geweest, met name - maar niet uitsluitend - bij enkele Waalse en Luxemburgse leraren Nederlands in de tijd van het Verenigd Koninkrijk, willen we laten zien in wat volgt. De zogenoemde ‘universele leerwijze’ van de uit Frankrijk afkomstige Leuvense lector Joseph Jacotot, die in koning Willems tijd (en daarna) ook op het Nederlands als vreemde taal is toegepast, laten we hier buiten beschouwing.Ga naar voetnoot5
De basis van de ‘grammaire générale et raisonnée’ is gelegd door Antoine Arnauld en Claude Lancelot, in hun in 1660 (anoniem) te Parijs gepubliceerde en daarna vele malen heruitgegeven Grammaire générale et raisonnée contenant les fondemens de l'art de parler, expliqués d'une manière claire et naturelle. Les raisons de ce qui est commun à toutes les langues et des principales différences qui s'y rencontrent; et plusieurs remarques nouvelles sur la langue françoise, ook bekend als de grammatica van Port-Royal. De zojuist al genoemde Johanna Corleva publiceerde er in 1740 te Amsterdam een Nederlandse vertaling van, onder de titel Algemeene en geredeneerde spraakkonst.Ga naar voetnoot6 Uitgaande van de stellingen dat de structuur van de taal een weerspiegeling is van de structuur van het denken en dat de structuur van het denken bij ieder mens dezelfde is, concluderen Arnauld en Lancelot dat deze structuur van het denken in elke afzonderlijke taal, ondanks de uiterlijke | ||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||
verschillen, terug te vinden is.Ga naar voetnoot7 In de rationalistische achttiende eeuw hebben adepten van de ‘grammaire générale’, onder wie Condillac, Beauzée, Du Marsais, Sicard, naast het basisprincipe dat de wetten van het logische denken ook de wetten van de taal zijn, een aantal andere principes, inzichten en technieken (verder) ontwikkeld (o.a. onder invloed van John Locke). In de eerste decennia van de negentiende eeuw vinden we er daarvan enkele terug in leerboeken Nederlands voor Franstaligen, van de Fransman Le Pileur, de Luxemburgers Olinger en Würth en de Waal Raingo, auteurs die hun schoolopleiding geheel of gedeeltelijk aan Franse onderwijsinstellingen hadden gekregen, waar ‘grammaire générale’ en de studie van het Frans en Latijn volgens de principes van (volgelingen van) Port-Royal op het programma hadden gestaan.Ga naar voetnoot8 In Frankrijk zelf (en in de internationale linguïstiek in het algemeen) werd de ‘grammaire générale et raisonnée’ vanaf het begin van de negentiende eeuw geleidelijk verlaten. Onder invloed van de romantiek begon er toen steeds meer aandacht naar het historisch-comparatisme te gaan.Ga naar voetnoot9
De uit Luxemburg afkomstige priester Philippe Olinger, leraar klassieke talen en ‘régent de langue hollandaise’ aan het college te Ath (in de Waalse provincie Henegouwen), publiceerde in 1821 (bij Collette te Brussel) een leerboek met als titel: La langue hollandaise à la portée de tout le monde, par une traduction littérale et interlinéaire, conforme à la construction de la langue française, avec l'analyse grammaticale des mots hollandais qui présentent quelque difficulté, et les deux textes en regard. Het werk bestaat hierin, dat op de rechterpagina's de Franse tekst van het eerste boek van Fénelons Les aventures de Télémaque, fils d'Ulysse en de Nederlandse vertaling daarvan, ‘De gevallen van Telemachus, zoon van Ulysses’, in twee kolommen tegenover elkaar staan, en dat op de linkerpagina's de Nederlandse tekst woord voor woord interlineair in het Frans wordt vertaald. Waar het Nederlands te ver van het Frans afwijkt, wordt eerst letterlijk vertaald, en staat daaronder (op een tweede interlineaire regel) een correctere Franse uitdrukking vermeld. Onderaan op de pagina's vinden de leerders een grammaticale analyse of bepaling van de moeilijke Nederlandse woordvormen, naar gelang ze voorkomen in de tekst. | ||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||
In het voorbericht van zijn leerboek verklaart Olinger de door hem gebruikte methode en verwijst hij naar zijn inspiratiebronnen: ‘MM. de Port-Royal, Du Marsais, Beauzée et Vidal, ont suivi cette méthode pour les langues grecque et latine’. Hij heeft zich blijkbaar vooral gebaseerd op Vidals La langue latine mise à la portée de tout le monde par la version mot à mot, en vers et en prose uit 1787Ga naar voetnoot10, waarvan hij ook een deel van de titel overnam. Olingers werkwijze verliep in verschillende stappen. Eerst werd de leerlingen een fragment van de Nederlandse en de Franse tekst van Fénelon voorgelegd. Vervolgens werden de Nederlandse zinnen woord voor woord in het Frans weergegeven. Dit werd ondersteund met een grammaticale analyse van de Nederlandse woorden die (begrips)problemen opleverden. In een derde stap werd de letterlijke Franse vertaling syntactisch, stilistisch en idiomatisch beter aangepast aan de eisen van de Franse taal.
Over de methode van de ‘analyse grammaticale’, door sommigen ook omschreven als ‘faire les parties du discours’, schreef Charles-Constant Letellier in zijn Grammaire française (zesendertigste uitgave, te Parijs en Luik, 1825, p. 201): ‘On entend par faire les parties du discours expliquer un discours mot à mot, en marquant sous quelle partie du discours chaque terme doit être rangé, quelle fonction il remplit dans la phrase, et en rendant compte de la manière dont il est écrit, d'après les règles de la grammaire. Les élèves ne sauroient trop s'exercer à faire de vive voix et par écrit ces sortes de décompositions ou analyses. Elles contribuent beaucoup à faire faire des progrès rapides dans l'étude de toutes les langues’.
De leerlingen werden bij de grammaticale analyse ook geïnitieerd in de ‘etymologie’ van de Nederlandse woorden, d.w.z. in de ‘woordontleding’ (zoals Ten Kate het noemde in zijn Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake, 1723, II, p. 34) of ‘de kennis der vervorming en voortbrenging van het eene woord uit het andere’ (zoals Bilderdijk het formuleerde in zijn Nederlandsche spraakleer, 1826, pp. 75-76). Dit was gebaseerd op de idee dat de ‘etymologie’ de studie van vreemde talen vergemakkelijkt en versnelt, een opvatting die teruggaat op de adepten van de Franse ‘grammaire générale’, onder wie César Chesneau Du Marsais, auteur van het bekende Traité des tropes ou des différens sens dans lesquels ont peut prendre un même mot dans une même langue (1730). In 1818 had Olinger met zijn Les racines de la langue hollandoise, accompagnées d'une grammaire simplifiée (Brussel, J. Maubach) overigens al een lijst van | ||||||||||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||||||||||
grondwoorden gepubliceerd naar de opvattingen van Du Marsais (waarbij hij ook de taalautoriteit van Lambert ten Kate tot gids nam). Deze grondwoorden werden door Du Marsais als volgt beschreven: ‘Les Racines sont comme des sources d'où découlent une infinité de mots dont la signification ne varie que par l'apposition d'une particule, d'un adverbe, d'une préposition, ou par le seul changement de terminaison.’Ga naar voetnoot11 Du Marsais heeft er in zijn geschriften herhaaldelijk op gewezen dat succesvol taalonderwijs er niet in kan bestaan dat de leerling zonder meer rijtjes en voorbeelden memoriseert. De leerder moet die categorieën en begrippen worden bijgebracht die het hem mogelijk maken de structuur van taaluitingen te doorzien.Ga naar voetnoot12 Olinger heeft dit principe van inzichtbevorderend taalonderwijs toegepast vooral op woordniveau, en ook andere leraren Nederlands als vreemde taal hebben het taaldidactische principe van de beoefenaars van de Franse ‘grammaire générale et raisonnée’ in hun leermethode ingeschreven (zoals we hieronder zullen zien).
Olinger bezorgde van zijn leerboek uit 1821 nog verschillende verbeterde en vermeerderde uitgaven, in 1826, 1839 en 1866. De methode van de letterlijke interlineaire vertaling bleef op sommige Waalse scholen tot diep in de negentiende eeuw in gebruik: we treffen die bijvoorbeeld nog aan in de zesde uitgave van het leerboek van Desideer Claes, leraar aan het Athénée royal de Namur, Cours de langue flamande à l'usage des Wallons, uit 1887. Het nut en de voordelen van de methode van de interlineaire vertaling werden door de anonieme auteur van Le hollandais rendu facile par une double traduction interlinéaire uit 1828Ga naar voetnoot13 als volgt verklaard en verdedigd (in een ‘Notice sur les traductions interlinéaires’ voor het ‘Préface’): ‘Radonvilliers, Beauzée, Dumarsais, Wandelincour, Vidal et plusieurs savans trèsdistingués, ont prouvé que les versions interlinéaires sont le moyen le plus sûr et le plus efficace pour parvenir à entendre une langue. Cette méthode, disent-ils, est une simple imitation de la nature, et remplace l'usage. Quel temps et quelle patience ne faudrait-il pas d'ailleurs pour parvenir à placer dans sa tête, un à un, tous les mots dont se compose une langue, avec la signification propre à chacun? Quel est l'homme assez laborieux, assez ami de l'étude, qui oserait tenter une entreprise aussi ardue et aussi ennuyeuse? L'usage des traductions interlinéaires aplanit donc entièrement cette difficulté qui parait d'abord insurmontable; il offre à l'élève assez d'attrait pour | ||||||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||||||
l'attacher à l'étude et lui faire acquérir, presque à son insu, la connaissance des mots, des inflexions et des locutions propres à la langue qu'il se propose d'apprendre. D'ailleurs le sens des phrases n'est-il pas d'un puissant secours pour la mémoire, qui joue le principal rôle dans l'étude des langues?’
In tegenstelling tot de grammatica-vertaalmethode of grammatica-themamethode waar de aandacht in de eerste plaats naar de grammatica ging, kreeg in de werkwijze van de Franse grammairiens de tekst in de vreemde taal primair de aandacht. Door het presenteren of maken van een (letterlijke) vertaling naar de moedertaal naast en/of onder de vreemdetaaltekst werd de leerder ertoe gebracht vergelijkingen te maken met zijn moedertaal of m.a.w. zelf elementen van de twee talen met elkaar in verband te brengen, waardoor een beroep werd gedaan op de intuïtie van de leerder. De combinatie met een grammaticale analyse ter ondersteuning van de vertaling maakte dit alles tot een zogenoemde vertaal-grammaticamethode. De vertaal-grammaticamethode is in Frankrijk in de loop van de achttiende eeuw opgekomen ter vervanging van de grammatica-themamethode in de eerste fase van het leerproces.Ga naar voetnoot14
In 1824 publiceerde een oud-student van Johannes Kinker te Luik, de Luxemburger Jean François Xavier Würth, een leerboek voor het Nederlands waarin we, net als bij Olinger, de methoden van de letterlijke vertaling, de grammaticale analyse en de initiatie in de ‘etymologie’ toegepast zien. Het boek droeg de titel Les principes de la langue hollandaise, mis en pratique, ou précis de la grammaire hollandaise (Liège, P.J. Collardin).
Würth laat zijn leerboek beginnen met een beknopte grammatica, waarin hij vooral aandacht besteedt aan de vormleer. Daarna laat hij een praktisch gedeelte volgen, met eerst twee passages uit dichtwerken van Jacobus Bellamy, waarnaast een ‘Traduction très-littérale et par conséquent très-peu française’ opgenomen is. Onder elke tekstpassage geeft Würth een uitgebreide grammaticale verklaring van vrijwel alle vormen in de tekst. Würth initieert de leerder hierbij ook in de ‘etymologie’ van de Nederlandse woorden. Na de twee tekstpassages en de grammaticale analyse ervan te hebben bestudeerd, moesten de leerlingen zelf aan de slag met een negental langere prozateksten die in het leerboek zijn opgenomen. De werkwijze die ze daarbij volgens Würth moesten volgen was: eerst onder elk Nederlands woord het corresponderende Franse woord schrijven, dan in de Nederlandse woorden de begin- en | ||||||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||||||
de slotsyllabe en eventueel de veranderde stamvocaal onderstrepen, vervolgens de grammaticaregels opzoeken die betrekking hebben op de woordvormen in kwestie (eventueel met de hulp van de leraar) en die regels opzeggen of overschrijven. ‘Celui qui voudra s'astreindre à consacrer tous les jours une heure à ce travail sera au bout de trois mois à même de comprendre tous les auteurs hollandais et d'écrire correctement la langue de nos frères septentrionaux [...]. S'il continue son travail il apprendra à l'écrire avec élégance et avec facilité et s'il a assez d'empire sur lui-même pour pouvoir se résoudre à parler d'abord mal, il apprendra en moins d'un an à parler bien. L'expérience m'a convaincu de la vérité de tout ce que j'avance’, beweert Würth met grote stelligheid op pagina vj van de inleiding. Op dezelfde plaats schrijft hij ook dat het er bij de studie van ‘la partie lexicologique de la grammaire hollandaise’ vooral op aankomt te weten wat de begin- en de slotsyllaben zijn die men aan de woordstam moet toevoegen, of welke verandering de stamvocaal moet ondergaan om getal, naamval, persoon, tijd, wijze enz. uit te drukken, waarmee hij aansluit bij de opvattingen van onder meer Du Marsais en Ten Kate.Ga naar voetnoot15
Het mag niet onvermeld blijven dat Olinger en Würth niet de eersten waren die principes of werkwijzen van Franse grammairiens hebben toegepast in leerboeken voor het Nederlands als vreemde taal. In 1768 gaf Ernst Zeydelaar, die een Franse kostschool hield te Tiel in Gelderland, een Grammaire générale raisonnée française et hollandaise in het licht (te Amsterdam bij S.J. Baalde), in 1781 gevolgd door een Grammaire générale raisonnée hollandoise (te Utrecht bij B. Wild).Ga naar voetnoot16 Het laatste is een leerboek Nederlands voor Fransen, waarbij Zeydelaar zonder verdere toelichtingen verwijst naar taalgeleerden als Restaut, Durand, D'Olivet, De la Touche, De Wailly, Ten Kate en De Haes. Pierre Restaut en ‘l'abbé’ d'Olivet waren beoefenaars van de traditionele Franse grammatica, en Zeydelaars Grammaire générale raisonnée hollandoise is eigenlijk ook een traditioneel opgezet leerboek (waarvan in 1792, 1811, 1815 en 1820 nog bewerkte edities of herdrukken verschenen). Het gebeurde wel vaker dat ‘gewone’ spraakkunsten in de achttiende eeuw als ‘grammaire générale (raisonnée)’ werden gepresenteerd, waarschijnlijk om ‘bij de tijd’ te lijken en dus commercieel aantrekkelijk(er) te zijn.Ga naar voetnoot17 Ook de Grammaire pour apprendre le flamand, uitgegeven te Brussel bij J. Moris in | ||||||||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||
1757 en toegeschreven aan Jean des RochesGa naar voetnoot18, beriep er zich op de ‘Pincipes généraux et raisonnés de la grammaire flamande’ te bevatten (p. 1), maar is per slot van rekening een vrij klassiek samengesteld leerboek, afgezien van het feit dat de grammatica er wat meer ‘beredenerend’ in wordt verklaard en er hier en daar wordt gewezen op de algemene principes en verschijnselen die het Nederlands aan de ene en het Frans en Latijn aan de andere kant gemeenschappelijk hebben (zie daarvoor ook het ‘Préface’). Dat (vermoedelijk) Des Roches zijn grammatica wat meer ‘beredeneert’, hoeft niet noodzakelijk direct aan invloed van de Franse ‘grammaire génerale et raisonnée’ te worden toegeschreven, maar kan ook gewoon verband houden met de rationalistische instelling van de achttiende eeuw in het algemeen.
Invloed van de Franse ‘grammaire générale et raisonnée’ vinden we veel duidelijker in twee werken uit het begin van de negentiende eeuw van de Fransman Henri-Augustin Le Pileur, ‘correspondant de l'Académie des sciences de Paris’ en specialist van verschillende vreemde talen (waaronder het Perzisch), die de jaren tussen 1797 en 1814 in Nederland heeft doorgebracht waar hij vooral in het onderwijs werkzaam is geweest. In 1805 publiceerde hij te Parijs (bij Théophile Barrois) een werk getiteld Traductions interlinéaires de hollandois en françois, in 1807 gevolgd door een Elémens de la langue hollandoise ou méthode analytique et neuve, pour en apprendre promptement la prononciation, l'orthographe, la contexture et les principes (bij A. en J. Honkoop te Leiden en Théophile Barrois fils te Parijs). In het voorbericht van het laatstgenoemde boek deelt Le Pileur mee dat zijn werk gebaseerd is op ‘les véritables bâses de toutes les langues, je veux dire les principes de la Grammaire Générale’ (p. x). Op de volgende pagina erkent hij daarvoor veel verschuldigd te zijn aan ‘nos meilleurs Grammairiens’, onder wie worden geciteerd G. Girard (auteur van Les Vrais principes de la langue françoise, 1747), N. Beauzée (auteur van de Grammaire générale ou exposition raisonnée des éléments nécessaires du language pour servir de fondement à l'étude de toutes les langues, 1767) en R.A. Sicard (auteur van de Elémens de grammaire générale, appliqués à la langue française, 1799). In 1824 - en daarmee zitten we weer in de periode van het Verenigd Koninkrijk - publiceerde de Waal G.-B.-J. Raingo een Cours théorique et pratique de langue hollandaise die veel overeenkomsten vertoont met het leerboek uit 1807 van Le Pileur, en die ook duidelijk beïnvloed is door de Franse ‘grammaire générale et raisonnée’. We gaan hieronder nader in op het boek van | ||||||||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||
Raingo, wat ons tevens de gelegenheid geeft enkele woorden te wijden aan het werk van Le Pileur. De leerboeken van Le Pileur waren niet onbekend in de Waalse provincies: in 1827 nog werden ze als prijs uitgereikt aan de beste leerlingen van het college te Thuin.Ga naar voetnoot19
Germain-Benoît-Joseph Raingo was in oktober 1817 aangesteld als leraar Nederlands aan het stedelijk college te Bergen in de provincie Henegouwen. Vanaf 1819 gaf hij ook les in de opvoedkunde en didactiek aan cursisten (d.w.z. onderwijzers en aspirant-onderwijzers) van de pedagogische opleiding, de zgn. normaalleergang, die eerst eenmaal per week en vanaf 1820 eenmaal per jaar gedurende drie à zes weken in de maanden augustusseptember in de stad werd georganiseerd (onder toezicht van de Jury d'instruction primaire et moyenne). Raingo stichtte en redigeerde ook het eerste pedagogische tijdschrift in de Zuidelijke provincies, het Bibliothèque des Instituteurs (1819) en op zijn initiatief werd in 1820 het eerste onderwijzersgezelschap in de provincie Henegouwen opgericht. Kortom, de man heeft een belangrijke rol gespeeld voor het onderwijs in de Waalse provincies en voor Henegouwen in het bijzonder.Ga naar voetnoot20
Raingo wist uit ondervinding wat het betekende om als Franstalige Nederlands te leren, want hij had zelf, na de stichting van het Verenigd Koninkrijk, toen hij al vooraan in de twintig was, door hard werken en met vallen en opstaan de nieuwe nationale taal verworven. Met die ervaring als NVT-leerder heeft hij in 1824 rekening gehouden bij het schrijven van zijn Cours théorique et pratique de langue hollandaise (verschenen te Bergen bij H.-J. Hoyois).Ga naar voetnoot21 Inhoudelijk is dit leerboek gebaseerd op de klassieke werken van Ten Kate, Siegenbeek en Weiland en op J.C. Beijers eerder al genoemde Handleiding tot den Nederlandschen stijl.Ga naar voetnoot22
In zijn Cours théorique et pratique de langue hollandaise probeerde Raingo de grammaticale leerstof op een ‘nieuwe’ manier over te brengen, een manier die beter aangepast was aan Franstalige leerders, en waarvoor hij zich heeft laten inspireren - naast het werk van Beijer - door de Franse ‘grammaire générale et raisonnée’ in het algemeen en het hierboven genoemde boek van de Fransman Le Pileur uit 1807, Elémens de la langue hollandoise, in het | ||||||||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||||||||
bijzonder. ‘[C'est] sous ce rapport’, schrijft Raingo op p. vii van de tweede druk, ‘que je pense offrir au public un ouvrage entièrement neuf, dont la marche tend à aplanir les difficultés et à faire disparaître la sécheresse que présentent ordinairement les matières grammaticales.’
Raingo zet de methode van zijn ‘ouvrage entièrement neuf’ uiteen in de inleiding (pp. 1-2). Hij gaat uit van de ‘grammaire générale’, een geheel van grammaticale principes die voor alle talen gelden (omdat ‘la pensée [...] se [produit] uniformément chez tous les individus, et [...] son expression [est] assujettie à des règles analogues dans toutes les langues’), maar die in iedere taal op een eigen, specifieke manier toegepast worden, volgens een ‘grammaire particulière’. Hij wil de gebruikers van zijn leerboek een zeker inzicht bezorgen in de algemene grammatica, omdat hij de kennis en het begrip ervan nuttig acht voor het leren van vreemde talen. Om dit inzicht in de ‘grammaire générale’ te verwerven moet men echter uitgaan van de studie van de grammatica van de eigen moedertaal. Hij laat in zijn Cours théorique et pratique de langue hollandaise voor elk onderdeel of principe van de grammatica (zoals het genus van substantieven, het getal en de meervoudsvorming, de functie in de zin en de verbuiging, enz.) daarom eerst zien hoe dat in de moedertaal, i.c. het Frans, gerealiseerd is (omdat het daar voor de leerders het makkelijkst te begrijpen is), en legt vervolgens uit hoe het in de vreemde taal, i.c. het Nederlands, toegepast wordt. Deze werkwijze - maar op een minder expliciete manier - werd zeventien jaar eerder al gebruikt door Le Pileur, en sommige formuleringen uit het leerboek van de Fransman vinden we bijna letterlijk terug in het werk van Raingo.Ga naar voetnoot23
Raingo's methode was gebaseerd op het beredeneren en begrijpen van de toepassing van grammaticale principes volgens welke taalgebruikers hun gedachten of boodschappen uitdrukken, eerst in de moedertaal en daarna in de vreemde taal. Dit staat scherp in tegenstelling met de traditionele | ||||||||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||||||||
NVT-leerboeken volgens de grammatica-thema/vertaalmethode van de Nederlanders R. van der Pijl en U.G. Lauts bijvoorbeeld, resp. de Grammaire hollandoise pratique uit 1815 en de Elémens de la langue hollandaise uit 1821-1823, die sterk op (onder andere) memoriseren en reproduceren gebaseerd waren. ‘[L]a méthode que nous allons suivre [est] entièrement basée sur le raisonnement,’ schreef Raingo (op p. 2), ‘elle apprend à penser, en enseignant les principes du langage’. In het kenmerk of de eigenschap dat Raingo's methode eerder een beroep doet op redeneren dan op memoriseren en op die manier ook bijdraagt aan de ontwikkeling van het logisch denkvermogen van de leerlingen, kunnen we duidelijk de invloed herkennen van de Franse grammairiens uit de traditie van de ‘grammaire générale et raisonnée’, maar ook die van de Zwitser A. Krusi uit de school van Pestalozzi. In Nederland deelden de eerder al genoemde Nicolaas Anslijn en ook Hendrik Raveker (secretaris van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen) deze gedachte, die perfect paste in de geest van de verlichting.Ga naar voetnoot24
In het praktische gedeelte van de Cours théorique et pratique de langue hollandaise integreerde Raingo de technieken van de grammaticale analyse en van de interlineaire vertaling, afkomstig van de Franse grammairiens, zoals we die ook terugvinden in de leerboeken van de Fransman Le Pileur (1807) en van de Luxemburgers Olinger (1821) en Würth (1824). In de werken van Van der Pijl en Lauts werden de interlineaire vertaling en de grammaticale analyse niet gebruikt. In vergelijking met Van der Pijls Grammaire hollandoise pratique zorgde Raingo ook voor meer afwisseling in het oefeningenaanbod (het boek van Lauts bevat geen oefeningen). Zo moesten de leerlingen in de Cours théorique et pratique de langue hollandaise niet alleen thema- en vertaaloefeningen maken, zoals bij Van der Pijl, maar ook oefeningen over de woordbetekenis, de meervoudsvorming van substantieven, de verbuiging van zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, het vormen van de trappen van vergelijking, het lezen van getallen, van Romeinse cijfers en breuken, de vervoeging van werkwoorden in de verschillende tijden en wijzen, enz.
De verschillen tussen het leerboek van Raingo en de werken van Van der Pijl en Lauts zijn niet alleen groot in de manier waarop de grammatica wordt bijgebracht en in het praktische gedeelte en het oefeningenaanbod, ze zijn ook duidelijk merkbaar in de uitwerking van talrijke detailpunten. Waar Van | ||||||||||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||||||||||
der Pijl bijvoorbeeld toegaf de uitspraak van de moeilijke ‘letter’ G (hij bedoelde de klank) niet schriftelijk te kunnen uitleggen en de Franstalige gebruikers van zijn leerboek laconiek aanraadde dan maar een spreker van het ‘Hollands’ te raadplegen om die klank te leren produceren (Van der Pijl 1815, p. 1), deed Raingo - hierbij ongetwijfeld steunend op Le Pileur (1807, pp. 10-11) - ten minste toch een poging om de uitspraak duidelijk te maken. Hij schreef: ‘Le G se prononce à-peu-près comme le g dur en français, mais il est plus guttural et se prononce avec aspiration [...]’. Hij voegde daaraan toe: ‘Le CH a aussi une prononciation aspirée, mais beaucoup plus aiguë que celle du g [...]’ (p. 11).
Uit dit alles moge duidelijk zijn dat de Cours théorique et pratique de langue hollandaise van Raingo methodologisch beter aangepast was aan de mogelijkheden en de specifieke behoeften en leermoeilijkheden van Franstalige leerders van het Nederlands dan de leerboeken van Van der Pijl en Lauts volgens de traditionele grammatica-thema/vertaalmethode, zowel in de opzet als in de concrete uitwerking. Raingo steunde voor die aanpassing op zijn persoonlijke ervaring als NVT-leerder, op principes en technieken afkomstig van Franse grammairiens en op ‘moderne’ ideeën van de school van Pestalozzi. Van de Franse ‘grammaire générale et raisonnée’ nam hij over: de aandacht voor de relatie taal en denken, het uitgaan van de ‘algemene’ grammatica waarin via de moedertaal inzicht moet worden verworven om vervolgens te komen tot de ‘particuliere’ grammatica van de vreemde taal, het beredeneren van grammaticale begrippen of de rationalistische taalbenadering, het didactisch principe van het inzichtbevorderend taalonderwijs, de technieken van de interlineaire vertaling en de grammaticale analyse. Aan Pestalozzi ontleende Raingo de ideeën van de geleidelijkheid van het onderwijs (een principe dat we ook bij Du Marsais terugvinden), het zo helder en bevattelijk mogelijk aanbieden van de leerstof (ook formeel met een overzichtelijke lay-out bijvoorbeeld) en - nogmaals - de aandacht voor de ontwikkeling van het denkvermogen.
In zijn tijdschrift, het eerder genoemde Bibliothèque des Instituteurs, verdedigde Raingo de opvatting dat een goed leraar zich niet mag beperken tot een enkele leermethode, maar verschillende methodes moet kennen en gebruikenGa naar voetnoot25, en dat is precies wat hij zelf in de eigen onderwijspraktijk heeft toegepast. In 1825 schreef Raingo in het zojuist genoemde vakblad (p. 41): ‘Les mauvaises grammaires auxquelles [les Belges méridionaux] avaient | ||||||||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||
dû recourir d'abord ont ensensiblement fait place à des ouvrages plus méthodiques et mieux raisonnés’. Met ‘Les mauvaises grammaires’ had hij waarschijnlijk o.a. het werk van Van der Pijl op het oog en met ‘des ouvrages plus méthodiques et mieux raisonnés’ doelde hij ongetwijfeld (ook) op zijn eigen Cours théorique et pratique de langue hollandaise.
Het leerboek van Raingo werd niet alleen aan het college te Bergen gebruikt (door de auteur zelf), maar het stond ook op het programma en de boekenlijst van andere colleges in de Waalse provincies, zoals het Collège royal te Hoei en het Collège te Ath.Ga naar voetnoot26 In 1826 en 1829 verschenen er een tweede en een derde druk van het boek. Het werk moet dus een zeker succes hebben gekend. Van 1841 tot 1845 werd het voor Franstaligen bedoelde leerboek van Raingo zelfs gebruikt in de laagste twee klassen van de humaniora-afdeling van het gemeentelijk college te Tongeren.Ga naar voetnoot27 In Tongeren - en bij uitbreiding in geheel Vlaanderen - was het leerlingenbestand van de colleges en athenea in de negentiende eeuw voor een (flink) deel Franstalig. De voertaal van het onderwijs was er meestal ook het Frans. Het Nederlands is op veel plaatsen in Vlaanderen daarom of daardoor lange tijd als een vreemde taal onderwezen in het secundair onderwijsGa naar voetnoot28, soms zelfs op basis van leerboeken volgens principes van Franse grammairiens, zoals dat van de Waal Germain Raingo en dat van de Luxemburger Philippe Olinger.Ga naar voetnoot29 | ||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||
|
|