De studiedag van vandaag, met als sluitstuk de presentatie van de elektronische Streuvelseditie, is in feite het derde luik van een triptiek.
Het eerste luik was de Staten-Generaal van 17 februari 1998, georganiseerd door de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, in samenwerking met de Interuniversitaire Werkgroep Genese. Onder de titel ‘De toekomst van ons literair verleden’ werd zowel de problematiek van de archivering als van de eigenlijke teksteditie besproken. De sprekers maakten er de balans op van wat er tot dusver aan theorievorming en aan praktische verwezenlijkingen op het terrein van de teksteditie was gebeurd; de rol van de archieven werd er besproken, er was o.a. een vertegenwoordiging van de uitgeverswereld en de Vast Secretaris van de KANTL plaatste de beslissing van de Academie om van de teksteditie de eerste prioriteit te maken in z'n context. De directeur van het Constantijn Huygens Instituut, die we hier ook vandaag als spreker mogen begroeten, sprak over de Nederlandse ervaringen en verwezenlijkingen. Mij is vooral bijgebleven dat hij in zijn inleiding van toen wees op de vanzelfsprekende subsidies die voor monumentenzorg ter beschikking zijn, althans voor restauratie van gebouwen, schilderijen, enz. ‘Echter, wanneer het gaat om onze literatuur, laten merkwaardig genoeg de overheden het dikwijls afweten, alsof ons literair erfgoed géen geld, géen zorg en géen trots behoeven’ (p.29). Dat neemt niet weg dat spreker enkele ogenblikken later meedeelde dat de totaal-financiering van het Constantijn Huygens Instituut voor 1998 ‘ruim 2.4 miljoen gulden’ was; de KANTL kreeg dat jaar ook 2.8 miljoen... franken.
Het tweede luik van de triptiek was de studiedag die op 24 maart 1999 plaatsvond in de Academie in Gent onder de titel ‘Klassieken op de markt’. Sprekers uit de academische wereld, uit de wereld van uitgeverij, boekhandel, openbare bibliotheek en onderwijs belichtten de al dan niet aanwezigheid van de klassieken van onze letterkunde in het marktaanbod. Vanuit Nederland kon E.K. Grootes wijzen op de voortreffelijke DELTA-reeks, die reeds enkele fraaie, wetenschappelijk verantwoorde uitgaven van klassieken uit onze literatuur (o.a. de Camera Obscura) kan voorleggen. En ook Manteau kon met een zekere trots wijzen op de reeks Klassieken uit Vlaanderen.
Vandaag dan hebben we onze derde studiedag, het sluitstuk van het drieluik, maar geenszins het einde van de editoriale bedrijvigheid van de Academie. Vandaag willen we een tussentijdse balans opmaken: wat is er de afgelopen paar jaren aan edities van Vlaamse literatuur in ruime zin in en buiten de Academie tot stand gebracht? Rechtstreekse aanleiding voor deze studiedag is