| |
| |
| |
De overlevering van de Noord- en Zuidnederlandse Legenda aurea.
Een tussentijds verslag.
door L. Scheurkogel
‘dat hi die proeuen vander scriftueren die hi ghepredect hadde screef in een littere ende gaf die littere enen ongheloeueghen dat hi hem daer iegen soude mogen vorsien’
In 1952 meldde Deschamps, dat de Legenda aurea van Jacobus de Voragine tweemaal in het Middelnederlands moet zijn vertaald. Zijn ontdekking bood verrassende perspectieven voor tekstvergelijkend onderzoek naar een van de ware bestsellers uit de late middeleeuwen. Toch zou de Gulden Legende geruime tijd veronachtzaamd blijven; pas toen in Duitsland in 1986 het overzichtswerk van Williams-Krapp verscheen, kregen we een indruk van de veelvuldig bewerkte overlevering. Sindsdien wordt in Groningen onderzoek gedaan naar de gemengde traditie van beide vertalingen in de noordelijke Nederlanden. Een uitvoerige studie en een standaardeditie van de Noordnederlandse vertaling zullen binnen enkele jaren gereed zijn.
Sinds kort getuigen publicaties van een toenemende belangstelling voor de Legenda aurea (LA), en inmiddels werd een werkgroep opgericht om ook van de Zuidnederlandse vertaling een teksteditie voor te bereiden. Als bijdrage tot de initiatieven volgt hier een bondige presentatie van de bronnen, die in de afgelopen jaren getraceerd konden worden. De belangrijkste handschriften zijn reeds lang bijeengebracht, eerst door Deschamps (1972, blz. 197-202) en nadien door Williams-Krapp (1986, blz. 57-84, 161-163). Het actuele overzicht biedt derhalve slechts een aanvulling Mogelijk brengt het op zijn beurt weer nieuwe vondsten dichterbij.Ga naar voetnoot1
| |
| |
Ter inleiding lijkt het nuttig even stil te staan bij het onderscheid tussen beide vertalingen, waarover nog maar weinig bekend is. Uitgaand van enkele observaties in de Dominicuslegende hoop ik te laten zien, hoezeer dit onderscheid een sleutelrol kan vervullen bij het onderzoek naar de tekstgeschiedenis.Ga naar voetnoot2
| |
De Zuidnederlandse vertaling (ZLA)
Tot dusver ging de meeste aandacht uit naar het Zuidnederlandse Passionael. Enerzijds was het de intrigerende ‘Bijbelvertaler van 1360’, die door de zeer persoonlijke prologen in zijn omvangrijke oeuvre de aandacht van mediaevisten trok. Anderzijds beschikken we juist van de ZLA over een oud handschrift, thans bewaard in het Sint-Janshospitaal te Brugge (Bg-1),Ga naar voetnoot3 dat opmerkelijk dicht bij de autograaf moet staan: voordien zou slechts één eerder afschrift zijn vervaardigd van de in 1357 voltooide vertaling, aldus het colofon. Ontdekker De Flou publiceerde in 1923 een zorgvuldige beschrijving van het Brugse handschrift, dat sindsdien in de discussie over leven en werk van de Bijbelvertaler een belangrijke rol speelt.Ga naar voetnoot4
Helaas omvat de tekst van Bg-1 slechts een klein gedeelte van de Legenda aurea.Ga naar voetnoot5 Welke legenden verder tot het oorspronkelijke ZLA-corpus mogen worden gerekend, staat nog niet vast. Een vrijwel complete serie legenden vinden we in het nog veertiende-eeuwse handschrift Stockholm, Kungliga Biblioteket, A 159 (Sk-1). In de overlappende gedeelten blijkt deze Westvlaamse tekst, afgezien van bescheiden lexicale ingrepen, nauw aan te sluiten bij de lezing van het Brugse handschrift. Waarschijnlijk is Sk-1 de meest betrouwbare ZLA-bron die we hebben; opvallend is dan bijvoorbeeld dat een Marinalegende, zoals we die in de jongere ZLA-traditie wel aantreffen, hier ontbreekt.Ga naar voetnoot6
| |
| |
Om het oorspronkelijke corpus ZLA-legenden te kunnen reconstrueren zullen we meer inzicht moeten verwerven in de ZLA-filiatie. Een aanzet geeft de voorlopige, maar voor ons doel alleszins bruikbare onderverdeling die Williams-Krapp publiceerde in 1986. Hier vinden we belangrijke observaties over de uiteenlopende groepen handschriften, verantwoord met varianten die zonodig opnieuw kunnen worden geïnterpreteerd. Dat in zijn stemma (blz. 174) de vragen naar de oorspronkelijke ZLA onbeantwoord zijn gebleven, lijkt gunstig. Een steekproef als de zijne zou maar voorbarige antwoorden hebben opgeleverd; in de gekozen vorm laat het stemma ruimte voor nader onderzoek, waarbij we een andere strategie kunnen volgen.
Van doorslaggevend belang is dan de inhoudelijke vergelijking met het Latijn. Uiteraard weten we niet, hoe de door ZLA-vertaler gebruikte grondtekst er uit heeft gezien. Maar nu sinds kort baanbrekende resultaten worden geboekt bij het kritisch onderzoek naar de Latijnse LA-traditie, biedt het ook in dit opzicht alleen maar voordelen als we de plaatsen kennen, waar de grondtekst van ZLA-vertaler moet hebben verschild van de door Graesse en Benz gebruikte lezingen. Een verwijzing naar de editie-Graesse, hoe bedenkelijk die ook mag zijn, maakt iedere plaats gemakkelijk te vinden. Wetenschappelijke LA-edities van Hauptli en Maggioni zullen niet lang meer op zich laten wachten. Beiden hebben aangekondigd terdege rekening te zullen houden met de alom ingeburgerde editie-Graesse.Ga naar voetnoot7
Een voorbeeld van een ZLA-passage die langs deze weg helder gemarkeerd kan worden levert de legende van Dominicus. Hier vertelt de Legenda aurea hoe Dominicus, aan de vooravond van een debat, hoffelijk zijn opponent een discussiestuk ter beschikking stelt. De ketters werpen Dominicus' teksten ongelezen in het vuur, maar tot hun ontsteltenis en schaamte blijken die onbrandbaar. Steeds opnieuw komt de brief teruggesprongen, en angstvallig besluiten ze dan maar om het voorval stil te houden.
In de editie-Graesse (467, 30-33) volgt nu tot besluit de tekstkritische opmerking, dat zoiets ook wordt verteld van een debat dat ergens anders plaatsgevonden heeft. De ZLA laat het daar niet bij, maar doet zowaar ook verslag van deze alternatieve vuurproef. Aangezien we dat tweede
| |
| |
verhaal in alle geledingen van de ZLA-traditie aantreffen, mogen we veilig aannemen dat vertaler het rechtstreeks aan zijn grondtekst heeft ontleend. Kennelijk was er destijds zo'n grondtekst in omloop, en dus is het niet uitgesloten dat we ook in een andere vertaling deze anekdote zullen aantreffen. Controleerbaar uitgangspunt is nu om deze passage, louter op grond van het verschil met Graesse, te beschouwen als een kenmerk van de ZLA.Ga naar voetnoot8
Ingewikkelder wordt het, als we zo'n verhaal slechts aantreffen in een deel van de bewaard gebleven ZLA-bronnen. Een treffend voorbeeld levert dezelfde Dominicuslegende, waarbij het opnieuw gaat om twee verschillende versies van min of meer hetzelfde verhaal. Graesse (470, 1-26) beschrijft een visioen van Dominicus, waarin Christus in de hemel met drie speren schudt, verbolgen over de hardleerse, zondige mensheid. Maria weet hem te kalmeren met de toezegging dat voortaan twee machtige strijders zich voor bekering zullen inzetten, en ze toont hem Franciscus en Dominicus. Pal na dit visioen zal Dominicus zijn medestrijder inderdaad ontmoeten, en ogenblikkelijk leidt de herkenning tot vriendschap.Ga naar voetnoot9
Ook deze episode vinden we in de gehele ZLA-traditie terug, maar bovendien kennen veel bronnen er een tweede versie van, die pas aan het slot van de legende wordt verteld. Zo bijvoorbeeld de handschriften uit de groep die door Williams-Krapp is aangeduid als *Y2 (blz. 180-181). De ZLA-tekst van deze groep maakt een sterk gemoderniseerde en gecorrigeerde indruk, zodat Williams een systematische bewerking vermoedt: de *Y2-lezing lijkt de gangbare en min of meer ‘geautoriseerde’ vulgaatlezing in kringen van de Moderne Devotie. Denkbaar is derhalve dat men hier het tweede sperenvisioen heeft toegevoegd, maar zolang onzeker is op welke ZLA-lezing *Y2 teruggaat, is voorzichtigheid geboden. Voorlopig zal het tweede verhaal moeten gelden als een gemarkeerde *Y2-variant.
Dit brengt ons bij de belangrijkste tweedeling binnen de ZLA-traditie: die tussen *X1 en *Y2 in het stemma van Williams-Krapp. Aan de ene kant vinden we de *X1-traditie, aangevoerd door het al genoemde
| |
| |
handschrift Sk-1. Hiertoe behoren de oudste complete ZLA-bronnen die we kennen. Hun lezing is, gezien talloze gemarkeerde varianten, nauw verwant met de oertekst van Bg-1. Al deze handschriften zijn afkomstig uit de zuidelijke Nederlanden; uitzondering is een handschrift uit Maaseik, thans te 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 70 E 14 (Gh-1), waarop we nog terug zullen komen.
Aan de andere kant vinden we de *Y2-vulgaatlezing. De woordkeus wijkt sterk af en opvallend zijn allerlei details die, in tegenstelling tot *X1, aan het Latijn van Graesse beantwoorden. Het is een wijdverbreide lezing en verreweg de meeste ZLA-bronnen behoren tot deze groep. Een verdienstelijke poging om wat meer differentiatie aan te brengen in de *Y2-traditie van het zomerstuk werd recent gepubliceerd door Berteloot.Ga naar voetnoot10
Vergelijken we nu de stemmata van Williams-Krapp en Berteloot, dan blijkt dat de verhouding tussen *X1 en *Y2 niet onproblematisch is. Williams-Krapp heeft ZLA-oerbron Bg-1, alsmede een groep noordelijke bronnen, ingedeeld onder een aparte groep *Y1. Het allereerste ZLA-afschrift, waarvan in het colofon van Bg-1 sprake is, is hier te vereenzelvigen met de vermoede *Y1-legger van Bg-1. De verwantschap tussen Bg-1 en de eveneens zuidelijke *X1-traditie is daarmee afdoende verklaard. Waar de *X1-traditie echter trouw gebleven is aan de ZLAautograaf, is de *Y1-lezing in het noorden een eigen leven gaan leiden en uiteindelijk bewerkt tot de *Y2-vulgaat.
Volgens deze visie kunnen gemarkeerde *Y2-varianten zoals de genoemde passage met het sperenvisioen niet oorspronkelijk zijn, als we eenmaal constateren dat die niét voorkomen in de onderling onafhankelijke ZLA-bronnen van *X1 en *Y1. Om dezelfde reden moet dan tevens aan de authenticiteit van de Marinalegende getwijfeld worden, al beantwoordt deze aan het Latijn, want ook deze tekst wordt slechts in de *Y2-traditie aangetroffen.Ga naar voetnoot11
Berteloot daarentegen brengt de ZLA-oerbron Bg-1 mét de complete noordelijke *Y1-traditie onder bij een X-tak, en schaart alle overige handschriften onder een Y-tak. Met andere woorden: volgens deze opvatting vallen *X1 en *Y1 samen (zie afbeelding). Aangaande de authenticiteit van *Y2-varianten helpt dit ons niet verder: die Y-lezing, nu zonder enig
| |
| |
voorbehoud toegeschreven aan een ‘Devotio moderna-bewerker’, moet blijkbaar onmiddellijk teruggaan op de ZLA-autograaf.Ga naar voetnoot12
Al leek het bijzondere handschrift Bg-1 nog zo'n buitenkans voor het onderzoek naar de oudste ZLA-traditie, toch biedt de tekst kennelijk onvoldoende aanknopingspunten om de oorsprong van de *Y2-lezing vast te stellen.Ga naar voetnoot13 Maar ook dan zou de noordelijke *Y1-traditie, waarvan de positie in het stemma al even onduidelijk gebleven is, nog uitkomst kunnen bieden.
In die noordelijke groep handschriften stuiten we op een nieuw probleem. Alle hier voorkomende teksten schijnen wel op de één of andere manier intensief bewerkt, copiisten verwisselen herhaaldelijk van legger, en opeens duiken nu legenden op, die aan de Noordnederlandse vertaling worden toegeschreven. Zo blijft het gissen naar de onbedorven ZLA-tekst die, als een schakel tussen Bg-1 en deze noordelijke tak, door de diverse bewerkers werd gebruikt.
Wellicht is het deze complicatie, die maakt dat de noordelijke handschriften zich zo lastig in een ZLA-stemma laten inpassen. Aan de andere kant is het nu juist van groot belang om hier meer helderheid te scheppen. En daarbij krijgen we hulp uit onverwachte hoek: de Noordnederlandse vertaling.
| |
| |
| |
De Noordnederlandse vertaling (NLA)
In het noorden was men er blijkbaar nog niet van op de hoogte, dat er in Brabant een Middelnederlandse vertaling van de Legenda aurea was (of werd) vervaardigd. Anders had de Noordnederlandse vertaler zich de moeite wel kunnen besparen. Des te beter zien we nu het verschil, want zo zakelijk en nauwkeurig als de Zuidnederlandse vertaler te werk ging, zo losjes uit de pols werd de NLA geschreven. Dit maakt het tot een waar plezier om de NLA met het Latijn te vergelijken. Aanhoudend zien we hoe vertaler op slinkse wijze ingrijpt: als het te langdradig dreigt te worden, of te ongeloofwaardig, of gewoon als hij er zelf iets interessants aan toe te voegen heeft.
Het is een nuchtere vertaling uit het Latijn gebleven, maar dankzij deze ontspannen aanpak laat zich de NLA-tekst veel eenvoudiger identificeren dan de ZLA. Vrijwel elke zin bevat details die op basis van Graesse kunnen worden gemarkeerd. Daarbij komen regelmatig Latijnse corrupties aan het licht die kennelijk niet in de ZLA-grondtekst voorkwamen, en andersom.Ga naar voetnoot14 Een langere NLA-passage waarbij een sterk afwijkende grondtekst zal zijn gebruikt vinden we in de legende van Quintijn (Graesse 711b,4-712,9). Enkele NLA-legenden, als die van Vitus, lijken in het geheel niet te zijn vertaald uit het Latijn zoals Graesse dat geeft.
De meest oorspronkelijke NLA-lezing is bewaard gebleven in handschrift Bornem, Sint-Bernardusabdij, 70-71 (Bo-2). Gebonden in twee delen vinden we hier een vrijwel compleet NLA-winterstuk, van Advent tot en met de Gervasiuslegende. Een jongere NLA-lezing, overigens van een aanmerkelijk betrouwbaarder copiist, geeft handschrift Gent, Universiteitsbibliotheek, 123 (Gt-4), waarin de reeks legenden nog doorloopt tot Margriete van Antiochië in het zomerstuk.Ga naar voetnoot15 Noch in het Bornemse,
| |
| |
noch in het Gentse handschrift is ook maar één ZLA-legende opgenomen; daarbij speelt wellicht een rol dat ze beide door leken werden afgeschreven.Ga naar voetnoot16
Veel van de overige bronnen zijn echter afkomstig uit scriptoria, waar ook exemplaren van de ZLA voorhanden moeten zijn geweest. Misschien genoot die vertaling de voorkeur, in elk geval hebben verder slechts verspreide legenden uit het NLA-zomerstuk hun weg gevonden in een door de ZLA beheerste overlevering. Reeds de oudst bekende NLA-bron geeft hier blijk van: in het uit 1420 daterende handschrift Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, Ltk. 278 (Ld-5) vinden we een verzameling legenden die nu eens aan NLA, dan weer aan ZLA zijn ontleend.Ga naar voetnoot17
Voor de resterende NLA-zomerlegenden zijn we derhalve veelal aangewezen op legendaria, die eveneens tot de ZLA-traditie gerekend worden. Met name in het boeiend samengestelde handschrift Wolfenbüttel, Herzog August Bibliothek, 80,5 Aug. 2o (Wo-1) treffen we met grote regelmaat teksten aan die als NLA kunnen worden geïdentificeerd. Een indruk uit de Dominicuslegende biedt deze episode:
Graesse 468, 20-26. |
NLA Wo-1, 40ra-rb. |
ZLA Me-1, 3vb. |
Hospitatus in partibus Tolosae apud quasdam matronas ab haereticis per ostentationem religionis deceptas |
Ende tgeuiel op enen tijt dat dominicus geherbergt was inden lande van tolosen mit vrouwen die in ongeloue waren comen der arrianen ouermits boese vechters der arrianen die hem heilich geveynst hadden voir die vrouwen ende haddense aldus bedrogen• |
Op enen tijt doe hi gheherbercht was int lant van tolosen in vrouwen huse die bedrogen waren van ongheloeuegen met grooter heilecheit die si veinsden• |
per totam quadragesimam, ut sic clavum clavo retunderet, in pane solum et aqua frigida cum adjuncto sibi socio jejunavit, |
Ende op dat hi dit wederstaen mocht so vasten hij bijden vrouwen alle die xl daege inder vasten tot brode ende tot calden water ende sijn gesellen mit hem• |
soe vastede hi ende sijn gheselle al de vastenen dore te borre ende te broede om dat hi den enen nagel metten anderen vte driuen soude |
| |
| |
nocto vero evigilans, cum necessitas cogebat, lassa membra super nudum tabulam reclinabat, |
Ende des nachts waicten hi voil ende als hi rusten wolde ginc hij liggen op een blote harde planck• |
Ende hi waecte snachts Maer doene den noet dwanc soe leide hi sine moede lede op ene bloete tafele |
sicque factum est, ut illas matronas ad agnitionem veritatis perduceret. |
Ende aldus geschiedent dat hij die vrouwen weder bracht totter kenninge der waerheit der heiliger gelouen• |
ende aldus brachte hi die vrouwen weder ter kinnessen vander waerheit |
Op de keper beschouwd zeggen de afwijkende zinsbouw en woordkeus in Wo-1 hier niet zo veel: het zou om een breedsprakige bewerking kunnen gaan, zoals ze in de ZLA-traditie wel vaker voorkomen. Dat copiist een onafhankelijke vertaling volgt, gaat opvallen zodra we beide lezingen vergelijken met het Latijn. Dan blijkt de overeenkomst beperkt te blijven tot op enen tijt.
De ZLA-lezing wordt hier gemarkeerd door vrouwen huse en grooter heilecheit. Niet alleen ontbreken deze varianten in de lezing van Wo-1, men kent zowaar ook calden water en aldus geschiedent. Zouden we hier nog een ZLA-tekst willen vermoeden, dan zijn we gedwongen om aan te nemen dat de lezing onder handen is genomen door een bewerker, die het Latijn heeft geraadpleegd. Maar waarom zou een ZLA-bewerker, die zich niets gelegen laat liggen aan de moede lede of de nagel, plotseling zoveel waarde hechten aan het hypercorrecte calden water? Veeleer suggereren de XL daege en de harde planck dat hier een andere vertaler aan het werk is geweest, rechtstreeks naar een Latijnse grondtekst.
Gaat het inderdaad om een zelfstandige vertaling, dan ligt de NLA voor de hand - en niet alleen omdat dat verder de enige LA-vertaling is die we kennen. Met recht heeft Deschamps handschrift Wo-1 aangewezen als het NLA-zomerstuk.Ga naar voetnoot18 Hier vinden we een doorlopende reeks van onafhankelijke legenden, excerpten en varianten die, telkens als er een NLA-paralleltekst bekend is, daarmee aantoonbaar overeenkomen. Ook waar we niet beschikken over een onbewerkte paralleltekst blijkt in zulke passages van Wo-1 geen speciale belangstelling voor het Latijn, maar vinden we wel veelvuldig typische NLA-kenmerken, zoals in dit fragment bijvoorbeeld de manier waarop de arrianen als schurken worden afgeschilderd.Ga naar voetnoot19
| |
| |
De copiist van Wo-1 volgt aanvankelijk uitsluitend NLA en het met de NLA-traditie hecht verweven martyrologium.Ga naar voetnoot20 Pas gaandeweg blijkt dat hij er een tweede legger naast moet hebben genomen, die tot de ZLA-traditie behoort. De zinsbouw heeft er wel onder te lijden dat hij, zichtbaar gehaast, naar twee geopende leggers werkt. Naarmate copiist bedrevener raakt in het integreren van beide teksten, veroorlooft hij zich vaker om ook naar eigen goeddunken in te grijpen. Niettemin blijven in het hele zomerstuk tal van legenden snel herkenbaar als ZLA of NLA; ten overvloede stuiten we in de appendix van Wo-1 nog op een keur van legenden uit het NLA-winterstuk.
Voor het ontleden van de gemengde teksten in Wo-1 wordt het nu belangrijk, te weten welke ZLA-lezing copiist als referentietekst heeft gebruikt. Zeker aanvankelijk is dat een tekst uit de noordelijke *Y1-traditie. De aangehaalde anekdote komt niet in alle verwante *Y1-bronnen voor; wellicht is dat waaraan we te danken hebben dat in Wo-1 de NLA-lezing behouden bleef.Ga naar voetnoot21
Zoals gezegd is echter in die noordelijke *Y1-traditie zélf al herhaaldelijk NLA-invloed aanwijsbaar. De Barnabaslegende geeft een aardige indruk, hoe een *Y1-bewerking moet zijn samengesteld uit twee verschillende LA-vertalingen, met elk een eigen karakter. Terwijl ZLA-vertaler zich heeft beperkt tot een zakelijke weergave van het Latijn, verrast NLA-vertaler ons met allerlei achtergrondinformatie. Varianten zal ik aan de hand van Graesse (349, 18-21) onderstrepen: het zijn de krenten uit de pap, die we terugvinden in de *Y1-bewerking.
NLA Bo-2, 301va-vb. |
Ld-7, 21ra. |
ZLA Gt-1, 71ra. |
Eens dages gevielt dat barnabas bynnen sypers sach enen hoep mans ende wijfs naect loepen ende so souden sy den afgoden haer feeste doen alst gewoente was byden heyden tyden |
Op eenen dach sach barnabas manne ende wiue naket loepen ende haer feeste doen als ghewoente was byder heyden tyden |
Op enen dach sach barnabam man ende wijf naect lopen ende hoer feeste doen |
| |
| |
[E]Nde wanneer die papen der heyden van haren afgoden geen antwoerdt en mochten gecrygen so deden sy dat volck naect gaen [hiaat] |
wanneer die papen gheene antworde van horen [an] afgoden crighen en conden soe deden sy dat volc naect gaen ende si maecten hem seluen naect |
|
Ende scloegen hem dan met geeselen om haer naecte vel ende so sprack die duuel wt den afgoden |
[en] sloghen hem dan mit gheesselen om haer naecte vel ende soe sprac dan die duuel <wten> afgod |
|
Ende het geviel dat barnabas enen groten hope naecter mannen sach ende naecte wyuen doen sach des gelijcks bynnen in enen tempel |
|
Ende hy saght seer node ende barnabas vloectten den tempel |
Daer om wart barnabas gram ende vloecte den tempel |
Ende hi wart daer om gram ende vloecte dien tempel |
Ende te hant vyel des tempels een groot styck ter neder ende daer viel der voel onder doot |
ende the hant viel een deel der neder ende doder vele |
Ende te hans viels een deel daer neder ende doeder voel |
Zijn we eenmaal bedacht op het hoge NLA-gehalte van de *Y1-teksten, dan wordt betrouwbaar onderzoek naar de noordelijke traditie mogelijk.
| |
De noordelijke *Y1-traditie en de NLA
Een rechtlijnig stemma schiet tekort om de noordelijke LA-traditie in kaart te brengen. Daarvoor zijn er teveel dwarsverbanden. Tekstkritisch onderzoek naar deze handschriften is nog volop gaande; vooruitlopend op de resultaten zal ik hier drie afzonderlijke *Y1-bewerkingen onderscheiden en die omwille van de helderheid van een regionale aanduiding voorzien.Ga naar voetnoot22
Een Nederrijnse bewerking van het ZLA-zomerstuk bleef bewaard in handschrift Düsseldorf, Universitäts- und Landesbibliothek, C 23
| |
| |
(Dü-2).Ga naar voetnoot23 Van het begin af zijn hier allerlei woorden vervangen en gaandeweg veroorlooft de bewerker zich bijzonder veel vrijheid; sommige legenden zijn nauwelijks nog als ZLA te herkennen. Als in de Ursulalegende is verteld hoe de elfduizend maagden bij Keulen waren vermoord, haast bewerker zich toe te voegen: ‘Men sal weten dat die van coelen dese megede niet en doeden mer daer lagen heiden voir dat waren huynen ende roesen die versloegen sie’ (Dü-2, 162rb).
Zoeken we tussen alle aanpassingen naar de hier gebruikte *Y1-lezing, dan zijn er goede redenen om te vermoeden dat de latere *Y2-vulgaat daarvan afhankelijk is. In de Dominicuslegende leest Dü-2 bijvoorbeeld ‘gepassijt’ (59rb), evenals *Y2, waar het ‘ghepayst’ had moeten zijn (placatus, 470,16). En zo ontbreekt in Dü-2 op fol. 59vb de zinsnede ‘van X broeders’ (471,4), evenals in *Y2. Beide lezingen hebben dus gemarkeerde varianten gemeen; toch is het te vroeg voor conclusies, zolang we niet beschikken over een betrouwbaarder *Y1-tekst.
Een Utrechtse bewerkingGa naar voetnoot24 vinden we deels in de handschriften Utrecht, Centraal Museum, catalogusnr. 1569 (Ut-1), en Kassel, Landesbibliothek und Murhardsche Bibliothek, 2o Ms. theol. 56 (Ks-1). Nogmaals bewerkt is de tekst overgeleverd in de handschriften Amsterdam, Universiteitsbibliotheek, IV B 14 en IV B 15 (Am-1, Am-2), alsmede in een jonger afschrift van dezelfde copiist: Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, Ltk. 279 (Ld-6). Het winterstuk loopt tot aan Pinksteren en is alleen compleet bewaard in de herziene lezing van Am-1, die werd samengesteld uit twee verschillende NLA-lezingen, ZLA, Vaderboec en andere teksten. In diverse legenden werd meer dan eens gewisseld. Het onderzoek wordt hier aanzienlijk vereenvoudigd doordat de trouwe copiist van Ks-1 zelden in de tekst heeft ingegrepen.
Het zomerstuk opent met een serie legenden waarin NLA en ZLA intensief zijn geïntegreerd. Vanaf Petrus Exorcista, wiens legende nagenoeg ongewijzigd werd overgenomen uit de NLA,Ga naar voetnoot25 lijkt men de NLA-legger
| |
| |
terzijde te hebben gelegd om voortaan uitsluitend van de ZLA uit te gaan. Toch blijven we op talrijke plaatsen NLA-varianten aantreffen, en in het vervolg van Ut-1 werd minstens één complete NLA-legende opgenomen.Ga naar voetnoot26 In Ut-1 vinden we tevens losse teksten naar een andere, eerder Hollandse bewerking, die in samenhang met de Utrechtse moet worden beschouwd.Ga naar voetnoot27
Die Hollandse bewerking is het best overgeleverd in de onderling zeer nauw verwante handschriften 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 78 F 1 (Gh-9), en Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, Ltk. 280 (Ld-7). Verspreide legenden vinden we nog in handschrift 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 131 G 11 (Gh-11), met een licht aangepaste lezing, en tenslotte in de reeds genoemde NLA-bron Ld-5, waarover later meer.Ga naar voetnoot28 Het winterstuk, bewaard in Gh-9, loopt tot aan Pinksteren en bevat geen enkele ZLA-legende. De NLA-woordkeus is terughoudend, maar systematisch gewijzigd en men heeft getracht enkele lastige plaatsen te verbeteren. Sommige ingevoegde legenden vinden we eveneens in de Utrechtse bewerking; ook een volgorde-wijziging bij de overgang naar het zomerstuk komt overeen.Ga naar voetnoot29
Vanaf Pinksteren volgt men een andere koers: nu is het Utrechtse zomerstuk de basistekst, die ingrijpend wordt bewerkt met behulp van NLA, ZLA, en op den duur mogelijk zelfs het Latijn. Hoe een passage uit de Barnabaslegende werd verrijkt met NLA-materiaal hebben we al gezien. Door de Hollandse lezing te vergelijken met de Utrechtse
| |
| |
bewerking én de gebruikte referentieteksten krijgen we een prachtig beeld van de keuzen waarvoor men bij de bewerking werd gesteld. Soms zien we bewerker bedachtzaam het zekere voor het onzekere nemen, dan weer betrappen we hem op regelrechte censuur. Meer nog dan de Utrechtse bewerking lijkt de Hollandse speciaal bestemd voor tertiarissen van het Utrechts kapittel.
Hoezeer deze bewerkingen samenhangen, en hoe gecompliceerd die samenhang is, blijkt nergens zo goed als in de Pinksterlegende. De Utrechtse bewerking geeft aanvankelijk een met behulp van de ZLA aangepaste NLA-tekst, maar schakelt plotseling over op een ZLA-legger. Vanaf dat punt (Graesse 332,17) zijn vooral in de herziene lezing van Am-2 nog veelvuldig NLA-varianten te traceren. Op hetzelfde punt verandert de aanpak in de Hollandse bewerking: daar was eerst de Utrechtse bewerking gere-NLA-iseerd, maar nu gaat men uitsluitend een ZLA-exemplaar raadplegen. Pas aan het slot zullen we ook in de Hollandse bewerking weer gemarkeerde NLA-varianten aantreffen.
Zo ontstaat enerzijds het beeld van goed geoutilleerde scriptoria, waarin deels gelijktijdig, deels door uitwisseling zal zijn gewerkt aan het perfecte legendarium. Anderzijds lijkt meermalen juist het niét beschikbaar zijn van referentieleggers bepalend voor de overgeleverde bewerking. Voor het Hollandse NLA-winterstuk heeft men zelden of nooit een ZLA-tekst kunnen raadplegen, terwijl de Utrechtse samensteller doorgaans ruime keus moet hebben gehad. In het zomerstuk is het vanaf Petrus Exorcista juist de Hollandse bewerker, die bij vlagen toegang moet hebben gehad tot de meest uiteenlopende teksten.
De Hollandse bewerking is van cruciaal belang voor het huidige onderzoek naar de NLA-traditie. In een lange, doorlopende serie legenden moet de NLA hebben gediend als referentielegger, zoals een citaat uit de Petruslegende kan illustreren (cf. Graesse 371, 9-17).
NLA Gt-4, 249va-vb. |
Ld-7, 40vb-41ra. |
ZLA Gh-1, 98va-99rb. |
Ende inden vierden iare dat claudius keyser was quam petrus tot romen binnen ende wert [ende wert] daer paeus xxv jaer |
In den vierden iaer dat [claudus] keyser was quam sinte peter te roemen ende hii was daer paeuwes xxv iaer |
Inden vierden iaer van claudius skeysers rijc quam Sunte peter te romen Ende daer sat hi •xv• iaer• |
Ende hi maecte twe bisscoppen die hem holpen• die een was linus ende die ander was cletus• Den enen sette hi binnen der muren vander stat ende den anderen buten den muren• |
ende maecte twee bisscoppen die hem holpen Die [w] een was linus ende die ander cletus Den eenen settede hii binnen der mueren ende den [in] ander buten der mueren vander stat |
ende hi ordinierde twe bisscopen• linum ende cletum• den enen bynnen [b] mueren [-]• ende den anderen buten muyrs• dat si hem helpen souden |
| |
| |
Ende hi predicte mit desen tween twoert gods• ende hi bekeerde vele luden totter ghelouen ende ghenas menighen sieken |
ende hii predicte ende bekeerde vele volcs ende ghenas vele sieken |
Ende hi predicte ende bekeerde voele volcs ende genas voel sieken |
Ende in sinen sermoene prijsde hi altoes die reynicheit zo zeer dat hi bekeerde vier vrouwen die agrippen des amptmans van romen vriendinnen waren• so dat si niet meer keren en wouden toten amptman horen man• |
Ende in sinen sermonen soe priisde hii altoes die reynicheit ende daer mede bekeerde hii vier vrouwen Die agrippen des ampmans van roemen vriendinnen waren soe dat sii [niet] tot hem niet meer comen en wouden |
Mer in sijnre predicacien so prees hi ende verhief altoes suuerheit Ende daer mede bekeerde hi also vier amyen die agrippa had• dat si te hem nummeer comen en wolden |
Ende hier om was die amptman erre ende sochte raet teghen petrum hoe hi hem hadde moghen doden |
Ende daer om was die ampman toernich ende socht saken theghen sinte peter hoe hii en had moeghen doeden |
Ende daer om wart agrippa so verbolgen tegen Sunte peter ende sochte ocsuyn tegen hem |
Alweer zouden XXV iaer en vander stat ons maar al te gauw op een dwaalspoor hebben gebracht - ze beantwoorden immers aan het Latijn van Graesse - ware het niet dat de Hollandse bewerker zijn aanpak had verraden met de breedsprakige NLA-varianten.Ga naar voetnoot30 De NLA-Petruslegende is ons gelukkig nog bekend uit drie afzonderlijke bronnen, waaronder Wo-1, dat hier teruggaat op de naast verwante NLA-lezing met varianten als saken en toernich. In de tekst van Wo-1 stuiten we tevens op vroemelijcken (insistens 371,12).Ga naar voetnoot31
Helaas beschikken we op den duur niet meer over een doorlopende, betrouwbare NLA-bron. Terwijl de copiist van Wo-1 steeds meer gebruik gaat maken van een referentielegger uit de Hollandse/Utrechtse *Y1-traditie, blijkt men ook voor de Hollandse bewerking meer referentieteksten te raadplegen dan alleen de NLA. Dan pas wordt de identificatie van
| |
| |
verspreid NLA-materiaal problematisch, zodat tekstkritisch onderzoek grote behoedzaamheid vereist. Dit is waarom de NLA-editie zo lang op zich heeft laten wachten. Toch is gebleken dat vooral Wo-1 trouw blijft aan de NLA, en als we maar kans zien om de lezingen uit elkaar te houden, beschikken we over een machtig hulpmiddel bij het oplossen van raadsels uit de ZLA-traditie.
In een zeer uitvoerige bespreking heeft Berteloot gewezen op de curieuze ZLA-variant ‘de deuote hertoghe van borgoendien’ (561,20, devotus longobardorum rex). Het zal nauwelijks meer een verrassing zijn, dat uitgerekend de uit NLA en ZLA samengestelde tekst van Wo-1 hier aankomt met ‘een deuoet coninck van lombardien’ (67ra).Ga naar voetnoot32
| |
De NLA in het onderzoek naar ZLA *X1, *Y1 en *Y2
Keren we nu terug tot de kernvraag van de ZLA-filiatie. Soms gaat het tussen de lezingen van *X1 en *Y2 maar om één letter verschil, als in de legende van Petrus ten Banden, waar wordt verhaald hoe tijdens een ritje Herodes zijn aanhankelijkheid zat te betuigen aan aspirant-keizer Gaius Caligula. Het zou hem nog duur te staan komen, want de wagenmenner verklikte hem direct bij keizer Tyberius.
Graesse 455b, 6-10. |
ZLA *X1: Gt-1, 3va-vb. |
ZLA *Y2: Gh-5, 17vb. |
Nam, sicut legitur in hystoria scholastica, Herodes Agrippa Romam adiit et ibi Cajo nepoti Tyberii Caesaris familiarissimus exstitit. |
Want alsoe men In ystoria scolastica leset• Herodes Agrippa ghinck te Roeme ende Gayus Tyberius skeysers neue haddene al te lief |
Want also men in [-] scolastica vint bescreuen dat herodes agripa ghinc toe romen• ende gayus tyberius des keysers neue hadden alten lief |
Quadam autem die cum esset Herodes in curru cum Cajo, levatis in coelum manibus ait: utinam viderem mortem senis et te dominum totius orbis. |
Op eenen dach doen herodes met Gayo voer op eenen waghen so hief hij zine hande opwaert te hemele ende seide Ende of Ick des ouds mans doot saghe ende di heere van al der weerelt• |
Op een dach doe herodes op eene waghen voor mit gayo so hief hi sijn hande opwert te hemel ende seide• Och of ic des outs mans doot saghe• ende die heer van alder werlt |
In de *Y2-lezing is een misverstand geslopen: doordat di als lidwoord werd opgevat, dreigt ‘die heer van alder werlt’ nu te fungeren als bijstelling. Daarmee gaat dan een deel van de verzuchting verloren, namelijk om Gaius aan de macht te zien. De oude man, heer over de gehele wereld, kon maar beter dood zijn en daar blijft het bij.
| |
| |
Het is maar een miniem detail en een alerte copiist kan de spelling zo weer hebben aangepast. Volgens de visie-Berteloot moét dat zelfs zijn gebeurd bij *X1, want ook de noordelijke *Y1-traditie blijkt deze variant te kennen.Ga naar voetnoot33 Het kan, maar het doet wel geforceerd aan om een evidente corruptie, in een stel evident bewerkte lezingen, nu oorspronkelijker te achten dan de correcte lezing van de oudste handschriften.
Neutraal gezegd hebben we hier te maken met een gemeenschappelijke variant van *Y1 en *Y2. Deze blijkt in de Utrechtse en Hollandse bewerking nog verder te zijn gecorrumpeerd: ‘Och of ic des outs mans doet saghe die een heer is van al der werlt’ (Ld-7, 79ra). Er is binnen de traditie van *Y1-bewerkingen maar één bron die zich aan de vergissing onttrekt, en dat is Wo-1. Daar krijgen we dan ook een heel ander verhaal te horen:
‘Doe herodes agrippa die die leste herodes was vanden drien herodessen [ende hi] tot romen quam• wart hi so seer heymeliken gemint van gayus die dochter kijnt was thiberius des keysers dat hij hem te male bi hem hielt• Eens daeges saten herodes ende gayus te samen op enen waegen ende voeren oiren wech• Doe hieff herodes sijn hande op [-] ende seide tot gayus• Gaue got dat ic thiberius uwen alder vaeder doet sage ende ic v keiser ende here sage van alle der werlt’ (Wo-1, 34ra).
Al beschikken we ditmaal niet over een paralleltekst, het zou in de lijn der verwachtingen liggen als zich ook nu weer NLA-invloed deed gelden. En daar zijn goede aanwijzingen voor: het taalgebruik komt steeds met de NLA overeen, evenals de gedegen kennis van de Romeinse familieverhoudingen, getuige dochter kijnt en uwen alder vaeder.Ga naar voetnoot34 Die kennis zal in het vervolg van deze legende nog meermalen naar voren komen.
Het verschil tussen de drie Herodessen heeft de Legenda aurea uitgelegd bij de Onnozele Kinderen (Graesse 63, 11-19). Als dan in de Jacobuslegende weer eens een Herodes ter sprake komt (Graesse 424,2), helpt juist de NLA ons herinneren welke het was: ‘ende toegen hem also tot herodes agrippen die leste vanden drien herodessen’ (Wo-1, 26rb).
Dat we het althans niet kunnen afdoen als eigenaardigheidjes van een erudiete copiist, blijkt zodra de gemarkeerde varianten elders worden aangetroffen. En dat is het geval in de Maaseikse tekst van handschrift
| |
| |
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, 70 E 14 (Gh-1). Frappant genoeg, want volgens zowel Williams als Berteloot zou Gh-1 tot de beste representanten van de *X1-lezing gerekend moeten worden. Inderdaad blijft de Maaseikse tekst verschoond van onze *Y1-variant, maar daar staat wel het een en ander tegenover:
‘Herodes agrippa die die leste vanden drien herodesen was• die quam te romen Ende gays tyberius des keysers neue hadden sonderlinge lief Op enen dach doe herodes voer mit gayo op enen wagen So hief hi sine hande opwart te hemel• ende seide vergave <god> dat ic dien alden man doet sage• ende ic v sage keyser ende here van alder werelt’ (Gh-1, 154vb-155ra).
Wie hier leentjebuur heeft gespeeld is volstrekt duidelijk. De copiiste van Gh-1 (of haar voorganger) had zeker beschikking over de NLA: tot drie keer toe verruilde ze haar ZLA-legger voor een NLA-exemplaar. Daarnaast bevat Gh-1 nog een ingelaste serie legenden die werd ontleend aan de Hollandse bewerking van de noordelijke *Y1-traditie. Maar ook in de lopende ZLA-tekst van Gh-1 stuiten we meer dan eens op incidentele NLA-varianten, als hier.Ga naar voetnoot35
Het door copiiste achteraf ingevoegde god én de terughoudendheid waarmee men NLA-varianten heeft overgenomen doen hier correcties vermoeden, die reeds in de marge van de legger waren aangebracht. Kennelijk viel er in de eigenlijke ZLA-lezing iets te verbeteren, en achtte men ook de toelichting bij Herodes wel de moeite waard. Wat was dan de aanleiding voor het raadplegen van de NLA? Was het misschien een ontbrekend di, of een onduidelijk die? We weten alleen dat een corrector heeft gekozen voor de NLA-lezing.Ga naar voetnoot36
Dát men hier aanleiding vond voor een ingreep, is belangrijk: het suggereert dat de in Gh-1 gevolgde ZLA-lezing toch dichter bij *Y1 staat dan verwacht. Zowel Gh-1 als de noordelijke *Y1-bewerkingen gaan terug op een Brabantse ZLA-tekst, zoals telkens blijkt als individuele copiisten moeite hebben met de Zuidnederlandse tongval. Maar bovendien vallen in Gh-1 regelmatig gemarkeerde *Y1-varianten op, zoals ‘droefheit’ (siccitas 462,3) en ‘sculdiger te wesen’ (debet esse 463,27). Dit zijn evidente schrijffouten, die we niet terugvinden in *X1, noch in *Y2.
| |
| |
Eén van de intrigerende plaatsen in Gh-1 is fol. 164ra, waar copiiste bij ‘te Sunte lucien kerke’ nog ‘houe’ heeft ingevoegd (461,12, ad cimiterium sanctae Luciae). Hier lezen *X1 en *Y2 keurig ‘kerchoue’, maar juist in de Utrechtse en Hollandse *Y1-traditie stuiten we op de gemarkeerde variant ‘kerke’. Een stemma is statisch. In exemplaren die meermalen werden afgeschreven, kunnen tussentijds verbeteringen zijn aangebracht.
Of dit nu betekent dat we de *X1-traditie zomaar mogen toeschrijven aan een verbeterd exemplaar van *Y1, is nog zeer de vraag. Stellig duiden varianten als ‘droefheit’ en ‘kerke’ op een van de meest oorspronkelijke lezingen binnen het ZLA-stemma. Maar juist van die vroegste, hypothetisch geconstrueerde vertakkingen weten we nog bitter weinig. De gemakkelijke implicatie dat ook de oudste *X1-traditie wel zal zijn gerelatiniseerd is zeker als uitgangspunt onbruikbaar, omdat uitspraken over de authentieke ZLA zich dan op voorhand al niet meer laten verifiëren. Nu reeds in de ZLA-lezing van Gh-1 correcties met de NLA zijn geconstateerd, meen ik dat we de grootste terughoudendheid moeten betrachten bij de interpretatie van varianten die beantwoorden aan het Latijn.Ga naar voetnoot37
Wat verstaan we eigenlijk onder relatinisering? Is het een systematische controle van de vertaling aan de hand van het Latijn, waarom zijn er dan zoveel fouten blijven voortleven, niet alleen in *X1 en *Y1, maar ook in de ‘geautoriseerde’ *Y2-vulgaat? Er zijn diverse plaatsen in de Hollandse en Utrechtse bewerking, waarbij ook ik vermoed dat het Latijn werd geraadpleegd.Ga naar voetnoot38 Doorgaans is dan de aanleiding aanwijsbaar: een bewerker stuit bijvoorbeeld op twee onderling botsende lezingen en wil er het fijne van weten. Veel vaker blijkt echter dat men niet bij het Latijn, maar bij een Middelnederlandse tekst te rade gaat. Of dat een probleem met wat individuele creativiteit uit de wereld wordt geholpen, als in het voorbeeld uit Petrus ten Banden.
| |
| |
Kijken we nogmaals naar de melodramatische verzuchting van Herodes. Precies daar waar Gh-1 met ‘vergave god’ zijn toevlucht neemt tot de NLA, blijken de wegen van enerzijds *X1 (‘Ende of’) en anderzijds *Y1 en *Y2 (‘Och of’) uiteen te gaan. Zulke verschillen springen voortdurend in het oog wanneer men teksten uit de drie groepen vergelijkt. Veelal betreft het wijzigingen in de zinsbouw: onbeduidende woordjes die in *X1 hun vaste plaats hebben, in de diverse *Y1-lezingen rondzwerven en dan in *Y2 elders terugkeren. Soms zijn ze helemaal verdwenen.
Het zijn die kleine, niet-gemarkeerde varianten die sterk de suggestie wekken dat *Y2 teruggaat op een *Y1-tekst. Zoals we al zagen heeft *Y2 diverse fouten gemeen met de *Y1-bewerkingen. Betrouwbare bronnen als Ks-1 kunnen echter nog beter zicht bieden op de differentiatie binnen de *Y1-traditie. Ik vermoed dat eerst de woordkeus stelselmatig is aangepast, en dat daarna pas correcties werden aangebracht. De *Y2-vulgaat is dan geleidelijk ontstaan in de noordelijke streken, waar men een andere taal sprak,Ga naar voetnoot39 waar copiisten zeer vrij te werk gingen en waar in scriptoria kennelijk allerhande extra leggers beschikbaar waren. Of deze indruk juist is kan alleen gericht ZLA-onderzoek uitwijzen.
We zullen daarbij gespitst moeten zijn op de onoplettende copiisten. In de met zorg vervaardigde handschriften, zoals Gh-1, weet men overal wel een mouw aan te passen. Het zijn juist de slordig geschreven teksten waarin onbekommerd van alles is overgenomen. Saaie opsommingen, als in de preken rond het tijdeigen, leveren vaak de beste resultaten op: daar zijn pas grove hiaten ontstaan. De copiist van Mü-2 heeft het gepresteerd om zo de taaie Lukaslegende, doorgaans goed voor zeker vier folia, terug te brengen tot anderhalve pagina. Voor een middeleeuws publiek viel er geen touw meer aan vast te knopen, maar voor ons des te beter.
Verrassende aanwijzingen voor de differentiatie binnen *Y1 en de oorsprong van *Y2 biedt het reeds meermalen genoemde handschrift Ld-5. Bezitter Willem van der Does zal het zelf hebben afgeschreven en zijn werk munt uit door de meest curieuze verschrijvingen.Ga naar voetnoot40 Het bijbehorend winterstuk is handschrift Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, 19.554 (Br-14). Hier volgt copiist nog een regelmatige ZLA-legger, maar de in het zomerstuk bijeengebrachte legenden zijn te hooi en te gras ontleend aan minstens drie verschillende lezingen.
| |
| |
Ld-5 is de oudst bekende bron, niet alleen van NLA-legenden, maar ook van de Hollandse *Y1-bewerking. Daar blijkt copiist herhaaldelijk moeite te hebben met de plaatsen waar een ZLA-tekst werd verrijkt met NLA-materiaal. Dit doet vermoeden dat de Hollandse bewerking niet direct werd samengesteld uit twee geopende leggers (zoals de meeste teksten van Wo-1), maar door een basistekst in de marge van aantekeningen te voorzien. Het is gezien de sterk wisselende aanpak zeer wel mogelijk dat verscheidene bewerkers bij dit proces betrokken waren.
De derde lezing in Ld-5 is nog niet eerder aan bod gekomen. Deze moet formeel tot de *Y1-traditie gerekend worden, maar blijkt een belangrijk tussenstadium te vertegenwoordigen. Op het eerste gezicht maken de teksten een vroege *Y2-indruk, door de vrijwel volledig doorgevoerde woordvervanging. Daarbij komen nog gemarkeerde *Y2-varianten, als in de Dominicuslegende dat ‘Doe hi geboren was’ (egressus ex utero, 466,24) niet op de voorafgaande, maar op de volgende zin wordt betrokken. Bij nader inzien blijkt dan het tweede sperenvisioen, dat we zolang als een *Y2-passage hebben gemarkeerd, in de lezing van Ld-5 nog niet voor te komen. En daar waar zowel de Nederrijnse *Y1-bewerking als de latere *Y2-traditie ‘ghepassijt’ lezen, begrijpt de copiist van Ld-5 zowaar nog ‘gepayst’ (placatus, 470,16).
Een opmerkelijke corruptie toont Ld-5 op fol. 69ra. Op de overeenkomstige plaats heeft de Utrechtse *Y1-bewerker problemen gehad met een hiaat, dat kan zijn ontstaan door herhaling van de plaatsnaam Tolosen (Graesse 468, 29-32). In Ld-5 stuiten we hier eveneens op een hiaat, maar korter. Ik zou denken dat ook in dit geval de legger een aanvulling in de marge gaf, die door onze nonchalante copiist maar gedeeltelijk werd overgenomen.Ga naar voetnoot41
Willem van der Does heeft zijn bezitsaantekening voorin Ld-5 voorzien van het jaartal 1420. Of hij het handschrift toen ook werkelijk voltooid had, is een vraag die me blijft bezighouden.Ga naar voetnoot42 De Hollandse bewerking, die hier opduikt vanaf de Laurentiuslegende, zou ik pas in de jaren dertig hebben verwacht. Hoe dan ook, Willem lijkt toegang te
| |
| |
hebben gehad tot de scriptoria waar beide vertalingen aanwezig waren en waar gewerkt werd aan een nieuw, handzaam en betrouwbaar legendarium voor tertiarissen. Hier zien we het produktieproces vastgelegd door een buitenstaander: af en toe zijn persoonlijke boekje aanvullend met de op dat moment beschikbare teksten.
| |
Besluit
De Noordnederlandse vertaling blijkt te zijn doorgedrongen tot de meest oorspronkelijke ZLA-lezingen die in het noorden werden afgeschreven. Gh-1 schakelt heen en weer tussen beide vertalingen, en ook de ZLA-tekst bevat correcties die met behulp van de NLA zijn aangebracht. Ks-1 volgt uitsluitend NLA, alvorens over te stappen op een ZLA-legger uit de beste *Y1-traditie. In de Utrechtse en Hollandse bewerkingen zijn NLA en ZLA met zorg geïntegreerd. Ld-5 tenslotte blijkt minstens drie van deze lezingen te kennen, en ook in de bijzondere derde lezing treffen we op lastige plaatsen gemarkeerde NLA-varianten aan.Ga naar voetnoot43
Hoewel de eigenlijke NLA-traditie weinig uitstaande heeft met de beweging van Windesheim is het allerminst uitgesloten, dat we ook in de daar gangbare *Y2-vulgaat zullen stuiten op overblijfselen van deze NLA-invloed.Ga naar voetnoot44
De tradities van ZLA en NLA zijn nauw verweven, en tekstkritisch onderzoek naar beide vertalingen zal nog veel geduld vergen. Het is in dit stadium hachelijk om de met Graesse overeenkomende varianten te verklaren in termen van relatinisering. Juist door eerst maar eens de afwijkingen van Graesse in kaart te brengen is er al veel bereikt.
Ook onder de veelal onbekende bronnen in het nu volgend overzicht bevinden zich teksten die meer licht kunnen werpen op de tekstgeschiedenis van beide vertalingen. Voor het onderzoek naar de ZLA-filiatie lijken de fragmentarische bronnen van groot belang (met name Gh-16, Me-1 en M-1), zoals de Duitstalige handschriften dat zijn voor onze
| |
| |
kennis van de ZLA-verspreiding (B-7 en Dü-5). Bij de speurtocht naar NLA-brokstukken heeft een onlangs ontdekte bron nieuwe perspectieven geopend (Ld-16). Van de populariteit van beide vertalingen getuigen niet alleen de vele excerpten die hun weg vonden in een afzonderlijke traditie, maar ook de handschriften waarin men die excerpten weer geschrapt heeft. Meermalen blijkt zo dat copiisten een Middelnederlands Passionael bij de hand hebben gehouden: ter verbetering en aanvulling van de tekst, of juist om doubletten te voorkomen.
Het is vijfenveertig jaar geleden, dat Deschamps de wens uitsprak om tot een parallelle teksteditie van beide vertalingen te komen. Nog steeds is er een lange weg te gaan. Maar voor het eerst ziet het er naar uit, dat die wens kan worden vervuld.
Groningen, juni 1997.
| |
Aanvullend overzicht van bronnen uit de traditie van ZLA en NLA.
Am-3 Amsterdam, Universiteitsbibliotheek, cod. I F 1.
Papier, 79 bladen. Verzamelbundel rond Maria met vijf sermoenen en diverse mirakelen, waarvan er vier teruggaan op de ZLA. Binnen de geïsoleerde traditie van Mariateksten uit de ZLA (vgl. Dü-3 en d-14) lijkt Am-3 de oudste lezing te vertegenwoordigen. |
herkomst: Heusden, Katharijneconvent (tertiarissen, kapittel Utrecht). Zie Van Heel 1939, blz. 167-168, 330-331, en Margry 1986. |
literatuur Mendes da Costa 1902, blz. 100 (nr. 580). De Vooys 1903, deel II blz. XXXI-XXXIII (nr. 3). Bouwstoffen, blz. 368 (nr. 877 II.3). Margry 1986, blz. 172-174 (nr. 3). Zie voorts Kronenburg, deel V blz. 242 en 299. |
balans
34ra-rb excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 590, 1-12). Editie bij De Vooys 1903, deel II blz. 53-54 (CCXLVII). |
35ra-rb excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 591 nr. 3). Editie bij De Vooys 1903, deel II blz. 55 (CCXLIX). |
36rb-36va excerpt ZLA Maria Hemelvaart (Graesse 513 nr. 2). |
51vb-52rb excerpt ZLA Maria Boodschap (Graesse 221 nr. 2). |
|
|
|
Am-4 Amsterdam, Bibliotheek der Vrije Universiteit, cod. XV.05500. (olim Hoeven, Groot Seminarie Bovendonk, cod. 91-a-4)
Papier (en perkament), 333 bladen. Verzamelhandschrift met o.a. werk van Ruusbroec en een samengesteld Catharinaleven, waaraan prijs en tekstkritiek uit ZLA Catharina zijn toegevoegd. Voor twee breedsprakig bewerkte mirakelen werden zowel NLA als ZLA gebruikt. Ook een Agneslegende lijkt deels naverteld naar de ZLA. |
herkomst Limburg: misschien Weert, Maria-Wijngaard (regularissen). Cf. Schoengen, deel II blz. 203. |
|
| |
| |
literatuur De Vreese 1902, blz. 317-324 (hs. L (45)). Deschamps 1972, blz. 205-206. Van Vliet (nr. 89). |
balans
225r-228r licht bewerkt excerpt ZLA Catharina (Graesse 795,20-797,24). |
240r-241r Catharinamirakel, bewerkt naar ZLA en wellicht NLA (Graesse 795, 5-9). |
267v-268r Catharinamirakel, bewerkt naar NLA en wellicht ZLA (Graesse 795, 10-20). |
De Agneslegende op fol. 287 ev verdient nog nader onderzoek. |
|
|
|
Am-5 Amsterdam, Universiteitsbibliotheek, cod. I G 34.
Papier, 228 bladen. Bundel geestelijke teksten. De samenstelling van een traktaat over boete en genade (fol. 99r-220v) werd met zorg onderzocht door dr. Werner Hoffmann te Eichstätt, die me op dit handschrift attendeerde en daarbij gedetailleerde informatie toezond. Van de vele excerpten die hij wist te identificeren is er een afkomstig uit ZLA Pasen. De tekst volgt een lezing uit de groep die bij Williams-Krapp 1986 werd besproken als *Y2 (blz. 180 ev).
Vergelijkbare bundels zijn Ld-20 (zie aldaar) en Br-5 waarin we, naast twee legenden, een los citaat uit ZLA Allerheiligen aantreffen onder het kopje ‘vander suuerheit’ (fol. 131r). De grote hoeveelheid dicta in Br-5 herbergt mogelijk nog andere ZLA-ontleningen. |
herkomst onbekend. Eind vijftiende of begin zestiende eeuw. Het handschrift behoorde omstreeks het begin van de zeventiende eeuw tot de collectie van Dionys Pauli, evenals Am-1 en Am-2. |
literatuur Mendes da Costa 1902, blz. 84 (nr. 528). De Vreese 1902, blz. 351-360 (hs. q). |
balans 178v-179v excerpt ZLA Pasen (Graesse 237,28-238,20). |
|
|
Ar-2 olim Arnhem, antiquariaat Israel.
Perkament, 144 bladen, gedateerd 1454 (fol. 142v). Het intussen zoekgeraakte handschrift bevat onder meer een verzameling leerzame exempelen voor maagden en Een ynnich boexken van den seven ghetijden der Passien onses Heren. Tenslotte vijftien heiligenlegenden, waarvan er drie aan NLA ontleend zijn en vier aan ZLA. De legenden van Vincentius, Blasius, Christoforus en Justina volgen de lezing van Der Sielen Troest, als in hs. Düsseldorf, Hauptstaatsarchiv, G V 1 (zie Deschamps 1963, blz. 141). |
herkomst: Schüttorf, Mariengaarde (zusters gemene leven), ontvangen uit Esens, Marienkamp (regulieren Windesheim). Er waren goede onderlinge contacten via Frenswegen, zie hierover Kohl 1968, blz. 68-83 en Kohl 1982, blz. 205. Nauw samenwerkend hebben de pastoor van Schüttorf en de prior van Frenswegen zich ingezet voor zowel de hervorming van Marienkamp als de officiële verbetering van Mariengaarde. De schenker van Ar-2, Evert Blomendael, was zelf wellicht afkomstig uit Frenswegen; misschien familie van een zekere Lisbet Blomendals, die zich in twee ongedateerde brieven dienresche der sustern to Schuttorp noemt.
Mariengaarde is tevens belangrijk voor de herkomst van handschrift Mü-2: vanaf 1477 leefde hier Hille van Keppel die Mü-2 zou wegschenken in 1493. Voorts werd vanuit Schüttorf het zusterhuis Niesing/Marienthal
|
|
| |
| |
te Münster gesticht, waar mogelijk B-3 werd vervaardigd, alsmede het bij Dü-4 genoemde Augustinushandschrift. Zie ook Rehm 1985, blz. 76. |
literatuur Daniels 1942, blz. 194-201. Deschamps 1972, blz. 200. Williams-Krapp 1986, blz. 161n. Een waardevolle beschrijving door De Vreese, gedateerd 20 februari 1932, wordt bewaard in de BNM te Leiden. |
balans 70r-75r ZLA Ursula. 100v-103v ZLA Christina. 107r-111r NLA Lucia. 111r-116v ZLA Agnes. 116v-119r NLA Ignatius. 121v-132v NLA Gregorius. 132v-142r ZLA Nicolaas. |
|
|
B-6 Berlin, Staatsbibliothek zu Berlin - Preußischer Kulturbesitz, cod. mgq 1101.
Papier (en perkament), 204 bladen, gedateerd 1523 (fol. 201va). Samengesteld Augustinusleven met sermoenen. De lezing houdt het midden tussen de Middelnederlandse overlevering (als in Dv-7, zie aldaar) en de omwerking die deels door Obhof werd uitgegeven als het Nederrijnse Augustinusboek (naar Ds-6). Zie ook Dü-4. Uitsluitend in handschrift B-6 heeft men de volgorde van de teksten systematisch gewijzigd.
De Duitse tak is in toenemende mate bewerkt met vrome omhaal van woorden, en B-6 toont daarvan de eerste tekenen. Een ingevoegd ‘mirakel’ (hier op fol. 116v) vertelt dat het gebed van een regulier kanunnik na lange tijd verhoord werd, zonder dat we te horen krijgen om welke sunderlinge saike het eigenlijk ging. Toegevoegd is voorts een etymologie; ontleend aan ZLA werden enkele mirakelen die ontbreken in de oorspronkelijke serie. |
herkomst: Coesfeld, Marienbrink (zusters gemene leven). Zie Kohl 1968, blz. 84-129 en Rehm 1985. |
literatuur Degering, deel II blz. 185. Lievens 1958, blz. 217. Obhof 1991, blz. 79-80 (hs. B1). |
balans
107vb excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 4, tweede deel). |
108rb bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 4, eerste deel). |
108rb-108va bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 563 nr. 6). |
108va-108vb excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562, nr. 2). |
108vb excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562, nr. 3). |
110vb excerpt ZLA Augustinus (Graesse 564 nr. 9). |
110vb-111ra bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 5). |
111ra-111rb bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 563 nr. 7). |
112rb-112va excerpt ZLA Augustinus (Graesse 561,16-562,4). |
|
|
|
B-7 Berlin, Staatsbibliothek zu Berlin - Preußischer Kulturbesitz, cod. mgq 1395.
Perkament, 141 bladen. Een keuze van vijftien legenden uit de ZLA, meer dan eens aangevuld met sermoenen, ingericht naar het kerkelijk jaar. Het accent ligt bij het tijdeigen; verscheidene in B-7 opgenomen teksten ontbreken juist in handschriften uit de Middelfrankische ZLA-traditie als Ds-5, Dü-5 en Kö-3. Hilg heeft dit handschrift reeds in 1981 gemeld als Ripuarische bron van ZLA-Marialegenden. |
herkomst: een klooster te Keulen, volgens Degering het Barbaraklooster (kartuizers). Hier werd het hoofd van de heilige Victoria bewaard (cf. B-8, 60vb). Blijkens voorschutblad was het handschrift bestemd Vur der brueder refenter. |
|
| |
| |
literatuur Degering, deel II blz. 236. Hilg 1981, blz. 413-414 (nr. 39). |
balans 8r-14v ZLA Kerstmis. 17r-21v ZLA Stefanus protomartelaar. 21v-25v ZLA Stefanus Inventio. 25v-30v ZLA Johannes evangelist. 30v-34r ZLA Onnozele kinderen. 34r-39v ZLA Epifanien. 41r-48v ZLA Maria Lichtmis. 48v-57r ZLA Maria Boodschap. 57r-66r ZLA Pasen. 66r-74v ZLA Hemelvaart O.H. 74v-84v ZLA Pinksteren. 102v-109v ZLA Maria Hemelvaart. 114v-118r ZLA Maria Geboorte. 121v-127v ZLA Allerheiligen. 127v-134r ZLA Allerzielen. |
|
|
B-8 Berlin, Staatsbibliothek zu Berlin - Preußischer Kulturbesitz, cod. mgq 1687.
Papier, 337 bladen, gedateerd 1463 (fol. 330ra). Legendarium met vooral in Keulen en Trier gevierde heiligen, stellig bedoeld als aanvulling op het Passionael, zoals blijkt uit leesaanwijzingen in de marge. Een dergelijke bron is het verwante L-4; beide bundels worden besproken bij Williams-Krapp 1986, blz. 30-32. In L-4 verraadt de keuze van het ZLA-materiaal (bijv. Theodora en diverse vastenteksten) dat de complementaire ZLA-bron heeft behoord tot de specifiek Keulse traditie van bijv. Kö-3. Daarentegen zijn in B-8 geen losse ZLA-legenden opgenomen, misschien omdat copiiste daar geen beschikking over had. Persoonlijk zou ik eerder vermoeden dat het voorhanden Passionael vollediger is geweest, zodat de aanleiding ontbrak.
Onder de teksten rond Catharina bevindt zich evenwel de ZLA-prijs; ook de etymologie kan teruggaan op de ZLA. Aan het slot vinden we het Augustinusleven van Dv-4 en Wo-2 (cf. Obhof blz. 38-40, Kurzfassung B), echter zonder de in Wo-2 toegevoegde ZLA-excerpten (zie bij Dv-7). |
herkomst: Keulen, Schelenconvent (zusters gemene leven), vermoedelijk ook daar geschreven door een arme sunderynne (330ra). Zie Rehm 1985, blz. 75, 167-169, 252-255. |
literatuur Degering, deel II blz. 303. Williams-Krapp 1986, blz. 198 (HL B16). Obhof 1991, blz. 102-103 (B2). Zie voorts Hoffmann 1993, blz. 95, 107. |
balans
144vb-145va excerpt ZLA Catharina (Graesse 795,20-797,16). Ook de etymologie op fol. 141vb-142ra lijkt bewerkt naar ZLA (Graesse 789b, 1-14). |
|
|
|
Br-25 Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. 19.550.
Papier en perkament, 461 bladen, gedateerd 1495 (fol. 461va). Handschrift bevat een gedeelte van de Vita Christi door Ludolf van Saxen, in de z.g. lange redactie. Dat in zeker twee capita ZLA-legenden zijn verwerkt, heeft Deschamps reeds gemeld in 1983. De samensteller maakte gebruik van een lezing uit de groep die bij Williams-Krapp 1986 is besproken als *Y2 (blz. 180 ev). |
herkomst: Nijmegen, St. Michael/Josaphatsdal (minderbroeders). Copiist noemt zich herman van zutphen een arm• leeke brueder vander minrebrueder oerden• in onse conuent bynnen nymegen (461va). In 1495 bevond het klooster zich vijf jaar binnen Nijmegen. Zie Schoengen, deel I blz. 152-153 en Van Heel 1953b. |
|
| |
| |
literatuur Van den Gheyn, deel III blz. 468 (nr. 2406). Kronenburg, deel V blz. 67-68. Ruh 1956, blz. 265-266 (Br. 8). Masai & Wittek, deel V nr. 660, pl. 1041. Zieleman 1978, blz. 104-105 noot 42. Deschamps 1983, blz. 169-172. |
balans
349va-352rb excerpt ZLA Pasen, licht bekort en aangepast (Graesse 235b,1-239,28). |
391rb-398vb ZLA Pinksteren. |
|
|
|
Br-26 Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. IV 269.
(olim Den Haag, privébezit Mgr. op de Coul).
Papier, 209 bladen. Handschrift met o.a. Jesus Collacien en diverse heiligenlegenden, waaronder een samengesteld Catharinaleven. De beide NLA-mirakelen volgen de reeds geïsoleerde traditie van Ld-15. Zie ook Ds-9. |
herkomst onbekend. Geschreven door een arme schriuerse (fol. 148v). |
literatuur Deschamps 1962, blz. 250n. Deschamps 1977, blz. 668. Jansen-Sieben 1989, blz. 271 (nr. B1180). |
balans 148v excerpt NLA Catharina (Graesse 795, 5-20). |
|
|
Br-27 Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. 21.875.
Papier, 148 bladen. Bundel heiligenlegenden; verschillende teksten zijn eveneens overgeleverd in handschrift Brussel, Bibliotheca Bollandiana, 487. De teksten rond Augustinus moeten deels ontleend zijn aan een druk (fol. 80r), deels aan de traditie van Br-4 (cf. Gh-21), waarin verscheidene excerpten uit de ZLA verwerkt zijn. In Br-4 vinden we niet alleen etymologie en mirakelen, maar ook het ZLA-sluitstuk op fol. 56r-57r. Of de eigenlijke vite meer ZLA-excerpten bevat zal nader onderzoek moeten uitwijzen; sluitstuk en mirakelen heb ik althans in Br-27 aangetroffen. |
herkomst onbekend; Augustinus wordt als ‘ons heylighe vader’ aangeduid. Volgens Gessler uit Vlaanderen, eind vijftiende of begin zestiende eeuw. Voorzover bekend dateert de oudste gedrukte Augustinuslegende van 1513. Zie Nijhoff & Kronenberg nr. 150; dezelfde tekst in handschrift Brussel, KB, cod. IV 4, fol. 1-23r. |
literatuur Van den Gheyn, deel V blz. 374-375 (nr. 3394). Gessler 1937, blz. 46-53. Zie ook Stracke 1940, blz. 335. |
balans
De Augustinuslegende eindigt op fol. 99r met een ZLA-excerpt (Graesse 565, nr. 14); aansluitend de mirakelen. |
99r-99v excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562, nr. 2). |
99v excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562, nr. 3). |
99v-100r excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 4, eerste deel). |
100r excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 4, tweede deel). |
100r-100v excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 5). |
100v-101r excerpt ZLA Augustinus (Graesse 563 nr. 6). |
101r-102r excerpt ZLA Augustinus (Graesse 563 nr. 8). |
102r excerpt ZLA Augustinus (Graesse 564 nr. 9). |
102r-102v excerpt ZLA Augustinus (Graesse 564, nr. 10). |
102v excerpt ZLA Augustinus (Graesse 564, nr. 11). |
|
|
| |
| |
102v-103r excerpt ZLA Augustinus (Graesse 564 nr. 12). |
103r-104r excerpt ZLA Augustinus (Graesse 565 nr. 13). |
104r-104v excerpt ZLA Augustinus (Graesse 563 nr. 7). |
|
|
|
Br-28 Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. IV 1203,1.
Los blad uit een ZLA-zomerstuk, naar een lezing uit de *Y2-traditie (cf. Williams-Krapp 1986, blz. 180 ev). Deze recente vondst behoort tot de grote verzameling Middelnederlandse LA-bronnen die dr. J. Deschamps heeft kunnen identificeren. Op de valreep zond hij me fotocopieën toe. De bladspiegel telt twee kolommen van 42-46 regels. |
herkomst onbekend. |
balans 44ra-44vb ZLA Zevenslapers, fragment (Graesse 435,17-437,33). |
|
|
Ds-6 Darmstadt, Hessische Landes- und Hochschulbibliothek, cod. 540.
Papier, 179 bladen. Ripuarische bewerking van het samengestelde Augustinusboek zoals we dat kennen uit B-6 (zie aldaar), echter in een volgorde die dichter bij het Middelnederlandse origineel staat. Deze Ripuarische lezing is afhankelijk van de legger van Dü-4, die weer teruggaat op de legger van B-6. |
herkomst: Bedburg, Frauweiler (augustinessen), cf. Kö-1. Geschreven door Neesgen van collen ons lief werckmeistersche (fol. 148v). Nesa van Keulen was een van degenen die de gelofte aflegden, toen het zusterhuis in 1477 overging tot de regel van Augustinus; het handschrift zal dateren uit de overgangstijd. Zie Rehm 1985, blz. 178 en vooral Obhof blz. 70-71. Iets dergelijks speelt bij L-5. |
literatuur Staub & Sänger 1991, blz. 47-48 (nr. 22). Obhof 1991, blz. 70-73 (Ds1). |
balans
130vb excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 4, tweede deel). |
131ra bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 4, eerste deel). |
131ra-131va zwaar bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 563 nr. 6). |
131va bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562, nr. 2). |
131va excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562, nr. 3). |
|
|
|
Ds-7 Darmstadt, Hessische Landes- und Hochschulbibliothek, cod. 734.
Perkament, 207 bladen. Ripuarische herbewerking van het samengestelde Augustinusboek zoals we dat kennen uit Ds-6. Nauw verwant met Ds-8 en vermoedelijk van dezelfde legger afgeschreven. Een nieuwe toevoeging hier is een vertaling van de Soliloquia. Het laatste ZLA-mirakel in deze handschriften toont verwantschap met de ZLA-lezing van Kö-3. Mogelijk was een gehavend slot aanleiding om een in Keulen voorhanden Passionael te raadplegen. Een paralleltekst zonder de Passionael-excerpten biedt L-4 (vgl. het Maastrichtse handschrift bij Dv-7). |
herkomst onbekend. Vermoedelijk kort na 1500 in Keulen geschreven, zie Obhof blz. 73-74. |
literatuur De Vreese 1930, blz. 365. Staub & Sänger 1991, blz. 55-57 (nr. 28). Obhof 1991, blz. 72-74 (Ds3). |
|
| |
| |
balans
139vb-140ra excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 4, tweede deel). |
140ra-140rb bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 4, eerste deel). |
140rb-140vb zwaar bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 563 nr. 6). |
140vb-141ra bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562, nr. 2). |
141ra-141rb excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562, nr. 3). |
199ra-199rb bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 5). |
199rb-199vb bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 563 nr. 7). |
|
|
|
Ds-8 Darmstadt, Hessische Landes- und Hochschulbibliothek, cod. 2458.
Papier en perkament, 248 bladen. Ripuarische herbewerking van het samengestelde Augustinusboek zoals we dat kennen uit Ds-6. Nauw verwant met Ds-7 (zie aldaar), maar veel eenvoudiger uitgevoerd. Ds-8 is gehavend. |
herkomst onbekend. Volgens Obhof rond 1480 geschreven en in bezit geweest van karmelieten, vermoedelijk het klooster te Keulen. |
literatuur Staub & Sänger 1991, blz. 118-119 (nr. 76). Obhof 1991, blz. 76 (Ds2). |
balans
161va-162ra excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 4, tweede deel). |
162ra-162rb bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 4, eerste deel). |
162rb-163ra zwaar bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 563 nr. 6) |
163ra-163rb bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562, nr. 2). |
163rb-163va excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562, nr. 3). |
238vb-239rb bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 5). |
239rb-239vb bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 563 nr. 7). |
|
|
|
Ds-9 Darmstadt, Hessische Landes- und Hochschulbibliothek, cod. 991.
Papier, 196 bladen. Bundel heiligenlevens. Onder de toevoegingen bij de Catharinalegende vinden we de mirakelen en prijs, aan de NLA ontleend. Naar dezelfde lezing zijn uitsluitend de NLA-mirakelen overgeleverd in Br-26, Dü-2 (222rb), B-3 (113r-113v) en Ld-15; daarentegen alleen de NLA-prijs in Ld-17 (zie aldaar). Een bewerking van zowel prijs als mirakelen in Ds-10 (zie aldaar).
Uit lopend onderzoek zal moeten blijken of ook de Eustaciuslegende, hier overgeleverd op fol. 129va-134vb, tot de NLA-traditie kan worden gerekend. |
herkomst onbekend, misschien een convent te Keulen. Copiist van de eerste tekst opent met: In gotz namen heuen ich Eucharius dit boich an tzo schryuen.. (1ra). Deze tekst bevat ook voorleesaanwijzingen in het Latijn. De Catharinateksten zijn echter van een tweede hand, die begint op fol. 48r. Volgens Deschamps circa 1470 geschreven. |
literatuur Staub & Sänger 1991, blz. 75-77 (nr. 46). |
balans
90ra-90rb excerpt NLA Catharina (Graesse 795, 5-20). |
92rb-92va excerpt NLA Catharina (Graesse 797, 10-16). |
|
|
| |
| |
Ds-10 Darmstadt, Hessische Landes- und Hochschulbibliothek, cod. 2682.
Papier, 300 bladen, gedateerd 1486 (fol. 260rb). Bundel heiligenlevens. Onder de toevoegingen bij de Catharinalegende vinden we prijs en mirakelen naar de geïsoleerde NLA-lezing als in Ds-9 (zie aldaar), echter herzien met behulp van een betere NLA-lezing. Bovendien is het in de NLA onvertaald gebleven gedeelte van de prijs hier aangevuld met behulp van een ZLA-exemplaar. Nauw verwant is Pa-2, zie ook Tb-1 en Gh-22. |
herkomst: vermoedelijk Keulen, Maria Magdalenaklooster (augustinessen). Geschreven door een vrouw (fol. 128rb). Uit hetzelfde klooster waarschijnlijk Ds-3 en Ds-5. Zie Hoffmann 1993, vooral blz. 74-75 en 100-102. |
literatuur Staub & Sänger 1991, blz. 131-132 (nr. 82). |
balans
257rb-257vb excerpt NLA Catharina (Graesse 795, 5-20). |
257vb-260ra excerpt ZLA Catharina (Graesse 795,20-797,9). |
260ra-260rb excerpt NLA Catharina (Graesse 797, 10-16). |
|
|
|
Dv-7 Deventer, Stads- of Athenaeumbibliotheek, cod. 101 F 15.
Papier, 182 bladen, gedateerd 1459 (fol. 182). Samengesteld Augustinusleven met een toegevoegde reeks sermoenen, alsmede een Basiliuslegende. Lievens heeft er reeds op gewezen dat sommige Augustinusteksten overeenstemmen met het Passionael. De lezing is nauw verwant met L-5, en volgt de traditie van Ld-13 en Gh-20. Van de mirakelen gaan er tien op de Legenda aurea terug, echter naar twee verschillende vertalingen. De laatste mirakelen (Graesse nr. 8, 10, 11, 12 en 13) volgen een onafhankelijke vertaling; er zijn geen aanwijzingen dat het hier de NLA-lezing betreft. De eerste mirakelen gaan, evenals het verhaal van Augustinus' translatie, terug op de ZLA. Daarbij vallen enkele correcte varianten op, veelal aan het slot. Mogelijk zijn deze afkomstig uit de onafhankelijke vertaling.
Een gedeelte van deze mirakelen vinden we ook in handschrift Wo-2 (fol. 100ra-103rb), als toegift bij een Augustinusleven dat volgens Obhof onafhankelijk van de groep rond Dv-7 in het Middelnederlands vertaald moet zijn (Obhof blz. 38-40, Kurzfassung B). In Wo-2 werd de serie deels herzien en uitgebreid met teksten die rechtstreeks aan de ZLA zijn ontleend (fol. 102vb-103vb). Zie voorts bij B-6.
Een paralleltekst biedt nog handschrift Maastricht, Stadsbibliotheek, 111 (cf. Deschamps 1954 blz. 60-61, Obhof blz. 99-100). Dit legendarium, afkomstig uit Jeruzalem te Venray, biedt een aanvulling op het Passionael (vgl. B-8). Men heeft getracht overlappingen te voorkomen, maar een kort mirakel op fol. 91va-vb werd over het hoofd gezien, daar het onafhankelijk vertaalde incipit niet voorkomt in ZLA of NLA. Beide vertalingen zullen in Venray voorhanden zijn geweest, getuige de samenstelling van Gh-13. |
herkomst: Deventer, Brandeshuis (zusters gemene leven), cf. Dv-3, Dv-4 en Dv-5. Schoengen, deel II blz. 53. |
literatuur Van Slee 1892, blz. 19 (nr. 36). Lievens 1958, blz. 213-219. Axters 1970, blz. 165. Obhof 1991, blz. 97 (Dv1). |
|
| |
| |
balans
61va-61vb excerpt ZLA Augustinus (Graesse 561,16-562,4). |
63rb excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 4, tweede deel). |
63vb-64ra bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 4, eerste deel). |
64ra-64rb bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 563 nr. 6). |
64rb excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562, nr. 2). |
64rb-64va excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562, nr. 3). |
|
|
|
Dv-8 Deventer, Stads- of Athenaeumbibliotheek, cod. 101 F 12.
Papier en perkament, 194 bladen. Het vierde boek van de Noordmiddelnederlandse Vitaspatrum, aangevuld met een verzameling geestelijk proza. Onder de toegiften een serie oudtestamentische pericopen naar de vertaling van Johan Scutken, en tenslotte de Marthalegende uit de ZLA, twee maal begonnen maar niet voltooid. Dv-8 heb ik nog niet onder ogen gehad. Het handschrift kon hier worden opgenomen dankzij dr. Werner Hoffmann, die zowel de pericopen als de Marthalegende heeft geïdentificeerd; hij zond me zijn beschrijving. |
herkomst Deventer, Kerstekenshuis (zusters gemene leven). Zie Schoengen, deel II blz. 50-51. Het Kerstekenshuis zou in 1470 opgaan in het aangrenzende Brandeshuis. Hoffmann merkt op dat de legende, dus nog voor 1470, kan zijn afgeschreven naar de uit het Brandeshuis stammende ZLA-selectie Dv-4. |
literatuur Van Slee 1892, blz. 20 (nr. 40). Zie voorts Lambert 1970, blz. 771, 787; Hoffmann 1994, blz. 214. |
balans
189vb-190ra ZLA Martha (afgebroken en deels doorgehaald). |
192r-194r ZLA Martha (afgebroken; Graesse 444-446,11). |
|
|
|
Dü-3 Düsseldorf, Universitäts- und Landesbibliothek, cod. C 25 (Leihgabe der Stadt Düsseldorf).
Papier, 252 bladen. Verzamelhandschrift met o.a. Maria-exempelen (vgl. d-14), een serie sermoenen op het tijdeigen (Pasen, Hemelvaart, Pinksteren) en een legende van Barlaam en Josaphat. |
herkomst: Marienvrede te Ringenberg bij Wesel (kruisheren), cf. Van den Bosch 1968, blz. 112-114. Uit dit klooster komt Dü-2, een unieke bewerking van het ZLA-zomerstuk, eindigend kort voor de Barlaamlegende, met als toegift eveneens sermoenen op het tijdeigen (Advent, Nieuwjaar). Dankzij een notitie in Dü-2 kennen we de copiist van beide handschriften als Goert Rameker eyn donaet des conuentus (Dü-2, 1r). |
literatuur De Vooys 1903, deel II blz. XXXVI-XLV (handschrift D, nr. 6). Bouwstoffen, blz. 368 (nr. 877 II.6). Clasen & Van Gurp, blz. 444. Hilg 1981, blz. 407 (nr. 24). Zieleman 1978, blz. 116. Gatterman 1993, blz. 414 (nr. 685). |
balans
62ra excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 592 nr. 7). |
62rb excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 590 nr. 2). |
67rb-vb excerpt ZLA Maria Boodschap (Graesse 221 nr. 3). |
67vb-68ra excerpt ZLA Maria Hemelvaart (Graesse 513 nr. 2). |
|
|
| |
| |
68ra-rb excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 593 nr. 8). |
68va excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 592 nr. 6). |
68va-69ra excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 591 nr. 4). |
69rb-vb excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 593 nr. 9). |
69vb-70rb excerpt ZLA Maria geboorte (Graesse 594 nr. 10). |
70rb-71ra excerpt ZLA Maria Hemelvaart (Graesse 513 nr. 3). |
71rb-va excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 591 nr. 3). |
71va-72rb excerpt ZLA Maria Lichtmis (Graesse 165 nr. 2). |
72rb-va excerpt ZLA Maria Lichtmis (Graesse 166 nr. 3). |
72va-vb excerpt ZLA Maria Hemelvaart (Graesse 517 nr. 8). |
77va-vb excerpt ZLA Maria Boodschap (Graesse 221 nr. 2). |
|
|
|
Dü-4 Düsseldorf, Universitäts- und Landesbibliothek, cod. C 21 (Leihgabe der Stadt Düsseldorf).
Papier, 225 bladen, gedateerd 1476 (fol. 223vb). Samengesteld Augustinusleven, naar een breedsprakige lezing die het midden houdt tussen die van B-6 en de Ripuarische omwerking van Ds-6 (zie aldaar). Ook in handschrift Dü-4 is de tekst eigenzinnig bewerkt. Weggelaten werden in Dü-4 de mirakelen die inhoudelijk overeenkwamen met het Passionael (vgl. het Maastrichtse handschrift bij Dv-7). Dat copiist er een ZLA-exemplaar bijhield blijkt meermalen in Quedlinburgs sermoen op Augustinus' translatie, zoals wanneer er sprake is van ‘die eerlike koninc ende deuote hertoch Leuthebrandy’ (fol. 214vb). De uitsluitend in Dü-4 toegevoegde aanduiding als hertog is een gemarkeerde ZLA-variant (vgl. Berteloot 1996a), echter afwezig in de separate ZLA-traditie van Dv-7 en B-6, zodat ze aan een andere ZLA-lezing ontleend moet zijn. Niettemin werden twee in de Duitse tak geïncorporeerde ZLA-mirakelen overgenomen aan het slot.
De lezing van Dü-4 vermoedelijk tevens in het thans verloren Augustinushandschrift Münster, olim UB, cod. 223 (Bibliotheca Paulina 531), geschreven in 1537 en afkomstig uit Niesing/Marienthal. Zie Borchling, deel I blz. 278; De Vreese 1930 blz. 368 (nr. 14) en 371, en vooral Obhof 1991, blz. 81-82 (Mül). De bewaarde citaten zijn te summier om het handschrift hier als aparte bron op te nemen. |
herkomst onbekend, geschreven in de nabijheid van Wesel (dialectkenmerken bij Obhof 1991 blz. 84-85). Door dezelfde hand lijkt Gh-3 te zijn geschreven, ook afkomstig uit dit gebied. Lezing en samenstelling van teksten in Gh-3 suggereren verband met enerzijds Dü-2 (uit Marienvrede, kruisheren), anderzijds Gh-13 (uit Jeruzalem te Venray, dat door kruisheren werd gevisiteerd). |
literatuur Obhof 1991, blz. 80-81 (Dül). Gatterman 1993, blz. 412 (nr. 681). |
balans
219ra-219va bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 5). |
219va-220ra bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 563 nr. 7). |
|
|
|
Dü-5 Düsseldorf, Universitäts- und Landesbibliothek, cod. C 120 (Leihgabe der Stadt Düsseldorf).
Papier, 240 bladen, gedateerd 1459 (fol. 240rb). Winter- en zomerstuk, naar de systematisch bekorte lezing van de Middelfrankische ZLA-traditie
|
|
| |
| |
(cf. observaties bij Williams-Krapp 1986 blz. 184, *Y.3.1.1.). Samenstelling en lezing van Dü-5 tonen opvallende verwantschap met respectievelijk Tr-2 en Tr-3, nauwer nog dan met Kö-3. Deze belangrijke vondst werd reeds in 1983 gemeld door prof. Helmut Lomnitzer te Marburg. |
herkomst onbekend, Zuid-Hessen? Tot dusver was ons geen zuidelijker ZLA-lezing bekend dan die van de Moezelfrankische bronnen. Hiertoe behoren Tr-2 en Tr-3, vermoedelijk beide geschreven in Besselich (bij Koblenz), al vroeg in bezit van de regulieren te Eberhardsklausen (Trier) en mogelijk daar geïllustreerd. In Dü-5 echter doet het merkwaardige, overwegend Rijnfrankische dialect van de schriberse een veel zuidoostelijker gelegen streek vermoeden. |
literatuur Lomnitzer 1983, blz. 66n. Lomnitzer 1989. Gatterman 1993, blz. 443 (nr. 752). |
balans 2ra-2rb ZLA-proloog. 2rb-4ra ZLA Advent. 4ra-5vb ZLA Andreas. 7rb-8rb ZLA Nicolaas. 9ra-9vb ZLA Lucia. 9vb-11ra ZLA Thomas. 11ra-12va ZLA Kerstmis. 12va-13ra ZLA Anastasia. 13ra-14ra ZLA Stefanus. 14ra-15va ZLA Joh. evangelist. 15va-16rb ZLA Onnozele Kinderen. 16rb-17ra ZLA Thomas Beckett. 17ra-19rb ZLA Silvester. 21ra-22rb ZLA O.H. Besnijdenis. 22rb-24rb ZLA Joh. Chrysostomus. 24rb-25vb ZLA Epifanien. 28rb-28vb ZLA Hilarius. 28vb ZLA Marcellus I paus. 28vb-29ra ZLA Fabianus. 29ra-30rb ZLA Sebastiaan. 33rb-34ra ZLA Vincentius. 34ra-35va ZLA Basilius. 35va-36ra ZLA Paulus' bekering. 36ra-37rb ZLA Paula. 37rb-38va ZLA Julianus. 38va ZLA over het jaargetijde. 38va-39rb ZLA Septuagesima. 39rb-39va ZLA Quadragesima. 39va-40rb ZLA Ignatius. 40rb-41vb ZLA Maria Lichtmis. 41vb-42va ZLA Blasius. 42va-43va ZLA Agatha. 45ra ZLA Vedastus. 45rb-45va ZLA Amandus. 45va-45vb ZLA Valentijn. 45vb-46ra ZLA Juliana. 46ra-47ra ZLA Petrus Stoel. 47ra-48rb ZLA Matthias. 48rb-50vb ZLA Gregorius. 50vb ZLA Longinus. 52va-54ra ZLA Benedictus. 54ra-55ra ZLA Patricius. 55ra-55va ZLA Secundus. 55va-56rb ZLA Maria Aegyptiaca. 56rb-58rb ZLA Ambrosius. 58rb-59vb ZLA Joris. 59vb-60vb ZLA Marcus. 60vb-61ra ZLA Marcellinus. 61ra-61rb ZLA Vitalis. 61rb-62va ZLA Petrus van Milaan. 65rb-65va ZLA Philippus. 65va-67vb ZLA Jacobus Minor. 67vb-69rb ZLA Kruisvinding. 69rb-69va ZLA Johannes ante portam Latinam. 69va-69vb ZLA Letanie. 69vb-70rb ZLA Nereus & Achilleus. 70rb-70va ZLA Pancratius. 70va-70vb ZLA Urbanus. 70vb-71ra ZLA Petronella. 71ra-71rb ZLA Petrus Exorcista. 71rb-71va ZLA Primus & Felicianus. 71va-72ra ZLA Barnabas. 72ra-72va ZLA Vitus & Modestus. 72va-72vb ZLA Marina. 72vb-73rb ZLA Gervasius. 73rb-75ra ZLA Johannes de Doper. 75ra-75vb ZLA Johannes & Paulus. 75vb-77ra ZLA Zevenslapers. 77ra-77va ZLA Leo I paus. 77va-80rb ZLA Petrus. 80rb-81rb ZLA Paulus. 81rb-81vb ZLA Margriete. 82vb-85ra ZLA Maria Magdalena. 85ra-85vb ZLA Christina. 85vb ZLA
Praxedis. 85vb-87vb ZLA Jacobus Maior. 87vb-89rb ZLA Christoffel. 89rb-90ra ZLA Nazarius & Celsus. 90rb-91rb ZLA Martha. 91rb-91va ZLA Abdon & Sennes. 91va-92vb ZLA Germanus. 92vb-93vb ZLA Eusebius. 93vb-94ra ZLA Makkabeeën. 94ra-96ra ZLA Petrus ten Banden. 96ra ZLA Stefanus paus. 96ra-97va ZLA Stefanus inventio. 97va-101rb ZLA Dominicus. 101rb-101vb ZLA Sixtus. 101vb-102va ZLA Donatus. 101va-103ra ZLA Cyriacus. 103ra-105rb
|
|
| |
| |
ZLA Laurentius. 105rb-106ra ZLA Hippolytus. 106ra-109vb ZLA Maria Hemelvaart. 109vb-112rb ZLA Bernardus. 112rb ZLA Timotheus. 112rb-112va ZLA Symphorianus. 112va-114vb ZLA Bartholomeus. 114vb-118ra ZLA Augustinus. 118ra-120rb ZLA St-Jans onthoofding. 120rb-120va ZLA Felix & Adauctus. 120va-121ra ZLA Lupus. 121ra-121vb ZLA Mamertinus. 121vb-122vb ZLA Aegidius. 123ra-126ra ZLA Maria Geboorte. 126ra-127va ZLA Adrianus. 127va-127vb ZLA Gorgonius. 127vb-129ra ZLA Prothus & Jacinthus. 129ra-130vb ZLA Kruisverheffing. 130vb-131va ZLA Eufemia. 131va-132ra ZLA Lambertus. 132ra-133va ZLA Mattheus. 133va-135ra ZLA Mauritius. 135ra-136va ZLA Justina. 136va-137rb ZLA Cosmas & Damianus. 137rb-139rb ZLA Michael. 139rb-141rb ZLA Hieronymus. 141rb-141vb ZLA Remigius translatie. 141vb-142va ZLA Leodegarius. 142va-144ra ZLA Dionysius. 144ra-144rb ZLA Calixtus. 144rb-145ra ZLA Leonardus. 145ra-146rb ZLA Lucas. 146rb-147va ZLA Ursula & 11.000 maagden. 155ra-160rb ZLA Kerkwijding. 160rb-162rb ZLA Simon & Juda. 162rb-165va ZLA Allerheiligen. 165va-168rb ZLA Allerzielen. 169vb-170ra ZLA Vier Gekroonden. 170ra-170rb ZLA Theodorus. 170rb-173va ZLA Martinus. 176ra-176va ZLA Brictius. 176va-182vb ZLA Elisabeth. 182vb-184vb ZLA Cecilia. 185ra-188vb ZLA Clemens. 188vb-189rb ZLA Chrysogonus. 189rb-192rb ZLA Catharina. 192rb-193ra ZLA Saturninus. 193ra-194rb ZLA Jacobus intercisus. |
|
|
Gt-5 Gent, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. 1269.
Papier, 234 bladen, datum ante quem 1477 (niet ingevuld op fol. 234v). Bundel sermoenen van Bernardus, aangevuld met diverse teksten rond de heilige Agnes, waaronder de ZLA-legende. De bijzondere rol van Agnes heeft wellicht te maken met de gelijknamige opdrachtgeefster, cf. Hendrix, blz. 129. |
herkomst: Haarlem, St-Geertruidenconvent (begijnen). Ontvangen als legaat van de zusters Agnies en Rikelant Stevensdochter. Zo werd door hen ook handschrift 's-Gravenhage, KB, 73 E 26 nagelaten aan het Haarlemse Aagtenconvent. Beide handschriften zijn geschreven door Allart Reynersz. van Akersloot, een voormalig koster uit Velzen. Zie Vaske 1988, vooral blz. 332-333. |
literatuur Vaske 1988, blz. 323 (nr. 8). Hendrix, blz. 126-129 (hs. E.15). Reynaert 1996, blz. 123-127. |
balans 230ra-234vb ZLA Agnes. |
|
|
Gh-15 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 131 G 11: fragmenten in de band.
Het in slechte staat verkerende bindwerk van handschrift Gh-11 toont enkele strookjes papier, beschreven door dezelfde copiiste, eveneens in kolommen van 34-35 regels. De tekst komt deels overeen met Gh-11. Een gerubriceerd fragment uit de Gervasiuslegende (Graesse 354, 10-18) volgt, evenals Gh-11, de gecombineerde NLA/ZLA-lezing die hiervoor als Hollandse *Y1-bewerking werd besproken (zie inleiding, cf. Ld-17). Vermoedelijk geldt dit ook voor een tweede fragment, ongerubriceerd, dat afkomstig is uit de legende van Chrysogonus (Graesse 788b, 1-8). De overige teksten
|
|
| |
| |
lieten zich nog niet identificeren. Nader onderzoek wordt pas mogelijk als de stroken na restauratie apart worden bewaard. De Koninklijke Bibliotheek heeft laten weten dat dit waarschijnlijk niet in de naaste toekomst zal gebeuren. |
herkomst: Hoorn, Catharinaklooster (tertiarissen, kapittel Utrecht). Zie Van Heel 1939, blz. 164-165, 332, voorts Van Gulik 1946. Copiiste is welmoet Jan Galesdochter onser professide suster, blijkens Gh-11, fol. 214v. |
literatuur Scheurkogel 1990, blz. 32, 93. |
|
|
Gh-16 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 71 H 6: schutbladen.
Als schutbladen bij Gh-21 heeft men opeenvolgende perkamenten folia uit een oud, nog ongerubriceerd ZLA-handschrift genomen. In het bindwerk zijn steeds slechts enkele regels verdwenen. Gh-16 behoort met Sk-1 tot de meest oorspronkelijke representanten van de groep die bij Williams-Krapp 1986 werd besproken als *X1 (blz. 173-175). In dit deel van het corpus kennen we geen handschrift dat dichter bij de authentieke ZLA-lezing komt. Het belang van dit vermoedelijk nog veertiende-eeuwse fragment werd reeds ingezien door ontdekker De Vooys, die een ruim incipit van ZLA Leo heeft uitgegeven in zijn beschrijving van Gh-21. |
herkomst onbekend, mogelijk Groenendaal. Gh-21 steekt nog in de oorspronkelijke band en lijkt uit Groenendaal afkomstig; mogelijk geldt dit ook voor de hergebruikte schutbladen. Gh-16 vertoont althans overeenkomsten met Br-12, waarvan eveneens herkomst uit Groenendaal wordt aangenomen (zie daarover Deschamps 1972, blz. 199). |
literatuur De Vooys 1903, deel II blz. XLVIII. |
balans
1ra-1vb ZLA Johannes en Paulus, fragment (Graesse 365,3-367). |
1vb-2ra ZLA Leo I paus (Graesse blz. 367-368). |
2ra-2vb ZLA Petrus apostel, fragment (Graesse 368-371,3). |
|
|
|
Gh-17 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 70 H 42.
Papier, 176 bladen. Verzameling Maria-exempelen. De eerste reeks gaat terug op de bewerkte traditie waartoe ook Gh-18 behoort (zie aldaar). Vanaf fol. 102v echter volgt Gh-17 een meer ZLA-getrouwe lezing, die verwant is met Dü-3 en d-14 (zie aldaar). |
herkomst onbekend. Volgens Bouwstoffen westelijk Middelnederlands, licht Hollands gekleurd. |
literatuur Catalogus, blz. 270 (nr. 764). De Vooys 1903, deel II blz. XXIV-XXX (handschrift H, nr. 2). Bouwstoffen, blz. 322 (nr. 543), blz. 337-8 (nr. 631) en blz. 368 (nr. 877 II.2). Clasen & Van Gurp, blz. 446. |
balans
27vb-28ra licht bewerkt excerpt ZLA Maria Boodschap (Graesse 221 nr. 2). |
86va-87ra licht bewerkt excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 591 nr. 4). |
87ra-va bewerkt excerpt ZLA Maria Hemelvaart (Graesse 513 nr. 2). |
102ra-vb excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 592 nr. 7). |
102vb-103ra excerpt uit ZLA Maria Geboorte (Graesse 590 nr. 2). |
109vb-110ra excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 593 nr. 8). |
110rb-vb excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 592 nr. 6). |
|
|
| |
| |
111ra-112ra excerpt ZLA Maria geboorte (Graesse 594 nr. 10). |
112ra-rb excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 591 nr. 3). |
112rb excerpt ZLA Maria Lichtmis (Graesse 165 nr. 2). |
113va excerpt ZLA Maria Lichtmis (Graesse 166 nr. 3). Uitgegeven bij De Vooys 1903, deel II blz. 25 (CCXV). |
114ra excerpt ZLA Maria Hemelvaart (Graesse 517 nr. 8). |
|
|
|
Gh-18 olim 's-Gravenhage, Aloysiuscollege, cod. 4.
(olim Katwijk, R.K. Gymnasium)
Papier (en perkament), 259 bladen, gedateerd 1479 (fol. 229v). Verzameling Maria-exempelen. Het handschrift is verbrand in 1940, maar de inhoud is vrijwel volledig bewaard gebleven dankzij de zorgvuldige uitgave van De Vooys 1903. De Vooys opperde al dat sommige teksten zijn bewerkt naar ‘het vertaalde Passionael, deels via de reeds geïsoleerde traditie van o.a. Dü-3 en d-14. Zijn aandacht gaat echter vooral uit naar de inhoudelijke oorsprong van de verhalen.
Gh-18 opent met een etymologie (lvb-2rb) die mij uitsluitend bekend is uit Ld-5 (90vb-91ra); vooralsnog denk ik niet dat het hier een NLA-excerpt betreft. De bewerkte serie exempelen is voorts gedeeltelijk overgeleverd in Gh-17 en naar een zeventiende-eeuwse omwerking in handschrift Wenen, Österreichische Nationalbibliothek, ser. nov. 12827. |
herkomst: Leiden, Hieronymushuis/Roma (regularissen). Schoengen, deel II blz. 111; zie ook Kortenbach 1947 en Kan 1989, blz. 43-44. Sinds 1464 stond het klooster onder toezicht van het kapittel van Sion, cf. Ypma 1949, blz. 86-87. Copiiste is Gheertruut heynrijcsdr. |
literatuur De Vooys 1903, deel II blz. XV-XXIV (nr. 1). Kronenburg, deel III blz. 312. Bouwstoffen, blz. 368 (nr. 877 I en II.1). Clasen & Van Gurp, blz. 445. Lieftinck & Gumbert 1988, blz. 3. |
balans
26rb-va (V) excerpt ZLA Maria Hemelvaart (Graesse 517 nr. 8). |
28rb-va (IX) bewerkt excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 592 nr. 7). |
28va-29ra (X) bewerkt excerpt ZLA Maria Hemelvaart (Graesse 513 nr. 2). |
38rb-va (XV) licht bewerkt excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 590 nr. 2). |
46ra-47ra (XXXVI) intensief bewerkt excerpt ZLA Maria geboorte (Graesse 594 nr. 10). |
47rb-vb (XXXVIII) bewerkt excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 593 nr. 8). |
47vb-48rb (XXXIX) bewerkt excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 592 nr. 6). |
48rb-vb (XL) licht bewerkt excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 591 nr. 4). |
55vb-56ra (LIII) licht bewerkt excerpt ZLA Maria Boodschap (Graesse 221 nr. 2). |
219vb-220ra (CXC) licht bewerkt excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 591 nr. 3). |
Al deze teksten zijn uitgegeven bij De Vooys 1903, deel I; de Romeinse nummering verwijst naar zijn editie. |
|
|
| |
| |
Gh-19 's-Gravenhage, Museum Meermanno-Westreenianum, cod. 10 F 9.
Perkament, 130 bladen, gedateerd 1493 (fol. 130r). Uitvoerig Catharinaleven, dat opent met een aan de ZLA ontleende etymologie (cf. d-16 en Ld-15). |
herkomst onbekend; een convent in het noordoosten. Franciscus wordt in het colofon als onse hillighe vader aangeduid. Het handschrift werd geschreven door een man (den scriuer, weggekrabd 130r) en heeft toebehoord aan een vrouw: salighe suster ghese hammens (130v). |
literatuur Bouwstoffen, blz. 361-2 (nr. 833). Vermeeren & Dekker 1960, blz. 54, nr. 159. Boeren 1979, blz. 167. Lieftinck & Gumbert 1988, nr. 522, pl. 600a. |
balans 3r-4r excerpt ZLA Catharina (Graesse 789b, 1-14). |
|
|
Gh-20 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 71 G 62.
Perkament, 121 bladen. Samengesteld Augustinusleven met sermoenen en een Monicalegende. Hoewel de Augustinusteksten met enige vrijheid zijn gecopieerd, gaat Gh-20 vermoedelijk terug op de meest oorspronkelijke lezing binnen de separate Middelnederlandse traditie, die is besproken bij Dv-7. |
herkomst onbekend. |
literatuur Obhof 1991, blz. 97 (Ghl). Inventaris II, blz. 67. |
balans
91ra-91rb excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 4, tweede deel). |
92ra-92rb bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 4, eerste deel). |
92rb-92vb bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 563 nr. 6). |
94rb excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562, nr. 2). |
94rb-94va excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562, nr. 3). |
|
|
|
Gh-21 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 71 H 6.
Papier en perkament, 330 bladen. Verzameling heiligenlegenden en exempelen. Op fol. 232ra-233vb vinden we een samengestelde tekst rond Augustinus' translatie. Aanvankelijk is het een samenvatting van het breedsprakige verhaal in Br-4 (aldaar op fol. 61v-65r, vgl. ook Wo-2, fol. 103vb-104rb). Halverwege schakelt bewerker over op een ZLA-lezing die verwant is met Ut-1; wellicht nog met het eerste verhaal als referentietekst. Aansluitend op fol. 234ra-234vb twee onafhankelijke Augustinusteksten naar de lezing van Gt-3 (fol. 246rb-247ra); beide handschriften hebben verscheidene legenden gemeen. De schutbladen van Gh-21 zijn reeds apart besproken als Gh-16. |
herkomst wellicht Groenendaal; bestemd voor de lekebroeders in de refter (330r). Gh-21 telt meerdere schrijfhanden. Eén daarvan is bekend van het Ridderboec, een groot deel van Gt-3 en nog vijf andere handschriften. Deze copiist was mogelijk Thomas Moonincx, prior te Groenendaal (zie hierover Deschamps 1972, blz. 241-242). Overigens schreef hij op fol. 186 dit versje: God verlent ons dat ewige leuen Ende die dit heeft gescreuen Ende de heilege maget katerijn Moet altoes ons patronersse sijn Amen. |
literatuur De Vooys 1903, deel II blz. XLVII-XLVIII (nr. 11). Catalogus, blz. 269-270 (nr. 762). Bouwstoffen, blz. 368 (nr. 877 II.11). Inventaris II, blz. 70. |
balans 233rb-233vb excerpt ZLA Augustinus (Graesse 561,26-562,4). |
|
| |
| |
Gh-22 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 71 H 65.
Perkament en papier, 167 bladen. Convoluut; de eerste 148 bladen vormen een bundel Catharinateksten. Toegevoegd zijn prijs en mirakelen naar de geïsoleerde lezing van Ds-10 (zie aldaar), waarin NLA en ZLA elkaar ontmoeten. De teksten blijken echter nogmaals herzien in Gh-22 en de zeer nauw verwante bron Gt-4 (310rb-311vb). Zie voorts Tb-1. |
herkomst onbekend. |
literatuur Catalogus, blz. 275 (nr. 793). Jansen-Sieben 1989, blz. 320 (G 800). Inventaris, deel II blz. 79. |
balans
75v-76r excerpt NLA Catharina (Graesse 795, 5-20). |
76r-78v excerpt ZLA Catharina (Graesse 795,20-797,9). |
78v excerpt NLA Catharina (Graesse 797, 10-16). |
|
|
|
Gh-23 's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 71 H 8.
Papier, 73 bladen. Uitvoerig leven van Ida van Nijvel, met een lange reeks mirakelen en een lofdicht tot slot. Aansluitend de Paulalegende, ontleend aan ZLA, hier uitgebreid met een kort stichtelijk woord. De drie overige teksten gaan eveneens terug op de Legenda aurea, maar volgen een onafhankelijke vertaling. |
herkomst onbekend. Wellicht uit een zusterhuis in de zuidelijke Nederlanden, eind vijftiende, begin zestiende eeuw. |
literatuur Catalogus, blz. 20 (nr. 763). Inventaris, deel II blz. 70. |
balans 58r-62r ZLA Paula. |
|
|
Kö-5 Köln, Historisches Archiv, cod. W. 25.
Papier, 161 bladen, gedateerd 1487 (fol. 129r). Verzamelbundel met exempelen, heiligenlegenden en liederen. De exempelen zijn afkomstig uit onder meer het Bienboec, het Paternoster boec en de reeks rond Maria als overgeleverd in Dü-3 en d-14. Uit deze geïsoleerde traditie stamt ook het ZLA-excerpt (vgl. daarentegen De Vooys 1926, blz. 90). |
herkomst: Maastricht, Maagdendries (tertiarissen), zie Schoengen, deel I blz. 140. Copiiste Katrin van Rade is bekend van drie andere gedateerde handschriften: 's-Gravenhage, KB cod. 70 E 13, Amsterdam, UB cod. I G 32 en Gent, KANTL cod. 10. Het Gentse handschrift bevat eveneens het Paternoster boec van Herman Stekin, zie hierover Deschamps in Hendrickx 1984, blz. 199-201. |
literatuur De Vooys 1903, deel II blz. LVII-LIX (nr. 23). Menne 1937, blz. 243-262 (nr. 151). Bouwstoffen, blz. 368 (nr. 877 II.22). |
balans 101v-103v excerpt ZLA Maria Boodschap (Graesse 221 nr. 2). |
|
|
Kö-6 Köln, Historisches Archiv, cod. W. 173 (onder voorbehoud).
Papier, 233 bladen. Op fol. 1ra-217r de Ripuarische herbewerking van het Nederrijnse Augustinusboek, die we eveneens aantreffen in Ds-7 (zie aldaar) en Ds-8. Obhof maakt in haar dissertatie duidelijk hoezeer deze drie lezingen onderling verwant zijn, ook waar het de samenstelling van teksten betreft. Aannemelijk is derhalve dat in Kö-6 eveneens de ZLA-excerpten zijn opgenomen. Helaas was het in dit bestek niet mogelijk, de Keulse tekst persoonlijk te onderzoeken. |
|
| |
| |
herkomst onbekend, vermoedelijk uit een vrouwengemeenschap te Keulen. |
literatuur Menne 1937, blz. 56-57 (nr. 48). Obhof 1991, blz. 76-78 (Köl). |
|
|
La-1 olim Laren, privé-collectie dr. F.N. Sickenga.
Papier en perkament, 96 bladen. Convoluut met teksten rond de heilige Catharina. Het eerste stuk, op papier en volgens Bouwstoffen daterend uit de eerste helft van de vijftiende eeuw, bevat onder meer het reisverslag naar Thietmar, dat in alle thans bekende bronnen gepaard gaat met excerpten uit NLA en/of ZLA. Het werd naar dit handschrift uitgegeven door De Groot & Overdiep en daar vinden we reeds de opmerking dat het sluitstuk op fol. 87-88 overeenstemt met de Legenda aurea. Wellicht betreft het hier de NLA-lezing van Ds-9.
Dr. F.N. Sickenga is overleden te 's-Gravenhage op 23 januari 1990. Aan de erfgenamen is dit handschrift echter onbekend; in zijn testament was het niet opgenomen. Mogelijk heeft dr. Sickenga het al eerder geschonken aan een bibliotheek of museum. De huidige bewaarplaats heb ik tot dusver niet kunnen achterhalen.
Ook een serie foto's van het eerste stuk, uit de collectie van prof. G.A. van Es, is spoorloos verdwenen. Van het tweede gedeelte echter wordt een serie bewaard te Brussel, en op deze later toegevoegde perkamenten bladen vinden we onder de mirakelen eveneens een kort ZLA-excerpt. |
herkomst: Gouda, Margarethaklooster (regularissen, kapittel Sion). Schoengen, deel II blz. 71 en Ypma 1949, blz. 101-106. Zie ook Taal 1960 en Van Dijk 1987; Latijnse boekenlijst bij Meinsma 1903, blz. 257-260. Blijkens een notitie op het schutblad heeft het handschrift in 1702 toebehoord aan Boëtia vander Heyde. |
literatuur De Groot & Overdiep 1936. Bouwstoffen, blz. 472 nr. 1460 (Hs. Kath.). Jansen-Sieben 1989, blz. 436-437 (P 400). |
balans 96r excerpt ZLA Catharina (Graesse 795, 5-9). Het eerste gedeelte kon nog niet worden onderzocht. |
|
|
Ld-11 Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. Ltk. 275.
Papier, 134 bladen, gedateerd 1474 (fol. 132v). Martyrologium. Onder de prologen bevindt zich een excerpt uit ZLA Allerheiligen, zoals in de vergelijkbare bronnen Ld-4, Ld-16, Ma-1 en Nm-1. |
herkomst onbekend. Volgens Overgaauw diocees Utrecht, mogelijk Delft. |
literatuur Lieftinck 1948, blz. 89. Overgaauw 1987, blz. 96. Lieftinck & Gumbert, nr. 564, planche 580. Overgaauw 1993, blz. 460-464 (LeMnl.). |
balans 14r-15r excerpt ZLA Allerheiligen (Graesse 720,3-721,7). |
|
|
Ld-12 Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. B.P.L. 2383.
Perkament, 237 bladen. Verzamelbundel met religieuze teksten van o.a. Hendrik van Coesfeld. Dat het handschrift de ZLA-legende van Hieronymus bevat, werd in 1970 reeds gemeld door Lambert. |
herkomst onbekend; vermoedelijk omstreeks 1460 in het noordoosten geschreven. |
literatuur Lambert 1970, blz. 774. Hendrickx 1984, blz. 190-191 (nr. 20). Obbema 1989, blz. 467 ev. |
balans 157v-164v ZLA Hieronymus. |
|
| |
| |
Ld-13 Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. B.P.L. 2160.
Papier (en perkament) 256 bladen, gedateerd 1520 (fol. 256r). Samengesteld Augustinusleven met de vaste reeks sermoenen, zoals overgeleverd in Dv-7 (zie aldaar) en L-5, zij het in een wat oorspronkelijker lezing. |
herkomst onbekend; vermoedelijk uit het noordoosten. |
literatuur Warnar 1985. Lieftinck & Gumbert 1988, nr. 537, pl. 812a. Obhof 1991, blz. 98 (Ldl). |
balans
114va-115rb excerpt ZLA Augustinus (Graesse 561,16-562,4). |
118rb-118va excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 4, tweede deel). |
119rb-119va bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 4, eerste deel). |
119va-120rb bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 563 nr. 6). |
120rb-120va excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562, nr. 2). |
120va excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562, nr. 3). |
|
|
|
Ld-14 Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. Ltk. 251.
Papier en perkament, 271 bladen. Lectionarium, openend met Paulus' prijs, samengesteld uit ZLA-excerpten; een vergelijkbare tekst is afzonderlijk overgeleverd in Gh-11 (134va-145va). Aan het slot volgen dan nog van den leuene des gloriosen confessoers ende bisscops ons vaders Sente Augustinus (samengevat uit de ZLA-legende), een fragment uit het tweede collatieboek van Dirc van Herxen en enkele sermoenen. |
herkomst onbekend. Tweede helft vijftiende eeuw, Vlaanderen. |
literatuur Lieftinck 1948, blz. 67. Biemans 1984, blz. 207-208 (nr. 193). |
balans
6v excerpt ZLA Paulus (Graesse 383,39-384,6). |
6v excerpt ZLA Petrus (Graesse 374, 26-37). |
7r-8v excerpt ZLA Paulus (Graesse 385,28-388,31). |
223ra-226vb excerpten ZLA Augustinus (Graesse 549,24-560,4). |
|
|
|
Ld-15 Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. Ltk. 272.
Papier, 220 bladen. Convoluut met heiligenlevens. Het eerste deel, gedateerd 1462 (fol. 115r), bevat een samengesteld Catharinaleven met onder meer de ZLA-etymologie (cf. Gh-19 en d-16). De beide NLA-mirakelen volgen de geïsoleerde traditie van Br-26. Zie ook Ds-9. |
herkomst: Zutphen, Adamanshuis (zusters gemene leven). Zie Schoengen, deel II blz. 218; boekenlijsten bij Meinsma 1903, blz. 288-290. |
literatuur Emonds 1922, blz. 16 (hs. 6). Bouwstoffen, blz. 338-339 (nr. 649) en blz. 472 (nr. 1460.II). Lieftinck 1948, blz. 86-87. Lieftinck & Gumbert, nr. 563, pl. 730. Jansen-Sieben 1989, blz. 374 (L 280). |
balans
24v-25r excerpt ZLA Catharina (Graesse 789b, 1-14). |
113r-114r excerpt NLA Catharina (Graesse 795, 5-20). |
|
|
|
Ld-16 Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. Ltk. 274.
Perkament (en papier), 267 bladen. Martyrologium met onder de prologen het excerpt uit ZLA Allerheiligen, als in Ld-4, Ld-11, Ma-1 en Nm-1. Uniek in Ld-16 zijn echter de in het martyrologium vervlochten korte legenden, waarvoor samensteller aantoonbaar gebruik heeft gemaakt van NLA en
|
|
| |
| |
ZLA. Sommige moeten als navertellingen worden beschouwd, in andere zijn hele episoden woordelijk geciteerd. De ZLA-teksten volgen een lezing uit de groep die bij Williams-Krapp 1986 is besproken als *Y2 (blz. 180 ev); of er verband bestaat met de verkorte bewerking van Nm-1 heb ik tot dusver niet kunnen nagaan. Met name de op het zeldzame NLA-zomerstuk gebaseerde teksten maken Ld-16 tot een uiterst belangrijke bron. |
herkomst: Haarlem, Margaretha (tertiarissen, kapittel Utrecht). Zie Schoengen, deel I blz. 94 en Van Heel 1939, blz. 153-155, 328. Uit dit klooster zijn diverse handschriften bekend; zie over deze en andere verwante handschriften de bijzonder zorgvuldige beschrijving van Ld-16 door Van den Berg, blz. 102-111. Eén van de schrijfhanden ook in 's-Gravenhage, KB, 133 M 1. |
literatuur Lieftinck 1948, blz. 88-89. Van den Berg 1985. Overgaauw 1987, blz. 96 en 98. Overgaauw 1993, blz. 478-482 (HaMrg.). |
balans 2r-2v excerpt ZLA Allerheiligen (Graesse 720,3-721,7). Onderzoek naar de serie samengevatte legenden is nog gaande; enkele voorbeelden mogen hier volstaan. 26v-27r ZLA Vedastus. 48v-49r ZLA Leo paus. 56r-56v ZLA Marcellinus. 64v-65r NLA Pancratius. 77v-78v ZLA Vitus & Modestus. 85r-86r NLA Zevenslapers. 151v-152v NLA Mattheus. 199r-200r ZLA Simon & Juda. |
|
|
Ld-17 Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. B.P.L. 2708.
Papier, 190 bladen, geschreven ontrent 1466 (fol. 56rb). Bundel heiligenlegenden. Op het samengestelde Catharinaleven volgt de NLA-prijs, naar de geïsoleerde lezing als in Ds-9. De mirakelen zijn echter ontleend aan de bewerkte lezing van o.a. Ld-7, die een sleutelrol vervult bij het lopend onderzoek naar de geïntegreerde NLA/ZLA-tradities (zie inleiding). |
herkomst: Haarlem, Marie ten Zijl (regularissen, kapittel Sion). Schoengen, deel II blz. 80; Ypma 1949 blz. 41-47. Zie ook Van Dijk 1987. Copiiste is Yda Iansdochter (fol. 56rb, 186ra). |
balans
123va-124ra excerpt NLA Catharina (Graesse 797,10-16). |
127va-128ra excerpt ZLA Catharina (Graesse 795,5-20). |
|
|
|
Ld-18 Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. B.P.L. 2454/18.
De bovenrand van een perkamenten dubbelblad uit een oud ZLA-handschrift. De teksten volgen de lezing die bij Williams-Krapp 1986 is besproken als *Y2 (blz. 180 ev). |
herkomst onbekend. |
balans
120ra-vb ZLA Kruisvinding, fragmenten (Graesse 305,19-307,35). |
131ra-vb ZLA Pinksteren, fragmenten (Graesse 334,31-336,28). |
|
|
|
Ld-19 Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. B.P.L. 2454/7.
Vijf stroken perkament vormen aaneengelegd een vrijwel compleet blad uit een oud ZLA-winterstuk, geschreven in een mooie cursiva. De kolommen tellen thans 33 regels; met de bovenrand ontbreken twee of drie regels. |
herkomst onbekend. |
balans 1ra-1vb ZLA Epifanien, fragment (Graesse 89,31-90,8). |
|
| |
| |
Ld-20 Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. Ltk. 222.
Papier, 256 bladen. Alfabetisch geordende verzameling dicta, ontleend aan een grote verscheidenheid van Middelnederlandse teksten. Dr. Werner Hoffmann heeft kans gezien om veel van deze teksten te identificeren. Hij maakte me opmerkzaam op het excerpt uit ZLA Silvester, dat hier werd opgenomen onder de naam Constantynus die keyser, en stuurde me gedetailleerde informatie toe. |
herkomst onbekend. Volgens Obbema omstreeks 1470-1480 geschreven in Holland (Delft?). |
literatuur De Vreese 1902, blz. 502-508 (hs. Gg). Lieftinck 1948, blz. 35-36. Lievens 1958, blz. 282-283. Obbema 1996, blz. 64 (nr. 19). |
balans 83r excerpt ZLA Silvester (Graesse 71,32-72,5). |
|
|
L-5 London, British Library, cod. Add. 11417.
Perkament en papier, 268 bladen, gedateerd 1469 (fol. 1v). Bundel heiligenlevens, openend met het samengestelde Augustinusleven en de reeks sermoenen, als in het nauw verwante handschrift Dv-7 (zie aldaar). Voorts is het Bernardusleven uitgebreid met onder meer een kort ZLA-excerpt. |
herkomst: Bergen op Zoom, Margaretha (Dal van Josaphat). Zie Schoengen, deel I blz. 38 en II blz. 29-30. Uit dit klooster komt ook Br-10; drie schrijfhanden uit de periode 1460-1480 zijn onderscheiden door Boeren 1964, blz. 96-97 (zie ook Masai & Wittek III, blz. 118 nr. A239). De tertiarissen zouden in 1470 overgaan op de regel van Augustinus (vgl. bij Ds-6). |
literatuur De Flou & Gaillard 1895, blz. 61-68. Priebsch 1896, deel II blz. 109 (nr. 126). Lievens 1958, blz. 55. Watson 1979, nr. 48, pl. 716. Obhof 1991, blz. 98-99 (L2). |
balans
109v-110r excerpt ZLA Augustinus (Graesse 561,16-562,4). |
113r excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 4, tweede deel). |
114r-114v bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562 nr. 4, eerste deel). |
114v-115r bewerkt excerpt ZLA Augustinus (Graesse 563 nr. 6). |
115r excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562, nr. 2). |
115r excerpt ZLA Augustinus (Graesse 562, nr. 3). |
238r excerpt ZLA Bernardus (Graesse 538, 2-8). Uitgegeven bij De Flou & Gaillard 1895, blz. 66-67. |
|
|
|
L-6 London, University College Library, Ms. Germ. 9.
Papier, 12 bladen. Verzameling exempelen. Een uitvoerig exempel rond Jacobus Maior (strekking als bij Graesse blz. 426 nr. 5) opent met een aan de ZLA-traditie ontleende etymologie. |
herkomst onbekend. Oostelijk Middelnederlands. |
literatuur Coveney 1935, blz. 43-45 (nr. 50). |
balans 6va-vb excerpt ZLA Jacobus Maior (Graesse 421-422,20). |
|
|
Ma-1 Manchester, John Rylands University Library, cod. Dutch 10.
Perkament, 116 bladen, gedateerd 1472 (fol. 115r). Martyrologium met de proloog uit ZLA Allerheiligen, als in Ld-4, Ld-11, Ld-16 en Nm-1. |
herkomst: Amsterdam, Lucia (tertiarissen, kapittel Utrecht). Van Heel 1939, blz. 100-101; Van Eeghen 1941, blz. 156-193 (vermeldt dit handschrift niet). |
|
| |
| |
literatuur Axters 1970, blz. 169. Ker 1977, blz. 396. Williams-Krapp 1986, blz. 182n. Overgaauw 1987, blz. 96. Overgaauw 1993, blz. 454-456 (AmLuc.). |
balans 1r-1v excerpt ZLA Allerheiligen (Graesse 720,3-721,7). |
|
|
Me-1 Mechelen, Stadsarchief, zonder signatuur.
Vier opeenvolgende perkamenten folia uit een mooi ZLA-zomerstuk. Het fragment werd ontdekt in een doos met varia door de Mechelse stadsarchivaris Henri Installé en reeds in 1983 bestudeerd door dr. J. Deschamps; van een publicatie kwam het echter niet. Me-1 kon hier worden opgenomen dankzij Deschamps, die me op deze bron opmerkzaam maakte en me zijn waardevolle dossier ter beschikking heeft gesteld. De bijzondere tekst van Me-1 laat zich aanzien voor de meest authentieke ZLA-lezing in dit deel van het corpus. |
herkomst onbekend. Brabant; volgens Deschamps geschreven ca. 1440-1450. |
balans
1ra ZLA Petrus ten Banden, explicit (Graesse 460, 28-37). |
1ra ZLA Stephanus I paus (Graesse blz. 461). |
1ra-2vb ZLA Stephanus Inventio (Graesse blz. 461-465). |
2vb-4vb ZLA Dominicus, ruim openingsfragment (Graesse 466-471,18). |
|
|
|
M-1 München, Bayerische Staatsbibliothek, cod. cgm 5250/33b.
Vrijwel volledig perkamenten dubbelblad, afkomstig uit een ZLA-zomerstuk. De hoekjes zijn afgeknipt en de bovenrand ontbreekt; tekstverlies blijft evenwel beperkt tot 3-4 regels recto en 4-6 regels verso. M-1 behoort tot de meest oorspronkelijke representanten van de lezing die bij Williams-Krapp 1986 is besproken als *Y2 (blz. 180 ev). |
herkomst onbekend. Geschreven in oostelijk Middelnederlands; blijkens een correctie gelezen in het Rijnland. |
literatuur De Vreese 1930, blz. 366. |
balans
1ra-1vb ZLA Augustinus, fragment (Graesse 563,19-564,39). |
2ra-2vb ZLA Sint Jans Onthoofding, fragment (Graesse 571,30-573,8). |
|
|
|
Mü-3 Münster, Universitatsbibliothek, cod. N.R. 301: bandfragment (onder voorbehoud)
Aaneengelijmde stroken van verschillende perkamenten dubbelbladen, afkomstig uit het winterstuk van een legendarium, met althans legenden van Vincentius, Sebastiaan en Johannes Aalmoezenier. Dr. Werner Hoffmann te Eichstätt vermoedde dat het hier om een ZLA-fragment zou kunnen gaan en stuurde me op de valreep zijn persoonlijke aantekeningen. Er was in dit bestek geen gelegenheid meer voor nader onderzoek. |
herkomst onbekend. Oostelijk Middelnederlands. |
literatuur Siewert 1991, blz. 105-108. |
|
|
Nm-3 Nijmegen, Universiteitsbibliotheek, cod. 311.
(olim Wittem, Redemptoristenklooster cod. 11).
Papier en perkament, 184 bladen, gedateerd 1453 (fol. 183r). Religieuze verzamelbundel, waarin als toegift bij Een capittel vanden vervaernisse des doots
|
|
| |
| |
(Petrus Damianus) een excerpt uit ZLA Advent is opgenomen. Dat het hier althans niet de NLA betreft had Lievens (blz. 318n) reeds vastgesteld aan de hand van Ld-9. Gemarkeerde ZLA-varianten in deze passage vindt men geciteerd bij Benz, Lesartenverzeichnis, deel II 558-559. |
herkomst: het deel waartoe de ZLA-tekst behoort werd althans afgeschreven per manus Cornelii Io• cristoffori borsalie van Monster op Zuid-Beveland. Voorts in bezit geweest van Agatha claes doechter; of we in haar een van de zeven zusters uit Gouda mogen zien (een suggestie van Lievens, blz. 320n) valt moeilijk uit te maken. Zie over hen Meinsma 1903, blz. 260; Lieftinck & Gumbert nr. 367 en nr. 484. |
literatuur Ruh 1956, blz. 154-155. Lievens 1958, blz. 313-320. Axters 1970, blz. 170-171. Lieftinck & Gumbert, nr. 596, pl. 713. Huisman 1997. |
balans 165r-174v ZLA Advent, tweede stuk (Graesse 6,4-12,18). |
|
|
0-2 Oxford, Bodleian Library, Ms. Dutch e 2.
Papier, 212 bladen. Religieuze verzamelbundel met onder meer een korte serie Revelationes van Birgitta van Zweden; uit de NLA afkomstig zijn drie tijdeigen-legenden. Dr. J. Deschamps, die het handschrift reeds in 1972 heeft onderzocht, attendeerde me op deze bron en stuurde me zijn codicologische beschrijving. Met name de in 0-2 bewaarde vastenteksten zijn voor het NLA-onderzoek van grote betekenis. |
herkomst onbekend; oostelijk Middelnederlands. Volgens Deschamps ca. 1500 geschreven. |
balans
1ra-10va NLA Kerstmis, opent fragm. (Graesse 41,6 ev). |
15va-16va NLA Quadragesima. |
16vb-20va NLA Quatertemper. |
|
|
|
Pa-2 Paris, Bibliothèque nationale de France, cod. Neerl. 129.
Perkament, 133 bladen. Verzamelbundel rond de heilige Catharina. Onder de toevoegingen vinden we de prijs als in Ds-10: de verbeterde NLA-tekst, aangevuld met ZLA. Ik heb het handschrift zelf nog niet onder ogen gehad; vermoedelijk herbergt ook de lange reeks mirakelen twee teksten die op NLA en/of ZLA teruggaan. |
herkomst: Rosmalen, Marienwater (Birgittijns dubbelklooster). Vervaardigd na het jaar 1479 (fol. 127v), door copiiste en miniaturiste van Barbarahandschrift 's-Gravenhage, KB, 133 B 13. Uit hetzelfde klooster is mogelijk Ny-1 afkomstig. Schoengen, deel II blz. 163. Zie ook De Kreek 1986 en Sander Olsen 1995. |
literatuur Deschamps 1972, blz. 205-206 (nr. 72), pl. 60-61. |
balans 107v-110v prijs van Catharina, samengesteld uit een ZLA-excerpt (Graesse 795,20-797,9) en een NLA-excerpt (Graesse 797, 10-16). De serie mirakelen zal nog moeten worden onderzocht. |
|
|
Tb-1 Tilburg, Bibliotheek Katholieke Universiteit Brabant, cod. Brabantcollectie KHS 3.
(olim 's Hertogenbosch, Prov. Genootschap 673)
Papier en perkament, 320 bladen. Verzamelbundel rond de heilige Catharina. Onder de vele toevoegingen vinden we de samengestelde prijs als in Gh-22
|
|
| |
| |
(zie aldaar), vermoedelijk naar een wat oorspronkelijker legger. In Tb-1 zijn de teksten echter met vrome breedsprakigheid bewerkt. De beide mirakelen zullen teruggaan op de ZLA. |
herkomst: een ingeplakte perkamenten strook meldt bezit te Oisterwijk, Catharinaberg (tertiarissen, kapittel Zepperen). Zie Schoengen, deel I blz. 157-158 en Van Heel 1953a, deel II blz. 119-121. Jaartal 1478 wordt in de tekst genoemd en het handschrift zal niet lang daarna geschreven zijn. Voorts te Rosmalen, St. Annaburg (regularissen, kapittel Venlo); zie Schoengen, deel II blz. 163-164. |
literatuur Hezenmans 1876. De Groot & Overdiep 1936, blz. 24-25. Jansen-Sieben 1989, blz. 454 (T30). Van de Ven 1994, deel I blz. 39-44. |
balans
203r-205v bewerkt excerpt ZLA Catharina (Graesse 795,20-797,9). |
205v-206r bewerkt excerpt NLA Catharina (Graesse 797, 10-16). |
305v-306r mirakel, naverteld naar ZLA Catharina (Graesse 795, 5-9). |
310v-311r mirakel, naverteld naar ZLA Catharina (Graesse 795, 10-20). |
|
|
|
Tr-4 Trier, Stadtbibliothek, cod. 1189/2023 (onder voorbehoud).
Papier, 64 bladen. Drie ruime fragmenten van een bundel heiligenlegenden, gedeeltelijk naar de Legenda aurea bewerkt. Van de legende van Petrus Martelaar (fol. lva-3va) doet het incipit de verkorte ZLA-versie vermoeden uit de Middelfrankische traditie (cf. Williams-Krapp 1986 blz. 184, *Y.3.1.1.), waarmee Tr-4 verscheidene teksten gemeen heeft. De samengestelde Catharinalegende (fol. 46va-53va) lijkt te behoren tot de traditie van B-8, waarin ZLA-excerpten hun weg reeds gevonden hadden. Nog diverse andere legenden verdienen nader onderzoek; helaas was dat in dit bestek niet mogelijk. |
herkomst onbekend; Rijnland, tweede helft vijftiende eeuw. |
literatuur Becker 1911, blz. 70-71. Williams-Krapp 1986, registers. Bushey 1996, blz. 185-187. |
|
ubi? een verdwenen bron |
Volgens melding van Margry 1986 (blz. 202) werd in 1855 een Middelnederlands LA-handschrift geveild, dat mogelijk afkomstig is uit het Katharijneconvent te Heusden (cf. Am-3). Het zou gaan om een 184 bladen tellend zomerstuk vanaf Jacobus Maior. Ondanks uiterlijke overeenkomsten kan dit handschrift niet vereenzelvigd worden met Gh-5 of Gh-8. |
Hoewel de informatie schaars is mogen we een ZLA-lezing verwachten, aangezien de grens tussen winter- en zomerstuk ligt bij Jacobus Maior. Voorzover bekend is dat alleen het geval in de ZLA-traditie, als bij bovengenoemde bronnen, Dü-1 en Ld-2. |
|
|
d-14 ‘Dat boeck van onser liever vrouwen miraculen’
[J.J. vdMeer & M. Yemantsz.? Delft? ± 1477-1478].
Verzameling Maria-exempelen, naar de lezing die we ook in handschrift Dü-3 aantreffen. De Vooys 1903 (deel II blz. LXXVIII) geeft een opsomming
|
|
| |
| |
van teksten die op de Legenda aurea zouden teruggaan, maar daarin zijn enkele onjuistheden geslopen. Het door mij geraadpleegde exemplaar wordt bewaard in de KB te 's-Gravenhage, onder signatuur 169 G 44. |
literatuur Campbell, blz. 80 (nr. 299). De Vooys 1903, deel II blz. LXVIII-LXXIV (druk nr. 1). Zie voorts Kronenburg, deel V blz. 299. |
balans
1r-1v excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 592 nr. 7). |
1v excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 590 nr. 2). |
10r-11r excerpt ZLA Maria Boodschap (Graesse 221 nr. 3). |
12r excerpt ZLA Maria Hemelvaart (Graesse 513 nr. 2). |
12r-12v excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 593 nr. 8). |
13r-v excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 592 nr. 6). |
13v-14r excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 591 nr. 4). |
15v-16r excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 593 nr. 9). Uitgegeven bij De Vooys 1903 II, blz. LXXII. |
16r-17r excerpt ZLA Maria geboorte (Graesse 594 nr. 10). |
17r-18v excerpt ZLA Maria Hemelvaart (Graesse 513 nr. 3). |
19r-19v excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 591 nr. 3). |
19v-21r excerpt ZLA Maria Lichtmis (Graesse 165 nr. 2). |
21r excerpt ZLA Maria Lichtmis (Graesse 166 nr. 3). |
21v excerpt ZLA Maria Hemelvaart (Graesse 517 nr. 8). |
31r-v excerpt ZLA Maria Boodschap (Graesse 221 nr. 2). |
|
|
|
d-15 ‘Dit sijn die miraculen van onse lieue vrouwe’
Hugo Jansz van Woerden, Leiden 1503.
Verzameling Maria-exempelen, herdruk van d-14 (zie aldaar). De door mij geraadpleegde exemplaren worden bewaard in de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam, signatuur ned.inc. 45, en in de Stadsbibliotheek te Haarlem, signatuur 56 D 5:1. |
literatuur De Vooys 1903, deel II blz. LXXIV (druk nr. 2). Nijhoff & Kronenberg, blz. 545 (nr. 1527). Een catalogus van de Haarlemse postincunabelen, door G.J. Jaspers, zal dit jaar verschijnen. |
balans
2r-2v excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 592 nr. 7). |
2v excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 590 nr. 2). |
10r-11r excerpt ZLA Maria Boodschap (Graesse 221 nr. 3). |
11v excerpt ZLA Maria Hemelvaart (Graesse 513 nr. 2). |
11v-12r excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 593 nr. 8). |
12v excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 592 nr. 6). |
12v-13r excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 591 nr. 4). |
14r-15r excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 593 nr. 9). |
15r-16r excerpt ZLA Maria geboorte (Graesse 594 nr. 10). |
16r-17r excerpt ZLA Maria Hemelvaart (Graesse 513 nr. 3). |
17v-18r excerpt ZLA Maria Geboorte (Graesse 591 nr. 3). |
18r-19r excerpt ZLA Maria Lichtmis (Graesse 165 nr. 2). |
19r-19v excerpt ZLA Maria Lichtmis (Graesse 166 nr. 3). |
19v excerpt ZLA Maria Hemelvaart (Graesse 517 nr. 8). |
28r-28v excerpt ZLA Maria Boodschap (Graesse 221 nr. 2). |
|
|
| |
| |
d-16 ‘Sinte Katherinen Legende gheboerten ende der bekeringhe· ende passye der heyligher maghet’
Govaert Bac, Antwerpen [± 1496].
Verzamelbundel rond de heilige Catharina, openend met de ZLA-etymologie (cf. Gh-19 en Ld-15). Ook prijs en tekstkritiek zijn aan de ZLA ontleend. Het door mij geraadpleegde exemplaar berust in de Stadsbibliotheek van Haarlem, signatuur 56 D 5:3. |
literatuur Campbell, blz. 311 (nr. 1101, zie ook blz. 318 nr. 1126). De Groot & Overdiep 1936, blz. 23 en titelprent. Jaspers 1987, blz. 213-214 (nr. 66). Incunabula, blz. 180 (nr. 1174). |
balans
1v excerpt ZLA Catharina (Graesse 789b, 1-14). |
23v-25v excerpt ZLA Catharina (Graesse 795,20-797,24). |
|
|
| |
Alfabetisch register van genoemde teksten uit de traditie van NLA en ZLA
De onder voorbehoud opgenomen bronnen zijn hier tussen vierkante haken geplaatst. Met een asterisk gemerkte legenden zijn ter sprake gekomen in de inleiding.
Abdon Dü-5. |
Adrianus Dü-5. |
Advent Dü-5 Nm-3. |
Aegidius Dü-5. |
Agatha Dü-5. |
Agnes [Am-4] Ar-2 Gt-5. |
Amandus Dü-5. |
Ambrosius Dü-5. |
Andreas Dü-5. |
Allerheiligen B-7 Br-5 Dü-5 Ld-11 Ld-16 Ma-1. |
Allerzielen B-7 Dü-5. |
Anastasia Dü-5. |
Augustinus B-6 Br-27 Ds-6 Ds-7 Ds-8 Dv-7 Dü-4 Dü-5 [Kö-6] Gh-20 Gh-21 Ld-13 Ld-14 L-5 M-1 Wo-2. |
Barlaam en Josaphat* |
Barnabas* Dü-5. |
Bartholomeus Dü-5. |
Basilius Dü-5. |
Benedictus Dü-5. |
Bernardus Dü-5 L-5. |
Besnijdenis ons Heren Dü-5. |
Blasius Dü-5. |
Brictius Dü-5. |
Calixtus Dü-5. |
Catharina* Am-4 B-3 B-8 Br-26 Ds-9 Ds-10 Dü-2 Dü-5 Gt-4 Gh-19 Gh-22 La-1 Ld-15 Ld-17 Pa-2 Tb-1 [Tr-4] d-16. |
Cecilia* Dü-5. |
Christina Ar-2 Dü-5. |
Christoffel Dü-5. |
Chrysogonus Dü-5 Gh-15. |
Clemens Dü-5. |
Cosmas Dü-5. |
Cyriacus Dü-5. |
Dionysius Dü-5. |
Dominicus* Dü-5 Me-1. |
Donatus Dü-5. |
Elisabeth Dü-5. |
Epifanien B-7 Dü-5 Ld-19. |
Eufemia Dü-5. |
Eusebius Dü-5. |
Fabianus Dü-5. |
Felix en Adauctus Dü-5. |
Gervasius* Dü-5 Gh-15. |
Georgius Dü-5. |
Germanus Dü-5. |
Gorgonius Dü-5. |
Gregorius Ar-2 Dü-5. |
Hemelvaart ons Heren B-7. |
Hieronymus Dü-5 Ld-12. |
Hilarius Dü-5. |
Hippolytus Dü-5. |
Ignatius Ar-2 Dü-5. |
Jacobus Intercisus Dü-5. |
Jacobus Maior* Dü-5 L-6. |
Jacobus Minor Dü-5. |
Joh. Aalmoezenier [Mü-3] |
Joh. Baptist geboorte* Dü-5. |
Joh. Baptist onthoofd Dü-5 M-1. |
Joh. Chrysostomus Dü-5. |
Joh. evangelist B-7 Dü-5. |
| |
| |
Joh. ter Latijnse poort Dü-5. |
Johannes en Paulus Dü-5 Gh-16. |
Juliana Dü-5. |
Julianus Dü-5. |
Justina Dü-5. |
Kerkwijding Dü-5. |
Kerstmis B-7 Dü-5 O-2. |
Kruisverheffing Dü-5. |
Kruisvinding Dü-5 Ld-18. |
Lambertus Dü-5. |
Laurentius* Dü-5. |
Leo Dü-5 Gh-16 Ld-16. |
Leonardus Dü-5. |
Leodegarius Dü-5. |
Letanie Dü-5. |
Longinus Dü-5. |
Lucas* Dü-5. |
Lucia Ar-2 Dü-5. |
Lupus Dü-5. |
Makkabeeën Dü-5. |
Mamertinus Dü-5. |
Marcellinus* Dü-5 Ld-16. |
Marcellus Dü-5. |
Marcus Dü-5. |
Margriete* Dü-5. |
Maria Aegyptiaca Dü-5. |
Maria Boodschap Am-3 B-7 Dü-3 Gh-17 Gh-18 Kö-5 d-14 d-15. |
Maria Geboorte Am-3 B-7 Dü-3 Dü-5 Gh-17 Gh-18 d-14 d-15. |
Maria Hemelvaart* Am-3 B-7 Dü-3 Dü-5 Gh-17 Gh-18 d-14 d-15. |
Maria Lichtmis B-7 Dü-3 Dü-5 Gh-17 d-14 d-15. |
Maria Magdalena Dü-5. |
Marina* Dü-5. |
Martha Dv-8 Dü-5. |
Martinus Dü-5. |
Matthias Dü-5. |
Mattheus Dü-5 Ld-16. |
Mauritius Dü-5. |
Michael Dü-5. |
Nazarius Dü-5. |
Nereus Dü-5. |
Nicolaas Ar-2 Dü-5. |
Onnozele kinderen* B-7 Dü-5. |
Pancratius Dü-5 Ld-16. |
Pasen Am-5 B-7 Br-25. |
Patricius Dü-5. |
Paula Dü-5 Gh-23. |
Paulus apostel Dü-5 Ld-14. |
Paulus bekering Dü-5. |
Petronella Dü-5. |
Petrus Exorcista* Dü-5. |
Petrus apostel* Dü-5 Ld-14 Gh-16. |
Petrus stoel Dü-5. |
Petrus ten banden* Dü-5 Me-1. |
Petrus van Milaan Dü-5 [Tr-4]. |
Philippus Dü-5. |
Pinksteren* B-7 Br-25 Ld-18. |
Praxedis Dü-5. |
Primus Dü-5. |
Proloog ZLA-vertaler Dü-5. |
Prothus* Dü-5. |
Quadragesima Dü-5 0-2. |
Quatertemper 0-2. |
Quintinus* |
Remigius translatie Dü-5. |
Saturninus Dü-5. |
Sebastiaan Dü-5 [Mü-3]. |
Secundus Dü-5. |
Septuagesima Dü-5. |
Silvester Dü-5 Ld-20. |
Simon & Juda Dü-5 Ld-16. |
Sixtus Dü-5. |
Stephanus I paus Dü-5 Me-1. |
Stephanus martelaar B-7 Dü-5. |
Stephanus inventio B-7 Dü-5 Me-1. |
Symphorianus Dü-5. |
Thais* |
Theodora L-4. |
Theodorus Dü-5. |
Thomas apostel Dü-5. |
Thomas Beckett Dü-5. |
Timotheus Dü-5. |
Urbanus Dü-5. |
Ursula* Ar-2 Dü-5. |
Valentijn Dü-5. |
Vedastus Dü-5 Ld-16. |
Vier Gekroonden Dü-5. |
Vincentius Dü-5 [Mü-3]. |
Vitalis Dü-5. |
Vitus* Dü-5 Ld-16. |
Zevenslapers Br-28 Dü-5 Ld-16. |
| |
Register van handschriften en drukken
Alle genoemde handschriften vindt men hier geordend naar signatuur; omwille van de volledigheid is ook de verdere overlevering van ZLA en NLA, voorzover tot dusver bekend, in dit register opgenomen. De bronnen die eerder systematisch werden besproken in de overzichten van Williams-Krapp 1986 (blz. 57-84, 161-163) en Scheurkogel 1990 (blz. 25-45) zijn gemerkt met een asterisk. Indien ze in deze bijdrage ter
| |
| |
sprake zijn gekomen, wordt dit apart vermeld. De overige bronnen zijn naar siglum gepresenteerd in het supplement.
In de lijst ontbreekt hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, 15.134, eerder als ZLA-bron aangedragen. Nader onderzoek heeft aan het licht gebracht dat in dit handschrift geen ZLA-legenden voorkomen; siglum Br-11 komt derhalve te vervallen.
| |
Handschriften
Am-3 |
|
Amsterdam, Universiteitsbibliotheek, cod. I F 1. |
- |
|
Amsterdam, Universiteitsbibliotheek, cod. I G 32. Zie bij Kö-5. |
Am-5 |
|
Amsterdam, Universiteitsbibliotheek, cod. I G 34. |
Am-1 |
* |
Amsterdam, Universiteitsbibliotheek, cod. IV B 14. Zie inleiding, voorts genoemd bij Am-5. |
Am-2 |
* |
Amsterdam, Universiteitsbibliotheek, cod. IV B 15. Zie inleiding, voorts genoemd bij Am-5. |
Am-4 |
|
Amsterdam, Bibliotheek der Vrije Universiteit, cod. XV.05500. |
Ar-1 |
* |
Arnhem, Gelderse Bibliotheek, cod. 7. |
Ar-2 |
|
olim Arnhem, antiquariaat Israel. |
B-1 |
* |
Berlin, SBB - Preußischer Kulturbesitz, mgf 956. |
B-2 |
* |
Berlin, SBB - Preußischer Kulturbesitz, mgf 1361. |
B-3 |
* |
Berlin, SBB - Preußischer Kulturbesitz, mgq 524. Zie bij Ar-2, Ds-9. |
B-5 |
* |
Berlin, SBB - Preußischer Kulturbesitz, mgq 1086. |
B-6 |
|
Berlin, SBB - Preußischer Kulturbesitz, mgq 1101. |
B-7 |
|
Berlin, SBB - Preußischer Kulturbesitz, mgq 1395. |
B-8 |
|
Berlin, SBB - Preußischer Kulturbesitz, mgq 1687. |
B-4 |
* |
Berlin, SBB - Preußischer Kulturbesitz, Frag.var. 11. |
Bo-1 |
* |
Bornem, Sint-Bernardusabdij, cod. 11. |
Bo-2 |
* |
Bornem, Sint-Bernardusabdij, cod. 70-71 (alias 80-81). Zie inleiding. |
Bg-1 |
* |
Brugge, Sint-Janshospitaal (alias Memling museum), zonder signatuur. Zie inleiding. |
- |
|
Brussel, Bibliotheca Bollandiana, cod. 487. Zie bij Br-27. |
Br-1 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. 388. |
Br-2 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. 1116. |
Br-3 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. 1405. |
Br-4 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. 2190-91. Zie bij Br-27, Gh-21. |
Br-5 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. 2559-62. Zie bij Am-5. |
Br-6 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. 3402/3403. |
Br-7 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. 4299. |
Br-8 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. 8027. |
Br-9 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. 11.729/30. |
Br-10 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. 11.797. Zie bij L-5. |
Br-12 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. 15.140. Zie inleiding, voorts genoemd bij Gh-16. |
Br-13 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. 15.142. |
Br-25 |
|
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. 19.550. |
Br-14 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. 19.554. Zie inleiding. |
| |
| |
Br-27 |
|
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. 21.875. |
Br-15 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. II 115,6. |
Br-16 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. II 469. |
Br-17 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. II 1944. |
Br-18 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. II 2454. |
Br-19 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. II 5336/I. |
- |
|
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. IV 4. Zie bij Br-27. |
Br-20 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. IV 138. |
Br-21 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. IV 174. |
Br-26 |
|
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. IV 269. |
Br-22 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. IV 592. |
Br-23 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. IV 673. |
Br-24 |
* |
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. IV 853,4. |
Br-28 |
|
Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I, cod. IV 1203,1. |
Ca-1 |
* |
Cardiff, Public Library, cod. 2641. |
Ds-1 |
* |
Darmstadt, Hessische Landes- und Hochschulbibliothek, cod. 144. |
Ds-2 |
* |
Darmstadt, Hessische Landes- und Hochschulbibliothek, cod. 447. |
Ds-6 |
|
Darmstadt, Hessische Landes- und Hochschulbibliothek, cod. 540. |
Ds-7 |
|
Darmstadt, Hessische Landes- und Hochschulbibliothek, cod. 734. |
Ds-3 |
* |
Darmstadt, Hessische Landes- und Hochschulbibliothek, cod. 814. Zie bij Ds-10. |
Ds-9 |
|
Darmstadt, Hessische Landes- und Hochschulbibliothek, cod. 991. |
Ds-4 |
* |
Darmstadt, Hessische Landes- und Hochschulbibliothek, cod. 1433. |
Ds-5 |
* |
Darmstadt, Hessische Landes- und Hochschulbibliothek, cod. 2196. Zie bij B-7, Ds-10. |
Ds-8 |
|
Darmstadt, Hessische Landes- und Hochschulbibliothek, cod. 2458. |
Ds-10 |
|
Darmstadt, Hessische Landes- und Hochschulbibliothek, cod. 2682. |
Dv-6 |
* |
Deventer, Stads- of Athenaeumbibliotheek, cod. 10 W 6. |
Dv-1 |
* |
Deventer, Stads- of Athenaeumbibliotheek, cod. 101 D 5 |
Dv-2 |
* |
Deventer, Stads- of Athenaeumbibliotheek, cod. 101 F 9. |
Dv-3 |
* |
Deventer, Stads- of Athenaeumbibliotheek, cod. 101 F 10. Zie bij Dv-7. |
Dv-4 |
* |
Deventer, Stads- of Athenaeumbibliotheek, cod. 101 F 11. Zie bij B-8, Dv-7, Dv-8. |
Dv-8 |
|
Deventer, Stads- of Athenaeumbibliotheek, cod. 101 F 12. |
Dv-5 |
* |
Deventer, Stads- of Athenaeumbibliotheek, cod. 101 F 13. Zie bij Dv-7. |
Dv-7 |
|
Deventer, Stads- of Athenaeumbibliotheek, cod. 101 F 15. |
- |
|
Düsseldorf, Hauptstaatsarchiv, cod. G V 1. Zie bij Ar-2. |
Dü-1 |
* |
Düsseldorf, Universitäts- und Landesbibliothek, cod. C 20 (Leihgabe). Genoemd bij ‘ubi?’. |
Dü-4 |
|
Düsseldorf, Universitäts- und Landesbibliothek, cod. C 21 (Leihgabe). |
Dü-2 |
* |
Düsseldorf, Universitäts- und Landesbibliothek, cod. C 23 (Leihgabe). Zie inleiding en bij Ds-9, Dü-3, Dü-4. |
Dü-3 |
|
Düsseldorf, Universitäts- und Landesbibliothek, cod. C 25 (Leihgabe). |
Dü-5 |
|
Düsseldorf, Universitäts- und Landesbibliothek, cod. C 120 (Leihgabe). |
Gt-4 |
* |
Gent, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. 123. Zie inleiding; zie voorts bij Gh-22. |
Gt-1 |
* |
Gent, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. 529. Zie inleiding. |
Gt-2 |
* |
Gent, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. 896. |
| |
| |
Gt-3 |
* |
Gent, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. 1080. Zie bij Gh-21. |
Gt-5 |
|
Gent, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. 1269. |
- |
|
Gent, Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, cod. 10. Zie bij Kö-5. |
Gö-1 |
* |
Göttingen, Niedersächsische Staats- und Universitatsbibliothek, cod. Theol. 200. |
- |
|
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 70 E 13. Zie bij Kö-5. |
Gh-1 |
* |
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 70 E 14. Zie inleiding. |
Gh-2 |
* |
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 70 E 15. |
Gh-3 |
* |
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 70 H 40. Zie inleiding; zie voorts bij Dü-4. |
Gh-17 |
|
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 70 H 42. |
Gh-20 |
|
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 71 G 62. |
Gh-21 |
|
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 71 H 6. |
Gh-16 |
|
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 71 H 6: schutbladen. |
Gh-23 |
|
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 71 H 8. |
Gh-22 |
|
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 71 H 65. |
Gh-4 |
* |
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 73 D 9. |
- |
|
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 73 E 26. Zie bij Gt-5. |
Gh-5 |
* |
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 73 E 33. Zie inleiding, voorts genoemd bij ‘ubi?’. |
Gh-6 |
* |
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 73 H 11. |
Gh-7 |
* |
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 75 E 16. |
Gh-8 |
* |
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 75 E 17. Genoemd bij ‘ubi?’. |
Gh-9 |
* |
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 78 F 1. Zie inleiding. |
Gh-10 |
* |
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 129 G 9. |
Gh-11 |
* |
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 131 G 11. Zie inleiding; zie voorts bij Gh-15, Ld-14. |
Gh-15 |
|
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 131 G 11: fragmenten in de band. |
- |
|
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 133 B 13. Zie bij Pa-2. |
Gh-12 |
* |
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 133 B 17. |
Gh-13 |
* |
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 133 E 6. Zie inleiding, voorts genoemd bij Dv-7, Dü-4. |
- |
|
's-Gravenhage, Koninklijke Bibliotheek, cod. 133 M 1. Zie bij Ld-16. |
Gh-14 |
* |
's-Gravenhage, Museum Meermanno-Westreenianum, cod. 10 E 15. |
Gh-19 |
|
's-Gravenhage, Museum Meermanno-Westreenianum, cod. 10 F 9. |
Gh-18 |
|
olim 's-Gravenhage, Aloysiuscollege, cod. 4. |
Ha-1 |
* |
Haarlem, Stadsbibliotheek, cod. 187 D 5. |
Hv-1 |
* |
Hannover, Niedersächsische Landesbibliothek, cod. I 189a. |
Ks-2 |
* |
Kassel, Landesbibliothek und Murhardsche Bibliothek, 2o Ms. poet. et roman. 41. |
Ks-1 |
* |
Kassel, Landesbibliothek und Murhardsche Bibliothek, 2o Ms. theol. 56. Zie inleiding. |
Kö-1 |
* |
Köln, Historisches Archiv, cod. GB 88. Zie bij Ds-6. |
Kö-5 |
|
Köln, Historisches Archiv, cod. W 25. |
Kö-2 |
* |
Köln, Historisches Archiv, cod. W 155. |
Kö-3 |
* |
Köln, Historisches Archiv, cod. W 165. Zie bij B-7, B-8, Ds-7, Dü-5. |
| |
| |
Kö-4 |
* |
Köln, Historisches Archiv, cod. W 169. |
Kö-6 |
|
Köln, Historisches Archiv, cod. W 173 (opgenomen onder voorbehoud). |
La-1 |
|
olim Laren, privé-collectie dr. F.N. Sickenga. |
Ld-1 |
* |
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. B.P.L. 61. |
Ld-2 |
* |
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. B.P.L. 86. Genoemd bij ‘ubi?’. |
Ld-13 |
|
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. B.P.L. 2160. |
Ld-12 |
|
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. B.P.L. 2383. |
Ld-19 |
|
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. B.P.L. 2454/7. |
Ld-18 |
|
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. B.P.L. 2454/18. |
Ld-17 |
|
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. B.P.L. 2708. |
Ld-20 |
|
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. Ltk. 222. |
Ld-14 |
|
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. Ltk. 251. |
Ld-3 |
* |
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. Ltk. 263. |
Ld-15 |
|
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. Ltk. 272. |
Ld-4 |
* |
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. Ltk. 273. Zie bij Ld-11. |
Ld-16 |
|
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. Ltk. 274. |
Ld-11 |
|
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. Ltk. 275. |
Ld-5 |
* |
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. Ltk. 278. Zie inleiding; zie voorts bij Gh-18. |
Ld-6 |
* |
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. Ltk. 279. Zie inleiding. |
Ld-7 |
* |
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. Ltk. 280. Zie inleiding, voorts bij Ld-17, Gh-15. |
Ld-8 |
* |
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. Ltk. 281. |
Ld-9 |
* |
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. Ltk. 283. Genoemd bij Nm-3. |
Ld-10 |
* |
Leiden, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, cod. Ltk. 1761, 1761a. |
L-3 |
* |
London, British Library, cod. Add. 10287. |
L-5 |
|
London, British Library, cod. Add. 11417. |
L-1 |
* |
London, British Library, cod. Add. 18162. Zie inleiding. |
L-2 |
* |
London, British Library, cod. Add. 20034. |
L-6 |
|
London, University College Library, Ms. Germ. 9. |
L-4 |
* |
London, University College Library, Ms. Germ. 17. Zie bij B-8, Ds-7. |
Mt-1 |
* |
Maastricht, Rijksarchief Limburg, cod. 167 I 1. |
- |
|
Maastricht, Stadsbibliotheek, cod. 111. Zie bij Dv-7. |
Ma-1 |
|
Manchester, John Rylands Library, cod. Dutch 10. |
Me-1 |
|
Mechelen, Stadsarchief, zonder signatuur. Zie ook inleiding. |
- |
|
München, Bayerische Staatsbibliothek, clm 13029. Zie inleiding. |
M-1 |
|
München, Bayerische Staatsbibliothek, cgm 5250/33b. |
Mü-1 |
* |
Münster, Staatsarchiv, Msc. VII 2b. |
Mü-3 |
|
Münster, Universitätsbibliothek, cod. N.R. 301: bandfragment (opgenomen onder voorbehoud). |
- |
|
olim Münster, Universitätsbibliothek, cod. 223. Zie bij Dü-4. |
Mü-2 |
* |
Münster-Albachten, Haus Alvinghof, cod. 71. Zie inleiding; zie voorts bij Ar-2. |
Ny-1 |
* |
New York, Pierpont Morgan Library, cod. 868. Zie bij Pa-2. |
Nm-1 |
* |
Nijmegen, Gemeentearchief, Rooms Katholiek Weeshuis 954 (62). Zie bij Ld-11, Ld-16. |
| |
| |
Nm-2 |
* |
Nijmegen, Universiteitsbibliotheek, cod. 303. |
Nm-3 |
|
Nijmegen, Universiteitsbibliotheek, cod. 311. |
N-1 |
* |
Nürnberg, Germ. Nationalmuseum, cod. 8826. |
O-1 |
* |
Oxford, Bodleian Library, Ms. Dutch b 2, f. 4. |
O-2 |
|
Oxford, Bodleian Library, Ms. Dutch e 2. |
Pa-1 |
* |
Paris, Bibliothèque nationale de France, cod. All. 35. |
Pa-2 |
|
Paris, Bibliothèque nationale de France, cod. Neerl. 129. |
P-1 |
* |
olim Praag, Neustädter Gymnasialbibliothek, cod. 645. |
Sk-1 |
* |
Stockholm, Kungliga Biblioteket, cod. A 159. Zie inleiding. |
Sk-2 |
* |
Stockholm, Kungliga Biblioteket, cod. A 217. |
Tb-1 |
|
Tilburg, Bibliotheek Katholieke Universiteit Brabant, cod. Brabantcollectie KHS 3. |
Tr-1 |
* |
Trier, Stadtbibliothek, cod. 812/1339. |
Tr-2 |
* |
Trier, Stadtbibliothek, cod. 1185/487. Zie bij Dü-5. |
Tr-4 |
|
Trier, Stadtbibliothek, cod. 1189/2023 (opgenomen onder voorbehoud). |
Tr-3 |
* |
Trier, Stadtbibliothek, cod. 1191/492. Zie bij Dü-5. |
Ut-1 |
* |
Utrecht, Centraal Museum, zonder signatuur (cat.nr. 1569). Zie inleiding, voorts bij Gh-21. |
Ut-2 |
* |
Utrecht, Universiteitsbibliotheek, cod. 5 F 12. |
W-1 |
* |
Wien, Österreichische Nationalbibliothek, cod. 15.418. |
- |
|
Wien, Österreichische Nationalbibliothek, cod. ser. nov. 12827. Zie bij Gh-18. |
Wo-2 |
* |
Wolfenbüttel, Herzog August Bibliothek, cod. 14.21 Aug. 4o. Zie bij B-8, Dv-7, Gh-21. |
Wo-1 |
* |
Wolfenbüttel, Herzog August Bibliothek, cod. 80,5 Aug. 2o. Zie inleiding. |
Wü-1 |
* |
Würzburg, Universitätsbibliothek, cod. M.ch. q. 144. |
| |
Drukken van het Passionael
d-1 |
* |
Gheraert Leeu, Gouda 1478. |
(Campbell nr. 1755) |
d-2 |
* |
Gheraert Leeu, Gouda 1480. |
(Campbell nr. 1756) |
d-3 |
* |
Jan Veldener, Utrecht 1480. |
(Campbell nr. 1757) |
d-4 |
* |
[J.J. van der Meer], Delft 1482. |
(Campbell nr. 1758/59) |
d-5 |
* |
[J.J. van der Meer], Delft 1484. |
(Campbell nr. 1760/61) |
d-6 |
* |
Ludovicus van Renchen, Köln 1485. |
(Copinger nr. 6507) |
d-7 |
* |
[J.J. van der Meer], Delft 1487. |
(Campbell nr. 1763/64) |
d-8 |
* |
[Chr. Snellaert], Delft 1489. |
(Campbell nr. 1765) |
d-9 |
* |
Peter van Os, Zwolle 1490. |
(Campbell nr. 1766) |
d-10 |
* |
H. Eckert van Hombergh, Delft 1499-1500. |
(Campbell nr. 1767) |
d-11 |
* |
H. Eckert van Hombergh, Antwerpen 1505. |
(Nijhoff/Kronenberg nr. 1193) |
d-12 |
* |
Wolfgang Hopyl, Paris, voor Willem Houtmart, Brussel 1505. |
(Nijhoff/Kronenberg nr. 1194) |
d-13 |
* |
H. Eckert van Hombergh, Antwerpen 1516. |
(Nijhoff/Kronenberg nr. 1195) |
| |
Overige drukken
d-14 |
Dat boeck van onser liever vrouwen miraculen. [J.J. vdMeer & M. Yemantsz., Delft? 1477-1478]. |
(Campbell nr. 299) |
| |
| |
d-16 |
Sinte Katherinen Legende. Govaert Bac, Antwerpen [± 1496]. |
(Campbell nr. 1101) |
- |
Sinte Augustinus Legende. Claes de Grave, Antwerpen 1513. |
Zie bij Br-27. (Nijhoff/Kronenberg nr. 150) |
d-15 |
Dit sijn die miraculen van onse lieue vrouwe. Hugo Jansz van Woerden, Leiden 1503. |
(Nijhoff/Kronenberg nr. 1527) |
| |
Literatuur
Axters, S.G.: Bibliotheca Dominicana Neerlandica Manuscripta 1224-1500 (= Bibliothèque de la Revue d'histoire ecclésiastique, 49). Leuven (Univ) 1970. |
Becker, A.: Die deutschen Handschriften der Stadtbibliothek zu Trier. Trier (Lintz) 1911. |
Benz: Iacobus de Voragine, Legenda aurea. Deutsch von Richard Benz. Twee delen. Jena (Diederichs) 1917-1921. |
Berg, M.K.A. van den: Letterkunde 274, een Middelnederlands martyrologium uit een Haarlems klooster. Hilversum (eigen beheer) 19852. |
Berteloot, A.: Herzog Librandus von Burgund. Ein frommer Fürst im Dickicht der niederländischen Legenda aurea-Tradition. Blz. 121-142 in: Ons Geestelijk Erf 70 (1996). (1996a) |
Berteloot, A.: De wet, de rechter en de beul. Lexicale variatie in de Legenda aurea. Blz. 393-423 in: Leuvense Bijdragen 85 (1996). (1996b) |
Berteloot, A.: Die Legenda aurea am Rhein, Maas und IJssel. Blz. 9-38 in: R Schlusemann & P. Wackers (red.): Die spätmittelalterliche Rezeption Niederländischer Literatur im deutschen Sprachgebiet (= Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik, 47). Amsterdam (Rodopi) 1997. |
Biemans, J.A.A.M.: Middelnederlandse bijbelhandschriften (= Corpus Sacrae Scripturae Neerlandicae Medii Aevii, catalogus). Leiden (Brill) 1984. |
Boeren, P.C.: Sint Bernardinus in de Nederlanden (15e eeuw). Blz. 93-104 in: A. Ampe (red.), Dr. L. Reypens-Album. Opstellen aangeboden aan Prof. Dr. L. Reypens s.j. ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag op 26 februari 1964. Antwerpen (Ruusbroec-genootschap) 1964. |
Boeren, P.C.: Catalogus van de handschriften van het Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum. 's-Gravenhage (Staatsuitgeverij) 1979. |
Borchling, C.: Mittelniederdeutsche Handschriften. Vier Reiseberichte (= Nachrichten von der Königlichen Gesellschaft der Wissenschaften zu Göttingen). Göttingen 1899-1913. |
Bosch, P. van den: Studiën over de observantie der Kruisbroeders in de vijftiende eeuw. Diest (Lichtland) 1968. |
Bouwstoffen. Eerste gedeelte (A-F) door dr. Willem de Vreese. Tweede gedeelte (G-Z) door dr. G.I. Lieftinck. In het tiende deel van het Middelnederlandsch Woordenboek door E. Verwijs en J. Verdam, voltooid door F.A. Stoett. 's-Gravenhage (Nijhoff) 1927-1941. |
Bushey, B.C.: Die deutschen und niederländischen Handschriften der Stadtbibliothek Trier bis 1600. Wiesbaden (Harrassowitz) 1996. |
Campbell, M.F.A.G.: Annales de la Typographie Néerlandaise au XVe Siècle. 's-Gravenhage (Nijhoff) 1874. |
| |
| |
Catalogus Codicum Manuscriptorum Bibliothecae Regiae I. Libri Theologici. 's-Gravenhage 1922. |
Clasen S. & J. van Gurp: Nachbonaventurianischen Franziskusquellen in niederländische und deutsche Handschriften des Mittelalters. Blz. 434-482 in: Archivum Franciscanum Historicum 49 (1956). |
Copinger, W.A.: Supplement to Hains repertorium bibliographicum. Milaan 1950 = herdruk editie London 1895-1902. |
Coveney, D.: A Descriptive Catalogue of Manuscripts in the Library of University College London. London 1935. |
Daniels, L.M.F.: Van den seven ghetijden der passien ons Heren. Blz. 186-235 in: Ons Geestelijk Erf 16 (1942). |
Degering, H.: Kurzes Verzeichnis der germanischen Handschriften der Preußischen Staatsbibliothek. Drie delen. Graz 1970 = herdruk editie Leipzig 1925-1932. |
Deschamps, J.: De Middelnederlandse vertalingen van de Legenda aurea van Jacobus de Voragine. Blz. 21-22 in: Handelingen van het 22e Nederlandse Philologencongres. Groningen 1952. |
Deschamps, J.: Tentoonstelling van Middelnederlandse handschriften uit de beide Limburgen. Catalogus Hasselt (provinciale bibliotheek) 1954. |
Deschamps, J.: Fragmenten van twee Middelnederlandse levens van Sint-Trudo. Blz. 219-285 in: Handelingen der Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis 16 (1962). |
Deschamps, J.: De Middelnederlandse handschriften van de grote en de kleine ‘Der Sielen troest’. Blz. 111-167 in: Handelingen van de Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis XVII (1963). |
Deschamps, J.: Middelnederlandse handschriften uit Europese en Amerikaanse bibliotheken. Leiden (Brill) 19722. |
Deschamps, J.: Middelnederlandse handschriften in de Koninklijke Bibliotheek Albert I, Brussel. Vierde reeks (1952-1977). Blz. 657-689 in: Archief- en Bibliotheekwezen in België, XLVIII (1977). |
Deschamps, J.: De ‘Vita Christi’ van Ludolf van Saksen in het Middelnederlands. Blz. 157-176 in: Historia et Spiritualitas Cartusiensis. Colloquii Quarti Internationalis. Destelbergen (De Grauwe) 1983. |
Deschamps, J.: Drie fragmenten van een Middelnederlandse Bijbel afkomstig uit het kartuizerklooster te Zelem. Blz. 73-83 in: F. Hendrickx (red.): De kartuizers en hun klooster te Zelem. Tentoonstelling ter gelegenheid van het negende eeuwfeest van de orde 1084-1984 (= Diestsche Cronycke, 7). Diest (Stedelijk Museum) 1984. |
Dijk, R.Th.M. van: De bestuursvorm van het kapittel van Sion. Hollands verzet tegen het Windesheimse centralisme. Blz. 166-191 in: Archief voor de geschiedenis van de katholieke kerk in Nederland 29 (1987). |
Eeghen, I.H. van: Vrouwenkloosters en begijnhof in Amsterdam van de 14e tot het eind der 16e eeuw. Amsterdam (Paris) 1941. |
Emonds, E: De legende van Sinte Kunera in de middeleeuwen. 1922. |
Firsching, K.: Die deutschen Bearbeitungen der Kilianslegende unter besonderer Berücksichtigung deutscher Legendarhandschriften (= Quellen und Forschungen zur Geschichte des Bistums und Hochstifts Würzburg, 26). Würzburg (Schöningh) 1973. |
| |
| |
Flou, K. de: De oudste Dietsche vertaling der Gulden Legende. Blz. 183-189 in: Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, 1923. |
Flou, K. de & E. Gaillard: Beschrijving van Middelnederlandsche handschriften die in Engeland bewaard worden. Verslagen en mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, 1895. |
Gatterman, G: Handschriftencensus Rheinland. Erfassung mittelalterlicher Handschriften im rheinischen Landesteil von Nordrhein-Westfalen (= Schriften der ULB Düsseldorf, 18). Wiesbaden (Reichert) 1993. |
Gessler, J.: De Vlaamsche baardheilighe Wilgefortis of Ontcommer. Kanttekeningen bij een standaardwerk. Antwerpen (de Sikkel) 1937. |
Gheyn, J. van den: Catalogue des manuscrits de la Bibliothèque Royale de Belgique. Zes delen, Brussel 1901-1906. |
Graesse, Th.: Jacobi a Voragine Legenda Aurea. Vulgo historia Lombardica dicta. Osnabrück (Zeller) 1969 = fotografische herdruk editie 1890. |
Groot, J. de & G.S. Overdiep (ed.): Een pelgrimage naar den Sinaï anno 1217. Rotterdam (Nijgh & vDitmar) 1936. |
Gulik, E. van: De Moderne Devotie in Hoorn. Blz. 91-119 in: Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis 35 (1946). |
Heel, D. van: De tertiarissen van het Utrechtsche kapittel. Utrecht (van Rossum) 1939 (= overdruk uit het Arch. Aartsbisdom Utrecht). |
Heel, D. van: Het kapittel van de tertiarissen te Zepperen. Drie delen, in: Bijdragen voor de geschiedenis van de provincie der minderbroeders in de Nederlanden (1953), bundel 12 blz. 349-371, bundel 13 blz. 93-122, bundel 14 blz. 187-164. (1953a) |
Heel, D. van: De minderbroeders te Nijmegen. Blz. 234-256 in: Bijdragen voor de geschiedenis van de provincie der minderbroeders in de Nederlanden (1953), bundel 14. (1953b) |
Hendrickx, F. (red.): De kartuizers en hun klooster te Zelem. Tentoonstelling ter gelegenheid van het negende eeuwfeest van de orde 1084-1984 (= Diestsche Cronycke, 7). Diest (Stedelijk Museum) 1984. |
Hendrix, G.: Bernardina en Cisterciensia in de Universiteitsbibliotheek Gent. Leesboekkataloog. Gent (Univ) z.j. |
Hezenmans, J.C.A.: Reisverhaal van een kruisvaarder, uit de XIIIe eeuw. Blz. 351-368 in: De Dietsche Warande, Nieuwe Reeks 1 (1876). |
Hilg, H.: Das Marienleben des Heinrich von St. Gallen. Text unt Untersuchung. Mit einem Verzeichnis deutschsprachiger Prosamarienleben bis etwa 1520. Münster/Zürich (Artemis) 1981. |
Hoffmann, W.J.: Die ripuarische und niederdeutsche Vitaspatrum-Überlieferung im 15. Jahrhundert. Blz. 72-108 in: Jahrbuch des Vereins für niederdeutsche Sprachforschung 116 (1993). |
Hoffmann, W.J.: Die volkssprachliche Rezeption des Horologium sapientiae. Blz. 202-254 in: R. Blumrich & P. Kaiser (red.): Heinrich Seuses Philosophia Spiritualis (= Wissensliteratur im Mittelalter, 17). Wiesbaden (Reichert) 1994. |
Huisman, G.: Catalogus van de Middeleeuwse handschriften in de Universiteitsbibliotheek Nijmegen (= Miscellanea Neerlandica, 14). Leuven (Peeters) 1997. Ter perse. |
Incunabula in Dutch libraries. A census of fifteenth-century printed books in Dutch public collections. Volume I: catalogue. Nieuwkoop (de Graaf) 1983. |
| |
| |
Inventaris van de handschriften van de Koninklijke Bibliotheek. Voorlopige uitgave. 's-Gravenhage (eigen beheer). Twee delen 1988, 1993. |
Jansen-Sieben, R.: Repertorium van de Middelnederlandse Artes-literatuur. Utrecht (HES) 1989. |
Jaspers, G.J.: De blokboeken en incunabelen in Haarlems Libry. Haarlem (De Vrieseborch) 1987. |
Kan, F.J.W. (van): Leiden en de Moderne Devotie. Blz. 42-49 in: Heimwee naar de middeleeuwen. Opstellen in theologisch perspectief ter gelegenheid van het 19e lustrum van het Collegium Theologicorum c.s. F.F.F. Nemo S.S.S. Leiden 1989. |
Ker, N.R.: Medieval Manuscripts in British Libraries II. Oxford 1977. |
Kohl, W.: Das Bistum Münster I. Die Schwesternhäuser nach der Augustinerregel (= Germania Sacra, NF 3,1). Berlijn (de Gruyter) 1968. |
Kohl, W.: Die devotio moderna in Westfalen. Blz. 203-207 in: G. Jászai (red.): Monastisches Westfalen. Klöster und Stifte 800-1800. Münster 1982. |
Koorn, F.W.J.: Het kapittel van Utrecht. Blz. 131-142 in: A.J. Hendrikman, P. Bange e.a. (red.): Windesheim 1395-1995. Kloosters, teksten, invloeden (= Middeleeuwse studies, 12). Nijmegen (Univ) 1996. |
Kortenbach, C.J.: Het klooster Roma. Blz. 48-66 in: Leidsch Jaarboekje 39 (1947). |
Kreek, M.L. de: De bibliotheek van ‘Mariënwater/Maria-Refugie’. Blz. 42-56 in: Birgitta van Zweden 1303-1973. 600 jaar kunst en cultuur van haar kloosterorde. Tentoonstelling Museum voor Religieuze Kunst, Uden, 22 maart tot en met 25 mei 1986. |
Kronenburg, J.A.F.: Maria's Heerlijkheid in Nederland. Geschiedkundige schets van de vereering der H. Maagd in ons vaderland, van de eerste tijden tot op onze dagen. Acht delen. Amsterdam (Bekker) z.j. |
Kuiper, W.: A priori: Legenda aurea. Blz. 230-232 in: Madoc, Tijdschrift over de Middeleeuwen 8 (1994). |
Lambert, B.: Bibliotheca Hieronymiana Manuscripta. La tradition manuscrite des oeuvres de saint Jérôme. Tome IIIb. 's-Gravenhage (Nijhoff) 1970. |
Lieftinck, G.I.: Codices Manuscripti V. Codicum in finibus Belgarum ante annum 1550 conscriptorum qui in bibliotheca universitatis asservantur. Pars I. Leiden (Brill) 1948. |
Lieftinck, G.I. & J.P. Gumbert: Manuscrits datés conservés dans les Pays-Bas. Tome II. Les manuscrits d'origine Néerlandaise. Leiden (Brill) 1988. |
Lievens, R.: Jordanus van Quedlinburg in de Nederlanden. Een onderzoek van de handschriften (= Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, reeks VI nr. 82). Gent (Univ) 1958. |
Lomnitzer, H.: Die heilige Elisabeth in deutschen Prosalegendaren des ausgehenden Mittelalters. Blz. 52-77 in: U. Arnold & H. Liebing (red.): Elisabeth, der Deutsche Orden und ihre Kirche. Festschrift zur 700jährigen Wiederkehr der Weihe der Elisabethkirche Marburg 1983 (= Quellen und Studien zur Geschichte des Deutschen Ordens, 18). Marburg (Elwert) 1983. |
Lomnitzer, H., bespreking van Williams-Krapp 1986 in: Anzeiger für Deutsches Altertum 100 (1989), blz. 133-138. |
Maggioni, G.P.: Ricerche sulla composizione e sulla trasmissione della ‘Legenda aurea’ (= Biblioteca di Medioevo Latino, 8). Spoleto 1995. |
| |
| |
Margry, P.J.: Het Katharijneconvent te Heusden. Een onderzoek naar het boekenbezit en boekengebruik van een tertiarissenklooster in de late middeleeuwen. Blz. 148-203 in: Ons Geestelijk Erf 60 (1986). |
Masai F. & M. Wittek: Manuscrits datés conservés en Belgique. Zes delen. Bruxelles-Gand (Story Scientia) 1968-1990. |
Meinsma, K.O.: Middeleeuwsche bibliotheken. Zutphen 1903. |
Mendes da Costa, M.B.: Bibliotheek der Universiteit van Amsterdam. Catalogus der handschriften II. De handschriften der stedelijke bibliotheek met de latere aanwinsten. Amsterdam 1902. |
Menne, K.: Katalog der Hss. des Historischen Archivs der Stadt Köln. Deutsche und niederländische Handschriften. (= Mitteilungen aus dem Stadtarchiv von Köln, Sonderreihe: Die Handschriften des Archivs, Heft X, Abt. 1). Köln 1937. |
Nijhoff, W. en M.E. Kronenberg: Nederlandse Bibliographie van 1500 tot 1540. 's-Gravenhage 1923. |
Obbema, P.F.J.: Middle-Dutch manuscripts in Leiden: observations on some acquisitions of the last sixty years. Blz. 463-470 in: T. Croiset Van Uchelen e.a. (red.): Theatrum Orbis Librorum. Liber Amicorum presented to Nico Israel on the occasion of his seventieth birthday. Utrecht (HES) 1989. |
Obbema, P.F.J.: De Middeleeuwen in handen. Over de boekcultuur in de late middeleeuwen. Hilversum (Verloren) 1996. |
Obhof, U.: Das Leben Augustins im ‘Niederrheinischen Augustinusbuch’ des 15. Jahrhunderts (= Germanische Bibliothek, Rh. 3). Heidelberg (Univ) 1991. |
Overgaauw, E.A.: Codicologische beschrijving van handschrift 's-Gravenhage, KB, 78 F 1. Typoscript 1981. |
Overgaauw, E.A.:. Martyrologia uit de oude bisdommen Utrecht en Luik. Blz. 91-100 in: A.J. Geurts (red.): Ontsluiting van middeleeuwse handschriften in de Nederlanden. Verslag van studiedagen gehouden te Nijmegen, 30-31 maart 1984 (= Nijmeegse codicologische Cahiers 8-9). Nijmegen 1987. |
Overgaauw, E.A.: Martyrologes manuscrits des anciens diocèses d'Utrecht et de Liège. Etude sur le développement et la diffusion du Martyrologe d'Usuard. Twee delen. Hilversum (Verloren) 1993. |
Polvliet, C.J.: Van der Does. Blz. 25-118 in: Jaarboek van den Nederlandschen Adel 5 (1893). |
Priebsch, R.: Deutsche Handschriften in England. Twee delen. Erlangen 1896. |
Rehm, G.: Die Schwestern vom gemeinsamen Leben im nordwestlichen Deutschland. Untersuchungen zur Geschichte der Devotio moderna und des weiblichen Religiosentums. Berlin (Duncker & Humblot) 1985. |
Reynaert, J.: Catalogus van de Middelnederlandse handschriften van de Universiteit te Gent, II/1. Handschriften verworven na 1852 - deel 1. Gent (Univ) 1996. |
Ruh, K.: Bonaventura deutsch. Ein Beitrag zur deutschen Franziskaner-Mystik und - Scholastik (= Bibliotheca Germanica, 7). Bern (Francke) 1956. |
Sander Olsen, U.: Handschriften uit het Birgitinessenklooster Mariënwater te Rosmalen bij 's-Hertogenbosch. Blz. 225-254 in: W. Verbeke e.a. (red.): Serta devota in memoriam Guillielmi Lourdaux. Pars Posterior: Cultura Mediaevalis. Leuven (Univ) 1995. |
Scheurkogel, L.: Dat ander pasenael. De Noordnederlandse vertaling van de Legenda aurea. Groningen (eigen beheer) 1990. |
| |
| |
Schoengen, M.: Monasticon Batavum (= Verhandelingen der Nederlandsche Academie van Wetenschappen, afd. Letterkunde XLV). Drie delen en (door David de Kok) supplement. Amsterdam 1941-1942. |
Siewert, K.: Mittelalterliches Deutsch in Munster. Handschriften, Handschriftenfragmente, Frühdrucke (= Schriften der Universitätsbibliothek Münster, 6). Münster/New York (Waxmann) 1991. |
Slee, J.C. van: Catalogus der hss. berustende op de Athenaeum-Bibl. te Deventer. Deventer 1892. |
Staub, K.H. en Th. Sänger: Deutsche und niederländische Handschriften. Mit Ausnahme der Gebetbuchhandschriften (= Die Handschriften der Hessischen Landes- und Hochschulbibliothek Darmstadt, Band 6). Wiesbaden (Harrassowitz) 1991. |
Stracke, D.A.: De legende der H. Thecla in 't Middelnederlandsch. Blz. 333-344 in: Ons Geestelijk Erf 14 (1940). |
Taal, J.: De Goudse kloosters in de middeleeuwen. Hilversum (Brand) 1960. |
Vaske, B.A.M.: De handschriften van het Haarlemse Begijnhof. Blz. 311-348 in: Ons Geestelijk Erf 62 (1988). |
Ven, J.M.M. van de: Over Brabant geschreven. Handschriften en archivalische bronnen in de Tilburgse universiteitsbibliotheek. Deel I: Middeleeuwse handschriften en fragmenten (= Miscellanea Neerlandica, 8). Leuven (Peeters) 1994. |
Vermeeren P.J.H. & A.F. Dekker: Inventaris van de handschriften van het museum Meermanno Westreenianum. 's-Gravenhage (staatsdrukkerij) 1960. |
Vliet, Kaj van: Catalogus van de handschriften van de Bibliotheek der Vrije Universiteit te Amsterdam. Nog ongepubliceerd typoscript. |
Vooys, C.G.N. de: Middelnederlandse Marialegenden. Twee delen. Leiden (Brill) z.j. (1903) |
Vooys, C.G.N. de: Middelnederlandse legenden en exempelen. Bijdrage tot de kennis van de prozalitteratuur en het volksgeloof der middeleeuwen. Herziene en vermeerderde uitgave. Groningen (Wolters) 19262. |
Vreese, W. de: De handschriften van Jan van Ruusbroec's werken. Twee delen. Gent (Siffer) 1900-1902. |
Vreese, W. de: Sint Augustinus in het Middelnederlandsch uit de Bibliotheca Neerlandica Manuscripta. Blz. 341-373 in: Miscellanea Augustiniana. Gedenkboek samengesteld uit verhandelingen over S. Augustinus bij de viering van zijn zalig overlijden voor 15 eeuwen. Rotterdam (Paters Augustijnen) 1930. |
Warnar, G: Het leven van Augustinus en zijn preken (sermoenen) in het Middelnederlands. Leiden (bijvakscriptie) 1985. |
Watson, A.G.: Catalogue of dated and datable manuscripts, c. 700-1600 in the department of manuscripts. London (British Library) 1979. |
Williams-Krapp, W.: Die deutschen und niederländischen Legendare des Mittelalters. Studien zu ihrer Überlieferungs-, Text- und Wirkungsgeschichte. Tübingen (Niemeyer) 1986. |
Ypma, E.: Het generaal kapittel van Sion. Zijn oorsprong, ontwikkeling en inrichting. Nijmegen/Utrecht (Dekker) 1949. |
Zieleman, G.C.: Middelnederlandse epistel- en evangeliepreken (= Kerkhistorische Bijdragen, 8). Leiden (Brill) 1978. |
|
-
voetnoot1
- Sinds de eerste opzet van het Project Passionael weet ik me bemoedigd door de twee specialisten bij uitstek, Jan Deschamps en Werner Williams. Ook aan het bronnensupplement hebben beiden met enthousiasme meegewerkt, evenals Werner Hoffmann. Nog vele anderen ben ik dankbaar voor hun betrokkenheid; met name Anne Bollmann, Irmgard Bröning, Rob Deckers, Barbara Fleith, Brigitte Gullath, Jos Hermans, Wim Huijsmans, Gerda Huisman, Ria Jansen-Sieben, Dieter Lange, Helmut Lomnitzer, Ute Obhof, Eef Overgaauw, Mechthild Ragg, Hans Scheurkogel, Kees Schutgens, Hildegard Schwickerath en Susan Stead.
Prof. Lomnitzer was ernstig ziek, toen ik hem leerde kennen. Hij is op 21 juni 1997 overleden.
-
voetnoot2
- De Dominicuslegende leverde tevens het motto bij deze inleiding. De tekst is geciteerd naar het in Mechelen ontdekte handschrift, dat in het supplement als Me-1 zal worden besproken (fol. 3rb).
-
voetnoot3
- Handschriften zal ik veelal verkort aanduiden. Een bruikbaar systeem voor de codering is aangereikt bij Williams-Krapp 1986; aanvullende sigla worden voorgesteld in het supplement. Van alle bronnen vindt men de signatuur in het register.
-
voetnoot4
- De Flou heeft reeds een kartuizer vermoed, zoals thans algemeen wordt aangenomen. Baanbrekend vors- en denkwerk is verricht door De Bruin en Coun; een helder overzicht van de discussie bij Deschamps 1984, blz. 73-78, met literatuuropgave.
-
voetnoot5
- De Legenda aurea is ingericht naar het kerkelijk jaar, beginnend in november met Advent, en daar eindigend met Kerkwijding. Alleen het laatste gedeelte vinden we in het Brugse handschrift, dat opent met Maria tenhemelopneming (vierdag 15 augustus).
-
voetnoot6
- Op grond van de distributie zal Williams-Krapp de Marinalegende hebben opgenomen in zijn voorlopig overzicht van het ZLA-corpus (1986, blz. 110-113); andere legenden met een vergelijkbare overlevering kregen niet het voordeel van de twijfel. Nu er concrete plannen zijn voor een ZLA-editie (cf. Kuiper, blz. 232) wordt de authenticiteitskwestie van zulke teksten urgent.
-
voetnoot7
-
Maggioni 1995 onderscheidt vier geautoriseerde LA-lezingen; een proeve van zijn aangekondigde teksteditie is reeds opgenomen. Bruno Hauptli werkt op basis van handschrift München, BS, Clm. 13029 aan een kritische editie van de oudst bekende LA-bronnen, die vergezeld gaat van een moderne vertaling in het Duits. Hij liet weten dat het eerste deel in 1998 zal verschijnen.
-
voetnoot8
- Aldus gemarkeerde varianten uit de ZLA- en NLA-traditie waren het criterium bij de samenstelling van het bronnensupplement, ongeacht de reden van inhoudelijke verschillen. Nu eens zal de gebruikte grondtekst ‘beter’ zijn geweest, dan weer gecorrumpeerd, dan weer zal een vertaler hebben ingegrepen. De kwestie speelt een ondergeschikte rol, zolang het om de identificatie van teksten gaat. De onafhankelijk (bijv. door Dirc van Delf, Dirc van Herxen) in het Middelnederlands vertaalde LA-teksten moesten hier buiten beschouwing blijven.
-
voetnoot9
- Vgl. inhoudelijk Kronenburg, deel III blz. 250-251. Enkele visioenen met verwante elementen (echter zonder de speren en zonder Franciscus) gaan in de Legenda aurea vooraf; één daarvan wordt door Kronenburg naverteld naar d-3 op blz. 249-250.
-
voetnoot10
-
Berteloot 1996b, blz. 418; overigens uitsluitend geïllustreerd met lexicale varianten. Cf. Berteloot 1997, blz. 29-34.
-
voetnoot11
- Bij uitzondering ook in handschrift Ut-1, temidden van een reeks toevoegingen op fol. 63ra-64va. In Ut-1 vinden we overwegend een *Y1-lezing, die hierna als Utrechtse bewerking wordt besproken. Zoals we nog zullen zien sluit dit geenszins uit dat de tekst aan NLA of *Y2 werd ontleend, zelfs indien copiiste Ut-1 de Marinalegende overnam uit haar *Y1-legger. Alleen gericht onderzoek kan in de toekomst uitsluitsel geven.
-
voetnoot12
-
Berteloot 1996a spreekt van ‘systematische relatinisering’ in een vroege fase en meent de bewerker aan zijn aanpak te herkennen (blz. 141). Vergelijk in dit opzicht ook Hoffmann 1994, blz. 207.
-
voetnoot13
-
Williams-Krapp 1986 (blz. 175) meldt dat *Y1 beduidend minder mirakelen bevat. Dan zou toch de vraag moeten rijzen of *Y2 wél die ontbrekende mirakelen bevat en zo ja, of de vertaling overeenkomt met die van *X1.
-
voetnoot14
- Op een corruptie in de Latijnse grondtekst duidt bijv. NLA Bo-2, 136va: ‘Gaet ende coept honde’ (vade et eme carnes, 106,20), waar de ZLA leest ‘Ganc ende coepe vleesch’ (Br-1, 108rb). Het omgekeerde meermalen in Petrus Exorcista, bijv. NLA Gt-4, 233rb: ‘doe dede hi archemyus ende sijn wijf beyde leuende grauen inder aerden’ (in terra cum uxore obrui jussit, 344,24), waar de ZLA leest ‘so dede hine met sinen wiue neder inden kerker werpen’ (Br-12, 162vb). Slechts een enkele keer kennen ZLA en NLA dezélfde afwijking van Graesse, zoals wanneer Silvester zou zijn geboren ‘van een koningin, geheten Justa’ (a matre re et nomine justa, 70,13). Aan deze Silvester verschijnt in beide vertalingen ‘sint Pieter’ (sanctus spiritus ei apparuit, 78,30), en zeker hiermee komt een dubieuze variant in de editie-Graesse aan het licht (cf. Benz II, 569).
-
voetnoot15
- Om praktische redenen werd de omvangrijke Legenda aurea wel in twee of meer delen gebonden. In de Middelnederlandse tradities varieert de grens tussen zomer- en winterstuk, vgl. Williams-Krapp 1986, blz. 159. Eindigend met Gervasius (viering 19 juni) volgt Bo-2 een gangbare indeling, die het zomerstuk laat openen met Sint Jan (24 juni); mogelijk behoort deze indeling tot de oorspronkelijke NLA. Bij het Gentse handschrift spelen andere factoren; hier zijn enkele katernen onbeschreven, en zo breekt ook de tekst van Margriete plotseling af, als een nieuw katern begint. De viering van Margriete valt op 13 juli.
-
voetnoot16
- Gt-4 besluit met een samengesteld Catharinaleven, waarbij een korte tekst teruggaat op NLA en ZLA. Zie bronnensupplement.
-
voetnoot17
- Het NLA-corpus tot en met Margriete omvat 77 teksten, de LA-proloog meegerekend. Uit de rest van het zomerstuk kennen we in niet-bewerkte vorm althans 16 complete legenden, waaronder Cecilia (22 november), Catharina (25 november) en Barlaam (27 november). Uit talrijke tussenliggende legenden kon inmiddels verspreid NLA-materiaal worden geïdentificeerd.
-
voetnoot18
-
Deschamps 1972, blz. 200-203. Het handschrift opent met Sint Jan de Doper (24 juni), zodat de serie teksten aansluit op het NLA-winterstuk van Bo-2. Een verdwaalde NLA-legende van Marcellinus (26 april) wordt in Wo-1 na enkele regels afgebroken met de woorden ‘dit steet int ander bueck’ (16rb).
-
voetnoot19
- In de NLA is veelvuldig sprake van ‘quade onghelouige arriaens’ (Scheurkogel 1990, blz. 148, 153, 161). In dit geval moet, bij gebrek aan paralleltekst, onduidelijk blijven in hoeverre de copiist van Wo-1 verantwoordelijk is voor de formulering. De kwestie, relevant voor een NLA-editie, is voor de NLA-oorsprong van ondergeschikt belang.
-
voetnoot20
- Dit martyrologium is vervlochten in NLA-winterstuk Gh-9, alsmede in NLA-gedeelten van de gemengde handschriften L-1 en Gh-1 (Scheurkogel 1990, blz. 66-67, 69); vgl. Ut-1, 211rb-va. Nu het filiatie-onderzoek verder is gevorderd, vermoed ik dat we in zomerstuk Wo-1 met hetzelfde martyrologium te maken hebben. Zie ook Overgaauw 1981 en Overgaauw 1993, blz. 484.
-
voetnoot21
- Niet in Am-2, 94vb. In de lezing van het naast verwante handschrift Ld-7 suggereert ‘in eenen huuse dair vrouwen in waren’ (84rb) misschien verwantschap met de lezing van Ld-5 (‘In eenre vrouwen huys’, 60vb), waarop ik nog terug zal komen.
-
voetnoot22
- Deze aanduiding is niet bedoeld om iets over de oorsprong van de bewerkingen te suggereren, maar om een stemmatische aanduiding te vermijden. Ze correspondeert (ten dele) met de herkomst van de diverse bronnen, waarvan ik in dit bestek slechts de belangrijkste kan noemen. De waarnemingen van Williams-Krapp 1986 en Scheurkogel 1990, waarnaar ik in voetnoten zal verwijzen, krijgen veelal een andere interpretatie in de huidige, hier voorlopig geschetste analyse.
-
voetnoot23
- Bedoeld is de Duitse Nederrijn; Dü-2 is afkomstig uit Marienvrede bij Wesel (Ringenberg). De lezing werd door Wülliams-Krapp bij *Y1.2 ondergebracht; hiertoe behoort tevens de nog onbewerkte selectie Gh-3, afkomstig uit dezelfde streek. Verwant zijn waarschijnlijk ZLA-legenden in Gh-13 (zie ook bronnensupplement). Op een *Y1-lezing moet gedeeltelijk nog handschrift L-1 teruggaan, dat ik hier buiten beschouwing zal laten. L-1 bevat meerdere lezingen (Williams-Krapp 1986 blz. 175, 181) en de tekst werd, deels met behulp van de NLA, danig bewerkt (Scheurkogel 1990 blz. 40-41, 66-67).
-
voetnoot24
-
Berteloot 1996b rekent alle bronnen uit de noordelijke *Y1-traditie tot een ‘Utrechtse redactie’, uitgezonderd L-1. Ik stel voor de term ‘Utrechts’ althans te beperken tot de door hem in Utrecht gelokaliseerde handschriften. We zijn dan terug bij de lezing die als *Y1.5 werd besproken bij Williams-Krapp 1986 (blz. 179-180) en als RED-I bij Scheurkogel 1990 (blz. 61-63).
-
voetnoot25
- Het bestaan van een NLA-legende van Petrus Exorcista wordt onaannemelijk geacht door Berteloot 1996b (blz. 399-400), en wel omdat ze niet voorkomt in Mü-2 of Wo-1. Zo nogmaals Berteloot 1997, blz. 34. Bij alle verbazing over de heterogene samenstelling van Mü-2 (ruim tachtig legenden, waarvan 12 NLA) ontgaat mij waarom copiist in dit geval zo nodig voor de NLA-lezing had moeten kiezen. In zomerstuk Wo-1 hoort de legende niet thuis. Dat copiist evenwel de tekst passeerde in de NLA-winterserie waarmee het LA-aanhangsel besluit (fol. 177ra-179vb), spreekt vanzelf. Kort tevoren had hij daar nog een reeks legenden afgeschreven uit een nieuwe legger (hetzij *X1, hetzij een vroege *Y1-lezing), waaronder ZLA Petrus Exorcista op fol. 155va-155vb. Geheel los hiervan staat de vraag, op welke gronden Berteloot de Utrechtse legende als ZLA-tekst denkt te kunnen identificeren (1996b, blz. 419). Een tekstkritische aanleiding daartoe heb ik niet gezien (Scheurkogel 1990, blz. 91). Berteloot meent echter dat elke overeenkomst tussen het Utrechtse zomerstuk en de NLA op lexicale toevalligheden berust, en dat het tegendeel nog dient te worden bewezen (1997, blz. 31). Voor enkele gemarkeerde varianten van ZLA en NLA, zie voetnoot 14.
-
voetnoot26
- NLA Thais in Ut-1, 149va-150vb. Niet in Am-2; winterstuk Am-1 geeft reeds de Thaislegende uit het Vaderboec, als in Ks-1.
-
voetnoot27
- De Hollandse bewerking volgt Ut-1 bijvoorbeeld in de Gervasiuslegende, fol. 1 lra-12rb. In deze tekst is aantoonbaar NLA-materiaal verwerkt; zie ook Gh-15 in het supplement.
-
voetnoot28
- Cf. eerste observaties bij Williams-Krapp 1986 blz. 177-179 (*Y1.4), en bij Scheurkogel 1990 blz. 63-69 (RED-II).
-
voetnoot29
- In Gh-9 is het winterstuk samengebonden met een deel van het zomerstuk (vanaf het veertiende katern, op ander papier). Overgaauw 1981 heeft gewezen op de codicologische overeenkomsten tussen Gh-9 (oude signatuur: XXV) en Gh-5 (XXVI). Het zomergedeelte lijkt toegevoegd opdat Gh-9 beter bij een reeds voorhanden Gh-5 zou aansluiten. In dit gedeelte volgt Gh-9 voor enkele legenden een *Y2-lezing, net als Gh-5.
-
voetnoot30
- Het markante amptman maakt een eind aan elke twijfel. Het is, als hier, de gangbare NLA-vertaling van praefectus. In de ZLA komt amptman niet voor, maar in de NLA wordt het steevast gebruikt voor allerhande plechtige functies, als consularis (30,31), proconsul (437,12), iudex (272b,10; 344,15), minister (782,33) en praeses (40,37; 117b,15; 167b,12).
-
voetnoot31
- Deze correcte variant zal tot de authentieke NLA-lezing behoren, evenals saec. Relatinisering door de copiist van Wo-1 ligt als gezegd niet voor de hand, en uit zijn ZLA-legger kan hij het ook al niet hebben. Vermoedelijk ontbrak vroemelijcken niet alleen in de NLA-lezing van het Gentse handschrift (hier geciteerd omdat Gt-4 vrij is van ZLA-invloed), maar ook in de NLA-tekst die voor de Hollandse bewerking werd geraadpleegd.
-
voetnoot32
-
Berteloot 1996a. Op een vergelijkbare plaats (Graesse 364,14) leest de ZLA ‘die coninck vanden lombarden’ (Gh-1, 94rb), maar in de NLA-traditie vinden we ‘den coninc van lombaerdien’ (Gt-4, 245ra).
-
voetnoot33
- Cf. Dü-2: ‘Och off ick des aelden mans doit seeghe ende die here van alder werlt’, 51vb.
-
voetnoot34
- Het werd me door Cynthia Rhemrev als volgt uitgelegd: Gaius Caligula was zoon van Germanicus en Agrippina Maior, wier moeder Julia nadien echtgenote werd van Tyberius. Zo werd Tyberius stiefvader van Agrippina, en stief-grootvader van Gaius. Tenslotte zou Agrippina zelf, tegen haar zin, nog de vrouw van Tyberius worden (volgens haar had Tyberius hiertoe eerst Germanicus uit de weg geruimd).
-
voetnoot35
- De NLA-gedeelten vindt men naar de oude foliëring op 15va-18va, 33ra-34ra en 332va-335va; de status van een Eustaciuslegende op fol. 253rb-267vb is nog in onderzoek. De reeks uit de Hollandse bewerking is ingelast ná Pinksteren, de gewone opeenvolging doorbrekend, op fol. 61ra-73va. Voor dergelijke varianten in de Dominicusegende, zie Gh-1 170va (Graesse 469,30 en 469,32) en 171ra (Graesse 470,39). Zie ook noot 38.
-
voetnoot36
- Het behoort tot de routine van NLA-vertaler om de overtreffende trap met ‘sonderlinge’ weer te geven (Scheurkogel 1990, blz. 116). Gezien de variant ‘heymeliken’ lijkt de Nederrijnse copiist van Wo-1 dit woord onjuist te hebben geïnterpreteerd (terzijde: met een Latijnse tekst bij de hand was hem dat niet overkomen).
-
voetnoot37
- Terecht meldt Berteloot dat in de *X1-lezing herhaaldelijk verbeteringen zijn aangebracht, zodat de jongere traditie wat dichter bij het Latijn kwam te staan (1996a blz. 140-141). In dit opzicht zal vooral handschrift Br-12 nog diepgaand onderzoek vergen om de vele verbeteringen, die lijken te duiden op Middelnederlandse referentieleggers, waaronder *X1. Dat men hier tevens acht sloeg op een Latijnse tekst, blijkt uit notities op fol. 165r en 195r, over het in de legger ontbreken van een Marinalegende (vgl. noten 6 en 11).
-
voetnoot38
- Zo bij sommige passages in de Prothuslegende, als Graesse 602b, 18-603,3. Reeds de *Y1-oertekst van Bg-1 toont hier ernstige corrupties (fol. 22r) en de tekst werd drastisch gewijzigd in de Utrechtse lezing. Nieuwe aanpassingen in de Hollandse bewerking (Ld-7, 181rb) beantwoorden aan het Latijn, maar zijn mij uit de verdere ZLA-traditie tot dusver onbekend. Ook in dit geval werd de ZLA-lezing van Gh-1 (261va) verbeterd met behulp van een NLA-citaat (cf. Wo-1, 76rb-va).
-
voetnoot39
- Het vervangen van de vele leenwoorden in *Y1 en *Y2 lijkt vooral te duiden op een verschil in taalgebruik tussen noord en zuid; ze bleven immers gehandhaafd in *X1. Op vergelijkbare lexicale variatie in de vitenliteratuur attendeerde mij Anne Bollmann, waarbij ik inzage kreeg in haar transcripties van het Emmerikse susterboek en dat Cronijcsken des cloosters in Ghend. Beide teksten zullen op korte termijn worden uitgegeven.
-
voetnoot40
- Cf. Obbema 1996, blz. 30; daar afgebeeld is echter niet Ld-5, maar Ld-3.
-
voetnoot41
- Ik vermoed een dergelijk hiaat, aangezien alle ZLA-lezingen hier getuigen van een moeizame plaats. Een gedeeltijke omissie door de Utrechtse bewerker is daarbij aannemelijk, maar ook dan hebben de oudste *Y1-bronnen hier het korte hiaat gemeenschappelijk. Om tot overeenstemming met het verhaal te komen werd de plaatsnaam in Am-2 vervangen door romen (95ra): de reis ging naar de paus.
-
voetnoot42
- Het geslacht Van der Does telt verscheidene Willems, zie Polvliet 1893. Meest in aanmerking komt m.i. de Willem, wiens vader Maurijn in 1432 overleed, en die gehuwd was met Maria Boudewijnsdr. van Nieuwvliet. Zowel zijn tante Badelog als later zijn zuster Machteld waren abdis van de Leeuwenhorst te Noordwijk, zijn oom Willem was premonstratenzer abt te Middelburg.
-
voetnoot43
- Een gemarkeerde ZLA-variant in de Dominicuslegende toont Me-1, 4ra: ‘omme tferlinghen van sijnre ordenen’ (pro sui ordinis, 469,12, cf. Benz II, 592). Deze vinden we in zowel *X1 als *Y2, maar de lezing van Ld-5 oogt gecorrigeerd: ‘om den voert ganc van sinre oirde’, 61ra. De NLA leest hier ‘dat sijn oirde voirtganc moest hebben ende wassen’ (Wo-1, 40va).
-
voetnoot44
- Een gemarkeerde ZLA-variant in de Dominicuslegende toont Me-1, 3ra: ‘Ende doe daer af niemare ghinc’ (cum fames valida esset, 466,30). Deze vinden we in zowel *X1 als *Y1, maar oogt gecorrigeerd in *Y2: ‘Ende doe daer sterke duer tijt was’ (Gh-5, 24va). Reeds Ld-5 blijkt zich te onttrekken aan de fout: ‘Ende daer starke honger ende diertijt was’ (60ra), vgl. echter NLA: ‘datter inden land een groet honger ende duer tijt reess’ (Wo-1, 39va).
|