[Colloquium ‘De toekomst van ons literair verleden’]
Ten geleide
Op 17 februari 1998 had in de lokalen van de Academie een colloquium plaats dat door de organisatoren (de KANTL en de Interuniversitaire Werkgroep Genese) als een ‘Staten Generaal’ werd gezien van alwie in het literaire verleden geïnteresseerd is. De titel ‘De toekomst van ons literair verleden’ gaf heel precies het onderwerp van het colloquium weer. Zowel problemen i.v.m. archivering van cultureel belangrijke documenten als i.v.m. teksteditie kwamen uitvoerig ter sprake. De Academie heeft beslist de teksten van de lezingen in haar tijdschrift te publiceren.
De eerste vier teksten, resp. van G. Lernout, L. van Dijck, S. van Peteghem en G. de Schutter, proberen het algemene beeld van de toestand in ‘(cultureel) arm Vlaanderen’ op het einde van de 20e eeuw te schetsen: wat gedaan wordt en vooral wat onmogelijk blijkt aan de Vlaamse universiteiten, in de Vlaamse archieven, en ten slotte in de Academie die sedert het einde van de vorige eeuw dan toch als belangrijke taak heeft het culturele erfgoed in Nederlandstalig België te bewaken en te bewaren, wordt er kort en krachtig uiteengezet. De Academie hoopt dat herhaalde lectuur door belangstellenden het vuur kan onderhouden dat ten minste is gaan smeulen, ook bij een aantal overheidsinstanties. Er zijn op dit ogenblik inderdaad bemoedigende tekenen dat althans iets ten goede aan het veranderen is.
Natuurlijk is Vlaanderen op dit ogenblik nog heel ver verwijderd van een coherent beleid, zoals dat in Nederland t.a.v. de teksteditie in het Constantijn Huygens Instituut vorm heeft gekregen. Hoe ver zal voor wie zich er nog niet bewust van was duidelijk worden uit de lectuur van wat de directeur van dat Instituut, H.T.M. van Vliet erover te vertellen heeft.
De lezingenreeks omvatte ook twee lezingen waarin de behoeften van de wetenschappelijke teksteditie voor oudere en moderne Nederlandse literaire werken worden toegelicht door resp. W. Waterschoot en M. de Smedt.
De reeks teksten van lezingen wordt gecompleteerd met een werkstuk van iemand die op het colloquium zelf geen lezing gehouden heeft, maar die wel heel nauw bij de organisatie betrokken was: E. Vanhoutte, die sedert 1 januari als projectmedewerker in dienst is van de KANTL, en daar, onder supervisie