geleidelijk uit de bloemlezingen, uit de verplichte leerstof en dus ook uit het collectieve geheugen. (p. 63)
Ludo Stynen schreef dit in 1997; vandaag, drie jaar later, staat Loveling verrassend genoeg wel in de actuele belangstelling. Onlangs werd haar Revolverschot opnieuw uitgegeven. Eind 1999 lag zowel Sophie als dit eerder onuitgegeven Oorlogsdagboek persklaar. En dat is wellicht niet enkel mij ontgaan. In Metro: de vrijetijdsgids van De Morgen vind ik op datum van 30 maart 2000 de rubriek: Word cultuurkenner in 52 weken (jaargang 2, week 20) een rubriek die zich als volgt profileert:
Bent U de ‘klassieken’ uit film, letteren en architectuur vergeten. Wedden dat u na een jaar opnieuw kan meepraten?
Daarin drie bijdragen: over Il Teatro del Mondo van Aldo Rossi, over Un chien Andalou van Luis Buñuel en jawel, over Een revolverschot van Virginie Loveling. Ik haal daaruit een klein stukje:
In haar laatste levensjaren kon Virginie Loveling zich vleien met de gedachte dat ze het virus van de letterkunde had doorgegeven aan ‘haar neef Cyriel Buysse’ staat er zeer ten onrechte in het Verhaal van de Nederlandse Literatuur. De waarheid is dat Virginie Loveling op haar 69ste Een revolverschot schreef, een ijzige, strak gecomponeerde, psychologische roman die kan wedijveren met het beste van haar neef. In sfeerschepping en psychologisch doorzicht overtrof ze het zelfs soms al te schetsmatige naturalisme van Buysse. (Jeroen de Preter in De Morgen: Metro 30 maart 2000)
Ik citeerde hier Jeroen de Preter en herhaal voor alle zekerheid nog even de datum van de krant waarin dit stukje staat: 30 maart 2000. Betekent dit dat ze toch niet helemaal uit het collectieve geheugen verdwenen is?
Waarom dit dagboek dan niet eerder werd uitgegeven? Meteen na de oorlog was de interesse voor een ooggetuigenverslag wellicht niet zo groot als nu, bijna een eeuw verder! Iedereen had het net zelf beleefd en wou er ook niet meteen aan herinnerd worden.
Maurits Basse, één van de biografen van Loveling kreeg wel de vraag (van Loveling zelf) om het dagboek uit te geven maar het was absoluut geen sinecure om in al die blaadjes een duidelijke lijn te krijgen, ik kan me dus ook best indenken dat Basse er geen beginnen aan zag. Fragmenten eruit