Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1997
(1997)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 194]
| |
De geschiedenis van een sprookje of Histoire du Soldat
| |
Een groepje vrienden in LausanneTijdens de eerste wereldoorlog was ook in het neutrale Zwitserland het artistieke leven volkomen ontredderd. Kunstenaars zochten hoe ze konden overleven. In Chronique de ma vieGa naar voetnoot1 schrijft de Russische componist Igor Strawinsky, die sedert 1914 in Zwitserland woonde: Nous nous réunissions souvent et nous cherchions fébrilement une issue à cette inquiétante situation. Met nous bedoelt hij, benevens zichzelf, ook de auteur Charles Ferdinand Ramuz en nog enkele anderen. Strawinsky had schandaal verwekt met de eerste opvoering in Parijs van ‘Le sacre du printemps’, maar de tweede opvoering in 1914 eveneens in Parijs had hem zonder meer beroemd gemaakt. Door de boljewistische oktoberrevolutie van 1917 en de ontbinding van de ‘Ballets russes’ was hij ineens volkomen berooid; de Zwitserse auteur Ramuz was bij het uitbreken van de oorlog vanuit Parijs, waar hij sedert 1902 woonde, naar Zwitserland, Lausanne, teruggekeerd en voelde zich een balling in eigen land. Strawinsky schrijft dat hij al van bij het begin van de oorlog dacht aan un spectacle dramatique pour un théâtre ambulant en vervolgt: C'est ainsi que nous vint à l'idée, à Ramuz et moi, de créer avec le moins de frais possible une espèce de petit théâtre ambulant qu'on pourrait facilement transporter d'un endroit à un autre et présenter même dans de toutes petites localités.’ | |
[pagina 195]
| |
En verder: ‘Je puisais mon sujet dans une des légendes d'Afanasiew. Dans l'histoire qui me séduisait, le soldat, par ruse, parvient à faire boire au Diable trop de vodka. Puis il lui donne une poignée de chevrotines à avaler, en l'assurant que c'est du caviar. Le Diable l'avale gloutonnement et en meurt. Strawinsky vat dit sprookje met iets té veel fantasie en ook iets té definitief samen: hij maakt o.a. van de kogels en de noten uit het sprookje ‘hagel’ en ‘kaviaar’ en laat de duivel bij het inslikken ervan sterven, terwijl hij er in het sprookje enkel zijn tanden op breekt. Par la suite, vervolgt Strawinsky, je découvris d'autres épisodes du Diable et du soldat, et je me mis à les assembler. Les grandes lignes de la pièce, seules, sont d'Afanasiew et de moi-même. Le livret fut écrit par mon ami F. Ramuz. Je travaillais avec Ramuz en lui traduisant mon texte russe mot à mot. Het komt me voor dat Strawinsky's bijdrage tot Histoire du soldat eigenlijk alleen bestaat uit de muziek voor de mini-opera en het vertalen van dat ene sprookje uit het Russisch in het Frans voor Ramuz. Want van enige assemblage van andere, elders aangetroffen episodes over de Duivel en de soldaat is geen sprake in Ramuz' tekst: alle gegevens staan expliciet in dat éne sprookje van Afanasjew dat in de Nederlandse vertaling De gedeserteerde soldaat en de duivel heet. Strawinsky's geheugen vertoont lacunes, maar dan niet ten nadele van zijn zelfgevoel. Ramuz is bescheidener: in zijn Souvenirs sur Igor StrawinskyGa naar voetnoot2 noemt hij Histoire du soldat: une pièce de circonstances (au pluriel) et très authentiquement née d'elles, ce que tout naturellement les spectateurs n'ont pas compris (l'explication était trop simple).
Twee keer heeft Strawinsky blijkbaar aan Ramuz, die geboeid werd door volkse verhalen, een dergelijk gegeven aangereikt. In 1917 bewerkte Ramuz Renard, dat Strawinsky ma fable de bassecour noemt en waarvan hij beweert dat tekst én muziek voltooid waren in 1915. De titel in het Frans luidt: Histoire du coq, du renard, du chat et du bélier. In 1918 schreven Strawinsky én Ramuz dan Histoire du soldat naar het Russische sprookje, dat zoals reeds vermeld onder de titel ‘De gedeserteerde soldaat en de duivel’ voorkomt in de verzameling Russische VolkssprookjesGa naar voetnoot3, een keuze van 50 uit de meer dan 600 sprookjes die A.N. Afanasjev van 1855 tot 1863 in verschillende streken van Rusland | |
[pagina 196]
| |
heeft opgetekend. Zoals de gebroeders Grimm het een halve eeuw eerder in Duitsland en Perrault ruim anderhalve eeuw eerder in Frankrijk hadden gedaan. De gegevens komen dus uit het sprookje dat Strawinsky voor Ramuz heeft vertaald; Ramuz schrijft vervolgens een libretto en Strawinsky schrijft er muziek bij. Een vrij complexe samenwerking, intertextualiteit voor de term gangbaar werd. Al stelt Strawinsky die samenwerking m.i. ingewikkelder voor dan ze geweest is.
Een complexe samenwerking was het ook daarna. Voor decors, muzikale uitvoering en acteurs werden vrienden en kennissen ingeschakeld. De schilder René Auberjonois zorgde voor decor en kostuums; de dirigent Ernest Ansermet dirigeerde; de professor paleontologie en geologie Elie Gagnebin was de Voorlezer; de acteur Jean Villard de duivel; de student Gabriel Rosset de soldaat; het Russische echtpaar Georges en Ludmilla Pitoëff acteerde en danste. En Ramuz heeft zich, zoals mag blijken uit zijn verzamelde brieven aan Strawinsky,Ga naar voetnoot4 zowat alles aangetrokken: hij recruteerde de acteurs, legde contacten met bevriende journalisten en met de directie van het conservatorium, zorgde voor de kaartenverkoop enz. De creatie van dit zogenoemde muziektheater gebeurde zoals ongeveer gepland was: op 28 september 1918 in Lausanne. | |
Het sprookje van AfanasjevEen soldaat had om verlof gevraagd; hij pakte zijn boeltje en ging op weg. Zo begint het sprookje van Afanasjev. Hij heeft zijn ransel en ook een viool bij zich. Terwijl hij op zijn viool speelt, komt de boze geest op hem af in de gedaante van een oude man met een boek in zijn handen: ‘Hoor eens, beste vriend, laten we ruilen; ik geef je mijn boek en jij mij je viool.’ De soldaat kan lezen noch schrijven. ‘Mijn boek is er een waar je alleen naar hoeft te kijken om het te kunnen lezen,’ zegt de duivel. Ze ruilen. De soldaat kijkt en begrijpt wat er staat. Maar de duivel kan de viool niet bespelen. ‘Blijf drie dagen bij me logeren en leer me vioolspelen’ stelt hij voor. De Soldaat geeft pas toe nadat hij lekker te eten en te drinken heeft gekregen. Na drie dagen, zo meent althans de soldaat, brengt de duivel hem bliksemsnel naar zijn dorp. Het blijken drie jaar te zijn geweest. Zijn verlof was allang afgelopen en in het regiment zouden ze zeker denken dat hij was gedeserteerd. ‘Duivel, je hebt me goed in het ootje genomen,’ mort de soldaat. Hierdoor opgeroepen is de duivel daar prompt terug. Hij geeft de soldaat in de hoofdstad een grote winkel met waardevolle koopwaar en zegt: ‘Vaarwel, broeder. Ik ga nu ver van je | |
[pagina 197]
| |
weg door driemaal negen landen naar het driemaal tiende rijk. De koning heeft daar een zeer mooie dochter, prinses Marja, en ik ga haar kwellen op allerlei manieren.’ De soldaat, die als koopman bijzonder goed boert, wordt door zijn jaloerse concurrenten lastig gevallen. Hij vertrekt eveneens naar het driemaal tiende rijk. Daar geeft hij zich uit voor arts omdat de dochter van de koning ziek is. De koning belooft hem haar tot vrouw te zullen geven als hij haar geneest. De soldaat vraagt: ‘drie spel kaarten, drie flessen zoete wijn, drie flessen zeer sterke drank, drie pond noten, drie pond loden kogels en drie bundels kaarsen van zuivere was.’ Hij koopt een viool, gaat naar de prinses toe, steekt de kaarsen aan en begint te drinken en viool te spelen. Om middernacht komt de duivel. Ze drinken. Als de duivel honger krijgt, geeft de soldaat hem de kogels: ‘Neem deze noten en eet ze op.’ De duivel breekt er zijn tanden op. Daarna kaarten ze de hele nacht. Zodra de haan kraait, verdwijnt de duivel. De prinses ontwaakt, ze heeft een rustige nacht gehad. De volgende nacht verloopt net eender. De derde dag vraagt de soldaat aan de koning ‘een vijftigpoed zware tang’ - een ‘poed’ is volgens Van Dale een Russische handelsgewicht van iets meer dan 16 kg, een tang van 800 kg dus - bovendien ook nog drie roeden van koper, drie van ijzer en drie van tin. Dit gebeurt. Om middernacht verschijnt de duivel opnieuw. Ze drinken. De duivel wil weten waar die tang voor dient. ‘Ja, weet je, de koning heeft me in dienst genomen, om de muzikanten viool te leren spelen, maar zij hebben allemaal kromme vingers, niet beter dan de jouwe, en nu moet ik die met de tang rechtbuigen.’ De duivel vraagt de soldaat ook zijn vingers recht te willen buigen want hij kan nog altijd geen viool spelen. De soldaat klemt diens vingers in de tang en geeft hem een pak slaag met de roeden. De duivel smeekt: ‘Laat me los, alsjeblieft! Ik zal dertig werst uit de buurt van het paleis blijven.’ Een werst, weer volgens Van Dale, is een oude Russische afstandsmaat, 1066,78 m. Als de duivel zich eindelijk kan losrukken schreeuwt hij: ‘Al trouw je met de koningsdochter, toch zul je me niet ontkomen! Zodra je dertig werst buiten de stad komt, zal ik je terstond pakken.’ De soldaat trouwt inderdaad met de koningsdochter. Na de dood van de koning regeert hij over het hele land. Tijdens een wandeling looft hij de heerlijk tuin. De koningsdochter zegt minachtend dat ze buiten de stad, dertig werst verderop, een veel mooiere tuin hebben. Ze rijden er naartoe. De koning stapt uit de koets en daar staat de duivel. Hij moet onmiddellijk mee. | |
Histoire du soldat Van RamuzHistoire du soldat werd na de publicatie in 1920 in vele Europese talen vertaald. Het werd vrij vlug een Europees succes. Charles Ferdinand Ramuz (1878-1947) is tussen beide oorlogen een gerenommeerd | |
[pagina 198]
| |
schrijver geweest maar heeft met geen enkele van zijn (Zwitserse) romans en prozagedichten het succes van Histoire du soldat geëvenaard. Ramuz heeft het stuk herhaaldelijk, soms nogal ingrijpend, ‘gecorrigeerd’ - volgens E. White in Strawinsky, the composer and his works tot ergernis van Strawinsky, die de Duitse versie van Hans Reinhart de beste vondGa naar voetnoot5. De eerste ongepubliceerde versie, van 1918, is het meest spontaan en volks, vaak ontwapenend in zijn naïeve omslachtigheid. Het stuk werd in 1920 afzonderlijk gepubliceerd in LausanneGa naar voetnoot6 en in 1929 in de verzamelbundel Salutation paysanne in ParijsGa naar voetnoot7, maar in 1924 verscheen het in Londen in een drietalige uitgave (Frans, Engels, Duits)Ga naar voetnoot8. Misschien zijn er nog wel andere uitgaven van, met of zonder de muziek van Strawinsky. Telkens weer veranderde, versoberde of stileerde Ramuz de tekst; hij verdichtte en berijmde ook veelal de volkse prozafragmenten uit de eerste versie van 1918. De versie van 1929 is zelfs sterk geësthetiseerd. Ook bij opvoeringen zou hij nog wijzigingen hebben aangebracht. Een kluif wellicht voor wie aan vergelijkende tekstkritiek zou willen doen.
De overeenkomst tussen het Russische sprookje en de bewerking ervan door Ramuz is vrij groot. Hier volgt een vergelijking van het sprookje De gedeserteerde soldaat en de duivel met de allereerste ongepubliceerde versie van Histoire du soldat uit 1918Ga naar voetnoot9, waarbij ik ook verwijs naar de gepubliceerde versies uit 1920, 1924 en 1929.
Ramuz begint zo: Entre Denges et Denezy,/ un soldat qui rentre chez lui. (in 1929: au pays) - volgens Strawinsky waren deze plaatsnamen fictief maar à la consonnance vaudoise - Histoire du soldat is trouwens ontstaan in Lausanne. In het sprookje wordt de plek niet nader genoemd. De soldaat heeft veertien dagen verlof. Hij komt bij de Sorgebeek, met een huis erbij en een bruggetje erover. Hij eet een beschuit, haalt allerlei spullen uit zijn ransel, vindt zijn viool en begint te spelen. Un petit vieillard propret verschijnt, met een boek onder zijn linker arm en un cabas de tapisserie in zijn rechterhand. (In latere versies wordt dat een vlindernetje.) Het is de duivel, maar de soldaat weet het nog niet. De | |
[pagina 199]
| |
duivel wil zijn viool eerst krijgen, daarna kopen, daarna ruilen voor zijn boek. Je sais pas lire, zegt de soldaat bot. De duivel betoogt omslachtig dat zijn boek een soort coffre-fort is: Toute question au livre posée/ est une somme trouvée. De allusie op geld komt in het sprookje niet voor; daar lijkt het erg belangrijk te kunnen lezen want de soldaat begon te lezen en was er blij mee en gaf er terstond zijn viool voor. De soldaat bij Ramuz onderbreekt hebzuchtig de duivel: Montrez voir ça! en leest. Ze ruilen. Meteen gaat de duivel hem commanderen: Dis donc, tu vas venir chez moi. In het sprookje doet de duivel veel kruiperiger: Hoor eens broeder, (...) blijf drie dagen bij me logeren en leer me vioolspelen. Ik zal je er dankbaar voor zijn. Net als in het sprookje krijgt bij Ramuz de soldaat van de duivel vooraf al lekker eten en drank. Maar als de duivel hem wil meelokken maakt de soldaat bezwaren: zijn verlof is kort, zijn moeder en zijn verloofde wachten. (Het bezwaar ‘moeder’ valt in de versie van 1929 weg.) Na beloften van nog meer lekkers gaat de soldaat met de duivel mee. In het sprookje vraagt de soldaat zélf om na drie dagen naar huis te gaan; bij Ramuz echter dringt de duivel erop aan. Ze keren terug met une calèche à deux chevaux, die in de versie van 1918 uitvoerig wordt beschreven. La voiture monte en l'air en vliegt hoog boven de telegraafdraden. Er staat zelfs: la machine va à toute vapeur. (In de versie van 1929 staat er vrij overbodig: combien de temps? il n'y a plus de temps.) Die vliegende ‘koets’, toch echt een sprookjesmotief, komt in het sprookje zelf niet voor.
Voor de tweede keer is de soldaat onderweg Entre Denges et Denezy. Het dorp wordt gedetailleerd beschreven. Hij groet er iedereen met de naam, maar niemand herkent hem. Zelfs zijn moeder sluit zich op in haar keuken - (in latere versies vlucht ze schreeuwend weg) - en zijn verloofde is getrouwd en heeft twee kinderen. Nu pas beseft hij: ça n'est pas trois jours, c'est trois ans. Hij kankert uitvoerig over zijn lot en herhaalt maar: qu'est-ce que je vais faire? Hij loopt wanhopig door het idyllische landschap buiten zijn dorp. (In de latere versies noemt hij zich een dode tussen de levenden.) In het sprookje staat niet of hij al dan niet herkend wordt. Daar maakt alleen de straf op desertie hem bang: Als ik terugga naar het regiment, moet ik daar spitsroeden lopen. Bij Ramuz ziet hij ineens de duivel staan en schiet van vlakbij met zijn pistool. (In de latere versies stort hij zich met getrokken sabel op de duivel.) Tevergeefs natuurlijk. De duivel vraagt hem wat hij nu gaat doen? Terugkeren naar zijn regiment! On t'attachera à un pieu/ avec un bandeau sur les yeux. Bij Ramuz is het dus de duivel die hem schrik | |
[pagina 200]
| |
aanjaagt met het executiepeloton en hem voorstelt om maar liever veekoopman of koopman in stoffen te worden. Ze gaan samen op weg en ondertussen doet de soldaat stuk na stuk zijn uniform uit. De duivel geeft hem kleren. (In de latere versies commandeert de duivel hem ineens als een sergeant: garde à vous!.. bouge plus!.. Bon!.. en beveelt hem zijn uniform uit te doen.) Het lijkt een soort degradatie. Dan moet hij het boek nemen en lezen. Het blijkt inderdaad un coffre-fort te zijn. Hij leest, wordt koopman in stoffen en schatrijk. Maar hij stelt vast dat de anderen, die niets hebben, alles hebben en dat hij, die alles heeft, niets heeft. Hij is andermaal een dode tussen de levenden. (Hier zijn de latere versies, die onder elkaar sterk verschillen en heel anders zijn dan die van 1918, allen vrij moraliserend.) In de versie van 1918 wordt vooral de handel en wandel van de koopman beschreven: hij heeft schepen op alle zeeën en in alle havens: zijn initiaal, de J van Joseph is rood geschilderd op alle mogelijke waren, rijst, tabak, tafia, hout; de duivel, l'Autre, is voortdurend in zijn buurt. Maar het boek blijkt enkel een coffre-fort te zijn: op vragen naar geluk, liefde, de kinderlijke vreugde om de paasklokken, de vriendschap, biedt het boek geen antwoord. Uiteindelijk heeft niets nog smaak. De soldaat is schatrijk, iedereen benijdt hem, maar hijzelf verveelt zich dood. De duivel komt nu op als een oude marketentster. De soldaat die in het boek zit te lezen, gooit het plotseling op de grond. De duivel wil hem vanalles verkopen. De soldaat weigert. Tot hij hem zijn viool aanbiedt. De soldaat grijpt ze en probeert te spelen. Ze krast vreselijk. (In latere versies blijft ze stom.) Hij gooit ze naar het hoofd van de duivel, gaat naar zijn bureau en scheurt het boek in duizend stukken.
Voor de derde keer is de soldaat onderweg Entre Denges et Denezy. Nu lijkt hij geen doel meer te hebben: il s'en va droit devant lui. Terwijl hij in een herberg zit te drinken hoort hij een trommelaar verkondigen dat de koning zijn dochter ten huwelijk geeft aan wie haar kan genezen. Een vreemde man die hem aanspreekt met collègue - hij is namelijk ook soldaat geweest - overtuigt hem dat hij zich moet aanmelden. Zelf zou hij het ook graag doen, maar hij is getrouwd. De soldaat gaat naar de wachtpost: ‘Je suis médecin, je vais chez le roi.’ De duivel verschijnt en deelt mee dat hij de koningsdochter ziek heeft gemaakt - wij die het sprookje kennen, weten dat al - en zegt dat hij haar met de muziek van de viool gezond zal maken. De duivel vindt trouwens dat hij een compensatie verdient voor al de wrok die hem steeds te beurt valt: Tout le monde attribuera cette guérison/ à mon talent sur le violon./ Ensuite j'emmène le garçon... De soldaat zit nu in een kamertje aan een tafeltje waarop twee koperen kandelaars met brandende kaarsen, een liter brandewijn, een glas en een spel kaarten. Hij recapituleert wat er gebeurd is, hoort de duivel viool spelen, drinkt | |
[pagina 201]
| |
en daagt de duivel uit met hem te kaarten. De duivel wint. Naarmate de soldaat minder geld heeft, wordt de duivel zwakker en slaagt er niet meer in te spelen. Tenslotte grijpt de soldaat de viool en speelt. (In de latere versies wordt vrij nadrukkelijk gesteld dat de Voorlezer de dubbelganger, of het bewustzijn is van de soldaat: ze zitten allebei aan hetzelfde tafeltje, met een karaf en een glas erop; ze praten door elkaar; de voorlezer zet de soldaat ertoe aan te spelen met de duivel, die niet kan verliezen; ze spelen; de duivel wint, slaat brabbeltaal uit, stort neer.) In de versie van 1918 komt de soldaat binnen in de kamer van de prinses. Hij stelt zichzelf voor: ‘Mademoiselle, le médecin.’ (In de latere versies speelt de soldaat in de kamer van de prinses allerlei dansen: tango, wals, rag-time. De soldaat omhelst de genezen prinses. De duivel komt op, lopend op vier poten. Als hij hen gaat bedreigen, speelt de soldaat de dans van de duivel. De duivel danst tot hij stuiptrekkend neervalt. Ze sleuren hem bij een poot achter de schermen.) In de versie van 1918 dansen de soldaat en de prinses samen en vallen tenslotte in elkaars armen. En de duivel komt hier op als duivel: een zwart beest met hoornen en een staart. Hij protesteert: Ces embrassements, ces baisers à deux, ces attouchements charnels, ces transports voluptueux... Aie! aie! aie!, maar vergoelijkt vervolgens: c'est notre humaine nature, si imparfaite qui veut ça. Hij valt op zijn knieën om de viool te krijgen, probeert ze dan te grijpen, stort zich dan op de prinses. De soldaat speelt tot de duivel stuiptrekkend neervalt. Ze slepen hem bij zijn staart en zijn kop achter de schermen. Hij steekt plotseling zijn hoofd te voorschijn en verklaart dat het rijk maar klein is: qui les limites franchira/ en mon pouvoir retombera. In het sprookje loopt deze handeling over drie nachten. Bij Ramuz gebeurt alles in één enkele nacht en ook de 800 kilo zware tang en de roeden ontbreken. De soldaat en de prinses zijn nu man en vrouw. Bij Ramuz wil de prinses op een dag dat hij over zichzelf vertelt. Zijn levensverhaal is vrij kort, maar de herinneringen aan zijn moeder en zijn dorp worden uitgesponnen. Ineens dringt hij erop aan samen naar haar te gaan. De prinses aarzelt, stemt daarna gretig in. Hij hoopt naïefweg dat hij zijn ransel en zijn schamel bezit zal terugvinden en ook: peut-être que ma mère viendra demeurer avec nous/ et comme ça, on aura tout,/ on aura joint les deux bouts. (In de versie van 1929 is het de prinses die erop aandringt, terwijl hijzelf aarzelt. Daar hoopt hij dat zijn moeder hem déze keer zal herkennen.) Ze gaan. De prinses is wat achter gebleven. De klokketoren is al te zien. En het stuk eindigt met: ‘Emmeline, est-ce que vous venez.’ In het sprookje heet de prinses Marja, niet Emmeline; in latere versies van Ramuz' tekst komt de naam van de prinses niet voor. De naam van de soldaat, Jozef, komt niet in het sprookje voor. | |
[pagina 202]
| |
De duivel, gekleed in een prachtig rood pak speelt op de viool. De soldaat volgt hem zonder tegenstand. De prinses roept dichtbij, daarna verweg: ‘Joseph.’ | |
Strawinsky en RamuzOngetwijfeld werd Strawinsky door dit sprookje geboeid om de rol die de viool (de muziek) erin speelt. In de bewerking van Ramuz - Strawinsky wekt ook in zijn Colloqui met Robert Craft de indruk dat hij ook dààr veel heeft toe bijgedragen - wordt de negatieve, demonische rol van de muziek uit het sprookje inderdaad dubbelzinnig en complex. Een vergelijking met de middeleeuwse ballade Heer Halewijn én met de bewerking Heer Halewijn, een gedicht in negen tableaux, die Martinus Nijhoff, de eerste vertaler van Histoire du soldat, in 1933 ervan maakte in opdracht van de Wagner-Vereniging uit Amsterdam, zou hier niet misstaan. Al is de symboliek van de muziek in Histoire du soldat veel complexer. Strawinsky heeft zich in het onderwerp en de uitwerking van Histoire du soldat duidelijk bezonnen over de muziek zelf. Dit werkstuk wordt trouwens algemeen tot zijn belangrijke werk gerekend. Over de muzikale aspecten ervan, in samenhang met de tekst, durf ik niets te vertellen. De Vlaamse dichter Stefaan van den Bremt, die eveneens Histoire du soldat heeft vertaald, noemt het een sprookjesachtige allegorie (...) van de magische en dubbelzinnige kracht van de muziek. En hij vervolgt: De dubbelzinnigheid (...) heeft te maken met Strawinsky's dubbele ontworteling: als kosmopolitische Rus, die na de oktoberrevolutie niet meer terug kan - of wil - naar zijn vaderland, en als modernistisch componist die alleen nog met een parodistische blik terug kan kijken naar de muziektraditie. Het verhaal van de soldaat die koning wordt, maar terugverlangt naar zijn geboortedorp en zijn moeder, is het verhaal van Strawinsky's successen in het Parijs van Diaghilevs ‘Ballets Russes’ én van zijn dubbele nostalgie naar Moedertje Rusland en naar de grote muziektraditie (niet voor niets zal Strawinsky zich later ontpoppen als een ‘neo-classicist’).Ga naar voetnoot10 Een niet onaardige interpretatie.
Ramuz heeft met evenveel intensiteit de naoorlogse ontreddering symbolisch opgeroepen: na de Eerste Wereldoorlog was het verleden onherroepelijk stuk en de toekomst uitzichtloos. De talrijke verwijzingen naar het soldatenleven maakten Histoire du soldat actueel en bijzonder | |
[pagina 203]
| |
populair. Het werd dan ook meteen in de meeste Europese talen vertaald en opgevoerd. Maar het gegeven is behalve actueel ook universeel. Martinus Nijhoff, de eerste vertaler van Histoire du soldat in het Nederlands in 1926 noemt het stuk in zijn inleiding de directe vormgeving van de manneziel ( ) het kort relaas van een ieglijks innerlijk levensavontuur.Ga naar voetnoot11 Op het bijblad bij de grammofoonplaat die door Mimeteater Herman Verbeeck in 1978 werd uitgebracht ter gelegenheid van de tweede vertaling door Stefaan van den Bremt formuleerde Dr. Herman Sabbe het zo: De Geschiedenis van de Soldaat is een Russisch sprookje dat in alle Europese volkstalen geschreven staat: het faustistische verhaal dat behoort tot de collectieve verbeelding van het volkse christendom, van de man die zijn ziel aan de duivel verbeurt; het verhaal van de wereld-als-verleiding en de liefde als enig heil daartegen; het verhaal van hoe een eenvoudige soldaat een prinses vangt; het verhaal van het geld dat niet gelukkig maakt en van de rijkdom die corrumpeert, van de menselijke hunkering naar vroeger en elders en meer, van de onbetrouwbaarheid van de tijd die vervliegt, van de geliefden die niet meer bij elkaar kunnen komen, en van de dubbelzinnige, magische macht van de muziek: de muziek die verlokt en de muziek die heelt, de toverviool die de duivel bezweert, maar die ook, in de handen van de duivel, een instrument wordt van duivelse macht - dit laatste verhaalaspect natuurlijk niet mis als stof voor een componist. Een allegorie van de menselijke levensbestemming, geput uit de oud-Russische vertelschat, maar op elke jaarmarkt in alle landen thuis: moralistische en idealistische weerspiegeling van volkscultuur, ideologisch houvast voor de door de revolutie ontheemde Stravinsky.Ga naar voetnoot12 | |
De twee vertalingen in het nederlandsVan 1924 tot 1930 was de Nederlander Johan de Meester Jr. leider van het ‘Vlaamse Volkstoneel’, dat in 1921 ontstaan was uit het ‘Fronttoneel’. De Meester verzocht de Nederlandse dichter Martinus Nijhoff om een vertaling van Histoire du soldat. Gerrit Kamphuis signaleert in zijn ‘Aantekeningen bij Nijhoffs Verzameld Werk, deel 3’ dat in Nijhoffs nalatenschap een drietalige uitgave (Frans, Engels, Duits) ervan is gevonden, uitgegeven bij Chester, Ltd. London. Copyright, 1924, met de volledige muziek maar enkel de tekst van de voorlezer. Ook is er een tekstboek gevonden met de volledige tekst maar zonder muziek, van | |
[pagina 204]
| |
dezelfde uitgever. Vermoedelijk eveneens in drie talen én van 1924, maar dat schrijft Kamphuis er niet bij.Ga naar voetnoot13 Nijhoff heeft zich duidelijk gebaseerd op de versie van 1924. Van den Akker en Dorleyn beweren in hun inleiding bij hun keuze M. Nijhoff, De Pen op Papier (Prometheus 1994) vrij gratuit dat Nijhoff het stuk op een van zijn vele verblijven in Parijs begin jaren twintig (heeft) leren kennen. Hij voelde direct affiniteit met de wereld van Strawinsky, wiens moderne neoclassicisme hem zonder meer moet hebben aangesproken.Ga naar voetnoot14 De Meester schreef op 31 mei 1954 aan Gerrit Kamphuis dat de vertaling gemaakt is op mijn verzoek. Heeft Nijhoff het stuk vóór De Meester ontdekt en aan hem gesignaleerd? Of was het andersom? De Hollandse première van De geschiedenis van de soldaat had plaats in de Stadschouwburg van Amsterdam op 1 maart 1926. Van den Akker en Dorleyn signaleren nog een eerdere voorstelling: op 2 februari 1926 in de kring Kosmos in Amsterdam. De Vlaamse première had een bijzondere politieke en artistieke betekenis. Ze vond plaats in het Koninklijk Paleis te Laken, in tegenwoordigheid van Koning Albert en Koningin Elisabeth, volgens Kamphuis op 4 juli 1927Ga naar voetnoot15. Regie en Voorlezer: Johan de Meester - Decor: Floris | |
[pagina 205]
| |
Jespers. Allicht heeft ook onze ‘Koning-soldaat’ zich in de soldaat van Ramuz herkend. In de vermelde brief aan Kamphuis schreef De Meester: 't Was voor de eerste keer dat in het theatertje van het Paleis bij een openlijke vertoning Nederlands gesproken werd.
Een halve eeuw later, in 1978, heeft het Mimeteater Herman Verbeeck uit Antwerpen Geschiedenis van de soldaat voor het voetlicht gebracht. Exact honderd jaar geleden was de schrijver Ramuz geboren, exact zestig jaar geleden was het oorspronkelijke stuk voor het eerst in Lausanne opgevoerd en vijftig jaar geleden was het in de vertaling van Nijhoff een van de hoogtepunten geweest van het ‘Vlaamse Volkstoneel’. Maar de eigenlijke reden was natuurlijk de intrinsieke waarde van het muziektheater van Strawinsky-Ramuz. Men heeft de oorspronkelijke tekst van 1918 opgespoord en er de voorkeur aan gegeven boven die van 1924 waar Nijhoff en De Meester mee hadden gewerkt. De nieuwe vertaler was de Vlaamse dichter Stefaan van den Bremt. Naderhand diende hij evenwel aan zijn vertaling heel wat te wijzigen en ook elementen uit latere versies toe te voegen. De eerste voorstelling greep plaats in het kader van het Festival van Vlaanderen te Gent op 5 september 1978. Verteller: Loet Hanekroot; soldaat: Herman Verbeeck; duivel: Leo Madder; prinses: Jetty Roels. Muziek: het Vlaams Mobiel Kamerensemble o.l.v. Eugeen Lievens. De vertaling van Stefaan van den Bremt bleef ongepubliceerd maar er is wel een grammofoonplaat uitgebracht met die vertaling én de muziek van Strawinsky. | |
Martinus Nijhoff en de Geschiedenis van de SoldaatDe prijs voor vertalingen in het Nederlands heet terecht Martinus Nijhoff-prijs. Toch zijn Nijhoffs vertalingen nooit grondig bestudeerd. | |
[pagina 206]
| |
Het verband tussen die vertalingen en zijn eigen scheppend werk kan nochtans boeiende parallellen opleveren. De formulering en de thematiek van zijn vertaalwerk wijst vrij vaak vooruit naar zijn eigen werk. Ook in de ontdekking van anderen ontdekte hij zichzelf, schreef Geerten Gossaert terecht.
De Geschiedenis van de Soldaat is daar beslist een voorbeeld van. In de tien jaar tussen Vormen (1924) en Nieuwe gedichten (1934) heeft Martinus Nijhoff vrij veel vertaald o.a. ook Renard van Strawinsky als Het verhaal van de vos. Hij maakte een periode van onzekerheid door. Zijn wending naar de aarde, de mensen en de gemeenschap in zijn prozaverhaal De Pen op Papier, verschenen in 1926, hetzelfde jaar als zijn vertaling van Histoire du soldat, klinkt geforceerd. Daarin wijst hij het dichtertype Baudelaire af en bestempelt hij zijn eigen poëzie-opvattingen in De Wandelaar (1916), waarin hij zich Een dichter uit de tijd van Baudelaire noemde, en ook in de cyclus ‘Stenen tegen de spiegel’ uit Vormen als Baudelairiaans. Maar ondertussen vertaalt hij toch nog een aantal gedichten van Baudelaire. Dichters als Baudelaire noemt hij secretarissen van hun eigen een beetje met hun wil maar buiten hun schuld getourmenteerd leven. Boven Baudelaire met zijn ongeëvenaarde heldere en eenvoudige expressie van de zwarte wijsheid, waar hijzelf dupe van was zonder er iets te kunnen tegen uitrichten beweert hij nu Verlaine te verkiezen die niets anders beleefde dan hetgeen Verlaine schreef, met de linkerhand schreef of met de rechter, maar altijd zelf meester en verantwoordelijk in de wereld die hij van onder tot boven zichzelf schiep.Ga naar voetnoot16
In een artikel over Eliot en Strawinsky, opgenomen in zijn boek T.S. Eliot, Een Amerikaan in Europa schrijft W. Bronzwaer: De modernistische nostalgie bestaat bij de gratie van een bewuste reflectie op de traditie, in tegenstelling tot de romantische, die minder doordacht is dan gevoeld en een sterk escapistische tendens heeft. Spender maakt een onderscheid tussen ‘revolutionair traditionalisme’ en ‘nostalgisch traditionalisme’: het eerste is ‘progressief’, het tweede ‘conservatief’, het eerste modernistisch, het tweede romantisch. (...) Het ‘revolutionair traditionalisme’ is (...) toekomstgericht: het is een poging om de in het voorlopigheidsbesef vastegelopen kunst te revitaliseren met die waarden, vormen en functies uit het verleden, welke geactualiseerd kunnen worden en daardoor als het ware ‘bovenhistorisch’ gemaakt.Ga naar voetnoot17 Misschien drukt Bonzwaer hier op een andere manier uit wat Nijhoff probeerde met zijn vergelijking tussen Baudelaire en Verlaine. In Histoire du soldat herkende Nijhoff zonder meer zijn eigen onmacht en | |
[pagina 207]
| |
levenshouding. Hij wilde wegraken uit de demonische sfeer van Baudelaire en van het individualisme en aansluiten bij de gemeenschap, maar hij wilde tevens, om het met de woorden van Bronzwaer te zeggen zijn eigen poëzie ‘revitaliseren met die waarden, vormen en functies uit het verleden welke geactualiseerd (konden) worden’. Niet nostalgisch maar progressief en toekomstgericht. Wat beslist is gebeurd in zijn later werk.
De symboliek van De geschiedenis van de soldaat sluit aan bij de zijne. Een van zijn incarnaties van de eenvoudige daad-mens is de soldaat. Ramuz' soldaat is een typisch Nijhoff-personage: weerloos tegenover wat hem overkomt, moedig en eigenlijk geneigd tot het goede. Zijn bedoeling is het idyllische aardse leven terug te vinden: thuiskomen in zijn dorp, bij zijn moeder en zijn meisje. Maar de kwade machten in de natuur, ook in zijn eigen natuur, de satan die de ontreddering door de oorlog dirigeert, hebben hem vervreemd van ‘het zachte leven’. Zijn werkelijkheid tussen ‘dingen’ die hij zich zonder moeite kan aanschaffen, want hij is rijk geworden, is een geperverteerde werkelijkheid. Hij is ontredderd, dient altijd opnieuw te beginnen, maar blijft ter plekke stappen: Op de straatweg van Sas naar Sluis'. (Bij Van den Bremt staat er Tussen Turnhout en Ter Kruis). Terugkeer is niet mogelijk. Wel evasie uit de geperverteerde werkelijkheid naar de droom, het buitenwerelds verlangen en een soort onechte toekomst geïncarneerd in de Prinses. Maar zijn verlangen (de Prinses) drijft hem terug naar het verleden dat niet meer bestaat: de Prinses wil zijn moeder leren kennen. Zo valt de soldaat uiteindelijk in de klauwen van de Duivel. Zijn nostalgie is negatief. Spenders nostalgisch traditionalisme? Nijhoff, die in 1924 in ‘Zwerver en Elven’ besefte dat hij geen opwaartse ziel die trekt had, zal later dat evasieve verlangen, een vlucht uit de werkelijkheid in de mystiek en de poésie pure, afwijzen: in ‘Het lied der dwaze bijen’ vallen de opwaarts vliegende bijen als sneeuwvlokken naar beneden. Het woord moest vlees worden en de dichter diende te evolueren naar de gemeenschapskunst toe. Maar voorlopig wonnen de ‘wereld’ en de ‘schaduwen’ het nog op de mens die een uitweg zocht. Dat Nijhoff Histoire du soldat heeft vertaald in het jaar waarin hij De pen op papier schreef, lijkt me niet toevallig. Nijhoff had zijn hele leven een zintuig voor werk waarin zijn huidige of toekomstige problematiek werd uitgedrukt. Inderdaad: Ook in de ontdekking van anderen ontdekte hij zichzelf.
In nog een ander opzicht is de vertaling van Histoire du soldat voor Nijhoffs evolutie belangrijk. Verstechnisch is er een duidelijk verschil tussen Nijhoffs gedichten in De Wandelaar en Vormen én De Geschiedenis van de soldaat. Nijhoff schrijft nu een veel losser, ritmisch, soepel vers, een spreekvers dat vooruitwijst naar zijn later werk, vooral naar ‘Awater’ uit Nieuwe gedichten (1934) en naar Het uur U (1937). Het | |
[pagina 208]
| |
metrum is volkomen ondergeschikt aan de ritmiek, de volkse toon primeert en de dichter verwerkt ook tal van eigen vondsten in het geheel. Ongetwijfeld heeft hij die ritmiek bij Ramuz gelezen, maar hij heeft er ook zijn eigen nieuwe ritmiek gevonden.
Nijhoff is duidelijk een creatief, wat breedvoerig vertaler, die toch ook de geest van het origineel respecteert. Van den Bremt vertaalt kaler en schraler en ook letterlijker, hoewel ook hij lustig rijmt. Ze verkiezen allebei een gepaard rijm, terwijl de rijmen in het Frans veel talrijker en losser zijn. Een enkel voorbeeld, zo gekozen dat de twee vertalers dezelfde Franse tekst hebben vertaald. Wel mag niet uit het oog worden verloren dat Nijhoff gewerkt heeft met een drietalige uitgave. Stefaan Van den Bremt heeft, naar eigen zeggen, moeten ervaren dat bepaalde acteurs vaak hebben teruggrepen naar Nijhoffs vertaling. Zijn versie, gebaseerd op de oorspronkelijke tekst van 1918 is als geheel boeiender dan die van Nijhoff, die gewerkt heeft met een versie van 1924. Dat heeft niets met de vertaler(s), alles met de tekst te maken.
De tekst van Ramuz luidt: Eh bien! c'est comme vous voudrez.
C'est comme vous voudrez, je vous dis;
et a suivi le vieux chez lui,
qui se trouve avoir dit l'exacte vérité,
c'est à dire que Joseph a eu à boire et à manger,
et a été soigné comme il n'avait jamais été,
et montra au vieux à jouer
et le livre lui fut montré.
Deux jours valant bien le détour,
puis vint ce matin du troisième jour.
Ce matin-là, le vieux entra; Joseph vit le vieux qui entrait.
le vieux lui a dit: ‘Es-tu prêt?
Et Joseph qui répond que oui.
‘Et est-ce qu'on a tenu ce qu'on t'avait promis?’
Et Joseph qui répond que oui.
‘Alors tu es content?’ ‘Oh! oui.’ ‘Allons-y!’
Ils montent dans la voiture, la voiture partit.
Martinus Nijhoff vertaalt: Gij denkt natuurlijk dat de soldaat
met de vreemdeling meeging: - en inderdaad,
het ging zoals gij dacht dat het ging:
de soldaat ging mee met de vreemdeling.
En deze had niet opgesneden.
Jozef kreeg te drinken, roken en eten
en had ‘een leventje’ als men zegt.
Hij heeft hem zijn viool uitgelegd
| |
[pagina 209]
| |
en de grijsaard wees hem in het boek terecht.
De eerste twee dagen van 't uitstapje werden
allergenoeglijkst - maar toen kwam de derde. -
Al vroeg trad de oude Jozefs slaapkamer binnen
en riep: ‘Ben je klaar om de reis te beginnen!
Maar zeg me eens eerst: heb je goed geslapen?’
Jozef zei ja, maar bleef liggen gapen.
‘Heb je alles gekregen wat ik had beloofd?’
Jozef zei ja met zijn slaperig hoofd.
‘Had je 't goed bij me?’ - ‘Ja’ - ‘Vooruit, voortmaken, zeg!’
Zij stappen in 't rijtuig en 't rijtuig rijdt weg.
Stefaan van den Bremt vertaalt: Goed dan maar, zoals je wil.
Zoals je wil, zeg ik.
Zodat hij meeging met de man.
En deze had niet overdreven:
wat werd er daar geschranst en geheven!
Het was een echt luilekkerleven.
Jozef heeft zijn viool uitgelegd,
de ouwe wees hem in het boek terecht.
De eerste twee dagen
viel er zeker niet te klagen
maar op de morgen van de derde
kwam de oude binnen en zegde:
‘Ben je klaar?’
Jozef maakt een vaag gebaar.
‘Heb je goed geslapen?’
Jozef zegt ja, maar blijft liggen gapen.
‘Heb je alles gekregen, wat ik had beloofd?’
Jozef knikt ja met zijn slaperig hoofd.
‘Ben je tevreden?’ - ‘Ja’. - ‘Vooruit dan, voortmaken, zeg!’
Zij stappen in 't rijtuig, het rijtuig rijdt weg.
| |
Twee Italiaanse bewerkingen van Histoire du soldatIn Italië hebben zowel Pier Paolo Pasolini als Dario Fo zich door dit muziektheater laten inspireren. Het is me niet bekend of men het stuk ook nog in andere taalgebieden heeft ‘bewerkt’.
In 1973 maakte Pasolini een filmscenario met gegevens uit Histoire du soldat van Ramuz, dat hij in 1975, kort voor zijn gewelddadige dood, gedeeltelijk als toneelstuk had herwerkt. Het werd opgevoerd in een Italiaans-Frans-Belgische coproductie in de zomer van 1995 in Avignon en op 21-22-23 maart 1996 in De Singel in Antwerpen. | |
[pagina 210]
| |
Pasolini is ook hier onheilsprofeet en doemdenker. Een eenvoudige boerenjongen-soldaat komt met verlof vanuit Noord-Italië (Parma) en trekt via Rome naar Napels. Onderweg wordt hij een belangrijk t.v.-presentator maar verliest zijn muzikale gave. De Italiaanse werkelijkheid wordt van etappe tot etappe irreëler. Hoewel het eindpunt Napels in Pasolini's optiek een paradijselijk rijk is, te vergelijken met het koninkrijk van de prinses bij Ramuz, omdat hier de authentieke volkscultuur het best bewaard is, leeft de soldaat hier in een (perverse) droomsituatie, een allegorie voor de wereld van de media en het theater. En hier valt hij ook definitief in de macht van de duivel. Wie is de duivel? De media die de Italiaanse samenleving ontwrichten, een soort voorafbeelding van het Berlusconi-tijdperk? Of de politieke maffia die de militante communist Pasolini vreesde? Of de homosexuele maffia waarvan Pasolini kan hebben voorvoeld dat ze hem letterlijk zou afslachten? (Het blijft onduidelijk of zijn dood in 1975 in Napels een politieke moord is geweest of een vulgaire afrekening binnen het homo-milieu.) Of wilde Pasolini in Histoire du soldat zijn persoonlijke ‘Voyage au bout de la nuit’ weergeven en was de duivel daar zijn eigen demon, de sexualiteit die leek te zullen leiden tot zelfvernietiging waar zijn laatste films (o.a. Salò) en zijn pas in 1992 uitgegeven schandaalkroniek Olie de expressie van zijn? Ik vermoed: alles tegelijk.
In 1978 heeft Dario Fo, de betwiste Nobelprijswinnaar 1997 - is hij een schrijver of veeleer en theaterregisseur? - La storia di un soldato opgevoerd in het Teatro alla Scala van Milaan. De tekst, samen met een essay van Ugo Volli en een massa fotomateriaal, werd gepubliceerd door de Gruppo Editoriale Electa, Milaan, 1978. Filip Vanluchene heeft het stuk in 1981 vertaald als De geschiedenis van een soldaat. Deze vertaling blijft ongepubliceerd.Ga naar voetnoot18 Met Histoire du soldat van Ramuz als kapstok maakte Dario Fo een vrij experimenteel spektakelstuk, een twee uren durend massaspel dat ideologisch en dramaturgisch sterk verschilt van Histoire du soldat. Ook hij behield de muziek van Strawinsky maar aan het stramien van de tekst voegde hij tal van (spectaculair uitgewerkte) elementen toe: o.a. de beurs, de grote stad, de oorlogsmonumenten, het narrenschip, krantenkoppen. Symbolen van een ontwrichte maatschappij waarin Italië duidelijk te herkennen is en de duivel de plak zwaait. De soldaat, die het proletariaat vertegenwoordigt, dwaalt daar ontredderd in rond. Als hij uiteindelijk met de ‘dochter van de staat’ trouwt komt hij terecht in een soort fresco, symbool van een utopische droom, waarbinnen hij gevangen zit. | |
[pagina 211]
| |
De Italiaanse bewerkers hebben zich schijnbaar een heel eind verwijderd van Ramuz' Histoire du soldat en van het Russische sprookje. Soldaat is een bedonderd vak zegt de soldaat bij Nijhoff. Zij hebben ‘soldaat’ vervangen door ‘proletariër’. Maar zowel bij Ramuz als bij Pasolini en Fo staat ‘soldaat’ voor een collectiviteit. De ex-frontsoldaten in de ontredderde maatschappij na de eerste wereldoorlog en het ‘proletariaat’ in het ontwrichte Italië van de jaren zeventig, waar de situatie nog niet eens op haar ergste was, waren volgens Pasolini en Fo verwisselbaar. En ook bij hen werd de ontreddering van de wereld gedirigeerd of geregisseerd door de duivel, die zich, minder doorzichtig en complexer dan in Histoire du soldat, vermomd had als de staat, de politiek, de media (wellicht ook de sexuele aberraties en obsessies). Alweer intertextueel, misschien ook al zo'n beetje postmodern. Maar Ramuz' tekst is bezield met de haast ondraaglijke lichtheid van het sprookje terwijl de Italiaanse bewerkingen de zwaarte van de marxistische ideologie belichamen. |
|